Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025 (Kamerstuk 21501-02-3184)
2025D33191 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen
en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken
d.d. 2 juli 2025 inzake Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 juli
2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3184), d.d. 1 juli 2025 inzake Verslag van de Raad Algemene Zaken van 24 juni 2025 (Kamerstuk
21 501-02, nr. 3183) en d.d. 21 mei 2025 inzake Jaarbericht 2024. Procesvertegenwoordiging Hof van Justitie
van de EU (Kamerstuk 36 600 V, nr. 73).
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
De griffier van de commissie,
Hessing-Puts
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
•
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
II
Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025 en hebben op dit moment geen verdere
vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025. Zij willen in dit kader
enkele specifieke aandachtspunten benadrukken en verzoeken het kabinet om nadere toelichting.
Deze leden hechten groot belang aan een toekomstbestendig Europees begrotingskader
dat gericht is op strategische prioriteiten, waaronder defensie, innovatie en grensbewaking.
Tegelijkertijd constateren zij dat de financiële ruimte binnen het nieuwe Meerjarig
Financieel Kader (MFK) onder druk staat, terwijl de ambities toenemen. Voornoemde
leden vragen hoe het kabinet ervoor wil zorgen dat de EU meer doet met minder, waarbij
financiële discipline en een scherpe prioritering leidend zijn.
Met betrekking tot de aangekondigde koppeling van nationale partnerschapsplannen aan
economische hervormingen, steunen de aan het woord zijnde leden het uitgangspunt van
een meer prestatiegerichte inzet van EU-middelen. Zij vragen hoe gewaarborgd wordt
dat deze koppeling daadwerkelijk leidt tot structurele hervormingen in lidstaten en
hoe wordt voorkomen dat deze constructie gebruikt wordt als dekmantel om af te wijken
van bestaande conditionaliteiten of rechtsstatelijke criteria.
De leden van de VVD-fractie zien met zorg dat meerdere lidstaten zich afzetten tegen
hervormingen van het cohesiebeleid en pleiten voor het behoud van een status quo die
onvoldoende aansluit op de veranderende economische en geopolitieke realiteit. Hoe
beoordeelt het kabinet de weerstand vanuit veertien lidstaten tegen modernisering
van het cohesiebeleid? En hoe ziet het kabinet de rol van regio’s die pleiten voor
een grotere zeggenschap over de inzet van cohesiemiddelen?
Deze leden steunen de Deense inzet voor vereenvoudiging van Europese regelgeving,
in het bijzonder waar het gaat om het verlichten van de regeldruk voor ondernemers.
Zij vragen welke aanvullende stappen nodig zijn om de aangekondigde doelstelling van
25% lastenverlichting (en zelfs 35% voor het mkb) daadwerkelijk te realiseren.
Tot slot constateren de aan het woord zijnde leden dat het Deense voorzitterschap
ook inzet op het versterken van Europese kernwaarden en rechtsstatelijkheid. Deze
leden onderstrepen het belang van het beschermen van democratische processen tegen
externe beïnvloeding, desinformatie en ongewenste inmenging van derde landen. In hoeverre
acht het kabinet de lopende voorstellen van de Europese Commissie op dit terrein,
zoals de richtlijn inzake belangenvertegenwoordiging door derde landen, toereikend?
En op welke wijze zal Nederland zich inspannen voor een ambitieuze en handhaafbare
uitwerking van het zogeheten «Democracy Shield»?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Algemene Zaken van 18 juli 2025. Zij maken van de gelegenheid gebruik om enkele
vragen en opmerkingen aan het kabinet voor te leggen.
Deze leden merken op dat de voorstellen voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader
(MFK) op 16 juli worden gepubliceerd, twee dagen vóór de Raad Algemene Zaken. Daarom
achten de leden het van belang om het kabinetsoptreden tijdens de Raad Algemene Zaken
scherp te positioneren.
Zij constateren dat veertien lidstaten, eerder bekend onder de noemer: «Friends of
Cohesion», zich opnieuw in de onderhandelingsarena hebben gemeld. Het betreft landen
die reeds decennialang substantieel profiteren van het cohesiebeleid en zich daarom
nu kritisch opstellen tegenover hervorming en modernisering van het cohesiebeleid.
De aan het woord zijnde leden merken op dat het Deense EU-voorzitterschap cohesiebeleid
slechts beperkt agendeert en vragen het kabinet of dit een momentum biedt om samen
met gelijkgezinde lidstaten, waaronder Duitsland, een verbond te sluiten voor modernisering
van het cohesiebeleid. Daarbij past een koers die inzet op afbouw van inefficiënties
en een heroriëntatie van EU-middelen op nieuwe prioriteiten als defensie, veiligheid,
migratie en concurrentievermogen. Kan het kabinet reflecteren op deze mogelijkheid?
Voor de voornoemde leden is het beperken van de stijging van de Nederlandse afdrachten
aan de EU een belangrijk uitgangspunt. Modernisering van het cohesiebeleid kan daaraan
bijdragen. Tegelijk zien zij met zorg dat Denemarken, de kersverse voorzitter van
de Raad, zich niet langer verzet tegen de inzet van eurobonds. De aan het woord zijnde
leden achten eurobonds voor het nieuwe MFK, en eigenlijk in vrijwel ieder scenario,
onacceptabel. Het gezamenlijk aangaan van schulden ondermijnt structureel de financiële
verantwoordelijkheid van individuele lidstaten, creëert een permanente transferunie
en beloont landen die de begrotingsregels stelselmatig negeren.
De leden van de NSC-fractie verzoeken het kabinet tijdens de Raad Algemene Zaken onomwonden
te verklaren dat eurobonds voor Nederland niet bespreekbaar zijn. Tevens vragen zij
of het kabinet bereid is, bij een hernieuwd pleidooi voor eurobonds, proactief het
voortouw te nemen in een blok van landen dat zich hiertegen verzet.
Deze leden steunen de huidige inzet van de Europese Unie op het gebied van vereenvoudiging
van regelgeving. Zoals voormalig president van de Europese Centrale Bank, Mario Draghi,
vorig jaar in zijn rapport over concurrentievermogen stelde, draagt overregulering
bij aan de verzwakking van de Europese concurrentiepositie ten opzichte van de Verenigde
Staten en China.
Tegelijkertijd constateren deze leden met verbazing dat de Europese Commissie recent
een nieuw klimaatdoel van 90% emissiereductie in 2040 heeft voorgesteld. De voornoemde
leden vragen hoe dit doel zich verhoudt tot de vereenvoudigingsagenda. Is het kabinet
van mening dat dit klimaatdoel realistisch en uitvoerbaar is, mede in het licht van
bestaande uitdagingen zoals de stikstofcrisis en netcongestie in Nederland, die mede
het gevolg zijn van eerdere, bindende Europese doelstellingen?
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie kennisgenomen van het Spaanse voorstel
om het Baskisch, Catalaans en Galicisch als officiële EU-talen op te nemen. Zij steunen,
als partij met hart voor de regio’s, dit voorstel onder de voorwaarde dat er juridische
en financiële duidelijkheid bestaat over de uitvoering, zoals verwoord in de Nederlandse
inzet.
Deze leden roepen het kabinet op in lijn met deze inzet ook aandacht te vragen voor
de positie van het Fries. Met circa 425.000 sprekers is het Fries vergelijkbaar met
het Maltees, dat reeds als officiële EU-taal geldt. Kan het kabinet tijdens de Raad
Algemene Zaken, of in het vervolgtraject, het initiatief nemen om te verkennen of
het Fries eveneens als officiële EU-taal erkend kan worden? Dit zou niet alleen recht
doen aan de Nederlandse inzet voor taaldiversiteit, maar tevens passen binnen de bredere
Europese erkenning van regionale talen en culturen.
II. Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.