Brief regering : Stand van zaken verlaging beschermde status van de wolf in de Habitatrichtlijn, subsidies wolfwerende maatregelen en moties over prooidieren wolf
33 576 Natuurbeleid
Nr. 453
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2025
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang op een van de acties uit de
Landelijke Aanpak Wolven (LAW), te weten de verlaging van de beschermde status van
de wolf in de Habitatrichtlijn, de inventarisatie naar de financiële mogelijkheden
die Europese Fondsen bieden voor het verstevigen van de bescherming van gehouden dieren
tegen de wolf, alsook de actuele stand van zaken van enkele moties waarvan ik heb
toegezegd daar voor de zomer op terug te komen:
– De motie van de leden Kostić (PvdD), Boomsma (NSC), Van Campen (VVD), Graus (PVV)
en Bromet (GL-PvdA) (Kamerstuk 33 576, nr. 436), verzoekt de regering te verkennen tegen welke obstakels dierhouders aanlopen met
betrekking tot subsidies voor adequate wolfwerende maatregelen en voor de zomer aan
de Kamer te rapporteren wat de regering gaat doen om de bestaande subsidies toegankelijker
te maken.
– De motie-Podt (D66) en Vedder (CDA)(Kamerstuk 33 576, nr. 431), verzoekt de regering om in samenwerking met de provincies en de RVO te zorgen voor
laagdrempelige toegang voor boeren tot de relevante Europese fondsen, en hierover
voor de zomer aan de Kamer te rapporteren.
– De motie van de leden Kostić (PvdD) en Graus (PVV) (Kamerstuk 33 576, nr. 437) verzoekt de regering om in wolvengebied een tijdelijke stop te laten instellen op
beheer van en jacht op de belangrijkste prooien van de wolf, en te monitoren welke
invloed dat heeft op het aantal incidenten met de wolf.
– De motie-Grinwis (CU), Flach (SGP) en Graus (PVV) (Kamerstuk 33 576, nr. 429) verzoekt de regering gebiedsgericht onderzoek te laten verrichten naar de invloed
van het beheer op en de stand van de wildpopulatie op predatie van landbouwhuisdieren
door de wolf, en op basis van de uitkomsten maatregelen te treffen.
Verlaging van de beschermde status van de wolf in de Europese Habitatrichtlijn
Op 24 juni jl. is het besluit van het Europees parlement en de Raad van de Europese
Unie betreffende de wijziging van de beschermingsstatus van de wolf in de Habitatrichtlijn
gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.1 Dit betekent dat de verlaging van de beschermde status van de wolf in de Habitatrichtlijn
op 14 juli 2025 officieel van kracht is. Ik ben blij met deze belangrijke stap omdat
we hiermee meer mogelijkheden krijgen om op te treden bij incidenten met wolven.
Voor de implementatie van deze wijziging in Nederlandse regelgeving heb ik met grote
urgentie gewerkt aan een algemene maatregel van bestuur (AMvB) en gezorgd dat deze
meteen al klaarlag toen het Europees parlement over het voorstel had gestemd. Deze
AMvB hangt op dit moment in concept voor bij de Tweede Kamer. Met deze AMvB wordt
de wolf weer specifiek beschermd in de nationale wetgeving, en worden er ook duidelijke
handvatten geboden voor het ingrijpen in situaties met wolven. Daarnaast voorziet
de AMvB ook in een wettelijke grondslag voor de tegemoetkoming in de schade door wolvenaanvallen.
Er zal sprake zijn van een overgangsperiode tussen de datum van inwerkingtreding van
de wijziging van de Habitatrichtlijn en de inwerkingtreding van de AMvB. In deze overgangsperiode
zijn de meer specifieke bepalingen met betrekking tot het vangen en doden van wolven
(o.a. de vergunningplicht) niet van toepassing. Voor het vangen en doden van wolven
geldt in deze periode onverkort de specifieke zorgplicht die is neergelegd in artikel
11.27 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). In de overgangsperiode is er
geen sprake van een toegestaan gebruik van het geweer ter uitvoering van de Omgevingswet
(Ow) in de zin van 11.75 lid 1 Bal. Het doden van wolven met een geweer is in deze
periode nog steeds onderhevig aan de specifieke zorgplicht. De AMvB maakt het mogelijk
voor gedeputeerde staten om met terugwerkende kracht vergoeding te verlenen voor schade
aangericht door wolven in deze overgangsperiode. Ik streef ernaar, door de realisatie
van de AMvB met spoed aan te pakken, bedoelde overgangstermijn zo kort mogelijk te
laten zijn, en roep het parlement op deze zo snel mogelijk te behandelen.
Subsidies voor wolfwerende maatregelen
In de LAW heb ik een inventarisatie aangekondigd naar Europese Fondsen en hun mogelijkheden
voor het verstevigen van de bescherming van gehouden dieren tegen de wolf. In die
inventarisatie zou gekeken worden naar de verschillende fondsen en hun voorwaarden
en het gebruik van deze fondsen in andere EU-landen2. Ik heb onderzoeken laten uitvoeren door Wageningen Social & Economic Research (WSER)
en RVO. Het onderzoek van WSER ziet op de inzet en het gebruik van provinciale subsidies
en van subsidies in EU-lidstaten, en het rapport van RVO ziet op Europese subsidiemogelijkheden.
Deze onderzoeken zijn in de week van 22 juni 2025 afgerond, ik deel nu de resultaten
met uw Kamer.
In het RVO rapport wordt uiteengezet welke fondsen momenteel inzetbaar zijn voor bescherming
van vee. Vier fondsen worden als relevant geïdentificeerd: Europees Landbouwfonds
voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO); Programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE);
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO); en Horizon Europa. Voor deze fondsen
wordt in het rapport inzicht gegeven in de beoogde doelgroep en de doelen van de regelingen,
hoe projecten geselecteerd worden en de percentages aan kosten die gesubsidieerd kunnen
worden. Dit onderzoek geeft daarmee handvatten voor provincies om veebeschermingsmaatregelen
met Europese middelen te bekostigen. Onder het Horizon-fonds is op dit moment in totaal
maximaal € 37 miljoen beschikbaar. Onder het LIFE-fonds is maximaal € 3,5 miljoen
beschikbaar per project. Voor deze Horizon en LIFE calls (oproepen voor projectvoorstellen)
geldt dat er sprake moet zijn van samenwerkingen. Per call is gemiddeld 4 tot 6 maanden
voorbereidingstijd nodig. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat er ruimte is voor
het ministerie om wolfwerende maatregelen op te nemen in regelingen uit het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB (pijler 2 ELFPO)). In de periode tot 2027 bevat EFRO naar verwachting
weinig ruimte in aansluiting bij bestaande programma’s vanwege ontoereikend budget.
Uit het rapport van WSER komt onder andere naar voren dat middelen uit het GLB op
dit moment kunnen worden ingezet voor veebescherming via de regeling «Productieve
investeringen Groen – Blauw en dierenwelzijn». Verschillende provincies hebben hier
al gebruik van gemaakt. Naast deze opengestelde regeling met een budget van 50 miljoen
(2023–2028) bevat het GLB meer mogelijkheden voor het verlenen van subsidies. Mijn
ministerie verkent deze mogelijkheden voor aanvullende inzet van regelingen onder
het GLB voor zover dit Rijksregelingen betreft. Het WSER rapport geeft daarnaast inzicht
in hoe deze subsidies worden benut in andere EU-lidstaten. De voorbeeldlanden Duitsland
en België laten de diversiteit van toepassing van EU-fondsen zien en daarmee ook de
mogelijkheden van EU-fondsen-gebruik voor Nederland.
Provincies zijn primair beleidsverantwoordelijk en bevoegd gezag op het thema wolf.
Mijn ministerie zal de onderzoeksrapporten met de provincies delen en de uitkomsten
met hen bespreken. Daar waar ondersteuning door het ministerie nodig en gewenst is
bij het aanvragen van middelen uit de Europese fondsen zal die geboden worden. Daarnaast
zal ik ook samen met de provincies spreken over de suggesties en conlusies in de rapporten
en de rol hierin voor mijn ministerie.
Hiermee beschouw ik de moties van de leden Kostić (PvdD), Boomsma (NSC), Van Campen
(VVD), Graus (PVV) en Bromet (GL-PvdA) (Kamerstuk 33 576, nr. 436) en Podt (D66) en Vedder (CDA) (Kamerstuk 33 576, nr. 431) als afgedaan.
Beheer van prooidieren voor de wolf
De motie van de leden Kostić (PvdD) en Graus (PVV) (Kamerstuk 33 576, nr. 437) verzoekt de regering om een tijdelijk stop op beheer van en jacht op de belangrijkste
prooien van de wolf. Voor zover het de belangrijkste prooidieren van de wolf betreft
is jacht niet toegestaan3, voor beheer zijn provincies bevoegd gezag. Het is daarmee niet aan het Rijk om hier
beleidskeuzes in te maken. Naar aanleiding van uw motie heeft mijn ministerie de oproep
van de Kamer overgebracht aan de provincies. Het is aan de provincies om deze oproep
al dan niet mee te nemen in hun afwegingen aangaande faunabeheer. Hiermee beschouw
ik deze motie als afgedaan.
Tenslotte kan ik aangeven over de motie-Grinwis (CU), Flach (SGP) en Graus (PVV) (Kamerstuk
33 576, nr. 429), welke de regering verzoekt om onderzoek naar de invloed van het beheer op en de
stand van de wildpopulatie op predatie van landbouwhuisdieren door de wolf, heeft
geresulteerd in een onderzoek uitvraag bij Wageningen Environmental Research. Ik verwacht
de resultaten hiervan in het najaar, waarna ik deze zal delen met uw kamer.
De wolf heeft mijn onverdeelde aandacht – en zorg – en ik zal ook de komende tijd
werk blijven maken van het, samen met de provincies, verder uitrollen van de Landelijke
Aanpak Wolven.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Indieners
-
Indiener
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur