Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 558 Wijziging van de Gemeentewet, Provinciewet, Waterschapswet, Wet gemeenschappelijke regelingen en Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba in verband met een permanente regeling die beraadslagen en besluiten langs de elektronische weg voor decentrale volksvertegenwoordigingen mogelijk maakt (Wet digitaal vergaderen decentrale overheden)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 30 juni 2025
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I, onderdeel A, vervalt het voorgestelde artikel 19b.
B
In artikel I, onderdeel D, wordt «tot en met 19b» vervangen door «en 19a».
C
In artikel I, onderdeel E, komt «19b,» te vervallen.
D
In artikel II, onderdeel A, vervalt het voorgestelde artikel 19b.
E
In artikel II, onderdeel D, wordt «tot en met 19b» vervangen door «en 19a».
F
In artikel II, onderdeel E, komt «19b,» te vervallen.
G
In artikel III, onderdeel B, vervalt het voorgestelde artikel 37a.
H
In artikel IV, onderdeel A, onder 1, komt «19b» te vervallen.
I
In artikel IV, onderdeel B, komt «19b,» te vervallen.
J
In artikel V, onderdeel A, vervalt het voorgestelde Artikel 20b.
K
In Artikel V, onderdeel D, wordt «tot en met 20b» vervangen door «en 20a».
Toelichting
Algemeen
In het wetsvoorstel Digitaal vergaderen voor decentrale overheden, dat bij uw Kamer
is ingediend, was aanvankelijk een experimenteerbepaling opgenomen voor hybride raadsvergaderingen.
Onder hybride vergaderen wordt verstaan een vergadering waarbij een deel van de leden
gezamenlijk fysiek aanwezig is, terwijl gelijktijdig een ander deel online deelneemt
aan dezelfde vergadering. In het wetsvoorstel werd een wettelijke grondslag voorgesteld
om bij algemene maatregel van bestuur door de Minister aangewezen decentrale volksvertegenwoordigingen
tijdelijk, voor maximaal drie jaar, toe te staan ook hybride te vergaderen. Ik zie
echter – net als de leden van een aantal fracties in uw Kamer – de nadelen aan de
experimenteerbepaling, zoals die is opgenomen in het wetsvoorstel. Om die reden kies
ik ervoor de experimenteerbepaling voor hybride raadsvergaderingen uit het Wetsvoorstel
digitaal vergaderen voor decentrale overheden te halen. Hieronder wordt deze keuze
nader toegelicht.
Voor de regering is een belangrijk uitgangspunt dat de fysieke raadsvergadering de
hoofdregel blijft. Een vergadering waaraan alle raadsleden fysiek deelnemen biedt
naar de opvatting van de regering de meeste ruimte voor sociale interactie en debat.
De uitkomsten van de Evaluatie van de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming
laten ook zien dat de overgrote meerderheid van de decentrale volksvertegenwoordigers
de voorkeur geeft aan fysieke raadsvergaderingen.1 Tegelijkertijd moet worden onderkend dat bij een deel van de decentrale overheden
behoefte bestaat om ervaring op te doen met hybride vergaderen. De Evaluatiecommissie
heeft dan ook de aanbeveling gedaan om nader onderzoek te doen naar de effecten van
deze vergadervariant.2 Het wettelijk mogelijk maken van een experiment met hybride vergaderen in een aantal
gemeenten, kan een manier zijn om vanuit de praktijk in beeld te brengen wat de effecten
zijn van hybride vergaderen, welke nadelen deze vergadervariant met zich kan brengen
en in hoeverre de voordelen van hybride vergaderen opwegen tegen die nadelen. Ik constateer
echter ook dat zowel bij de besturen van decentrale overheden als in uw Kamer zorgen
leven over een mogelijk experiment met hybride vergaderen. Die zorgen betreffen onder
meer de vraag of met hybride raadsvergaderingen nog wel sprake is van een gelijk speelveld
tussen de, digitaal en fysiek deelnemende, raadsleden. Deze zorgen neem ik serieus
en zelf zie ik ook met name de nadelen van een hybride vergadervorm. Een experiment
zoals aanvankelijk voorgesteld, vind ik om die reden niet wenselijk.
Gelet op het bovenstaande acht ik het niet verstandig om de experimenteerbepaling
in de huidige vorm te handhaven in het wetsvoorstel. De bepaling zoals deze nu in
het wetsvoorstel was opgenomen, zou het voor de deelnemende gemeenten wettelijk mogelijk
maken om gedurende maximaal drie jaar ongeclausuleerd te experimenteren met hybride
raadsvergaderingen. In deze wettelijke bepaling zelf wordt de invulling van het experiment
grotendeels opengelaten; die invulling zou dan plaatsvinden bij algemene maatregel
van bestuur. Gegeven de zorgen die leven en de risico’s die onder andere door leden
van uw Kamer zijn geschetst, wordt een dergelijke ongeclausuleerde bepaling in ieder
geval niet wenselijk geacht.
Wel zie ik de wens bij een deel van de decentrale praktijk om ervaring op te doen
met hybride vergaderen, alsmede de heldere aanbeveling hiertoe van de Evaluatiecommissie
Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming. Ik zal dan ook bezien hoe
alsnog tegemoet kan worden gekomen aan de behoefte om te onderzoeken wat de effecten
zijn van hybride raadsvergaderingen. Hiertoe zal ik in gesprek gaan met vertegenwoordigers
van de decentrale praktijk, onder meer raads- en statenleden en griffiers. Op verzoek
van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat zal ook in gesprek worden getreden
met leden van het algemeen en dagelijks bestuur van de waterschappen. Een mogelijkheid
die daarbij kan worden verkend, is bijvoorbeeld het in de toekomst wettelijk mogelijk
maken van een experiment met hybride raadsvergaderingen, maar dan met meer kaders,
waarborgen en/of voorwaarden op het niveau van de wet. Het uitdenken van een zorgvuldige,
verantwoorde en breed gedragen manier om ervaring op te doen met hybride raadsvergaderingen
vergt naar de inschatting van de regering enige tijd. Door het onderdeel hybride vergaderen
uit het wetsvoorstel te halen loopt het onderdeel digitaal vergaderen geen verdere
vertraging op. De decentrale praktijk is er naar mijn overtuiging namelijk bij gebaat
dat de mogelijkheid om onder bijzondere omstandigheden digitaal te vergaderen er snel
komt.
Artikelsgewijs
Onderdeel A, D, G en J
In de in deze onderdelen genoemde artikelen is de grondslag voor de experimenteerbepaling
voor hybride vergaderen opgenomen. Deze artikelen komen te vervallen.
Onderdeel B, C, E, F, H, I, K
In de in deze onderdelen genoemde bepalingen zijn verwijzingen naar de experimenteerbepaling
voor hybride vergaderen opgenomen. Omdat de experimenteerbepaling voor hybride vergaderen
uit het wetsvoorstel zal worden geschrapt komen deze verwijzingen te vervallen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.