Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 742 Regels betreffende de financiering van politieke partijen en transparantieregels met betrekking tot hun interne organisatie en financiën, evenals regels met betrekking tot het toezicht en het verbieden van politieke partijen (Wet op de politieke partijen)
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regels betreffende
de financiering van politieke partijen, transparantieregels met betrekking tot hun
interne organisatie en financiën, evenals regels met betrekking tot het toezicht en
het verbieden van politieke partijen samen te brengen in één wet;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
DEEL 1: ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen en reikwijdte
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
afdeling:
a. een orgaan zonder rechtspersoonlijkheid dat blijkens de statuten van een politieke
vereniging deel uitmaakt van deze vereniging en actief is binnen, en primair gericht
is op, een onderliggende decentrale bestuurslaag; dan wel
b. een vereniging die géén decentrale politieke vereniging is, die actief is binnen,
en primair gericht is op, een onderliggende decentrale bestuurslaag, en die blijkens
haar statuten aan een politieke vereniging gelieerd is.
algemeen bestuur:
algemeen bestuur als bedoeld in artikel A 1 van de Kieswet;
Autoriteit:
de Nederlandse autoriteit politieke partijen, bedoeld in artikel 111;
gift:
een geldelijke gift, anders dan subsidie, of een gift in natura;
gift in natura:
een zaak of dienst, op verzoek van een politieke vereniging aan haar geleverd dan
wel door deze aanvaard, waar geen of geen evenredige tegenprestatie tegenover staat;
blanco lijst:
een groep individuen die deelneemt of heeft deelgenomen aan een verkiezing met een
lijst als bedoeld in artikel H 3 van de Kieswet waarboven geen aanduiding van een
politieke vereniging is geplaatst;
decentrale politieke partij:
een politieke partij waarvan de aanduiding geregistreerd is met het oog op verkiezingen
van de leden van de provinciale staten, het algemeen bestuur, de gemeenteraad of de
eilandsraad;
decentrale politieke vereniging:
een politieke vereniging waarvan de aanduiding geregistreerd is met het oog op verkiezingen
van de leden van de provinciale staten, het algemeen bestuur, de gemeenteraad of de
eilandsraad;
ingezetene van Nederland:
een ingezetene als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen dan
wel artikel 1 van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES.
kandidaat:
de persoon van wie de naam voorkomt op een lijst als bedoeld in artikel I 17, eerste
lid, van de Kieswet dan welbij wie of ten aanzien van wie het voornemen daartoe bestaat.
laatstgehouden verkiezing:
de laatstgehouden verkiezing van de leden van het betreffende vertegenwoordigend orgaan;
landelijke politieke partij:
een politieke partij waarvan de aanduiding is geregistreerd met het oog op verkiezingen
van de leden van de Tweede Kamer of de Eerste Kamer der Staten-Generaal dan wel het
Europees Parlement;
landelijke politieke vereniging:
een politieke vereniging waarvan de aanduiding geregistreerd is met het oog op verkiezingen
van de leden van de Tweede Kamer of de Eerste Kamer der Staten-Generaal dan wel het
Europees Parlement;
neveninstelling:
een rechtspersoon als bedoeld in artikel 13 of 74 dan wel een politiek-wetenschappelijk
instituut als bedoeld in artikel 10, een politieke jongerenorganisatie als bedoeld
in artikel 11 of een instelling voor buitenlandse activiteiten als bedoeld in artikel
12;
Onze Minister:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
openbaar lichaam:
het openbaar lichaam Bonaire, Sint-Eustatius of Saba.
peildatum:
de eerste dag van het kalenderjaar;
politieke alliantie:
een samenwerkingsverband van aangesloten decentrale politieke verenigingen;
politieke stichting:
een stichting waarvan de aanduiding door het centraal stembureau geregistreerd is
met het oog op verkiezingen van de leden van de categorie ingezetenen van een algemeen
bestuur;
politieke partij:
een politieke vereniging waarvan de aanduiding, of een afkorting daarvan, bij de laatstgehouden
verkiezing boven een lijst als bedoeld in artikel I 17, eerste lid, van de Kieswet
heeft gestaan waaraan ten minste één zetel is toegewezen;
politieke vereniging:
een vereniging waarvan de aanduiding door het centraal stembureau op grond van artikel
G 1, G 2, G 2a of G 3 van de Kieswet is geregistreerd;
schulden:
schulden als bedoeld in artikel 15 dan wel artikel 77;
verkiezing:
een of meerdere verkiezingen in de zin van de Kieswet, met uitzondering van het kiescollege
voor de Eerste Kamer en het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn;
Artikel 2. Gelijkstelling politieke alliantie met politieke vereniging
1. Voor een politieke alliantie gelden dezelfde bepalingen bij of krachtens deze wet
als voor een politieke vereniging.
2. De leden van een decentrale politieke vereniging die lid is van een politieke alliantie
worden ook aangemerkt als leden van die politieke alliantie.
Artikel 3. Gelijkstelling afdeling met decentrale politieke vereniging
1. Voor een afdeling gelden dezelfde bepalingen bij of krachtens deze wet als voor een
decentrale politieke vereniging.
2. De door de politieke vereniging waar een afdeling deel van uitmaakt geregistreerde
aanduiding wordt voor de toepassing van deze wet geacht door die afdeling te zijn
geregistreerd.
Artikel 4. Gelijkstelling politieke stichting met politieke vereniging
Voor een politieke stichting gelden dezelfde bepalingen bij of krachtens deze wet
als voor een decentrale politieke vereniging.
Artikel 5. Toepasselijkheid Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Deze wet en de daarop berustende bepalingen is mede van toepassing in de openbare
lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
DEEL 2. LANDELIJKE POLITIEKE VERENIGINGEN
HOOFDSTUK 2. OVER LANDELIJKE POLITIEKE VERENIGINGEN
§ 1. Algemeen
Artikel 6. Toepassingsbereik hoofdstuk 2
Dit hoofdstuk is van toepassing op een landelijke politieke vereniging.
Artikel 7. Transparantieplicht
1. Een politieke vereniging maakt op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar:
a. de Statuten van de vereniging;
b. een overzicht van haar neveninstellingen dan wel een rechtstreekse verwijzing naar
het door de Autoriteit openbaar gemaakte overzicht van haar neveninstellingen;
c. de procedure voor de kandidaatstelling en de benoeming van de leden van het verenigingsbestuur
en haar andere statutaire organen, niet zijnde afdelingen;
d. de voorwaarden die aan het lidmaatschap, en aan de benoeming in de organen, bedoeld
in onderdeel c, worden verbonden;
e. de samenstelling van de in onderdeel c bedoelde statutaire organen; en
f. de procedure voor de totstandkoming van kandidatenlijsten bij verkiezingen en, indien
van toepassing, de criteria op basis waarvan personen daarvoor worden geselecteerd.
2. Een politieke vereniging houdt de informatie over de in het eerste lid genoemde onderdelen
actueel.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften worden
gesteld over de gegevens die op grond van het eerste lid openbaar gemaakt moeten worden.
Artikel 8. Transparantieplicht in een openbaar lichaam
1. Indien een decentrale politieke vereniging in een openbaar lichaam gevestigd is en
geen mogelijkheid heeft om bescheiden op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch
openbaar te maken als bedoeld in artikel 7, kan zij ervoor kiezen om deze bescheiden
in plaats daarvan openbaar te maken op een sociaalnetwerksite en elektronisch te overleggen
aan de Autoriteit.
2. De openbaarmaking op een sociaalnetwerksite vindt plaats op een wijze dat de documenten
voor alle gebruikers van de sociaalnetwerksite vindbaar zijn.
3. De bescheiden die aan de Autoriteit zijn overgelegd worden door haar op een algemeen
toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de openbaarmaking,
bedoeld in het eerste en derde lid.
§ 2. Neveninstellingen
Artikel 9. Register van neveninstellingen
1. Er is een register van neveninstellingen van politieke verenigingen. De Autoriteit
draagt zorg voor dit register.
2. Een neveninstelling kan in het register worden opgenomen als:
a. een politiek-wetenschappelijk instituut, bedoeld in artikel 10;
b. een politieke jongerenorganisatie, bedoeld in artikel 11;
c. een instelling voor buitenlandse activiteiten, bedoeld in artikel 12; of
d. een andersoortige neveninstelling, bedoeld in artikel 13.
3. De Autoriteit maakt voor elke politieke vereniging op algemeen toegankelijke wijze
elektronisch openbaar welke neveninstellingen voor haar zijn aangewezen.
4. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de inrichting
van het register en de openbaarmaking van daarin opgenomen informatie.
Artikel 10. Politiek-wetenschappelijk instituut
1. Op verzoek van een politieke vereniging wijst de Autoriteit één politiek-wetenschappelijk
instituut aan als neveninstelling van die vereniging. Een politiek-wetenschappelijk
instituut is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid dan wel stichting die
uitsluitend of in hoofdzaak politiek-wetenschappelijke activiteiten ten behoeve van
een politieke vereniging verricht.
2. Bij het verzoek wordt overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de politieke vereniging
zijn opgenomen;
b. de instemmingsbrief van de beoogde neveninstelling met haar aanwijzing;
c. de akte van oprichting van de beoogde neveninstelling;
3. De Autoriteit wijst de aanvraag af als de beoogde neveninstelling reeds voor een
andere politieke vereniging als neveninstelling is geregistreerd.
4. De Autoriteit schrapt de aanwijzing van een neveninstelling uit het register als:
a. de politieke vereniging dan wel de neveninstelling heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke vereniging dan wel de neveninstelling een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard
en deswege is ontbonden;
d. de neveninstelling niet langer voldoet aan de in het eerste lid genoemde criteria.
Artikel 11. Politieke jongerenorganisatie
1. Op verzoek van een politieke vereniging wijst de Autoriteit één politieke jongerenorganisatie
aan als neveninstelling van die vereniging. Een politieke jongerenorganisatie is een
vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die uitsluitend of in hoofdzaak activiteiten
verricht ter bevordering van de politieke participatie van jongeren.
2. Bij het verzoek wordt overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de politieke vereniging
zijn opgenomen;
b. de instemmingsbrief van de beoogde neveninstelling met haar aanwijzing;
c. de akte van oprichting van de beoogde neveninstelling;
3. De Autoriteit wijst de aanvraag af als de beoogde neveninstelling reeds voor een
andere politieke vereniging als neveninstelling is geregistreerd.
4. De Autoriteit schrapt de aanwijzing van een neveninstelling uit het register als:
a. de politieke vereniging dan wel de neveninstelling heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke vereniging dan wel de neveninstelling een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard
en deswege is ontbonden;
d. de neveninstelling niet langer voldoet aan de in het eerste lid genoemde criteria.
Artikel 12. Instelling voor buitenlandse activiteiten
1. Op verzoek van een politieke vereniging wijst de Autoriteit één instelling voor buitenlandse
activiteiten aan als neveninstelling van die vereniging. Een instelling voor buitenlandse
activiteiten is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid dan wel stichting die
uitsluitend of in hoofdzaak activiteiten verricht ter ondersteuning van zusterpartijen
en -organisaties buiten Nederland bij vormings- en scholingsactiviteiten.
2. Bij het verzoek wordt overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de politieke vereniging
zijn opgenomen;
b. de instemmingsbrief van de beoogde neveninstelling met haar aanwijzing;
c. de akte van oprichting van de beoogde neveninstelling;
3. De Autoriteit wijst de aanvraag af als de beoogde neveninstelling reeds voor een
andere politieke vereniging als neveninstelling is geregistreerd.
4. De Autoriteit schrapt de aanwijzing van een neveninstelling uit het register als:
a. de politieke vereniging dan wel de neveninstelling heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke vereniging dan wel de neveninstelling een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard
en deswege is ontbonden;
d. de neveninstelling niet langer voldoet aan de in het eerste lid genoemde criteria.
Artikel 13. Andere neveninstellingen
1. Een politieke vereniging verzoekt de Autoriteit de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
of stichting die uitsluitend of in hoofdzaak erop gericht is activiteiten of werkzaamheden
te verrichten ten bate van hetzij haarzelf dan wel een kandidaat op een kandidatenlijst
waarboven haar aanduiding of een afkorting daarvan staat aan te wijzen als haar neveninstelling.
2. Bij het verzoek wordt overgelegd:
a. een afschrift van de notariële akte waarin de statuten van de politieke vereniging
zijn opgenomen;
b. de instemmingsbrief van de beoogde neveninstelling met haar aanwijzing;
c. de akte van oprichting van de beoogde neveninstelling;
3. De Autoriteit schrapt de aanwijzing van een neveninstelling uit het register als:
a. de politieke vereniging dan wel de neveninstelling heeft opgehouden te bestaan;
b. de politieke vereniging dan wel de neveninstelling een verzoek daartoe heeft gedaan;
c. de politieke vereniging bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak verboden is verklaard
en deswege is ontbonden;
d. de neveninstelling niet langer voldoet aan de in het eerste lid genoemde criteria.
HOOFDSTUK 3. FINANCIËN
§ 1. Algemeen
Artikel 14. Toepassingsbereik hoofdstuk 3
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op een landelijke politieke partij en haar neveninstellingen.
2. Dit hoofdstuk is tevens van toepassing op een politieke vereniging als bedoeld in
artikel 36.
Artikel 15. Definitie: schulden
Onder schulden wordt verstaan: geldschulden van meer dan € 25.000 x, met uitzondering
van:
a. bestuursrechtelijke geldschulden als bedoeld in artikel 4:85, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht; en
b. geldschulden die binnen achtentwintig dagen worden voldaan;
§ 2. De administratie
Artikel 16. Financiële administratie
1. Een politieke partij voert een zodanige administratie dat deze een betrouwbaar beeld
geeft van de financiële positie van de partij, door het opnemen van:
a. de op basis van deze wet verstrekte subsidie;
b. de aanvaarde giften;
c. de overige inkomsten;
d. de vermogenspositie; en
e. de schulden.
2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaar door
de politieke partij bewaard.
Artikel 17. Registratie van giften
1. Een politieke partij registreert van elke aanvaarde gift:
a. de naam van de donateur;
b. het bedrag of de waarde van de gift;
c. de datum van ontvangst.
2. Een ontvangen gift geldt als aanvaard voor zover niet uit de financiële administratie
anders blijkt.
3. In afwijking van het eerste lid kan registratie achterwege blijven van:
a. een gift van een neveninstelling van de politieke partij;
b. een gift van een afdeling van de politieke partij, zijnde een afdeling die met een
decentrale politieke partij gelijk is gesteld.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de op grond van het eerste lid te registreren gegevens.
Artikel 18. Giften in natura
1. Als waarde van een gift in natura geldt het verschil tussen de gebruikelijke waarde
van het geleverde in het economisch verkeer en de waarde van de tegenprestatie.
2. Voor de toepassing van deze wet worden giften bestaande uit persoonlijke arbeid of
activiteiten van leden van de politieke partij niet als giften in natura aangemerkt.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke zaken of
diensten in ieder geval als giften in natura worden aangemerkt en kunnen regels worden
gesteld over de wijze waarop giften in natura financieel gewaardeerd worden.
Artikel 19. Registratie van schulden
1. Een politieke partij registreert van haar schulden:
a. de naam en het adres van de crediteur onderscheidenlijk geldverstrekker en, indien
van toepassing, de gegevens van de instelling;
b. de hoogte van de schuld.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de op grond van het eerste te registreren gegevens.
§ 3. Beperking van giften
Artikel 20. Giften van ingezetenen en Nederlanders
1. Indien een politieke partij van een donateur, zijnde een natuurlijk persoon, een
of meer giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 250 ontvangt, vergewist de
politieke partij zich ervan dat de donateur ingezetene is van Nederland dan wel de
Nederlandse nationaliteit bezit.
2. Indien het een geldelijke gift betreft en de politieke partij niet kan vaststellen
dat de donateur ingezetene is van Nederland dan wel de Nederlandse nationaliteit bezit,
geeft de politieke partij het deel van de gift dat het bedrag van € 250 te boven gaat
aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij dit deel over op de daartoe
aangewezen rekening van de Autoriteit.
3. Indien het een gift in natura betreft en de politieke partij niet kan vaststellen
dat de donateur ingezetene is van Nederland dan wel de Nederlandse nationaliteit bezit,
geeft de politieke partij hetzij het deel van de gift dat de tegenwaarde van € 250
te boven gaat hetzij de gehele gift aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk
is maakt zij het deel van de tegenwaarde van de gift dat het bedrag van € 250 te boven
gaat over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
4. Een op grond van het tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakt geldbedrag
komt toe aan de Staat.
Artikel 21. Giften van natuurlijke personen
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 17, eerste lid, registreert een politieke partij
van een donateur, zijnde een natuurlijk persoon, waarvan zij in één kalenderjaar een
of meer giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 250 heeft ontvangen tevens
het woonadres.
2. Indien het een geldelijke gift betreft en de politieke partij niet over het adres
van de donateur beschikt, geeft de politieke partij het deel van de gift dat het bedrag
van € 250 te boven gaat aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij
dit deel over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
3. Indien het een gift in natura betreft en de politieke partij niet over het adres
van de donateur beschikt, geeft de politieke partij hetzij het deel van de gift dat
de tegenwaarde van € 250 te boven gaat hetzij de gehele gift aan de donateur terug.
Indien dit niet mogelijk is maakt zij het deel van de tegenwaarde van de gift dat
het bedrag van € 250 te boven gaat over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit,
dan wel vernietigt zij de gift.
4. Een op grond van het tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakt geldbedrag
komt toe aan de Staat.
Artikel 22. Giften van rechtspersonen en ondernemingen
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 17, eerste lid, registreert een politieke partij
van een donateur, niet zijnde een natuurlijk persoon, waarvan zij een gift aanvaardt,
tevens:
a. het adres van de donateur;
b. het nummer waarmee de rechtspersoon of onderneming in het handelsregister, bedoeld
in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet
2009 BES, is ingeschreven;
c. de naam, het adres en de nationaliteit van de uiteindelijk belanghebbende, bedoeld
in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren
van terrorisme.
2. Indien de gift niet wordt gedaan door een natuurlijk persoon en de donateur gevestigd
is in een openbaar lichaam, registreert de politieke partij in afwijking van het eerste
lid, onderdeel c, de naam, het adres en de nationaliteit van de natuurlijke persoon
die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over de rechtspersoon of
onderneming.
3. Indien het een geldelijke gift betreft en de politieke partij niet beschikt over
een of meer van de in het eerste lid genoemde gegevens, geeft de politieke partij
de gift aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de donatie over
op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
4. Indien het een gift in natura betreft en de politieke partij niet beschikt over een
of meer van de in het eerste lid genoemde gegevens, geeft de politieke partij de gehele
gift aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de tegenwaarde van
de gift over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
5. Een op grond van het derde of vierde lid aan de Autoriteit overgemaakt geldbedrag
komt toe aan de Staat.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de op grond van het eerste lid te registreren gegevens.
Artikel 23. Giften van verenigingen en stichtingen
1. Indien een politieke partij van een donateur, zijnde een vereniging of stichting
die niet is aangewezen als haar neveninstelling, in een kalenderjaar een of meer giften
met een cumulatieve waarde van meer dan € 1.000 ontvangt, verlangt zij van die vereniging
of stichting ten aanzien van de door die vereniging of stichting in dat kalenderjaar
van elke donateur ontvangen gift van in totaal meer dan € 1.000 tevens een overzicht
van de gegevens, genoemd in artikel 17, eerste lid, 21, eerste lid, of 22, eerste
lid.
2. Uit het overzicht moet blijken of de door de vereniging of stichting ontvangen gift
een geldelijke gift dan wel een gift in natura betreft.
3. Indien het een geldelijke gift betreft en het overzicht, bedoeld in het eerste lid,
ontbreekt, geeft de politieke partij het deel van de gift dat het bedrag van € 1.000
te boven gaat aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij dit deel
over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
4. Indien het een gift in natura betreft en het overzicht, bedoeld in het eerste lid,
ontbreekt, geeft de politieke partij hetzij het deel van de gift dat de tegenwaarde
van € 1.000 te boven gaat hetzij de gehele gift aan de donateur terug. Indien dit
niet mogelijk is maakt zij het deel van de tegenwaarde van de gift dat het bedrag
van € 1.000 te boven gaat over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit,
dan wel vernietigt zij de gift.
5. Een op grond van het derde of vierde lid aan de Autoriteit overgemaakt geldbedrag
komt toe aan de Staat.
6. Bij ministeriële regeling kan voor het overzicht een model worden vastgesteld.
Artikel 24. Giften van buitenlandse rechtspersonen
1. Een politieke partij aanvaardt geen gift van een niet in het handelsregister, bedoeld
in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet
2009 BES, ingeschreven rechtspersoon of onderneming.
2. Indien het een geldelijke gift betreft, geeft de politieke partij de gehele gift
aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de gehele gift over op
de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
3. Indien het een gift in natura betreft, geeft de politieke partij de gehele gift aan
de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de tegenwaarde van de gehele
gift over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
4. Een op grond van het tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakt geldbedrag
komt toe aan de Staat.
Artikel 25. Anonieme giften
1. Een politieke partij aanvaardt geen anonieme gift.
2. Indien het een geldelijke gift betreft, geeft de politieke partij de gehele gift
aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de gehele gift over op
de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
3. Indien het een gift in natura betreft, geeft de politieke partij de gehele gift aan
de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de tegenwaarde van de gehele
gift over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
4. Een op grond van tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakt geldbedrag komt
toe aan de Staat.
Artikel 26. Maximering gecombineerde giften
1. Een politieke partij, haar neveninstellingen en kandidaten voor die politieke partij
aanvaarden tezamen per donateur een of meer giften met een cumulatieve waarde van
ten hoogste € 100.000 per jaar.
2. Is de in het eerste lid genoemde donatiegrens overschreden en betreft het een geldelijke
gift, dan draagt de politieke partij er zorg voor dat het deel van de gift dat de
donatiegrens te boven gaat aan de donateur wordt teruggegeven voor zover van toepassing
naar rato van de hoogte van de door elk van de ontvangers ontvangen gift. Indien dit
niet mogelijk is maakt zij dit deel over op de daartoe aangewezen rekening van de
Autoriteit.
3. Is de in het eerste lid genoemde donatiegrens overschreden en betreft het een gift
in natura, dan draagt de politieke partij er zorg voor dat hetzij het deel van de
gift dat de donatiegrens te boven gaat hetzij de gehele gift aan de donateur wordt
teruggegeven voor zover van toepassing naar rato van de hoogte van de door elk van
de ontvangers ontvangen gift. Indien dit niet mogelijk is draagt zij er zorg voor
dat het deel van de tegenwaarde van gift dat de donatiegrens te boven gaat wordt overgemaakt
op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, vervalt de gift aan de staat
dan wel wordt de gift vernietigd.
4. Een op grond van het derde of vierde lid aan de Autoriteit overgemaakt geldbedrag
komt toe aan de Staat.
5. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt elke vijf jaar met ingang van 1 januari
bij ministeriële regeling gewijzigd, overeenkomstig de door het Centraal Bureau voor
de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex en naar boven afgerond op een duizendvoud
in euro’s. De ministeriële regeling wordt bekendgemaakt vóór 1 september voorafgaand
aan het jaar waarop de wijziging betrekking heeft.
§ 4. Externe financiële verantwoording
Artikel 27. Aanlevering verantwoordingsstukken
1. Vóór 1 juli van elk kalenderjaar levert een politieke partij bij de Autoriteit aan:
a. een financieel verslag over het voorafgaande kalenderjaar;
b. de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 29, tweede lid.
2. Het financieel verslag omvat:
a. een overzicht van de giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 1.000 die de
partij in dat kalenderjaar van een donateur heeft aanvaard, met daarbij de gegevens
die op grond van de artikelen 17, eerste lid, 21, eerste lid, of 22, eerste lid, zijn
geregistreerd.
b. de overzichten die de partij op grond van artikel 23, eerste lid, van verenigingen
en stichtingen heeft ontvangen;
c. een overzicht van de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 19,
eerste lid, zijn geregistreerd; en
d. een overzicht van de ontvangen giften die de politieke partij niet heeft aanvaard,
maar op grond van artikel 20, tweede en derde lid, 21, tweede en derde lid, 22, derde
en vierde lid, 23, derde en vierde lid, 24, tweede en derde lid, 25, tweede en derde
lid of 26, derde en vierde lid aan de donateur heeft teruggegeven dan wel aan de Autoriteit
heeft overgedragen.
3. Op de bij de Autoriteit berustende documenten, bedoeld in het eerste lid, is de Wet
open overheid niet van toepassing.
4. Bij ministeriële regeling kunnen voor de overzichten modellen worden vastgesteld.
Artikel 28. Meldplicht substantiële giften
1. Indien een politieke partij, haar neveninstellingen of een kandidaat voor die politieke
partij, gezamenlijk of alleen in een kalenderjaar van een donateur een of meer giften
met een cumulatieve waarde van meer dan € 10.000 of een veelvoud daarvan heeft aanvaard,
maakt de politieke partij hiervan zo spoedig mogelijk melding bij de Autoriteit. De
artikelen 17, derde lid, en 27 zijn onverminderd van toepassing.
2. Een melding geschiedt door binnen tien werkdagen na ontvangst van de gift aan de
Autoriteit te zenden:
a. een overzicht van de in het eerste lid bedoelde giften, met daarbij de gegevens die
op grond van de artikelen 17, eerste lid, 21, eerste lid, of 22, eerste lid, zijn
geregistreerd; en
b. voor zover van toepassing, het in artikel 23, eerste lid, bedoelde van de donateur
ontvangen overzicht.
3. Artikel 32 is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij ministeriële regeling kan voor het overzicht een model worden vastgesteld.
Artikel 29. Accountantsverklaring
1. Een politieke partij geeft opdracht tot onderzoek van haar financieel verslag aan
een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek. De accountant onderzoekt of het financieel verslag voldoet aan de bij of
krachtens de wet gestelde voorschriften.
2. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring
omtrent de getrouwheid van het financieel verslag en de overzichten.
Artikel 30. Verantwoording subsidie
1. Indien aan een politieke partij subsidie is verleend, geldt dat de administratie,
bedoeld in artikel 16:
a. tevens de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens omtrent
het ledental van de politieke partij bevat;
b. zodanig is ingericht dat daaruit tevens te allen tijde de voor de vaststelling van
de subsidie van belang zijnde naleving van verplichtingen alsmede de kosten en opbrengsten
kunnen worden nagegaan.
2. Indien aan een politieke partij subsidie is verleend, geldt dat het financieel verslag,
bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder a:
a. tevens volgens de normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden
beschouwd, een rekening van de kosten en opbrengsten met de bijbehorende toelichting
van belang zijnde voor de vaststelling van de subsidie omvat;
b. tevens een opgave omvat van de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde
gegevens omtrent het ledental van de politieke partij;
c. vergezeld gaat van een activiteitenverslag;
3. Indien aan een politieke partij subsidie is verleend, geldt dat de accountantsverklaring
bedoeld in artikel 29, tweede lid, tevens betreft:
a. de verenigbaarheid van het activiteitenverslag met het financieel verslag;
b. de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie;
c. de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen; en
d. de juistheid van het voor de vaststelling van de subsidie opgegeven ledental van de
politieke partij.
Artikel 31. Eisen verslaglegging
1. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van het financieel
verslag, het activiteitenverslag, de opgave van de voor de subsidie relevante gegevens
omtrent het ledental van de politieke partij en aan de overzichten van de giften en
schulden.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de reikwijdte, de intensiteit
en de verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 29 en de eisen genoemd
in artikel 30, derde lid.
Artikel 32. Openbaarmaking verantwoordingsstukken
1. De Autoriteit maakt uiterlijk 1 november van elke politieke partij voor zover van
toepassing op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar:
a. het financieel verslag genoemd in artikel 27, eerste lid, onder a;
b. de accountantsverklaring genoemd in artikel 27, eerste lid, onder b;
c. het activiteitenverslag genoemd in artikel 30, tweede lid, onder c.
2. Persoonsgegevens die in de in het eerste lid genoemde bescheiden voorkomen, worden
door de Autoriteit maximaal zeven jaren bewaard.
3. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende,
wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij
blijft in de overzichten, genoemd in het eerste lid, openbaarmaking van de gegevens
over de naam en de woonplaats van de natuurlijke persoon of uiteindelijk belanghebbende
achterwege, indien dit naar het oordeel van de Autoriteit gelet op het belang van
de veiligheid van de persoon of belanghebbende is aangewezen. De Autoriteit motiveert
de toepassing van de vorige volzin bij de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 33. Openbaarmaking overzichten
1. De Autoriteit stelt een overzicht samen van de door alle politieke partijen aanvaarde
giften en hun lopende schulden.
2. De Autoriteit maakt een digitaal bestand met het overzicht uiterlijk op 1 november
op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar.
3. Artikel 32, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 34. Onderzoek accountant en Algemene Rekenkamer
1. De politieke partij werkt mee aan onderzoeken die worden ingesteld door de accountant
of accountantsdienst daartoe aangewezen door de Autoriteit.
2. De politieke partij draagt er zorg voor dat de accountant, bedoeld in artikel 29,
meewerkt aan onderzoeken naar zijn werkzaamheden, die worden ingesteld door de accountant
of accountantsdienst daartoe aangewezen door de Autoriteit.
3. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op onderzoeken door
de Algemene Rekenkamer.
§ 5. Verbrede toepassing
Artikel 35. Neveninstellingen
1. Op een neveninstelling van een politieke partij zijn de artikelen 15 tot en met 25
van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat artikel 17, derde lid, onder
a, wordt gelezen: een gift van de politieke partij waaraan de neveninstelling gelieerd
is.
2. Een neveninstelling meldt een door haar aanvaarde gift binnen vijf werkdagen na ontvangst
aan de politieke partij door de bij de registratie verwerkte gegevens en bescheiden
met de politieke partij te delen.
3. Een neveninstelling werkt mee aan de toepassing van artikel 26, tweede en derde lid.
4. Op een neveninstelling zijn de artikelen 27 en 29 tot en met 34 van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat:
a. artikel 30, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder d, uitsluitend van toepassing
zijn op een politieke jongerenorganisatie als bedoeld in artikel 11;
b. de neveninstelling haar financieel verslag, de accountantsverklaring en, indien van
toepassing, activiteitenverslag tijdig door de politieke partij waarvoor zij als neveninstelling
is aangewezen bij de Autoriteit laat aanleveren.
Artikel 36. Verbonden politieke vereniging
1. Indien een of meer leden van de Tweede Kamer of Eerste Kamer zich van een fractie
afsplitsen en alleen of met anderen een nieuwe fractie of groep vormen die zich verbindt
met een politieke vereniging, is dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing op deze
politieke vereniging en haar neveninstellingen met ingang van het eerste kalenderjaar
na het jaar waarin de afsplitsing heeft plaatsgevonden.
2. Indien alle leden van een fractie een nieuwe fractie vormen, wordt dit voor de toepassing
van dit artikel gelijkgesteld met een afsplitsing van een fractie.
§ 6. Verwerking persoonsgegevens
Artikel 37. Verwerkingsgrondslag
1. Voor zover dit noodzakelijk is ter uitvoering van de in dit hoofdstuk aan een politieke
partij opgedragen taak:
a. kan een politieke partij die in een openbaar lichaam gevestigd is persoonsgegevens,
met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES verwerken;
b. kan een politieke partij die niet in een openbaar lichaam gevestigd is persoonsgegevens,
met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op:
a. een stichting of vereniging als bedoeld in artikel 23;
b. een neveninstelling als bedoeld in artikel 35; en
c. een politieke vereniging als bedoeld in artikel 36.
HOOFDSTUK 4. AANVULLENDE REGELS IN HET KADER VAN VERKIEZINGEN
§ 1. Algemeen
Artikel 38. Toepassingsbereik hoofdstuk 4
Dit hoofdstuk is van toepassing bij een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal of het Europees Parlement.
§ 2. Aanvullende regels inzake financiën
Artikel 39. Giften van kandidaten
Onverminderd artikel 17, derde lid, is artikel 26, eerste lid, niet van toepassing
op een gift van een kandidaat op een lijst als bedoeld in artikel I 17, eerste lid,
van de Kieswet waarboven de voor deze politieke partij registreerde aanduiding of
een afkorting daarvan staat.
Artikel 40. Meldplicht substantiële giften
Vanaf de eenentwintigste dag voor de dag van de stemming tot en met de dag van de
stemming meldt een politieke partij, in afwijking van artikel 28, tweede lid, het
aanvaard hebben van een substantiële gift van een donateur uiterlijk de volgende werkdag.
Artikel 41. Aanlevering financiële overzichten voorafgaand aan de stemming
1. Tussen de eenentwintigste en de veertiende dag vóór de dag van de stemming, levert
een politieke partij waarvan de aanduiding of een afkorting daarvan boven een lijst
als bedoeld in artikel I 17, eerste lid, van de Kieswet staat, bij de Autoriteit aan:
a. een overzicht van de giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 1.000 die de
partij in dat kalenderjaar van een donateur heeft aanvaard, met daarbij de gegevens
die op grond van de artikelen 17, eerste lid, 21, eerste lid, of 22, eerste lid, zijn
geregistreerd.
b. de overzichten die de partij op grond van artikel 23, eerste lid, van verenigingen
en stichtingen heeft ontvangen;
c. een overzicht van de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 19,
eerste lid, zijn geregistreerd; en
d. een overzicht van de ontvangen giften die de politieke partij niet heeft aanvaard,
maar op grond van artikel 20, tweede en derde lid, 21, tweede en derde lid, 22, derde
en vierde lid, 23, derde en vierde lid, 24, tweede en derde lid, 25, tweede en derde
lid of 26, derde en vierde lid aan de donateur heeft teruggegeven dan wel aan de Autoriteit
heeft overgedragen.
2. De overzichten beslaan de periode van 1 januari van het kalenderjaar waarin de stemming
plaatsvindt tot en metde eenentwintigste dag vóór de dag van de stemming.
3. Indien de partij haar financieel verslag over het kalenderjaar voorafgaand aan het
jaar waarin de stemming plaatsvindt nog niet heeft aangeleverd, worden de in het eerste
lid genoemde overzichten ook over dat jaar aangeleverd. Artikel 27 is onverminderd
van toepassing.
4. Op de bij de Autoriteit berustende overzichten is de Wet open overheid niet van toepassing.
5. Bij ministeriële regeling kan voor de overzichten een model worden vastgesteld.
Artikel 42. Aanlevering financiële overzichten na afloop van de stemming
1. Uiterlijk een maand na de dag van de stemming levert de in artikel 41 bedoelde politieke
partij waarvan de aanduiding of een afkorting daarvan boven een lijst als bedoeld
in artikel I 17, eerste lid, van de Kieswet staat, bij de Autoriteit aan:
a. een overzicht van de giften met een cumulatieve waarde van € 1.000 of meer die de
partij in een kalenderjaar van een donateur heeft aanvaard, met daarbij de gegevens
die op grond van artikel 17, eerste lid, 21, eerste lid, of 22, eerste lid, zijn geregistreerd;
b. de overzichten die de partij op grond van artikel 23, eerste lid, van verenigingen
en stichtingen heeft ontvangen;
c. een overzicht van de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 19,
derde lid, zijn geregistreerd.
d. een overzicht van de ontvangen giften die de politieke partij niet heeft aanvaard,
maar op grond van artikel 20, tweede en derde lid, 21, tweede en derde lid, 22, derde
en vierde lid, 23, derde en vierde lid, 24, tweede en derde lid, 25, tweede en derde
lid of 26, derde en vierde lid aan de donateur heeft teruggegeven dan wel aan de Autoriteit
heeft overgedragen.
2. De overzichten beslaan de periode vanaf de twintigste dag vóór de dag van de stemming
tot en met de dag van de stemming.
3. Op de bij de Autoriteit berustende overzichten is de Wet open overheid niet van toepassing.
4. Bij ministeriële regeling kan voor de overzichten een model worden vastgesteld.
Artikel 43. Openbaarmaking financiële overzichten
1. De Autoriteit maakt de overzichten, genoemd in de artikelen 41, eerste lid, en 42,
eerste lid zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de zevende dag vóór de dag van de
stemming respectievelijk twee maanden ná de dag van de stemming op een algemeen toegankelijke
wijze elektronisch openbaar.
2. Onverminderd het eerste lid stelt de Autoriteit een overzicht samen van de door alle
politieke partijen in die periode aanvaardde giften en hun lopende schulden.
3. Persoonsgegevens die in de in het eerste lid bedoelde overzichten voorkomen, worden
door de Autoriteit maximaal zeven jaar bewaard.
4. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende,
wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Op verzoek van een politieke partij
blijft in de overzichten, genoemd in het eerste lid, openbaarmaking van de gegevens
over de naam en de woonplaats van de natuurlijke persoon of uiteindelijk belanghebbende
achterwege, indien dit naar het oordeel van de Autoriteit gelet op het belang van
de veiligheid van de persoon of belanghebbende is aangewezen. De Autoriteit motiveert
de toepassing van de vorige volzin bij de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 44. Openbaarmaking overzichten
1. Op basis van de op grond van artikel 41 respectievelijk, 42 aangeleverde overzichten
stelt de Autoriteit een overzicht samen van de door alle politieke partijen in die
periode aanvaardde giften en hun lopende schulden.
2. De Autoriteit maakt een digitaal bestand met het overzicht zo spoedig mogelijk op
een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar.
3. Artikel 43, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
§ 3. Verbrede toepassing van aanvullende regels inzake financiën
Artikel 45. Neveninstellingen
1. Op een neveninstelling van een politieke partij waarvan de aanduiding of een afkorting
daarvan boven een lijst als bedoeld in artikel I 17, eerste lid, van de Kieswet staat
zijn de artikelen 41 tot en met 44 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande
dat de politieke partij de overzichten bij de Autoriteit aanlevert.
2. Een neveninstelling verstrekt de politieke partij de informatie die voor de overzichten
nodig is.
Artikel 46. Politieke verenigingen
Op een politieke vereniging, niet zijnde een politieke partij, waarvan de aanduiding
of een afkorting daarvan boven een lijst als bedoeld in artikel I 17, eerste lid,
van de Kieswet staat, zijn de artikelen 41 tot en met 44 van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat:
a. op de giften de artikelen 16 tot en met 25 van overeenkomstige toepassing zijn;
b. vanaf de dag van de kandidaatstelling op de giften de artikelen 26 en 28 van overeenkomstige
toepassing zijn;
c. voor artikel 41, tweede en derde lid, wordt gelezen: de overzichten beslaan de periode
van 1 januari van het tweede kalenderjaar vóór het jaar waarin de stemming plaatsvindt
tot en met de eenentwintigste dag vóór de dag van de stemming.
Artikel 47. Individuele kandidaten van een politieke vereniging
1. Vanaf de eenenveertigste dag voor de dag van de kandidaatstelling tot en met de dag
van de stemming meldt een kandidaat voor een politieke vereniging een door hem aanvaarde
gift binnen vijf werkdagen aan die politieke vereniging door toezending van de gegevens,
bedoeld in de artikelen 17, eerste lid, 21, eerste lid, 22, eerste lid, of 23, eerste
lid.
2. Op een kandidaat voor een politieke vereniging zijn de artikelen 41 tot en met 44
van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. de giften door de kandidaat moeten zijn aanvaard ten behoeve van diens kandidatuur,
de verkiezingscampagne dan wel de politieke vereniging;
b. op de giften de artikelen 17 en 18 en 20 tot en met 25 van overeenkomstige toepassing
zijn;
c. voor artikel 41, tweede en derde lid, wordt gelezen: de overzichten beslaan de periode
van 1 januari van het tweede kalenderjaar vóór het jaar waarin de stemming plaatsvindt
tot en met de eenentwintigste dag vóór de dag van de stemming;.
d. de politieke vereniging de overzichten van ontvangen giften bij de Autoriteit aanlevert;
e. de artikelen 41, eerste lid, onder c, en 42, eerste lid onder c, niet van toepassing
zijn.
3. De kandidaat verstrekt de politieke vereniging de informatie die voor de overzichten
nodig is.
Artikel 48. Blanco lijsten
1. Op degene die als kandidaat voorkomt op een lijst als bedoeld in artikel I 17, eerste
lid, van de Kieswet waarboven geen aanduiding van een politieke vereniging of afkorting
daarvan is geplaatst, zijn de artikelen 41 tot en met 44 van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat:
a. de giften door de kandidaat moeten zijn aanvaard ten behoeve van diens kandidatuur,
de verkiezingscampagne dan wel de politieke vereniging;
b. op de giften de artikelen 17 en 18 en 20 tot en met 25 van overeenkomstige toepassing
zijn;
c. op de giften de artikelen 26 en 28 van overeenkomstige toepassing zijn vanaf de dag
van de kandidaatstelling;
d. voor artikel 41, tweede en derde lid, wordt gelezen: de overzichten beslaan de periode
van 1 januari van het tweede kalenderjaar vóór het jaar waarin de stemming plaatsvindt
tot en met de eenentwintigste dag vóór de dag van de stemming;
e. de eerste kandidaat op de lijst de overzichten bij de Autoriteit aanlevert;.
f. de artikelen 41, eerste lid, onder c, en 42, eerste lid, onder c, niet van toepassing
zijn.
2. De andere kandidaten op een lijst verstrekken aan de eerste kandidaat op de lijst
de informatie die voor de overzichten nodig is.
§ 4. Verwerking bijzondere persoonsgegevens
Artikel 49. Verwerkingsgrondslag
1. Voor zover dit noodzakelijk is ter uitvoering van de in dit hoofdstuk aan een politieke
partij opgedragen taak:
a. kan een politieke partij die in een openbaar lichaam gevestigd is persoonsgegevens,
met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES verwerken;
b. kan een politieke partij die niet in een openbaar lichaam gevestigd is persoonsgegevens,
met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op:
a. een politieke vereniging niet zijnde een politieke partij;
b. een neveninstelling van een politieke partij;
c. een kandidaat.
HOOFDSTUK 5. SUBSIDIE
§ 1. Algemeen
Artikel 50. Toepassingsbereik hoofdstuk 5
Dit hoofdstuk is van toepassing op een landelijke politieke partij.
§ 2. Subsidieverlening
Artikel 51. Aanvraag tot subsidieverlening aan een politieke partij
1. Een politieke partij kan subsidie aanvragen voor in deze wet aangewezen subsidiabele
activiteiten.
2. De aanvraag wordt vóór 1 november van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd
bij de Autoriteit ingediend.
3. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een activiteitenplan;
b. een begroting; en
c. een raming van het ledental van de politieke partij op de peildatum.
4. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van het activiteitenplan,
de begroting en de opgave van het de ledentallen voor zover van belang voor de verlening
van de subsidie.
Artikel 52. Aanvraag tot subsidieverlening t.b.v. neveninstellingen
1. Indien de Autoriteit voor een politieke partij een politiek-wetenschappelijk instituut,
politieke jongerenorganisatie of instelling voor buitenlandse activiteiten als neveninstelling
heeft aangewezen, kan de aanvraag tot verlening van subsidie van de politieke partij
mede een aanvraag tot verlening van subsidie ten behoeve van deze neveninstelling
omvatten. Artikel 51, derde en vierde lid, is van toepassing met dien verstande dat
onder c wordt gelezen: een raming van het ledental van de politieke jongerenorganisatie
op de peildatum.
2. Aan een politieke partij kan uitsluitend subsidie worden verleend ten behoeve van
een of meer van de voor haar aangewezen neveninstellingen als ook aan de politieke
partij zelf subsidie wordt verleend.
Artikel 53. Informatieverstrekking en aanvraagformulier
1. Dit wetsartikel is uitsluitend van toepassing op een in een openbaar lichaam gevestigde
politieke partij.
2. Een landelijke politieke partij die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 51
of 52 verschaft de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig
zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
3. De Autoriteit kan voor het indienen van een aanvraag en het verstrekken van gegevens
een formulier vaststellen.
Artikel 54. Subsidievoorwaarden
1. De Autoriteit verstrekt na een daartoe strekkende aanvraag subsidie aan een politieke
partij indien die partij op de peildatum beschikt over duizend leden die vergader-
en stemrecht hebben in de politieke partij en die elk per jaar minimaal € 12 contributie
betalen. Het lidmaatschap blijkt uit een uitdrukkelijke wilsverklaring van betrokkene.
2. Een politieke partij kan uitsluitend subsidie ten behoeve van de voor haar aangewezen
politieke jongerenorganisatie aanvragen als die organisatie:
a. op de peildatum ten minste honderd leden telt die niet jonger zijn dan 14 jaar en
niet ouder zijn dan 27 jaar, die vergader- en stemrecht hebben in de politieke jongerenorganisatie
en elk per jaar minimaal € 5 contributie betalen; en
b. een ledenbestand heeft dat voor ten minste twee derde bestaat uit de leden bedoeld
in onderdeel a. Het lidmaatschap blijkt uit een uitdrukkelijke wilsverklaring van
de betrokkene.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid kan ook aan een politieke partij respectievelijk
ten behoeve van een politieke jongerenorganisatie die verwacht op de peildatum aan
de in dat lid gestelde voorwaarden te zullen voldoen subsidie worden verleend.
Artikel 55. Subsidiabele activiteiten
1. De subsidie wordt verleend voor uitgaven die direct samenhangen met een of meer van
de volgende activiteiten:
a. politieke vormings- en scholingsactiviteiten;
b. informatievoorziening;
c. het onderhouden van contacten met zusterpartijen buiten Nederland en het ondersteunen
van vormings- en scholingsactiviteiten ten behoeve van het kader van die partijen;
d. politiek-wetenschappelijke activiteiten;
e. activiteiten ter bevordering van de politieke participatie van jongeren en andere
ondervertegenwoordigde groepen;
f. het werven van leden;
g. het betrekken van niet-leden bij activiteiten van de politieke partij;
h. werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers;
i. activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes.
Artikel 56. Subsidietermijn
De subsidie wordt per kalenderjaar verleend.
Artikel 57. Subsidiebedragen
1. De subsidie die aan een politieke partij wordt verleend, is ten hoogste gelijk aan
de som van de volgende bedragen:
a. een bedrag bestaande uit:
1°. een basisbedrag van € 306.122,40;
2°. een bedrag van € 93.6204,43, per zetel van de politieke partij; en
3°. een bedrag van € 9,44 per verwacht lid van de politieke partij;
b. indien voor de politieke partij een politiek-wetenschappelijk instituut als neveninstelling
is aangewezen:
1°. een basisbedrag van € 227.222,00; en
2°. een bedrag van 23.635,48 per zetel van de politieke partij;
c. indien voor de politieke partij een politieke jongerenorganisatie als neveninstelling
is aangewezen:
1°. een basisbedrag van € 33.098,28;
2°. een bedrag van € 13.416,23 per zetel van de politieke partij; en
3°. een bedrag van € 13,65 per verwacht lid van de politieke jongerenorganisatie;
d. indien voor de politieke partij een instelling voor buitenlandse activiteiten als
neveninstelling is aangewezen:
1°. een basisbedrag van € 56.797,30; en
2°. een bedrag van € 12.303,83 per zetel van de politieke partij.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt voor de vaststelling van het verwachtte
aantal leden van een politieke partij en het verwachtte aantal leden van een politieke
jongerenorganisatie uitgegaan van de door de aanvrager verwachtte aantallen op de
peildatum.
3. De bedragen, genoemd in het eerste lid, worden jaarlijks met ingang van 1 juli bij
ministeriële regeling gewijzigd, overeenkomstig de voor de rijksbegroting gehanteerde
loon- en prijsbijstelling.
Artikel 58. Zeteltal
1. Het aantal zetels dat bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal is toegewezen aan de lijst waarboven de aanduiding van de
politieke partij stond, dan wel een afkorting daarvan, geldt als het aantal zetels
van die politieke partij.
2. Indien uitsluitend bij de laatstgehouden verkiezing van de leden van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal zetels zijn toegewezen aan een lijst waarboven de aanduiding van
de politieke partij stond, dan wel een afkorting daarvan, geldt dit aantal als het
aantal zetels van die politieke partij.
Artikel 59. Geoormerkte subsidiebedragen
1. De subsidie, bedoeld in artikel 57, eerste lid, onder b, wordt slechts verstrekt
voor die uitgaven van het aangewezen politiek-wetenschappelijk instituut, die zijn
gericht op politiek-wetenschappelijke activiteiten met als voorwaarde dat de politieke
partij ten minste het ten behoeve van het politiek-wetenschappelijk instituut verstrekte
bedrag betaalt aan het politiek-wetenschappelijk instituut.
2. De subsidie, bedoeld in artikel 57, eerste lid, onder c, wordt slechts verstrekt
voor die uitgaven van de aangewezen politieke jongerenorganisatie, die zijn gericht
op activiteiten ter bevordering van de politieke participatie van jongeren met als
voorwaarde dat de politieke partij ten minste het ten behoeve van de politieke jongerenorganisatie
verstrekte bedrag aan de politieke jongerenorganisatie betaalt.
3. De subsidie, bedoeld in artikel 57, eerste lid, onder d, wordt slechts verstrekt
voor die uitgaven van de aangewezen instelling voor buitenlandse activiteiten, die
zijn gericht op activiteiten ter ondersteuning van zusterpartijen en -organisaties
buiten Nederland bij vormings- en scholingsactiviteiten, met als voorwaarde dat de
politieke partij ten minste het ten behoeve van de instelling voor buitenlandse activiteiten
verstrekte bedrag betaalt aan de instelling voor buitenlandse activiteiten.
4. Aan de betaling, bedoeld in het eerste tot en met derde lid, verbindt de politieke
partij geen andere voorwaarden dan die welke voortvloeien uit de toepassing van deze
wet.
Artikel 60. Beschikking tot subsidieverlening
1. De Autoriteit besluit op de aanvraag vóór 1 januari van het kalenderjaar waarvoor
de subsidie is aangevraagd.
2. Indien de subsidie wordt verleend, wordt de aanvrager tevens een voorschot toegekend
ter hoogte van 80% van het verleende subsidiebedrag.
3. Indien de aanvraag betrekking heeft op een tijdvak dat geheel of gedeeltelijk binnen
het tijdvak ligt waarin de aanvrager op grond van artikel 127 bij rechterlijke uitspraak
de aanspraak op subsidie is ontzegd, wordt het op grond van artikel 57 te verlenen
subsidiebedrag naar evenredigheid verminderd. Het voorschot wordt uitbetaald binnen
zes weken nadat de tijdsduur van de ontzegging van de aanspraak op subsidie is verstreken.
4. De subsidie aan een in een openbaar lichaam gevestigde politieke partij wordt omgerekend
in dollars tegen de jaarlijks vastgestelde wisselkoers.
5. De artikelen 4:37 en 4:40 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
§ 3. Subsidieverlening in bijzondere situaties
Artikel 61. Aanpassing subsidieverleningsbesluit
1. Indien als gevolg van een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer of de Eerste
Kamer der Staten-Generaal het aantal zetels van een politieke partij op basis waarvan
voor dat jaar subsidie is verleend toeneemt, kan die politieke partij een aanvraag
indienen tot aanpassing van het besluit tot subsidieverlening voor dat kalenderjaar.
Neemt het aantal zetels van een politieke partij als gevolg van een verkiezing af,
dan past de Autoriteit zo nodig ambtshalve het besluit tot subsidieverlening aan.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing:
a. als aan een politieke partij subsidie is verleend op basis van het aantal zetels van
die politieke partij in de Eerste Kamer der Staten-Generaal en een verkiezing van
de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ertoe leidt dat die politieke partij
een of meer zetels in de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft;
b. als een politieke partij subsidie is verleend op basis van het aantal zetels van die
politieke partij in de Tweede Kamer der Staten-Generaal en een verkiezing van de leden
van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ertoe leidt dat die politieke partij alleen
nog een of meer zetels in de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft;
c. als in een jaar een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
heeft plaatsgevonden en de uitslag daarvan niet vóór 1 oktober definitief is vastgesteld.
3. De aanvraag tot aanpassing van het subsidieverleningsbesluit wordt zo spoedig mogelijk,
doch uiterlijk binnen vier maanden na de eerste dag van de kalendermaand die volgt
op de maand waarin de stemming plaatsvond ingediend. De artikelen 51, tweede tot en
met vierde lid, en artikel 60, tweede tot en met vijfde lid, zijn van overeenkomstige
toepassing met uitzondering van artikel 51, derde lid, onder c. De Autoriteit besluit
op de aanvraag binnen twee maanden na de ontvangst daarvan.
4. De aanpassing van de subsidie bedraagt voor elk kwartaal volgend op het kwartaal
waarin de stemming plaatsvond 25% van het verschil tussen de subsidie die op kwartaalbasis
aan de politieke partij is verleend of zou worden verleend op basis van het aantal
zetels van de politieke partij bij de voorlaatst gehouden verkiezing en de subsidie
die op kwartaalbasis aan de politieke partij zou zijn verleend op basis van het nieuwe
aantal zetels van de politieke partij.
5. In afwijking van het vierde lid krijgt een politieke partij voor elk kwartaal waarin
het ten minste een jaar geleden is dat de verkiezing heeft plaatsgevonden een vierde
deel van de subsidie die op basis van haar nieuwe zetelaantal verleend zou zijn.
6. Bij de toepassing van het vierde lid blijven de andere op grond van artikel 57, eerste
lid, berekende bedragen ongewijzigd.
Artikel 62. Subsidie nieuwe politieke partij
1. Indien een verkiezing van de leden van de Tweede Kamer of Eerste Kamer der Staten-Generaal
er toe leidt dat een politieke vereniging een politieke partij wordt, komt deze partij
voor subsidie in aanmerking met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand,
voorafgaand aan de maand waarin de stemming plaatsvond. De hoogte van de subsidie
wordt naar evenredigheid vastgesteld. In afwijking van artikel 1 geldt voor die politieke
partij als peildatum: de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de maand waarin
de stemming plaatsvond.
2. De aanvraag tot de verlening van de subsidie wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk
binnen vier maanden na de peildatum, bedoeld in het eerste lid, ingediend. De artikelen
51, derde en vierde lid, 52 tot en met 55, 57 tot en met 59 en 60, tweede tot en met
vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing. De Autoriteit besluit op de aanvraag
binnen twee maanden na de ontvangst daarvan.
3. Een op grond van dit artikel verleende subsidie kan mede worden aangewend voor de
uitgaven, bedoeld in artikel 54, die samenhangen met activiteiten die plaatsvonden
in de periode die aanvangt op de eerste dag van de zesde maand voorafgaande aan de
maand waarin de stemming plaatsvond.
Artikel 63. Gevolgen gezamenlijke kandidatenlijst
1. Indien bij de laatstgehouden verkiezing een of meer zetels zijn toegewezen aan een
lijst waarop artikel H 3, derde lid, van de Kieswet is toegepast, en alle hierbij
betrokken politieke partijen bij een eerdere verkiezing een of meer zetels hebben
gehad, wordt, in afwijking van artikel 16, voor de vaststelling van het aantal Kamerzetels
van de betrokken politieke partijen uitgegaan van een daartoe strekkende gezamenlijke
verklaring van de betrokken politieke partijen.
2. De verklaring wordt binnen vier maanden na de eerste dag van de kalendermaand die
volgt op de maand waarin de stemming plaatsvond bij de Autoriteit ingediend.
3. De Autoriteit maakt de verklaring, met weglating van de ondertekening, op een algemeen
toegankelijke wijze elektronisch openbaar.
4. Bij gebreke van een gezamenlijke verklaring ontvangen de partijen géén subsidie op
basis van deze wet.
Artikel 64. Subsidie na verkiezingsjaar
1. Indien een politieke partij in het jaar waarin een verkiezing van de leden van de
Tweede Kamer of de Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft plaatsgevonden een aanvraag
tot het verlenen van subsidie indient voor het daaropvolgende jaar, neemt de Autoriteit
bij het verlenen van subsidie het in dit artikel bepaalde in acht.
2. De Autoriteit past de op grond van artikel 57 te verlenen subsidie van rechtswege
aan. De aanpassing van de subsidie bedraagt voor elk kwartaal volgend op het kwartaal
waarin de stemming plaatsvond 25% van het verschil tussen de subsidie die op kwartaalbasis
aan de politieke partij zou worden verleend op basis van het aantal zetels van de
politieke partij bij de voorlaatst gehouden verkiezing en de subsidie die op kwartaalbasis
aan de politieke partij zou zijn verleend op basis van het nieuwe aantal zetels van
de politieke partij.
3. In afwijking van het tweede krijgt een politieke partij voor elk kwartaal waarin
het ten minste een jaar geleden is dat de verkiezing heeft plaatsgevonden een vierde
deel van de subsidie die op basis van het nieuwe zetelaantal verleend zou zijn.
Artikel 65. Fusie politieke partijen
1. Indien twee of meer politieke verenigingen fuseren in de zin van artikel 309 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek door samen één nieuwe politieke vereniging op te
richten en ten minste één van deze verenigingen een politieke partij is, wordt de
nieuwe politieke vereniging aangemerkt als een politieke partij in de zin van deze
wet en komt zij onder dezelfde voorwaarden als andere politieke partijen met ingang
van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de fusie heeft plaatsgevonden voor
subsidie in aanmerking.
2. In afwijking van artikel 58 geldt als het aantal zetels van de politieke partij de
som van het aantal zetels dat bij de laatstgehouden verkiezing is toegewezen aan de
lijsten waarboven de aanduidingen van de samengevoegde politieke verenigingen, of
afkortingen daarvan, hebben gestaan.
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een politieke vereniging die
bij een fusie in de zin van artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek het
vermogen van een of meer andere politieke verenigingen onder algemene titel heeft
verkregen.
§ 4. Subsidievaststelling
Artikel 66. Aanvraag tot subsidievaststelling voor een politieke partij
1. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie voor een kalenderjaar wordt vóór 1 juli
van het daaropvolgende kalenderjaar ingediend bij de Autoriteit.
2. Bij de aanvraag wordt overgelegd:
a. het financieel verslag, bedoeld in artikel 27, eerste lid, onder a;
b. de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 29, tweede lid; en
c. het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 30, tweede lid, onder c.
3. Artikel 53 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 67. Aanvraag tot subsidievaststelling t.b.v. neveninstellingen
1. Indien de Autoriteit aan een politieke partij subsidie heeft verleend ten behoeve
van een of meer neveninstellingen van die partij, omvat de aanvraag tot het vaststellen
van de subsidie voor die politieke partij mede een aanvraag tot vaststelling van de
subsidie ten behoeve van deze neveninstellingen.
2. Bij de aanvraag wordt van elke neveninstelling overgelegd:
a. het financieel verslag, bedoeld in artikel 35, vijfde lid, juncto 27, eerste lid,
onder a;
b. de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 35, vijfde lid, juncto 29, tweede lid;
en
c. het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 35, vijfde lid, juncto 30, tweede lid,
onder c;
3. Artikel 53 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 68. Subsidiebedragen
In afwijking van artikel 4:46, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt
aan subsidie een bedrag vastgesteld dat ten hoogste gelijk is aan het bedrag waarvoor
subsidie verleend zou kunnen zijn op grond van artikel 57 zoals het luidde op het
moment dat het besluit tot subsidieverlening bekendgemaakt is.
Artikel 69. Beschikking tot subsidievaststelling
1. In afwijking van artikel 3:18 van de Algemene wet bestuursrecht stelt de Autoriteit
vóór 1 november de subsidie vast.
2. Indien een politieke partij op grond van artikel 127 bij rechterlijke uitspraak de
aanspraak op subsidie is ontzegd en de tenuitvoerlegging van die ontzegging geheel
of gedeeltelijk betrekking heeft op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend,
stelt de Autoriteit onverminderd artikel 4:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht
de subsidie naar evenredigheid lager vast.
3. Onverminderd artikel 4:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vordert
de Autoriteit het subsidiebedrag terug dat ingevolge het vierde tweede lid onverschuldigd
is betaald.
Artikel 70. Overzicht verstrekte subsidies
De Autoriteit zendt ieder jaar aan de Staten-Generaal een overzicht van de subsidies
die aan de politieke partijen zijn verstrekt. Artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht
is niet van toepassing.
Artikel 71. Terugvordering na onverschuldigde betaling
1. Dit wetsartikel is uitsluitend van toepassing op een in een openbaar lichaam gevestigde
politieke partij.
2. De Autoriteit kan onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidiebedragen terugvorderen.
3. De Autoriteit kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
4. De Autoriteit kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidieontvanger
voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.
5. Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover
na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel
4:49, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht heeft plaatsgevonden,
vijf jaren zijn verstreken.
DEEL 3. DECENTRALE POLITIEKE VERENIGINGEN
HOOFDSTUK 6. OVER DECENTRALE POLITIEKE VERENIGINGEN
§ 1. Algemeen
Artikel 72. Toepassingsbereik hoofdstuk 6
Dit hoofdstuk is van toepassing op een decentrale politieke vereniging.
Artikel 73. Transparantieplicht
1. Artikel 7 is van toepassing en artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op een
decentrale politieke partij.
2. De artikelen 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing op een afdeling, met uitzondering
van artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
§ 2. Neveninstellingen
Artikel 74. Neveninstellingen
1. Een politieke vereniging wijst een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of
stichting die uitsluitend of in hoofdzaak erop gericht is activiteiten of werkzaamheden
te verrichten ten bate van hetzij haarzelf dan wel een kandidaat op een kandidatenlijst
waarboven haar aanduiding of een afkorting daarvan staat als haar neveninstelling
aan.
2. De politieke vereniging maakt de aanwijzing alsmede de schriftelijke instemming van
de rechtspersoon daarmee op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar.
3. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij ministeriële regeling kunnen modellen voor de aanwijzing en de instemmingsbrief
worden vastgesteld.
HOOFDSTUK 7. FINANCIËN
§ 1. Algemeen
Artikel 75. Toepassingsbereik hoofdstuk 7
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op een decentrale politieke partij en haar neveninstellingen.
2. Dit hoofdstuk is tevens van toepassing op een politieke vereniging als bedoeld in
artikel 93.
Artikel 76. Munteenheid in een openbaar lichaam
Voor de toepassing van dit hoofdstuk in een openbaar lichaam wordt in de bepalingen
van dit hoofdstuk telkens gelezen in plaats van:
a. «€ 250»: 250 USD;
b. «€ 2.000»: 2.000 USD;
c. «€ 5.000»: 5.000 USD;
d. «€ 20.000»: 20.000 USD;
Artikel 77. Definitie: schulden
Onder schulden wordt verstaan: geldschulden van meer dan € 5.000, met uitzondering
van:
a. bestuursrechtelijke geldschulden als bedoeld in artikel 4:85, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht; en
b. geldschulden die binnen achtentwintig dagen worden voldaan.
§ 2. De administratie
Artikel 78. Financiële administratie
1. Een politieke partij voert een zodanige administratie dat deze een betrouwbaar beeld
geeft van de financiële positie van de partij, door het opnemen van:
a. de op basis van deze wet ontvangen subsidie;
b. de aanvaarde giften;
c. de overige inkomsten;
d. de vermogenspositie;
e. de schulden.
2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaar door
de politieke partij bewaard.
Artikel 79. Registratie van giften
1. Een politieke partij registreert van elke aanvaarde gift:
a. de naam van de donateur;
b. het geldbedrag of de waarde van de gift;
c. de datum van ontvangst.
2. Een ontvangen gift geldt als aanvaard voor zover niet uit de financiële administratie
anders blijkt.
3. In afwijking van het eerste lid kan registratie achterwege blijven van:
a. een gift van een neveninstelling van de politieke partij;
b. een gift van een afdeling van de politieke partij, zijnde een afdeling die met een
decentrale politieke partij gelijk is gesteld.
4. Onverminderd het derde lid registreert een afdeling geen giften van een politieke
partij waaraan zij gelieerd is.
Artikel 80. Giften in natura
1. Als waarde van een gift in natura geldt het verschil tussen de gebruikelijke waarde
van het geleverde in het economisch verkeer en de waarde van de tegenprestatie.
2. Voor de toepassing van deze wet worden giften bestaande uit persoonlijke arbeid of
activiteiten van leden van de politieke partij niet als giften in natura aangemerkt.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald welke zaken of
diensten in ieder geval als giften in natura worden aangemerkt en kunnen regels worden
gesteld over de wijze waarop giften in natura financieel gewaardeerd worden.
Artikel 81. Registratie van schulden
1. Een politieke partij registreert van haar schulden:
a. de naam en het adres van de crediteur onderscheidenlijk geldverstrekker en, indien
van toepassing, de gegevens van de instelling;
b. de hoogte van de schuld.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de op grond van het eerste lid te registreren gegevens.
§ 3. Beperking van giften
Artikel 82. Giften van ingezetenen en Nederlanders
1. Indien een politieke partij van een donateur, zijnde een natuurlijk persoon, een
of meer giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 250 ontvangt, vergewist de
politieke partij zich ervan dat de donateur ingezetene is van Nederland dan wel de
Nederlandse nationaliteit bezit.
2. Indien het een geldelijke gift betreft en de politieke partij niet kan vaststellen
of de donateur ingezetene is van Nederland dan wel de Nederlandse nationaliteit bezit,
geeft de politieke partij het deel van de gift dat het bedrag van € 250 te boven gaat
aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij dit deel over op de daartoe
aangewezen rekening van de Autoriteit.
3. Indien het een gift in natura betreft en de politieke partij niet kan vaststellen
of de donateur ingezetene is van Nederland dan wel de Nederlandse nationaliteit bezit,
geeft de politieke partij hetzij het deel van de gift dat de tegenwaarde van € 250
te boven gaat hetzij de gehele gift aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk
is maakt zij het deel van de tegenwaarde van de gift dat het bedrag van € 250 te boven
gaat over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
4. Een op grond van het tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakte gift komt
toe aan de Staat.
Artikel 83. Giften van natuurlijk personen
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 79, eerste lid, registreert een politieke partij
van een donateur, zijnde een natuurlijk persoon, waarvan zij in één kalenderjaar een
of meer giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 250 heeft ontvangen tevens
het woonadres.
2. Indien het een geldelijke gift betreft en de politieke partij niet over het adres
van de donateur beschikt, geeft de politieke partij het deel van de gift dat het bedrag
van € 250 te boven gaat aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij
dit deel over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
3. Indien het een gift in natura betreft en de politieke partij niet over het adres
van de donateur beschikt, geeft de politieke partij hetzij het deel van de gift dat
de tegenwaarde van € 250 te boven gaat hetzij de gehele gift aan de donateur terug.
Indien dit niet mogelijk is maakt zij het deel van de tegenwaarde van de gift dat
het bedrag van € 250 te boven gaat over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit,
dan wel vernietigt zij de gift.
4. Een op grond van het tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakte gift komt
toe aan de Staat.
Artikel 84. Giften van rechtspersonen en ondernemingen
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 79, eerste lid, registreert een politieke partij
van een donateur, niet zijnde een natuurlijk persoon, waarvan zij een gift aanvaart,
tevens:
a. het adres van de donateur;
b. het nummer waarmee de rechtspersoon of onderneming in het handelsregister, bedoeld
in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet
2009 BES, is ingeschreven;
c. de naam, het adres en de nationaliteit van de uiteindelijk belanghebbende, bedoeld
in artikel 10a, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren
van terrorisme.
2. Indien de gift niet wordt gedaan door een natuurlijk persoon en de donateur gevestigd
is in een openbaar lichaam, registreert de politieke partij in afwijking van het eerste
lid, onderdeel c, de naam, het adres en de nationaliteit van de natuurlijke persoon
die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over de rechtspersoon of
onderneming.
3. Indien het een geldelijke gift betreft en de politieke partij niet beschikt over
een of meer van de in het eerste lid genoemde gegevens, geeft de politieke partij
de gift aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de donatie over
op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
4. Indien het een gift in natura betreft en de politieke partij niet beschikt over een
of meer van de in het eerste lid genoemde gegevens, geeft de politieke partij de gehele
gift aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de tegenwaarde van
de gift over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
5. Een op grond van het derde of vierde lid aan de Autoriteit overgemaakt geldbedrag
komt toe aan de Staat.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de op grond van het eerste lid te registreren gegevens.
Artikel 85. Giften van verenigingen of stichtingen
1. Indien een politieke partij van een donateur, zijnde een vereniging of stichting
die niet is aangewezen als haar neveninstelling, in een kalenderjaar een of meer giften
met een cumulatieve waarde van meer dan € 250 ontvangt, verlangt zij van die vereniging
of stichting ten aanzien van de door die vereniging of stichting in dat kalenderjaar
van een donateur ontvangen giften van in totaal meer dan € 250 tevens een overzicht
van de gegevens, genoemd in artikel 79, eerste lid, 83, eerste lid of 84, eerste en
tweede lid.
2. Uit het overzicht moet blijken of de door de vereniging of stichting ontvangen gift
een geldelijke gift dan wel een gift in natura betreft.
3. Indien het een geldelijke gift betreft en het overzicht, bedoeld in het eerste lid,
ontbreekt, geeft de politieke partij het deel van de gift dat het bedrag van € 250
te boven gaat aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij dit deel
over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
4. Indien het een gift in natura betreft en het overzicht, bedoeld in het eerste lid,
ontbreekt, dan geeft de politieke partij hetzij het deel van de gift dat de tegenwaarde
van € 250 te boven gaat hetzij de gehele gift aan de donateur terug. Indien dit niet
mogelijk is maakt zij het deel van de tegenwaarde van de gift dat het bedrag van € 250
te boven gaat over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
5. Een op grond van het derde of vierde lid aan de Autoriteit overgemaakte gift komt
toe aan de Staat.
6. Bij ministeriële regeling kan voor het overzicht een model worden vastgesteld.
Artikel 86. Giften van buitenlandse rechtspersonen
1. Een politieke partij aanvaardt geen gift van een niet in het handelsregister, bedoeld
in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 dan wel artikel 2 van de Handelsregisterwet
2009 BES, ingeschreven rechtspersoon of onderneming.
2. Indien het een geldelijke gift betreft, geeft de politieke partij de gehele gift
aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de gehele gift over op
de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
3. Indien het een gift in natura betreft, geeft de politieke partij de gehele gift aan
de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de tegenwaarde van de gehele
gift over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
4. Een op grond van het tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakte gift komt
toe aan de Staat.
Artikel 87. Anonieme giften
1. Een politieke partij aanvaart geen anonieme gift.
2. Indien het een geldelijke gift betreft, geeft de politieke partij de gehele gift
aan de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de gehele gift over op
de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit.
3. Indien het een gift in natura betreft, geeft de politieke partij de gehele gift aan
de donateur terug. Indien dit niet mogelijk is maakt zij de tegenwaarde van de gehele
gift over op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, dan wel vernietigt
zij de gift.
4. Een op grond van tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakte gift komt toe
aan de Staat.
Artikel 88. Maximering gecombineerde giften
1. Een politieke partij en haar neveninstellingen aanvaarden tezamen per donateur een
of meer giften met een cumulatieve waarde van ten hoogste € 20.000 per jaar.
2. Is de in het eerste lid genoemde donatiegrens overschreden en betreft het een geldelijke
gift, dan draagt de politieke partij er zorg voor dat het deel van de gift dat de
donatiegrens te boven gaat aan de donateur wordt teruggegeven voor zover van toepassing
naar rato van de hoogte van de door elk van de ontvangers ontvangen gift. Indien dit
niet mogelijk is maakt zij dit deel over op de daartoe aangewezen rekening van de
Autoriteit.
3. Is de in het eerste lid genoemde donatiegrens overschreden en betreft het een gift
in natura, dan draagt de politieke partij er zorg voor dat hetzij het deel van de
gift dat de donatiegrens te boven gaat hetzij de gehele gift aan de donateur wordt
teruggegeven voor zover van toepassing naar rato van de hoogte van de door elk van
de ontvangers ontvangen gift. Indien dit niet mogelijk is draagt zij er zorg voor
dat het deel van de tegenwaarde van gift dat de donatiegrens te boven gaat wordt overgemaakt
op de daartoe aangewezen rekening van de Autoriteit, vervalt de gift aan de staat
dan wel wordt de gift vernietigd.
4. Een op grond van het tweede of derde lid aan de Autoriteit overgemaakte gift komt
toe aan de Staat.
5. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt elke vijf jaar met ingang van 1 januari
bij ministeriële regeling gewijzigd, overeenkomstig de door het Centraal Bureau voor
de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindex en naar boven afgerond op een duizendvoud
in euro’s. De ministeriële regeling wordt bekendgemaakt vóór 1 september voorafgaand
aan het jaar waarop de wijziging betrekking heeft.
§ 4. Externe financiële verantwoording
Artikel 89. Openbaarmaking financieel verslag
1. Vóór 1 juli van elk kalenderjaar maakt een politieke partij haar financieel verslag
over het voorafgaande kalenderjaar op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch
openbaar.
2. Het financieel verslag omvat:
a. een overzicht van de giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 250 die de partij
in dat kalenderjaar van een donateur heeft aanvaard, met daarbij de gegevens die op
grond van de artikelen 79, eerste lid, 83, eerste lid of 84, eerste lid, zijn geregistreerd.
b. de overzichten die de partij op grond van artikel 85, eerste lid, van verenigingen
en stichtingen heeft ontvangen;
c. een overzicht van de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 81,
eerste lid, zijn geregistreerd; en
d. een overzicht van de ontvangen giften die de politieke partij niet heeft aangenomen,
maar op grond van 82, tweede en derde lid, 83, tweede en derde lid, 84, derde en vierde
lid, 85, derde of vierde lid, 86, tweede en derde lid, 87, tweede en derde lid, of
88, tweede en derde lid, aan de donateur heeft teruggegeven dan wel aan de Autoriteit
heeft overgedragen.
3. Indien een politieke partij geen giften heeft ontvangen als bedoeld in het tweede
lid, onder a, geen schulden heeft als bedoeld in het tweede lid, onder c, of geen
bijdragen niet heeft aanvaard als bedoeld in het tweede lid, onder d, wordt dat in
het overzicht vermeld.
4. Van de gegevens over het adres van een natuurlijke persoon of een uiteindelijk belanghebbende,
wordt uitsluitend de woonplaats openbaar gemaakt. Indien een natuurlijke person of
een uiteindelijk belanghebbende gelet op het belang van zijn veiligheid bezwaar heeft
gemaakt tegen vermelding van zijn naam, kan deze achterwege blijven, met dien verstande
dat in dat geval een omschrijving wordt gegeven van de categorie van instellingen
of organisaties waartoe de persoon of uiteindelijk belanghebbende behoort.
5. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.
6. De in het eerste lid bedoelde documenten blijven ten minste vier jaar openbaar.
7. Bij ministeriële regeling kunnen voor de overzichten modellen worden vastgesteld.
Artikel 90. Mededeling ontvangst substantiële giften
1. Indien een politieke partij of haar neveninstellingen in een kalenderjaar van een
donateur een of meer giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 2.000 of een
veelvoud daarvan heeft ontvangen, doet de politieke partij hiervan zo spoedig mogelijk
openbaar mededeling. Artikel 79, derde lid, en 89 zijn onverminderd van toepassing.
2. Mededeling geschiedt door binnen drie weken op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch
openbaar te maken:
a. een overzicht van de giften, met daarbij de gegevens die op grond van de artikelen
79, eerste lid, 83, eerste lid, en 84, eerste lid, zijn geregistreerd; en
b. voor zover van toepassing, het in artikel 85, eerste lid, bedoelde van de donateur
ontvangen overzicht.
3. Artikel 89, vierde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing.
5. Bij ministeriële regeling kan voor de mededeling een model worden vastgesteld.
Artikel 91. Onderzoek accountant en Algemene Rekenkamer
1. De politieke partij werkt mee aan onderzoeken die worden ingesteld door de accountant
of accountantsdienst daartoe aangewezen door de Autoriteit.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op onderzoeken door de Algemene
Rekenkamer.
§ 5. Verbrede toepassing
Artikel 92. Neveninstellingen
1. Op een neveninstelling van een politieke partij zijn de artikelen 76 tot en met 87
van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in afwijking van artikel 79,
vierde lid, de registratie achterwege kan blijven van:
a. giften van de politieke partij;
b. giften van een afdeling van de politieke partij.
2. Een neveninstelling meldt een door haar aanvaarde gift binnen vijf werkdagen na ontvangst
aan de politieke partij door de bij de registratie verwerkte gegevens en bescheiden
met de politieke partij te delen
3. Een neveninstelling werkt mee aan de toepassing van artikel 88, tweede en derde lid.
4. Op een neveninstelling zijn de artikelen 89 en 91 van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat de politieke partij het financieel verslag openbaar maakt.
Artikel 93. Verbonden politieke vereniging
1. Indien een of meer leden van een vertegenwoordigend orgaan zich van een fractie afsplitsen
en alleen of met anderen een nieuwe fractie of groep vormen die zich verbindt met
een politieke vereniging, is dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing op deze
politieke vereniging met ingang van het eerste kalenderjaar na het jaar waarin de
afsplitsing heeft plaatsgevonden.
2. Indien alle leden van een fractie een nieuwe fractie vormen, wordt dit voor de toepassing
van dit artikel gelijkgesteld met een afsplitsing van een fractie.
§ 6. Verwerking persoonsgegevens
Artikel 94. Verwerkingsgrondslag
1. Voor zover dit noodzakelijk is ter uitvoering van de in dit hoofdstuk aan een politieke
partij opgedragen taak:
a. kan een politieke partij die in een openbaar lichaam gevestigd is persoonsgegevens,
met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES verwerken;
b. kan een politieke partij die niet in een openbaar lichaam gevestigd is persoonsgegevens,
met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming verwerken.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op:
a. een vereniging of stichting als bedoeld in artikel 85;
b. een neveninstelling als bedoeld in artikel 92; en
c. een politieke vereniging als bedoeld in artikel 93.
HOOFDSTUK 8. AANVULLENDE REGELS IN HET KADER VAN VERKIEZINGEN
§ 1. Algemeen
Artikel 95. Toepassingsbereik hoofdstuk 8
Dit hoofdstuk is van toepassing bij een verkiezing van de leden van een provinciale
staten, een algemeen bestuur, een gemeenteraad of een eilandsraad.
§ 2. Aanvullende regels inzake financiën
Artikel 96. Openbaarmaking substantiële giften
Vanaf de eenentwintigste dag voor de dag van de stemming tot en met de dag van de
stemming maakt een politieke partij, in afwijking van artikel 90, tweede lid, het
aanvaard hebben van een substantiële gift van een donateur binnen vijf werkdagen openbaar.
Artikel 97. Openbaarmaking financiële overzichten na afloop van de stemming
1. Onverminderd artikel 89 maakt een politieke partij die aan een verkiezing heeft deelgenomen
uiterlijk twee maanden na de dag van de stemming op een algemeen toegankelijke wijze
elektronisch openbaar:
a. een overzicht van de giften met een cumulatieve waarde van meer dan € 250 die de partij
in een kalenderjaar van een donateur heeft ontvangen met daarbij de gegevens die op
grond van artikel 79, eerste lid, 83, eerste lid of 84, eerste lid, zijn geregistreerd.
Artikel 79, derde en vierde lid, is onverminderd van toepassing;
b. de overzichten die de partij op grond van artikel 85, eerste lid, van verenigingen
en stichtingen heeft ontvangen;
c. een overzicht van de schulden, met daarbij de gegevens die op grond van artikel 81,
eerste lid, zijn geregistreerd; en
d. een overzicht van de ontvangen giften die de politieke partij niet heeft aangenomen,
maar op grond van 82, tweede en derde lid, 83, tweede en derde lid, 84, derde en vierde
lid, 85, derde of vierde lid, 86, tweede en derde lid, 87, tweede en derde lid, of
88, tweede en derde lid, aan de donateur heeft teruggegeven dan wel aan de Autoriteit
heeft overgedragen.
2. De overzichten beslaan de periode van 1 januari van het kalenderjaar waarin de stemming
plaatsvindt tot en met de dag van de stemming.
3. Indien de partij haar financieel verslag over het kalenderjaar voorafgaand aan het
jaar waarin de stemming plaatsvindt nog niet openbaar heeft gemaakt, beslaan de overzichten
ook het daaraan voorafgaande kalenderjaar.
4. Indien een politieke partij geen giften heeft ontvangen als bedoeld in het eerste
lid, onder a, geen schulden heeft als bedoeld in het eerste lid, onder c, of geen
bijdragen niet heeft aanvaard als bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt dit in
het overzicht vermeld.
5. De artikelen 8 en 89, vierde tot en met zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing
op de in het eerste en derde lid bedoelde overzichten.
§ 3. Verbrede toepassing van aanvullende regels inzake financiën
Artikel 98. Neveninstellingen
1. Op een neveninstelling van een politieke partij waarvan de aanduiding of een afkorting
daarvan boven een lijst als bedoeld in artikel I 17, eerste lid, van de Kieswet staat
is artikel 97 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de politieke
partij de overzichten openbaar maakt.
2. Een neveninstelling verstrekt de politieke partij de informatie die voor de overzichten
nodig is.
Artikel 99. Nieuwe politieke partijen
1. Indien een verkiezing ertoe leidt dat een politieke vereniging een politieke partij
wordt, is op deze politieke partij artikel 97 van overeenkomstige toepassing. In afwijking
van artikel 79, tweede en derde lid, beslaan de overzichten de periode van 1 januari
van het tweede kalenderjaar vóór het jaar waarin de stemming plaatsvindt tot en met
de dag van de stemming.
2. De politieke partij maakt de overzichten en de gegevens, bedoeld in 79, eerste lid,
uiterlijk drie maanden na de dag van de stemming op een algemeen toegankelijke wijze
elektronisch openbaar.
§ 4. Verwerking bijzondere persoonsgegevens
Artikel 100. Verwerking bijzondere persoonsgegevens
1. Voor zover dit noodzakelijk is ter uitvoering van de in dit hoofdstuk aan een politieke
partij opgedragen taak:
a. kan een politieke partij die in een openbaar lichaam gevestigd is persoonsgegevens,
met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens BES verwerken;
b. kan een politieke partij die niet in een openbaar lichaam gevestigd is persoonsgegevens,
met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens als bedoeld in paragraaf
3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, verwerken.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op:
a. een politieke vereniging niet zijnde een politieke partij;
b. een neveninstelling van een politieke partij;
c. een kandidaat.
HOOFDSTUK 9. SUBSIDIE
§ 1. Algemeen
Artikel 101. Toepassingsbereik hoofdstuk 9
Dit hoofdstuk is van toepassing op een decentrale politieke partij.
§ 2. Subsidieverlening
Artikel 102. Subsidieaanvraag
1. Een politieke partij kan subsidie aanvragen voor in deze wet aangewezen subsidiabele
activiteiten.
2. De aanvraag wordt vóór 6 april van het subsidiejaar bij de Autoriteit ingediend.
In de aanvraag wordt vermeld:
a. voor welk vertegenwoordigend orgaan de politieke partij actief is;
b. de op grond van artikel G 2, G 2a, G 3 of Ya 13 jo. G 3 van de Kieswet geregistreerde
aanduiding, dan wel een afkorting daarvan, die bij de laatstgehouden verkiezing boven
een lijst heeft gestaan; en
c. het aantal zetels dat bij de vaststelling van de verkiezingsuitslag aan de onder b
bedoelde lijst is toegewezen.
3. Bij de aanvraag wordt overgelegd:
a. een activiteitenplan; en
b. een begroting.
4. Indien de aanvraag door een afdeling wordt ingediend:
a. wordt in het tweede lid, onderdeel b, in plaats van «artikel G 2, G 2a, G 3 of Ya 13
jo. G 3 van de Kieswet» gelezen: artikel G 1 of G 2 van de Kieswet.
b. wordt een verklaring overgelegd van de politieke vereniging waarvan de afdeling deel
uitmaakt, waaruit blijkt dat de aanvraag is ingediend door degene die bevoegd is de
afdeling te vertegenwoordigen.
5. Bij ministeriële regeling kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van het activiteitenplan
en de begroting.
Artikel 103. Informatieverstrekking en aanvraagformulier
1. Dit wetsartikel is uitsluitend van toepassing op een in een openbaar lichaam gevestigde
politieke partij.
2. Een landelijke politieke partij die een aanvraag indient als bedoeld in artikel 51
of 52 verschaft de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig
zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
3. De Autoriteit kan voor het indienen van een aanvraag en het verstrekken van gegevens
een formulier vaststellen.
Artikel 104. Subsidiabele activiteiten
1. De subsidie wordt verleend voor uitgaven die direct samenhangen met de volgende activiteiten:
a. politieke vormings- en scholingsactiviteiten;
b. informatievoorziening;
c. het onderhouden van contacten met zusterpartijen buiten Nederland en het ondersteunen
van vormings- en scholingsactiviteiten ten behoeve van het kader van die partijen;
d. politiek-wetenschappelijke activiteiten;
e. activiteiten ter bevordering van de politieke participatie van jongeren en andere
ondervertegenwoordigde groepen;
f. het werven van leden;
g. het betrekken van niet-leden bij activiteiten van de politieke partij;
h. werving, selectie en begeleiding van politieke ambtsdragers;
i. activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes.
2. De in het eerste lid genoemde activiteiten komen alleen voor subsidie in aanmerking
voor zover zij plaatsvinden binnen of gericht zijn op het gebied van het vertegenwoordigend
orgaan waar de politieke partij zich op richt.
Artikel 105. Subsidietermijn
De subsidie wordt verleend voor de periode 1 juli tot en met 30 juni van het daaropvolgende
kalenderjaar.
Artikel 106. Subsidiebedrag
1. De hoogte van de subsidie die aan een politieke partij wordt toegekend die actief
is voor een gemeente, is afhankelijk van het aantal zetels dat bij de laatstgehouden
verkiezing van de leden van de raad is toegekend aan de lijst waarboven de voor deze
politieke partij geregistreerde aanduiding, of een afkorting daarvan, heeft gestaan
en het inwonertal van de betreffende gemeente op 1 januari van het jaar waarin de
stemming voor deze verkiezing plaatsvond.
2. De subsidie bedraagt:
a. Minder dan 40.001 inwoners: € 658 per zetel;
b. 40.001–60.000 inwoners: € 856 per zetel;
c. 60.001–100.000 inwoners: € 1.002 per zetel;
d. 100.001–150.000 inwoners: € 1.137 per zetel;
e. 150.0001–375.000 inwoners: € 1.325 per zetel; of
f. meer dan 375.000 inwoners: € 1.613 per zetel.
3. De hoogte van de subsidie die aan een politieke partij wordt toegekend die actief
is voor een provincie is gelijk aan € 1.137 per zetel die bij de laatstgehouden verkiezing
van de leden van de provinciale staten is toegekend aan de lijst waarboven de voor
deze politieke partij geregistreerde aanduiding, of een afkorting daarvan, heeft gestaan.
4. De hoogte van de subsidie die aan een politieke partij wordt toegekend die actief
is voor een waterschap is gelijk aan € 432 per zetel die bij de laatstgehouden verkiezing
van de leden van het algemeen bestuur is toegekend aan de lijst waarboven de voor
deze politieke partij geregistreerde aanduiding, of een afkorting daarvan, heeft gestaan.
5. De hoogte van de subsidie die aan een politieke partij wordt toegekend die actief
is voor een eilandsraad is gelijk aan 1.137 USD per zetel die bij de laatstgehouden
verkiezing van de leden van de eilandsraad is toegekend aan de lijst waarboven de
voor deze politieke partij geregistreerde aanduiding, of een afkorting daarvan, heeft
gestaan.
6. Indien de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad in een gemeente plaatsvond
op basis van artikel 52 van Wet algemene regels herindeling wordt het inwonertal van
de betreffende gemeente op het moment van herindeling gebruikt.
Artikel 107. Beschikking tot subsidievaststelling
1. De Autoriteit besluit op de aanvraag vóór 1 juli van het jaar waarin de periode aanvangt
waarvoor subsidie is aangevraagd.
2. De Autoriteit gaat daarbij direct over tot het nemen van het besluit tot subsidievaststelling.
Artikel 108. Terugvordering na onverschuldigde betaling
1. Dit wetsartikel is uitsluitend van toepassing op een in een openbaar lichaam gevestigde
politieke partij.
2. De Autoriteit kan onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidiebedragen terugvorderen.
3. De Autoriteit kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.
4. De Autoriteit kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidieontvanger
voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.
5. Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover
na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel
4:49, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht heeft plaatsgevonden,
vijf jaren zijn verstreken.
§ 3. Subsidiëring in bijzondere situaties
Artikel 109. Gevolgen gezamenlijke kandidatenlijst
1. Indien bij de laatstgehouden verkiezing een of meer zetels zijn toegewezen aan een
lijst waarop artikel H 3, derde lid, van de Kieswet is toegepast, wordt, in afwijking
van artikel 106, voor de vaststelling van het aantal zetels van de betrokken politieke
partijen in het vertegenwoordigend orgaan uitgegaan van een daartoe strekkende gezamenlijke
verklaring van de betrokken politieke partijen.
2. De verklaring wordt tezamen met de subsidieaanvraag bij de Autoriteit ingediend.
3. Bij gebreke van een gezamenlijke verklaring ontvangen de partijen géén subsidie op
basis van deze wet.
Artikel 110. Fusie politieke partijen
1. Indien twee of meer politieke verenigingen fuseren in de zin van artikel 309 van
Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek door samen één nieuwe politieke vereniging op te
richten en ten minste één van deze verenigingen een politieke partij is, wordt de
nieuwe politieke vereniging aangemerkt als een politieke partij in de zin van deze
wet en komt zij onder dezelfde voorwaarden als andere politieke partijen met ingang
van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de fusie heeft plaatsgevonden voor
subsidie in aanmerking.
2. In afwijking van artikel 106 geldt als het aantal zetels van de politieke partij
de som van het aantal zetels dat bij de laatstgehouden verkiezing is toegewezen aan
de lijsten waarboven de aanduidingen van de samengevoegde politieke verenigingen,
of afkortingen daarvan, hebben gestaan.
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op een politieke vereniging die
bij een fusie in de zin van artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek het
vermogen van een of meer andere politieke verenigingen onder algemene titel heeft
verkregen.
DEEL 4. TOEZICHT EN BESCHERMING VAN DE RECHTSSTAAT
HOOFDSTUK 10. DE NEDERLANDSE AUTORITEIT POLITIEKE PARTIJEN
Artikel 111. Instelling Autoriteit
Er is een Nederlandse autoriteit politieke partijen.
Artikel 112. Taken en bevoegdheden
De Autoriteit heeft tot taak:
a. het inrichten en beheren van het in artikel 8 genoemde register van neveninstellingen;
b. het verstrekken van subsidie aan politieke partijen overeenkomstig de bepalingen in
de hoofdstukken 3 en 4;
c. het toezien op de naleving en de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij
of krachtens deze wet overeenkomstig de bepalingen in hoofdstuk 11.
Artikel 113. Samenstelling
1. De Autoriteit bestaat uit een voorzitter en ten hoogste zes andere leden.
2. De leden van de Autoriteit worden bij Koninklijk Besluit benoemd.
3. De leden worden benoemd op grond van hun deskundigheid op het gebied van de taken
waarmee de Autoriteit is belast.
4. Onze Minister draagt zorg voor openbaarmaking van een vacature bij de Autoriteit.
Artikel 114. Benoemingstermijn leden
1. De benoeming tot lid van de Autoriteit geschiedt voor een periode van vier jaren.
2. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.
Artikel 115. Incompatibiliteiten
1. Een lid van de Autoriteit is niet tevens:
a. lid van een van de Kamers der Staten-Generaal;
b. Minister;
c. Staatssecretaris;
d. lid van het Europees Parlement;
e. lid van de Europese Commissie;
f. lid van provinciale staten;
g. commissaris van de Koning;
h. gedeputeerde;
i. lid van de raad van een gemeente;
j. burgemeester;
k. wethouder;
l. lid van het algemeen bestuur van een waterschap;
m. lid van het dagelijks bestuur van een waterschap;
n. lid van de eilandsraad van Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
o. gezaghebber van Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
p. eilandgedeputeerde van Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
q. Rijksvertegenwoordiger voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
2. Degene die in de periode vier jaren voorafgaand aan diens benoeming een van de in
het eerste lid genoemde ambten heeft bekleed, wordt niet tot lid van de Autoriteit
benoemd.
Artikel 116. Schorsing en ontslag
1. De leden van de Autoriteit worden op eigen aanvraag door Onze Minister ontslagen.
2. Zij kunnen voorts bij Koninklijk Besluit alleen worden geschorst en ontslagen wegens
ongeschiktheid, onbekwaamheid dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van
de betrokkene gelegen redenen.
3. De voordracht voor schorsing of ontslag wordt niet gedaan dan nadat de Autoriteit
daarover is gehoord.
Artikel 117. Secretariaat
1. De Autoriteit wordt ondersteund door een secretariaat. De medewerkers van het secretariaat
zijn geen lid van de Autoriteit.
2. In afwijking van artikel 4.6, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 vertegenwoordigt
de voorzitter van de Autoriteit de Staat bij het sluiten, wijzigen en beëindigen van
individuele arbeidsovereenkomsten met de medewerkers van de Autoriteit.
Artikel 118. Toepassing Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
De artikelen 12, 21 en 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van
toepassing op de Autoriteit.
Artikel 119. Bestuursreglement
1. De Autoriteit stelt een bestuursreglement vast.
2. De Autoriteit maakt het bestuursreglement na de goedkeuring, bedoeld in artikel 11
van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, bekend in de Staatscourant.
3. Het bestuursreglement bevat ten minste regels over de wijze waarop beslissingen van
de Autoriteit worden voorbereid, genomen en uitgevoerd.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de werkwijze
van de Autoriteit.
Artikel 120. Verwerking bijzondere categorieën van persoonsgegevens
1. De Autoriteit kan persoonsgegevens, met inbegrip van bijzondere categorieën van persoonsgegevens
als bedoeld in paragraaf 3.1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
verwerken voor zover dit noodzakelijk is ter uitvoering van de bij of krachtens deze
wet aan haar opgedragen taken.
2. De Autoriteit kan onverminderd het eerste lid persoonsgegevens, met inbegrip van
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, verwerken voor de tenuitvoerlegging van
een rechterlijke beslissing waarbij op grond van artikel 127 een politieke partij
de aanspraak op subsidie is ontzegd.
HOOFDSTUK 11. TOEZICHT EN HANDHAVING
§ 1. Algemeen
Artikel 121. Toezicht op de naleving
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast:
a. de leden van de Autoriteit; en
b. de bij besluit van de Autoriteit aangewezen personen.
2. De toezichthouders beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen
5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt mededeling gedaan
door plaatsing in de Staatscourant.
Artikel 122. Ambtshalve aanwijzing neveninstelling
1. Indien de Autoriteit vaststelt dat een politieke vereniging ten onrechte heeft nagelaten
een verzoek tot registratie van een rechtspersoon als haar neveninstelling in te dienen
als bedoeld in artikel 13, dan wel ten onrechte heeft nagelaten een rechtspersoon
als neveninstelling aan te wijzen als bedoeld in artikel 74, wijst zij de rechtspersoon
ambtshalve als neveninstelling aan.
2. De Autoriteit stelt de rechtspersoon en de politieke vereniging in de gelegenheid
te worden gehoord alvorens tot aanwijzing te besluiten.
Artikel 123. Last onder dwangsom
1. De Autoriteit kan bij overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze wet aan
de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Het bedrag van de dwangsom komt toe
aan de Staat.
2. Aan een last onder dwangsom kunnen voorschriften worden verbonden inzake het verstrekken
van gegevens aan de Autoriteit.
3. Een last onder dwangsom geldt voor een door de Autoriteit te bepalen termijn van
ten hoogste één jaar.
Artikel 124. Bestuurlijke boete
1. De Autoriteit kan een bestuurlijke boete opleggen aan de overtreder wegens handelen
of nalaten in strijd met de artikelen 7, 8, eerste lid, 13, 16, 17, eerste lid, 19
tot en met 28, 29, eerste, 30, eerste lid, 34, eerste lid, 40, 41, eerste tot en met
derde lid, 42, eerste en tweede lid, en 74, eerste en tweede lid, 78, 79, eerste lid,
81 tot en met 88, 89, eerste tot en met vierde en zesde lid, 90, eerste en tweede
lid, 91, eerste lid, 96 en 97.
2. Bij handelen of nalaten in strijd met een of meer van de in het eerste lid genoemde
bepalingen bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld
voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het bedrag van de boete komt toe aan de Staat.
3. Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd wegens het handelen of nalaten door een politieke
vereniging, indien begaan voor de dag van de registratie van de aanduiding.
4. Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd wegens het handelen of nalaten door kandidaten
voor een politieke vereniging of een blanco lijst, indien begaan voor de dag van kandidaatstelling
voor een verkiezing.
5. Indien een politieke partij subsidie ontvangt, kan de Autoriteit een aan de partij
opgelegde bestuurlijke boete verrekenen met de subsidie.
Artikel 125. Strafbare feiten
Indien de Autoriteit bij de uitoefening van haar taken op grond van deze wet stuit
op mogelijke strafbare feiten, stelt zij het openbaar ministerie hiervan in kennis.
Artikel 126. Schrappingsgrond aanduiding
Indien de Autoriteit vaststelt dat een politieke groepering niet langer voldoet aan
de eisen voor de registratie van een aanduiding als genoemd in artikel G 1, G 2, G 2a
of G 3 van de Kieswet, stelt zij het centraal stembureau hiervan in kennis.
Artikel 127. Tijdelijke ontzegging aanspraak op subsidie bij strafrechtelijke veroordeling
1. Indien een politieke partij bij rechterlijke uitspraak wordt veroordeeld voor een
misdrijf, kan de rechter die politieke partij als bijkomende straf de aanspraak op
subsidie op grond van deze wet ontzeggen voor een tijd van ten hoogste twee jaren.
2. Artikel 31, tweede lid, eerste zin, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige
toepassing.
§ 2. Caribisch Nederland
Artikel 128. Toepassingsbereik
1. Deze afdeling is uitsluitend van toepassing in een openbaar lichaam.
2. In deze afdeling wordt onder toezichthouder verstaan: een toezichthouder als bedoeld
in artikel 121, eerste lid.
Artikel 129. Invordering geldsom bij dwangbevel
Voor zover een bestuurlijke sanctie verplicht tot betaling van een geldsom kan de
Autoriteit die geldsom invorderen bij dwangbevel.
Artikel 130. Zwijgrecht en cautieplicht
1. Degene die wordt verhoord met het oog op het aan hem opleggen van een bestraffende
sanctie, is niet verplicht ten behoeve daarvan verklaringen omtrent de overtreding
af te leggen.
2. Voor het verhoor wordt aan de betrokkene medegedeeld dat hij niet verplicht is tot
antwoorden.
Artikel 131. Betreding plaatsen
1. Een toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, elke plaats
te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.
2. Zo nodig verschaft hij zich toegang met behulp van de sterke arm.
3. Hij is bevoegd zich te doen vergezellen door personen die daartoe door hem zijn aangewezen.
Artikel 132. Inlichtingen vorderen
Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.
Artikel 133. Identificeren
Een toezichthouder is bevoegd van personen inzage te vorderen van een identiteitsbewijs
als bedoeld in artikel 2 van de Wet identificatieplicht BES.
Artikel 134. Inzagerecht
1. Een toezichthouder is bevoegd inzage te vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.
2. Hij is bevoegd van de gegevens en bescheiden kopieën te maken.
3. Indien het maken van kopieën niet ter plaatse kan geschieden, is hij bevoegd de gegevens
en bescheiden voor dat doel voor korte tijd mee te nemen tegen een door hem af te
geven schriftelijk bewijs.
Artikel 135. Meewerkplicht aan handhaving
1. Een ieder is verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke
termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening
van zijn bevoegdheden.
2. Zij die uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht zijn tot geheimhouding,
kunnen het verlenen van medewerking weigeren, voor zover dit uit hun geheimhoudingsplicht
voortvloeit.
3. De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving
van het eerste lid.
Artikel 136. Betalingstermijn dwangsom
Een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen zes weken nadat zij van rechtswege is
verbeurd.
Artikel 137. Inzagerecht
1. De Autoriteit stelt de overtreder desgevraagd in de gelegenheid de gegevens waarop
het opleggen van de bestuurlijke boete, dan wel het voornemen daartoe, berust, in
te zien en daarvan afschriften te vervaardigen.
2. Voor zover blijkt dat de verdediging van de overtreder dit redelijkerwijs vergt,
draagt de Autoriteit er zoveel mogelijk zorg voor dat deze gegevens aan de overtreder
worden medegedeeld in een voor deze begrijpelijke taal.
Artikel 138. Zienswijze indienen
1. Indien de overtreder in de gelegenheid wordt gesteld over het voornemen tot het opleggen
van een bestuurlijke boete zijn zienswijze naar voren te brengen,
a. wordt het rapport reeds bij de uitnodiging daartoe aan de overtreder toegezonden of
uitgereikt;
b. zorgt de Autoriteit voor bijstand door een tolk, indien blijkt dat de verdediging
van de overtreder dit redelijkerwijs vergt.
2. Indien het bestuursorgaan nadat de overtreder zijn zienswijze naar voren heeft gebracht,
beslist dat:
a. voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd, of
b. de overtreding alsnog aan de officier van justitie zal worden voorgelegd,
wordt dit schriftelijk aan de overtreder medegedeeld.
HOOFDSTUK 12. HET VERBIEDEN VAN POLITIEKE VERENIGINGEN
Artikel 139. Verbod politieke vereniging
1. Een politieke vereniging wordt door de Hoge Raad op verzoek van de procureur-generaal
bij de Hoge Raad verboden verklaard en ontbonden indien die vereniging door haar doelstelling
of werkzaamheden een daadwerkelijke en ernstige bedreiging vormt voor de grondbeginselen
van de democratische rechtsstaat. Artikel 20 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek
vindt in dat geval geen toepassing.
2. Onder de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat worden in ieder geval verstaan:
a. periodieke, vrije en geheime verkiezingen;
b. democratische besluitvorming;
c. grondrechten;
d. scheiding van machten;
e. onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak.
3. Een verzoek tot een verbod op grond van het eerste lid kan tevens betrekking hebben
op een of meer neveninstellingen van een politieke vereniging.
4. In afwijking van artikel 23b, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek draagt
de vereffenaar hetgeen na de voldoening der schuldeisers van het vermogen van de ontbonden
politieke vereniging is overgebleven over aan de Staat.
Artikel 140. Bevoegdheid procureur-generaal
Op verzoek van de procureur-generaal worden hem vanwege de Autoriteit de inlichtingen
verstrekt en de desbetreffende stukken overgelegd die de procureur-generaal nodig
acht ten behoeve van zijn taak in de zin van artikel 139.
DEEL 6. WIJZIGINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
HOOFDSTUK 13. WIJZIGINGSBEPALINGEN
Artikel 141. Wijziging Kieswet
De Kieswet wordt als volgt gewijzigd:
A.
In de artikelen G 1, zevende lid, G 2, zevende lid, en G 3, zevende lid, van de Kieswet
wordt telkens onder verlettering van de onderdelen c en d tot d en e een nieuw onderdeel
ingevoegd, luidende:
c. de politieke groepering niet langer een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
is;
B
In artikel G 2a, zevende lid, wordt onder verlettering van de onderdelen c en d tot
d en e een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
c. de politieke groepering niet langer een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
of stichting is;
Artikel 142. Wijziging Wet op de rechterlijke organisatie
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:
A.
Na artikel 76 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 76a
1. De Hoge Raad neemt in eerste en enige aanleg kennis van een verzoek als bedoeld in
artikel 139, eerste lid, van de Wet op de politieke partijen.
2. In deze zaken oordeelt de Hoge Raad met een aantal van zeven raadsheren.
B.
Aan artikel 111, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van
onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. het doen van verzoeken als bedoeld in artikel 139, eerste lid, van de Wet op de politieke
partijen.
Artikel 143. Wijziging Kieswet
In Bijlage bij artikel 8.8 van de Wet open overheid, van de Wet open overheid vervalt
«Wet financiering politieke partijen: artikel 25, vierde, vijfde en zesde lid» en
wordt in de alfabetische rangschikking ingevoegd «Wet op de politieke partijen, de
artikelen 32, 33 en 43».
HOOFDSTUK 14. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 144. Intrekking Wfpp
De Wet financiering politieke partijen wordt ingetrokken.
Artikel 145. Vervallen overgangsbepaling BW
In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek vervallen artikel 32a, tweede lid, alsmede
de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
Artikel 146. Overgangsrecht Wfpp
1. Aanvragen en bezwaarschriften, ingediend bij Onze Minister, worden na inwerkingtreding
van dit artikel aangemerkt als aanvragen en bezwaarschriften, ingediend bij de Autoriteit.
2. Besluiten van Onze Minister op grond van de Wet financiering politieke partijen worden
na inwerkingtreding van dit artikel aangemerkt als besluiten van de Autoriteit.
3. In bestuursrechtelijke en civielrechtelijke rechtsgedingen treedt op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit artikel de Autoriteit in de plaats van Onze Minister.
Artikel 147. Gecontinueerde toepassing Wfpp op reeds verleende subsidies
Onverminderd het bepaalde in artikel 146 blijft de Wet financiering politieke partijen
zoals die luidde op de dag voordat artikel 144 in werking treedt van toepassing op
subsidies die op grond van de Wet financiering politieke partijen zijn verleend.
Artikel 148. Gevolg opheffing Ctfpp
Met de intrekking van de Wet financiering politieke partijen komt de Commissie toezicht
financiën politieke partijen te vervallen. Het lidmaatschap van de leden van deze
commissie vervalt van rechtswege.
Artikel 149. (Comptabiliteitswet 2016)
Artikel 4.10, tweede lid, en hoofdstuk 6, paragraaf 1, van de Comptabiliteitswet 2016
zijn niet van toepassing op krachtens hoofdstuk 5 of 9 van deze wet verstrekte subsidies.
Artikel 150. Evaluatie
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet, en vervolgens
telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 151. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 152. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de politieke partijen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.