Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 824 Wijziging van diverse wetten in verband met het overzetten van bepalingen uit de Vangnetregeling Omgevingswet naar de wet in formele zin, alsmede met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
ARTIKEL X
ARTIKEL XI
ARTIKEL XII
ARTIKEL XIII
ARTIKEL XIV
ARTIKEL XV
ARTIKEL XVI
ARTIKEL XVII
ARTIKEL XVIII
ARTIKEL XIX
ARTIKEL XX
ARTIKEL XXI
ARTIKEL XXII
ARTIKEL XXIII
ARTIKEL XXIV
ARTIKEL XXV
ARTIKEL XXVI
ARTIKEL XXVII
ARTIKEL XXVIII
ARTIKEL XXIX
ARTIKEL XXX
ARTIKEL XXXI
ARTIKEL XXXII
ARTIKEL XXXIII
ARTIKEL XXXIV
ARTIKEL XXXV
ARTIKEL XXXVI
ARTIKEL XXXVII
ARTIKEL XXXVIII
ARTIKEL XXXIX
ARTIKEL XXXX
ARTIKEL XXXXI
ARTIKEL XXXXII
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die dezen zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enige gebreken van ondergeschikte
aard in diverse wetten te herstellen, de aanduiding van ministers te actualiseren
en de bepalingen uit de Vangnetregeling Omgevingswet over te zetten naar de wet in
formele zin;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Aanvullingswet geluid Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.3, tweede lid, onder a, wordt «dit saneringsplan» vervangen door «de
vaststelling van dit saneringsplan».
B
Aan artikel 3.5, eerste lid, onder a, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
8°. artikel 110f van de Wet geluidhinder niet van toepassing is als onderzoek naar de
effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen ook vereist is op grond
van regels als bedoeld in artikel 2.24 van de Omgevingswet over het beoordelen van
gecumuleerd geluid,.
C
Aan artikel 3.6, eerste lid, onder a, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
6°. artikel 110f van de Wet geluidhinder niet van toepassing is als onderzoek naar de
effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen ook vereist is op grond
van regels als bedoeld in artikel 2.24 van de Omgevingswet over het beoordelen van
gecumuleerd geluid,.
ARTIKEL II
De Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4.3 komt te luiden:
Artikel 4.3 (geldingsduur gelijkgestelde voorkeursrechten op basis van een bestemmingsplan
of inpassingsplan)
Als op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet vijf jaar of meer zijn
verstreken nadat een voorkeursrecht, gevestigd op grond van artikel 2 in samenhang
met artikel 3, eerste lid, van de Wet voorkeursrecht gemeenten respectievelijk artikel
9a, eerste lid, eerste zin, in samenhang met artikel 3, eerste lid, van die wet is
ingegaan, vervalt het voorkeursrecht van rechtswege als tien jaar zijn verstreken
na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan respectievelijk het inpassingsplan
waarop het voorkeursrecht is gebaseerd.
B
In artikel 4.6 wordt, onder vernummering van het derde lid tot vierde lid, een lid
ingevoegd, luidende:
3. Een lijst der geldelijke regelingen als bedoeld in artikel 47 van de Wet inrichting
landelijk gebied geldt als een besluit geldelijke regelingen als bedoeld in artikel
12.36 van de Omgevingswet.
ARTIKEL III
De Algemene pensioen- en uitkeringswet politieke ambtsdragers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 52b komt te luiden:
Artikel 52b
1. Onze Minister kan de belanghebbende, bedoeld in artikel 52a, verplichten zich bij
het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten begeleiden
en ondersteunen.
2. Onze Minister verstrekt de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van planmatige
begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende
arbeid.
3. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de berekeningsgrondslag, bedoeld in
artikel 53, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning, bedoeld
in het eerste lid, wordt volledig vergoed.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
b. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
B
Artikel 52b komt te luiden:
Artikel 52b
1. De belanghebbende is verplicht door een re-integratiebureau een plan op te laten
stellen voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten
zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in
artikel 52a, eerste lid, onderdeel a, en het plan, nadat het is goedgekeurd door Onze
Minister, onder begeleiding van een re-integratiebureau uit te voeren.
2. Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 52a, vierde lid, heeft de belanghebbende
vanaf het moment van zijn ontslag met in achtneming van de regels, bedoeld in het
derde lid, recht op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van het plan, bedoeld
in het eerste lid, en van de begeleiding en ondersteuning bij de uitvoering van het
plan.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de onderdelen van het plan, bedoeld in het eerste lid;
b. een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding
en ondersteuning;
c. de eisen die worden gesteld aan een re-integratiebureau als bedoeld in het eerste
lid;
d. de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het tweede lid;
e. het bedrag dat ten hoogste op grond van het tweede lid kan worden verstrekt.
4. In de regels, bedoeld in het derde lid, kan worden gedifferentieerd naar gelang de
afstand die de belanghebbende heeft tot de arbeidsmarkt.
C
In artikel 52c, eerste lid, wordt na «52a» ingevoegd «of 52b».
D
In artikel 52c vervalt «of 52b».
E
Artikel 132b komt te luiden:
Artikel 132b
1. Gedeputeerde staten kunnen de belanghebbende, bedoeld in artikel 132a, verplichten
zich bij het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid planmatig te laten
begeleiden en ondersteunen.
2. Gedeputeerde staten verstrekken de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten
van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht zoeken naar en verwerven
van passende arbeid.
3. De tegemoetkoming bedraagt ten hoogste 20% van de laatstelijk per jaar genoten wedde,
bedoeld in artikel 133, tweede lid. De verplichte planmatige begeleiding en ondersteuning,
bedoeld in het eerste lid, wordt volledig vergoed.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de aanvraag voor tegemoetkoming in de kosten;
b. de voor vergoeding in aanmerking komende kosten;
c. de eisen die worden gesteld aan de organisatie die de planmatige ondersteuning uitvoert.
F
Artikel 132b komt te luiden:
Artikel 132b
1. De belanghebbende is verplicht door een re-integratiebureau een plan op te laten
stellen voor het gericht zoeken naar en verwerven van passende arbeid, waarin de activiteiten
zijn opgenomen die noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichting, bedoeld in
artikel 132a, eerste lid, onderdeel a, en het plan, nadat het is goedgekeurd door
gedeputeerde staten, onder begeleiding van een re-integratiebureau uit te voeren.
2. Behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 132a, vierde lid, heeft de belanghebbende
vanaf het moment van zijn ontslag met in achtneming van de regels, bedoeld in het
derde lid, recht op vergoeding van daadwerkelijk gemaakte kosten van het plan, bedoeld
in het eerste lid, en van planmatige begeleiding en ondersteuning bij het gericht
zoeken naar en verwerven van passende arbeid.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:
a. de onderdelen van het plan, bedoeld in het eerste lid;
b. een tegemoetkoming voor de in het plan opgenomen activiteiten anders dan begeleiding
en ondersteuning;
c. de eisen die worden gesteld aan een re-integratiebureau als bedoeld in het eerste
lid;
d. de voor vergoeding in aanmerking te nemen kosten, bedoeld in het tweede lid;
e. het bedrag dat ten hoogste op grond van het tweede lid kan worden verstrekt.
4. In de regels, bedoeld in het derde lid, kan worden gedifferentieerd naar gelang de
afstand die de belanghebbende heeft tot de arbeidsmarkt.
G
In artikel 132c, eerste lid, wordt na «132a» ingevoegd «of 132b».
H
In artikel 132c vervalt «of 132b».
ARTIKEL IV
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 9:36 vervalt het vijfde lid.
B
Artikel 9:36a wordt vervangen door:
Afdeling 9.2.4 Openbaarheid
Artikel 9:36a
1. Bij de ombudsman berustende informatie over een onderzoek als bedoeld in artikel
9:18 of artikel 9:26, die niet is opgenomen in het rapport, is niet openbaar.
2. Voor zover een aan de ombudsman gericht verzoek op grond van de Wet open overheid
betrekking heeft op door een bestuursorgaan verstrekte informatie ten behoeve van
een onderzoek als bedoeld in artikel 9:18 of artikel 9:26, zendt de ombudsman het
verzoek ter behandeling door aan het bestuursorgaan.
ARTIKEL V
In artikel 235 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt na «een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel
5.1 lid 2 aanhef en onder a van de Omgevingswet is verleend» toegevoegd «of waarvoor
een melding voor het in gebruik nemen is gedaan, als het in gebruik nemen van het
bouwwerk of de bouwwerken die het resultaat zijn van de bouwactiviteit op grond van
artikel 4.3 lid 1, aanhef en onder a, van de Omgevingswet is verboden zonder voorafgaande
melding».
ARTIKEL VI
In artikel 1060, vijfde lid, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek wordt «bouwwerk als bedoeld in de Woningwet» vervangen door «bouwwerk als bedoeld
in de Omgevingswet».
ARTIKEL VII
In artikel 4.20, vijfde lid, aanhef, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door
«Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL VIII
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 124, vierde lid, wordt «gemeenteblad» vervangen door «provinciaal blad».
B
In artikel 124a, tweede lid, wordt voor de punt aan het slot ingevoegd «, met dien
verstande dat mededeling als bedoeld in artikel 124, vierde lid, wordt gedaan in de
Staatscourant».
C
Aan artikel 124b, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: In afwijking van
artikel 124, vierde lid, wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
ARTIKEL IX
De Huisvestingswet 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, wordt «maximale huurprijs» vervangen door «maximale huurprijsgrens».
B
In artikel 11a wordt «artikel 7:274c, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek» vervangen
door «artikel 274c, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek».
C
In artikel 11b wordt «artikel 7:271, eerste lid, tweede volzin, van het Burgerlijk
Wetboek» vervangen door «artikel 271, tweede lid, eerste zin, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek».
D
In artikel 51, vijfde lid, vervalt «van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
ARTIKEL X
De Invoeringswet Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.55, onderdeel Q, vervalt.
B
In artikel 4.1, onder n, wordt «de artikelen 11.11 en 11.12» vervangen door «de artikelen
10.32a, 11.11 en 11.12».
C
Artikel 4.6, tweede lid, onder b, wordt vervangen door:
b. een beheersverordening is vastgesteld, maar nog niet in werking getreden, blijft het
oude recht van toepassing tot dit besluit van kracht is.
D
Na artikel 4.80 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.80a0 (doorwerking omgevingsplan in beoordelingsregels ruimtelijke besluiten
Wabo)
1. Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een omgevingsvergunning
die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder
a of b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ingediend, blijft het oude
recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt, met dien verstande dat:
a. als de activiteit in overeenstemming is met artikel 2.10, eerste lid, onder c, respectievelijk
artikel 2.11 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de omgevingsvergunning
toch kan worden geweigerd als de activiteit in strijd is met het omgevingsplan,
b. als de activiteit in strijd is met artikel 2.10, eerste lid, onder c, respectievelijk
artikel 2.11 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de omgevingsvergunning
toch kan worden verleend als de activiteit in overeenstemming is met het omgevingsplan,
en
c. bij het met toepassing van artikel 6.17 van de Wet ruimtelijke ordening aan de omgevingsvergunning
verbinden van het voorschrift dat de vergunninghouder een exploitatiebijdrage is verschuldigd,
het omgevingsplan in acht wordt genomen, voor zover het gaat om een activiteit als
bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
die betrekking heeft op een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke
ordening.
2. Artikel 4.3 is in die gevallen niet van toepassing.
E
In de artikelen 4.103, vierde lid, en 5.1, derde lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening».
F
In artikel 4.110 wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat» telkens vervangen
door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
G
Na artikel 4.111 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4.111a (regels in exploitatieplannen)
1. Regels in een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet
ruimtelijke ordening worden voor de toepassing van afdeling 13.6 van de Omgevingswet
aangemerkt als:
a. voor zover het exploitatieplan op grond van artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder
m, geldt als deel van het omgevingsplan: regels als bedoeld in artikel 13.14, eerste
lid, van de Omgevingswet, of
b. voor zover het exploitatieplan op grond van artikel 4.13, tweede lid, aanhef en onder
c, van de Omgevingswet geldt als een aan een omgevingsvergunning verbonden voorschrift:
voorschriften als bedoeld in artikel 13.14, derde lid, van de Omgevingswet.
2. Als het omgevingsplan drie maanden na uitvoering van de in het exploitatieplan voorziene
werken, werkzaamheden en maatregelen geen regels over de eindafrekening van de kosten
als bedoeld in artikel 13.14, eerste lid, aanhef en onder e, onder 2°, van de Omgevingswet
bevat, stelt het college van burgemeester en wethouders op dat moment een afrekening
van dat exploitatieplan vast overeenkomstig artikel 6.20 van de Wet ruimtelijke ordening
zoals dat artikel luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
ARTIKEL XI
De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 18, eerste lid, onder g, en 21, eerste lid, onder k, wordt «artikel
1.1, eerste lid, van de Wet natuurbescherming» vervangen door «artikel 2.44 van de
Omgevingswet».
B
In artikel 141a, derde lid, onder d, wordt «als aangewezen krachtens de Wet ruimtelijke
ordening» vervangen door «waarvan de locatie bij ministeriële regeling geometrisch
is begrensd krachtens artikel 2.21a, eerste lid, van de Omgevingswet als PKB-Waddenzee».
ARTIKEL XII
De Omgevingswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2.19, vierde lid, 2.32, tweede lid, 2.34, eerste en vierde lid, 3.1,
derde lid, 4.16, tweede lid, 5.44, eerste en tweede lid, 5.44a, vierde lid, 5.44b,
eerste lid, 5.45, vierde lid, onder b, 5.46, eerste lid, aanhef, 5.53, vierde lid,
9.1, eerste lid, aanhef, 9.6, onder c, 9.8, onder d, 9.12, vierde lid, 10.15, 13.21,
13.22, eerste lid, 18.26, tweede lid, 19.18, eerste en derde lid, 20.21, tweede lid,
23.3, zevende en achtste lid, en 23.9 wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening».
B
In de artikelen 2.19, vijfde lid, onder a, aanhef en onder b, onder 3°, 2.44, eerste
tot en met derde lid, 2.45, tweede en derde lid, 2.46, eerste lid, 3.9, derde en vierde
lid, aanhef, 4.32, tweede lid, onder a, 8.1, vijfde lid, 8.2, zesde lid, 10.29, eerste
en tweede lid, 12.26, derde lid, 13.1, vijfde lid, 16.36, vijfde lid, onder b, 18.15a,
eerste lid, 18.16a, eerste lid, tweede lid, onder b, en derde lid, 18.16b, vijfde
lid, 20.18, derde lid, 22.21, eerste en tweede lid, aanhef, en 23.5a, eerste lid,
wordt «Onze Minister voor Natuur en Stikstof» vervangen door «Onze Minister van Landbouw,
Visserij, Voedselzekerheid en Natuur».
C
Artikel 3.9, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b vervalt «, waarbij die Minister rekening houdt met de vereisten op
economisch, sociaal en cultureel gebied en met de regionale en lokale bijzonderheden».
2. In de slotzin wordt «Onze Minister» vervangen door «die minister».
D
Aan artikel 9.1 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Als in de voorkeursrechtbeschikking, bedoeld in het eerste lid, onder c, is bepaald
dat met het oog op de functie waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd wordt overgegaan
tot het vaststellen van een omgevingsvisie of een programma, komt dat voorkeursrecht
alleen door vaststelling van het aangegeven document te gelden als een voorkeursrecht
op grond van het eerste lid, onder b.
E
Artikel 9.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder a, wordt «is toegedacht in een omgevingsvisie of een programma»
vervangen door «is toegedacht in een vastgestelde omgevingsvisie of een vastgesteld
programma».
2. In het eerste lid, onder a en b, wordt «is toegedeeld in het omgevingsplan» vervangen
door «is toegedeeld in een vastgesteld omgevingsplan».
3. Onder vernummering van het vierde tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Een voorkeursrecht waarvan op grond van het eerste lid de geldingsduur is verlengd,
vervalt:
a. bij een voorkeursrecht als bedoeld in het eerste lid, onder a, dat door tijdige vaststelling
van een omgevingsvisie of een programma als bedoeld in dat onderdeel is komen te gelden
als een voorkeursrecht op grond van artikel 9.1, eerste lid, onder b: drie jaar na
de vaststelling van die omgevingsvisie of dat programma, tenzij voor dat tijdstip
de functie waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd, is toegedeeld in een vastgesteld
omgevingsplan,
b. bij een voorkeursrecht als bedoeld in het eerste lid, onder b, dat door tijdige vaststelling
van een omgevingsplan als bedoeld in dat onderdeel is komen te gelden als een voorkeursrecht
op grond van artikel 9.1, eerste lid, onder a: vijf jaar na de inwerkingtreding van
dat omgevingsplan of, als die termijn met toepassing van het tweede lid is verlengd,
aan het einde van de verlengde termijn.
F
Artikel 10.10h, eerste lid, komt te luiden:
1. Een rechthebbende op een onroerende zaak gedoogt graafwerkzaamheden, meetwerkzaamheden
of het aanbrengen van tekens als dit door het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 11.4,
nodig wordt geacht voor een beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de
fysieke leefomgeving waarvoor kan worden onteigend.
G
Artikel 10.14 wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt en in de tekst wordt «Onze Minister
van Economische Zaken en Klimaat» vervangen door «Onze Minister van Klimaat en Groene
Groei».
2. De aanhef van het tweede lid alsmede de aanduiding «2.» voor dat lid vervallen, onder
verlettering van de onderdelen a tot en met e tot c tot en met g.
3. In onderdeel b wordt de punt aan het slot vervangen door een komma.
4. In de onderdelen c en d (nieuw) wordt de puntkomma aan het slot vervangen door een
komma.
5. In onderdeel g (nieuw) wordt «de Minister voor Klimaat en Energie» vervangen door
«de Minister van Klimaat en Groene Groei».
H
In artikel 12.4, tweede lid, wordt «Artikel 3, eerste lid, onderdeel r, van de Kadasterwet»
vervangen door «Artikel 3, eerste lid, onder q, van de Kadasterwet».
I
Artikel 15.23 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «het vaststellen van de schadeloosstelling» vervangen door «het
bepalen van de werkelijke waarde van de onteigende zaak».
2. In onderdeel a vervalt «, voor zover dat een overheidswerk betreft».
3. Onderdeel c komt te luiden:
c. de plannen voor de verwezenlijking van het onteigeningsbelang, bedoeld onder a, en
de werken, bedoeld onder b.
4. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
5. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Als het onteigeningsbelang waarvoor wordt onteigend geen overheidswerk betreft, wordt
voor de toepassing van het eerste lid, aanhef en onder a, wel rekening gehouden met
voordelen die zijn ontstaan door de verwezenlijking van dat belang.
J
In artikel 15.40, tweede lid, wordt «mede» vervangen door «mee».
K
Aan artikel 16.2 wordt toegevoegd «, tenzij de consolidatieplicht op grond van artikel
19 van de Bekendmakingswet is uitgezonderd».
L
Het opschrift van artikel 16.77aa komt te luiden:
Artikel 16.77aa. (beslistermijn bij jaarlijkse eindafrekening kostenverhaal)
M
In artikel 16.122, tweede lid, wordt «de artikelen 15.21 tot en met 15.25» vervangen
door «de artikelen 15.22 tot en met 15.25».
N
In artikel 18.5a wordt «Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat» vervangen
door «Onze Minister van Klimaat en Groene Groei».
O
Artikel 18.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en vierde lid, aanhef vervalt «geheel of gedeeltelijk».
2. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «artikel 5.37, tweede lid» vervangen door «artikel
5.37, derde lid».
P
In artikel 19.4, vierde lid, wordt «aanwijzigen» vervangen door «aanwijzingen».
Q
In artikel 22.5, eerste lid, wordt de komma aan het slot vervangen door een punt.
R
Aan artikel 22.6, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Als bij de vaststelling
van een omgevingsplan regels worden gesteld die gelden in afwijking van regels in
een besluit als bedoeld in de eerste zin dat nog niet komt te vervallen, kunnen in
geval van een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder m, van de Invoeringswet
Omgevingswet voor het gehele exploitatiegebied regels als bedoeld in de artikelen
13.14 en 13.15 worden gesteld.
S
Aan paragraaf 22.1.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 22.13a. (voorschriften omgevingsvergunning bouwen op verontreinigde bodem)
1. Dit artikel geldt voor een locatie waarvoor:
a. de geldende regels over het bouwen van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige
locatie in het omgevingsplan alleen de daarover in het tijdelijke deel van het omgevingsplan,
bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder c, gestelde regels omvatten, en
b. voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de bouwverordening, bedoeld in
artikel 8 van de Woningwet, een voorschrift bevatte over de toepassing van de bevoegdheid
van het bevoegd gezag om voorwaarden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen te
verbinden als het van oordeel is dat de bodem zodanig is verontreinigd dat schade
of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers van het te bouwen
bouwwerk, maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt
voor het beoogde doel.
2. Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit het bouwen
van een bodemgevoelig gebouw op een bodemgevoelige locatie die niet in strijd is met
de regels, bedoeld in het eerste lid, onder a, kan het bevoegd gezag, als het onverminderd
die regels van oordeel is dat de bodem zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar
is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers van het gebouw, in afwijking
van artikel 5.34, eerste lid, voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden die
ertoe strekken dat de bodem alsnog geschikt wordt gemaakt voor het beoogde doel.
T
Aan artikel 22.16 worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Een voorkeursrecht op een zaak die deel uitmaakt van een locatie waaraan in een projectbesluit
dat geldt als omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit een
niet-agrarische functie is toegedeeld, geldt als een voorkeursrecht als bedoeld in
artikel 9.1, eerste lid, aanhef en onder a, voor zover het gebruik van die locatie
afwijkt van de toegedeelde functie.
5. Artikel 9.4, eerste lid, aanhef en onder a en b, is van overeenkomstige toepassing
op een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 9.1, eerste lid, aanhef en onder b of
c, als de functie waarvoor het voorkeursrecht is gevestigd is toegedeeld in een projectbesluit
dat geldt als een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit.
ARTIKEL XIII
In artikel 208e, tweede lid, van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt «maximale huurprijs» vervangen door «maximale huurprijsgrens».
ARTIKEL XIV
In artikel 121, vierde lid, van de Provinciewet wordt «het provinciaal blad» vervangen door «de Staatscourant».
ARTIKEL XV
In artikel 32, tweede lid, van de Scheepvaartverkeerswet wordt «de Staatscourant» vervangen door «het publicatieblad, genoemd in artikel 1
of 2 van de Bekendmakingswet, van het openbaar lichaam waartoe het betreffende orgaan,
genoemd in artikel 2, behoort».
ARTIKEL XVI
In artikel 17, tweede lid, onder b, onder 2°, van de Spoorwegwet wordt «de artikelen 11.6 en 11.11 van de Wet milieubeheer» vervangen door «artikel
3.9, eerste lid, onder b, onder 2°, van de Omgevingswet en de regels, bedoeld in artikel
20.17, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van die wet».
ARTIKEL XVII
De Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, vervallen de aanduidingen ao tot en met e.
B
In de artikelen 3b, derde lid, en 3i, eerste lid, vervalt «onderdeel g,».
C
In artikel 3i, eerste lid, vervalt «onderdeel f,».
D
In de artikelen 7, tiende lid, en 10, eerste lid, wordt «artikel 4.20, aanhef en onder
f, van de Omgevingswet» vervangen door «artikel 4.20, aanhef en onder m, van de Omgevingswet».
E
In artikel 9, vierde lid, vervalt «van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte».
F
In artikel 10c, eerste lid, onder a en b, wordt «maximale huurprijs» vervangen door
«maximale huurprijsgrens».
G
In artikel 13, vijfde lid, wordt «artikel 4.20, aanhef en onder f, van de Omgevingswet»
vervangen door «artikel 4.20, aanhef en onder m, van de Omgevingswet».
H
In artikel 14, eerste lid, wordt «maximale huurprijs» telkens vervangen door «maximale
huurprijsgrens» en vervalt «van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte».
I
In artikel 15b vervalt telkens «van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte».
J
In artikel 19a, eerste en tweede lid, vervalt «onderdeel d,».
ARTIKEL XVIII
In artikel 23, eerste lid, van de Uitvoeringswet Nederlands-Duits Grensverdrag wordt «Titel IIa van de Onteigeningswet» vervangen door «hoofdstuk 11 van de Omgevingswet».
ARTIKEL XIX
In artikel 11, tweede lid, van de Vorderingswet wordt «artikel 60 der Onteigeningswet (Stb. 1851, 125)» vervangen door «artikel 11.19 van de Omgevingswet».
ARTIKEL XX
Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt vervalt
artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van de Wet administratieve rechtspraak BES.
ARTIKEL XXI
De Wet agrarisch grondverkeer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6, tweede lid, wordt «ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel
85, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied» vervangen door «kavelruilovereenkomst
als bedoeld in artikel 12.44, eerste lid, van de Omgevingswet in samenhang met artikel
12.47, eerste lid, van die wet».
B
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onder a, wordt «overeenkomstig artikel 18, eerste lid, van de
Wet inrichting landelijk gebied een ontwerp voor een inrichtingsplan» vervangen door
«overeenkomstig artikel 16.33f, eerste lid, van de Omgevingswet een ontwerp voor een
inrichtingsbesluit».
2. In het tweede lid, onder e, wordt «structuurvisie als bedoeld in artikel 2.3, eerste
of tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening» vervangen door «nationale omgevingsvisie
als bedoeld in artikel 3.1, derde lid, van de Omgevingswet of programma van Onze Minister
die het aangaat als bedoeld in artikel 3.4 van die wet».
3. In het vierde lid wordt «waarop ingevolge de artikelen 2 in samenhang met 3, 4, eerste
lid, onder a, of 5 dan wel 6 van de Wet voorkeursrecht gemeenten de artikelen 10 tot
en met 24 en 26 van die wet van toepassing zijn» vervangen door «waarop ingevolge
artikel 9.1, eerste of tweede lid, van de Omgevingswet afdeling 9.2 van die wet van
toepassing is».
4. In het vijfde lid wordt «de artikelen 10 tot en met 24 en 26 van de Wet voorkeursrecht
gemeenten van toepassing zijn ingevolge de artikelen 2 in samenhang met 3, 4, eerste
lid, onder a, of 5 dan wel 6 van die wet» vervangen door «waarop ingevolge artikel
9.1, eerste of tweede lid, van de Omgevingswet afdeling 9.2 van die wet van toepassing
is».
C
In artikel 43, vierde lid, wordt «de artikelen 40b-40f van de onteigeningswet» vervangen
door «de artikelen 15.22 tot en met 15.25 van de Omgevingswet».
ARTIKEL XXII
In artikel 1 van de Wet basisregistratie ondergrond komt de begripsomschrijving van gebruiksrecht te luiden:
gebruiksrecht:
door een bestuursorgaan genomen besluit, aan een bestuursorgaan gedane melding, aan
een bestuursorgaan verstrekte gegevens vanwege een informatieplicht, of andere gegevens
waarover een bestuursorgaan beschikt, gericht op of verband houdend met het:
a. winnen of benutten van in de ondergrond aanwezige natuurlijke hulpbronnen of het aanbrengen
van een daarvoor noodzakelijke constructie;
b. opslaan van stoffen in de ondergrond of het aanbrengen van een daarvoor noodzakelijke
constructie;
c. geschikt maken en houden van de bodemkwaliteit voor het gebruik van de bodem; of
d. graven in de bodem met een kwaliteit boven de interventiewaarde bodemkwaliteit waarbij
de werkzaamheden onder milieukundige begeleiding zijn uitgevoerd;
ARTIKEL XXIII
De Wet belastingen op milieugrondslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 28, eerste lid, onder c, wordt «de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht»
vervangen door «de Omgevingswet».
B
In artikel 29, tweede lid, vervalt «voor een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer,».
C
In artikel 30, eerste lid, aanhef, wordt «artikel 5.2 van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht» vervangen door «artikel 18.1, aanhef en onder c, van de Omgevingswet».
D
In artikel 71h, onder i, wordt «een op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
afgegeven omgevingsvergunning» vervangen door «een op grond van de Omgevingswet afgegeven
omgevingsvergunning».
ARTIKEL XXIV
In artikel 14, tweede en derde lid, van de Wet bestrijding maritieme ongevallen wordt «Waterwet» vervangen door «Omgevingswet».
ARTIKEL XXV
In artikel 1, eerste lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit vervallen de aanduidingen a tot en met s en wordt in de begripsomschrijving van Onze
Minister «Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie» vervangen door «Onze Minister
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXVI
Artikel 1, eerste lid, van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek komt te luiden:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
huisvestingsvergunning:
vergunning als bedoeld in artikel 8 van de Huisvestingswet 2014;
huisvestingsverordening:
verordening als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet 2014;
Onze Minister:
Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;
regio:
gebied dat uit een oogpunt van het functioneren van de woonruimtemarkt als een samenhangend
geheel kan worden beschouwd.
ARTIKEL XXVII
Artikel 475da van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
In het tweede lid wordt «de maximale rekenhuur, bedoeld» vervangen door «het bedrag,
genoemd».
B
In het vijfde lid wordt «de in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op
de huurtoeslag opgenomen rekenhuur» vervangen door «het in artikel 13, eerste lid,
onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedrag» en wordt «de eerder genoemde
rekenhuur» vervangen door «het eerder genoemde bedrag».
C
In het negende lid, tweede zin, vervalt «van de rekenhuur».
ARTIKEL XXVIII
In artikel 3, eerste lid, onder c, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers vervalt «onderdeel g,».
ARTIKEL XXIX
De Wet goed verhuurderschap wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2, tweede lid, onderdeel e, onder 6◦ en 2a, eerste, tweede en derde
lid wordt «maximale huurprijs» vervangen door «maximale huurprijsgrens».
B
In artikel 5, derde lid, vervalt «, onderdeel k,».
C
In artikel 23a, tweede en derde lid, wordt «maximale huurprijs» vervangen door «maximale
huurprijsgrens».
ARTIKEL XXX
In artikel 15, tweede lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken vervallen de onderdelen d en e, onder verlettering van onderdeel f tot onderdeel
d.
ARTIKEL XXXI
In artikel 5.10, derde lid, van de Wet luchtvaart wordt «overeenkomstig artikel 1.2, tweede lid, onder b, van de Wet milieubeheer»
vervangen door «op grond van artikel 2.6 van de Omgevingswet in samenhang met artikel
2.18, eerste lid, onder b, van die wet».
ARTIKEL XXXII
De Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel IIIA wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel A komt te luiden:
A
In artikel 4, tweede lid, onderdeel d, wordt «de artikelen 7:255 en 7:255a» vervangen
door «artikel 7:255».
2. Onderdeel D komt te luiden:
D
Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, tweede zin, wordt «artikel 10, derde of vierde lid» vervangen
door «artikel 10, derde lid».
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
B
In artikel IIIAa, onderdeel B, wordt «artikel 7, tweede lid, onderdeel a, onder 2»
vervangen door «artikel 7, tweede lid, onderdeel a, onder 1».
ARTIKEL XXXIII
De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 15.21, eerste lid, vervalt onderdeel c.
B
In artikel 17.9, derde lid, onder a, wordt «artikel 95, derde en vierde lid, van de
Wet bodembescherming» vervangen door «artikel 18.2 van de Omgevingswet».
C
Bijlage 1 vervalt.
D
Bijlage 2 vervalt.
ARTIKEL XXXIV
In de bijlage bij de Wet open overheid, onder «Algemene wet bestuursrecht», vervalt «9:36, vijfde lid,».
ARTIKEL XXXV
De Wet op het overleg huurders verhuurder wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, komt te luiden:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bewonerscommissie:
commissie van bewoners van huurwoningen in een wooncomplex, niet zijnde een huurdersorganisatie,
die de belangen behartigt van de huurders van dat wooncomplex en die
1°. de huurders op de hoogte houdt van haar activiteiten en hen betrekt bij haar standpuntbepaling;
2°. ten minste eenmaal per jaar een vergadering uitschrijft voor de huurders, waarin zij
verantwoording aflegt van haar activiteiten in het verstreken jaar, haar plannen voor
het eerstvolgende jaar bespreekt en deze vaststelt; en
3°. alle huurders van de woongelegenheden of wooncomplexen, waarvoor zij de belangen behartigt,
in de gelegenheid stelt om zich bij haar aan te sluiten;
huurder:
huurder van een woongelegenheid van een verhuurder, welke huurder daarin zijn hoofdverblijf
heeft;
huurdersorganisatie:
vereniging of stichting, die als doelstelling heeft het behartigen van de belangen
van huurders en die:
1°. van welke het bestuur wordt gekozen of aangewezen door en uit de huurders die zij
vertegenwoordigt;
2°. de huurders op de hoogte houdt van haar activiteiten en hen betrekt bij haar standpuntbepaling;
3°. ten minste eenmaal per jaar een vergadering uitschrijft voor de huurders, waarin zij
verantwoording aflegt van haar activiteiten in het verstreken jaar, haar plannen voor
het eerstvolgende jaar bespreekt en deze vaststelt; en
4°. alle huurders van de woongelegenheden of wooncomplexen, waarvoor zij de belangen behartigt,
in de gelegenheid stelt om zich bij haar aan te sluiten;
Onze Minister:
Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening;
verhuurder:
een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Woningwet,
dan wel een eigenaar van ten minste 25 voor verhuur bestemde woongelegenheden in Nederland,
of degene die door die eigenaar gevolmachtigd is namens hem op te treden;
wooncomplex:
een verzameling van ten minste 25 in elkaars nabijheid gelegen woongelegenheden welke
financieel, administratief, qua bouwwijze of anderszins een eenheid vormen;
woongelegenheid:
1°. woning;
2°. standplaats als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Wet op de huurtoeslag; en
3°. woonwagen als bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet op de huurtoeslag.
B
Artikel 9 vervalt.
ARTIKEL XXXVI
De Wet privatisering ABP wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De onderdelen a, d, h, i en s tot en met u vervallen.
2. In onderdeel q, onder 3° en 4°, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie»
vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».
B
In artikel 2, eerste lid, onder b, onder 2° en 3°, wordt «Onze Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen» vervangen door «Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap».
C
In artikel 4 vervallen het tweede en vierde lid, onder vernummering van het derde
tot tweede lid en het vijfde en zesde lid tot derde en vierde lid.
D
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste
en tweede lid.
2. In het tweede lid (nieuw) wordt «bedoeld in het tweede lid» vervangen door «bedoeld
in het eerste lid».
E
De artikelen 7, 8, 10 tot en met 15, 17 tot en met 20, 24 tot en met 26, 55, 58, 61,
62, 66a, 75 en 77 vervallen.
ARTIKEL XXXVII
De Wet van 29 juni 2006 tot wijziging van de Wet bevordering eigenwoningbezit (afschaffing
van de correctie verzamelinkomen) (Stb. 2006, 306) wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel II wordt «de peildatum, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Wet bevordering
eigenwoningbezit» vervangen door «de peildatum, bedoeld in artikel 1 van de Wet bevordering
eigenwoningbezit».
B
In artikel III wordt «het peiljaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel p, van de Wet
bevordering eigenwoningbezit» vervangen door «het peiljaar, bedoeld in artikel 1,
van de Wet bevordering eigenwoningbezit».
ARTIKEL XXXVIII
In artikel III van de Wet vaste huurcontracten wordt «Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening» vervangen door
«Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening».
ARTIKEL XXXIX
De Woningwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, vervalt in de definitie van bewonerscommissie «, onderdeel
g».
B
In artikel 21e vervalt «, onderdeel e».
C
In artikel 48, eerste lid, wordt «artikel 48, tiende lid» vervangen door «artikel
46, tiende lid».
D
In artikel 54, tweede lid, wordt onder verlettering van de onderdelen b tot en met
f tot c tot en met g een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. waarvoor op laatstgenoemde 1 januari-datum een huurovereenkomst als bedoeld in artikel
247b van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek geldt;.
E
In artikel 59, derde lid, onder d, wordt «artikel 31, vierde lid» vervangen door «artikel
31, derde lid».
F
Artikel 152b vervalt.
ARTIKEL XXXX
Artikel 17, vierde lid, van de Wet waardering onroerende zaken komt te luiden:
4. In afwijking in zoverre van het tweede lid wordt de waarde van een gebouwd eigendom
in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het derde lid. Onder een gebouwd
eigendom in aanbouw wordt verstaan een onroerende zaak of gedeelte daarvan bestaande
uit een bouwwerk:
a. waarvoor een omgevingsvergunning is vereist voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld
in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet bestaande uit een
bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van die
wet of
b. waarvoor geldt dat het op grond van artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder a, van
de Omgevingswet verboden is het in gebruik te nemen zonder voorafgaande melding,
en dat doordat het in aanbouw is nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig
zijn beoogde bestemming.
ARTIKEL XXXXI
De volgende wetten worden ingetrokken:
a. De Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van diverse wetten in verband met het aantreden
van de Minister voor Wonen, Wijken en Integratie en diverse andere wijzigingen (Stb. 2008, 197);
b. De Wet van 25 juni 2009 tot wijziging van diverse wetten op de beleidsterreinen van
het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in verband
met het herstellen van wetstechnische gebreken en leemten, alsmede aanbrenging van
andere wijzigingen van ondergeschikte aard (Stb. 2009, 297);
c. De Wet van 29 april 2010 tot kleine wijzigingen en reparaties in diverse wetten op
het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer (Stb. 2010, 187);
d. De Veegwet wonen;
e. De Wet van 29 mei 2019 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014 ter verduidelijking
van woonruimteverdeling van middenhuurwoningen en van de Woningwet ter vereenvoudiging
van de goedkeuringsprocedure voor werkzaamheden die niet behoren tot diensten van
algemeen economisch belang (Wet maatregelen middenhuur) (Stb. 2019, 207);
f. De Wet van 24 maart 2021 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte en de Woningwet (tijdelijke huurkorting) (Stb. 2021, 162);
g. De Wet van 24 maart 2021 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, van
de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en van de Woningwet (wijziging huurverhogingsmogelijkheden
en inkomensgrenzen Woningwet) (Stb. 2021, 167);
h. De Wet van 7 juli 2021 tot wijziging van de Huisvestingswet 2014, de Woningwet, Boek
7 van het Burgerlijk Wetboek en de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek naar aanleiding
van de evaluatie van de herziene Woningwet en om de mogelijkheden voor tijdelijke
huurovereenkomsten te verruimen (Stb. 2021, 425).
ARTIKEL XXXXII
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel III, onderdelen A, C, E en G in werking
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet
wordt geplaatst. Deze wet werkt ten aanzien van artikel III, onderdelen A, C, E en
G terug tot en met 12 februari 2025.
3. Aan artikel XXII kan in het koninklijk besluit, bedoeld in het eerste lid, terugwerkende
kracht worden verleend.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.