Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
Tweede Kamer der Staten-Generaal
36 740 XII Jaarverslag en slotwet van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2024
Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING
Vergaderjaar 2024–2025
A ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL
Wetsartikelen 1 tot en met 2
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2024 wijzigingen aan te brengen in
1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat;
2. de begrotingsstaten inzake de agentschappen van dit ministerie.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,B. Madlener
B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)
1 Leeswijzer
De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen
Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)
Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)
< 50
1
2
=> 50 en < 200
2
4
=> 200 < 1000
5
10
=> 1000
10
20
2 Beleidsartikelen
2.1 Artikel 11 Integraal Waterbeleid
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 2,5 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 11,1 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere realisatie op het verplichtingenbudget (- € 11,1 miljoen) heeft met betrekking op:
– NGF subsidies NL2120: Er is een lagere realisatie (- € 5,5 miljoen) als gevolg van het niet in één keer vastleggen van de gehele subsidie aan Deltares. Dit verloopt via de SITO-regeling en wordt jaarlijks beschikt. Deze middelen worden teruggegeven aan het generale beeld en dit zullen in de eerste suppletoire begroting in 2025 weer opgevraagd worden via de 100% eindejaarsmarge op de NGF-middelen.
– NGF SPUKs NL2120: Er is een lagere realisatie (- € 1,7 miljoen) dat betrekking heeft op het BTW-aandeel in de subsidie die in 2024 nog niet is afgedragen aan het BTW-compensatiefonds. Deze middelen worden teruggegeven aan het generale beeld en zullen in de eerste suppletoire begroting in 2025 weer opgevraagd worden via de 100% eindejaarsmarge op de NGF-middelen.
– HGIS Subsidies (- € 1,9 miljoen): De subsidie taakstelling non-ODA (€ 2,0 miljoen) is verwerkt in het begrotingsjaar 2025 ten laste van het programma International Panel for Deltas & Coastal Areas (IPDC) 2024-2025. Als gevolg hiervan is de aangegane verplichting die in 2024 is vastgelegd € 2 miljoen lager uitgevallen.
– Verder hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden waardoor het verplichtingenbudget per saldo ‒ € 1,9 miljoen verlaagd is.
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De ontvangsten mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht.
2.2 Artikel 13 Bodem en Ondergrond
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 0,2 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 12,1 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere realisatie op het verplichtingenbudget (- € 12,1 miljoen) heeft betrekking op:
– Bedrijvenregeling subsidies: De lagere realisatie (- € 9,0 miljoen) bij de Bedrijvenregeling heeft voornamelijk twee oorzaken. De eerste oorzaak betreft dat de beoordeling van de laatste aanvragen voor deze het einde termijnseffect van de regeling doorloopt tot het eerste kwartaal van 2025, terwijl dit effect in de begroting volledig geraamd was gepland in 2024. Anderzijds zijn de bedragen voor meerdere subsidies die in 2024 zijn vastgesteld (betaald), lager dan wat initieel was aangevraagd (verplicht). Voor deze beschikkingen zijn de verplichtingen gecorrigeerd op basis van de definitieve vaststelling, wat heeft geleid tot verlaging van de verplichtingen in 2024.
Verder hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden waardoor het verplichtingenbudget per saldo ‒ € 3,1 miljoen verlaagd is.
Uitgaven
1. Ruimtegebruik bodem
Opdrachten
De hogere realisatie op het opdrachtenbudget (€ 2,1 miljoen) heeft met name betrekking op:
– Bodem en STRONG: € 2,6 miljoen aan hogere kasuitgaven hebben met name betrekking op werkzaamheden voor het EMK terrein in Krimpen ad IJssel, waarvan de sanering in 2024 is gestart.
Verder hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden waardoor het opdrachtenbudget per saldo € 0,5 miljoen verlaagd is.
Subsidies
De lagere realisatie op het subsidiebudgetbudget (- € 5,3 miljoen) heeft betrekking op:
– Bedrijvenregeling subsidies: De lagere kasrealisatie (- € 5,3 miljoen miljoen) bij de Bedrijvenregeling wordt met name veroorzaakt doordat saneringsprojecten goedkoper zijn uitgevallen dan aanvankelijk beschikt aan de bevoegde gezagen.
Bijdragen aan medeoverheden
De hogere realisatie op het budget bijdragen aan medeoverheden heeft met name betrekking op:
– Het Meerjarenprogramma Bodem: De hogere realisatie (€ 3,0 miljoen) op het meerjarenprogramma Bodem is grotendeels veroorzaakt doordat de specifieke uitkering voor de bodemsanering in Goudsberg Lunteren in 2024 is gedaan.
Ontvangsten
De ontvangsten mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht.
2.3 Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 11,4 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 111,2 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen (- € 111,2 miljoen) hebben met name betrekking op:
– Verplichtingen RVO (- € 58,1 miljoen): De uitstaande verplichtingen voor RVO zijn negatief bijgesteld zodat ze gelijk zijn aan de uitstaande verplichtingen in de concept jaarverantwoording RVO.
– Subsidies Elektrisch Vervoer (- € 16,4 miljoen): Niet alle middelen die beschikbaar zijn gesteld voor subsidieregelingen voor elektrisch vervoer zijn aangevraagd. Bij Voorjaarsnota 2025 worden deze verplichtingen weer gecorrigeerd, zodat de verplichtingen over de jaren heen aansluiten.
– Stint (- € 14,7 miljoen): Er zijn dit jaar minder schadevergoedingen toegekend in rechtzaken dan initieel begroot. Een deel van de rechtzaken loopt door tot in 2025.
– Verder hebben er diverse kleine mutaties plaatsgevonden waardoor het verplichtingenbudget per saldo ‒ € 22,0 miljoen verlaagd is.
Uitgaven
1 Netwerk
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2 Verkeersveiligheid
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
3 Slimme en duurzame mobiliteit
Subsidies
De lagere uitgaven (- € 19,6 miljoen) hebben met name betrekking op:
– Subsidies DUMO (€ 4,5 miljoen): Aan het einde van 2024 hebben er kasbetalingen plaatsgevonden die voor 2025 waren geraamd, met als gevolg hogere uitgaven op deze post.
– Subsidies Eleketrisch Vervoer (- € 7,7 miljoen): Niet alle middelen die beschikbaar zijn gesteld voor subsidieregelingen voor elektrisch vervoer zijn aangevraagd.
– Subsidies Laad en AanZET (- € 16,6 miljoen): De subsidieregelingen Laad- en AanZET worden zowel gefinancierd door DUMO als door Vrachtwagenheffing. Het DUMO-deel is eerst belast, waardoor er minder is uitgegeven bij Vrachtwagenheffing.
– Verder hebben er diverse kleine mutaties plaatsgevonden waardoor het uitgavenbudget per saldo € 0,2 verhoogd is.
Bijdrage aan medeoverheid
De hogere uitgaven (€ 13,7 miljoen) hebben met name betrekking op:
– Specifieke uitkering Zero Emissiebussen (€ 14,5 miljoen): Vanwege een verhoging van de bevoorschotting van 25% naar 75% bij de SPUK is er meer uitgegeven dan begroot.
– Verder hebben er diverse kleine mutaties plaatsgevonden waardoor het uitgavenbudget per saldo ‒ € 0,9 miljoen verlaagd is.
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2.4 Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 1,2 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 115,8 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen (- € 115,8 miljoen) hebben met name betrekking op:
– Lagere realisatie BVOV (- € 8 miljoen): De uiteindelijke realisatie op de BVOV blijkt in 2024 iets lager dan was voorzien. Het overschot vloeit conform afspraken terug naar het generale beeld.
– Negatieve bijstelling BVOV (-102,5 miljoen) Verschillende verplichtingen uit oude jaren zijn afgesloten waardoor het verplichtingebudget opnieuw vrijvalt.
– Overschot opdrachtenbudget (- € 1,6 miljoen): De verplichtingenrealisatie op het opdrachtenbudget is lager dan gebudgetteerd, omdat een aantal verplichtingen niet is doorgegaan.
– Overschot subsidiebudget (- € 1,6 miljoen): Doordat enkele subsidie-aanvragen lager waren dan vooraf geraamd is er een sprake van een overschot op het subsidiebudget.
– Verder hebben er diverse kleine mutaties plaatsgevonden waardoor het verplichtingenbudget per saldo ‒ € 2,1 miljoen verlaagd is.
Uitgaven
1 Spoor
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2 Maatregelenpakket OVS
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De ontvangsten zijn - € 21,1 miljoen lager dan begroot bij Najaarsnota. Voor - € 24,3 miljoen betreffen de ontvangsten afrekeningen van voorschotten die in het kader van de regeling specifieke uitkering beschikbaarheidsvergoeding regionale OV-concessie 2021 aan vervoerregio’s gemeenten en provincies zijn verstrekt. Op grond van de ingediende verantwoordingen en de verzoeken tot vaststelling van de uitkeringen, bleek een deel van de verstrekte voorschotten te moeten worden terugbetaald. Hierover zijn met de betreffende provincies en vervoersregio’s afspraken gemaakt. Eind 2024 is nog niet alles wat begroot was ontvangen van de regio. Deze ontvangsten zullen naar verwachting begin 2025 ontvangen worden. Daarnaast hebben onder andere een ontvangst voor de terugbetaling Transitievergoeding OV ter hoogte van € 2,4 miljoen en voor de uitbreiding IC Zeeland 2023 ter hoogte van € 0,4 miljoen plaatsgevonden.
2.5 Artikel 17 Luchtvaart
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting 2024 € 1,5 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 22,8 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,3 miljoen lager dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2024.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen van € 22,8 miljoen hebben met name betrekking op:
– Nadeelcompensatie Te Rijdt (- € 4,9 miljoen): De verplichting voor 2025 wordt toch niet al in 2024 vastgelegd, maar in 2025. Hierdoor blijft er verplichtingenbudget over.
– GIS-4 (- € 7,7 miljoen): De verplichting voor 2025 wordt toch niet al in 2024 vastgelegd, maar in 2025. Hierdoor blijft er verplichtingenbudget over.
– Subsidies NGF ( ‒ € 2,0 miljoen): het betreft een overschot op het subsdiebudget van het NGF. Een gedeeltelijk voorschot voor een project kon niet worden vrijgegeven, omdat niet aan alle voorwaarden uit de beschikking was voldaan.
– Garantstelling LVNL ( ‒ € 6,3 miljoen): het overschot wordt veroorzaakt doordat LVNL minder leningen heeft afgesloten dan de garantstelling vanuit IenW.
– Diverse kleine mutaties verklaren het overige verschil (€ - 1,9 miljoen).
Uitgaven
1. Luchtvaart
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2.6 Artikel 18 Scheepvaart en Havens
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting 2024 € 6,8 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 15,5 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 2,3 miljoen hoger dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2024.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen van € 15,5 miljoen hebben met name betrekking op:
– Subsidie walstroom Zeehavens (- € 12,3 miljoen): een gedeelte van de subsidie wordt in 2025 vastgelegd in plaats van in 2024, door een vertraging bij het openstellen van de aanvullende stikstofregeling. Het gaat om € 5,0 miljoen. Daarnaast betreft dit het non-AFIR deel van de klimaatregeling dat jaarlijks volledig beschikbaar wordt gesteld, totdat het budget op is. Hiervan is € 7,3 miljoen niet beschikt in 2024.
– Het Nationaal Groeifonds (NGF) (- € 2,1 miljoen): het betreft de vertraging voor het Maritiem Masterplan digitaal platform, welke bij uitgaven nader wordt toegelicht.
– Diverse kleine mutaties (€ 1,1 miljoen).
Uitgaven
1. Scheepvaart en Havens
Subsidies
De lagere uitgaven van € 5,7 miljoen hebben met name betrekking op:
– Subsidie Innovatie duurzame binnenvaartschepen (- € 3,4 miljoen): Een deel van de betalingen vanuit de subsidieregeling is vertraagd. Deze betalingen zullen in 2025 plaatsvinden.
– Het Nationaal Groeifonds (NGF) (- € 2.1 miljoen): dit betreft de vertraging bij het Maritiem Masterplan digitaal platform. De subsidieverstrekking gaat door benodigd aanvullend onderzoek in 2025 plaatsvinden in plaats van in 2024.
– Diverse kleine mutaties (€ 0,2 miljoen)
Ontvangsten
De hogere ontvangsten van € 2,3 miljoen hebben voornamelijk betrekking op terugevorderingen van subsidieverstrekkingen. die binnen zijn gekomen van RVO in de periode tot en met november 2024.
2.7 Artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 0,3 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 0,8 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2.8 Artikel 20 Lucht en Geluid
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 0,8 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 1,6 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,1 miljoen lager dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2024.
Verplichtingen
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2.9 Artikel 21 Duurzaamheid
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 1,8 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 39,1 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– De Subsidieregeling Circulaire Economie, bedoeld voor stimulering projecten, circulair implementeren en opschalen, was voorzien in 2024 maar loopt pas in 2025. Hierdoor wordt de verplichting pas in 2025 vastgelegd en is er ‒ € 29,9 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
– Er waren minder aanvragen dan gepland voor de tijdelijke subsidieregeling Omschakeling naar verwerking circulaire plastics waardoor er ‒ € 4,3 miljoen minder aan verplichtingen is aangegaan.
– Door lagere uitgaven van RWS (- € 0,5) voor werkzaamheden voor het programma maatschappelijk verantwoord inkopen is ‒ € 1,4 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
– Diverse kleine mutaties verklaren de resterende ‒ € 3,4 miljoen.
Uitgaven
4 Duurzaamheidsinstrumentarium
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
5 Duurzame productieketens
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
6 Natuurlijk kapitaal
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2.10 Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's
Toelichting
Op dit artikel is hetzelfde uitgegeven als in 2e suppletoire begroting is begroot en is voor een bedrag van € 2,0 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,2 miljoen hoger dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2024.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– De Subsidieregeling Versterking Omgevingsveiligheid. Er waren minder aanvragen dan gepland waardoor er ‒ € 0,8 miljoen minder aan verplichtingen is aangegaan.
– Door lagere uitgaven van RWS voor werkzaamheden voor veiligheid rondom chemische stoffen, veiligheid rondom bedrijven en vergunningen voor het Inrichtingen- en activiteitenbesluit BES is ‒ € 0,7 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
– Diverse kleine mutaties verklaren de resterende ‒ € 0,6 miljoen.
Uitgaven
1 Veiligheid chemische stoffen
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2 Veilige biotechnologie
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
3 Veiligheid bedrijven en transport
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2.11 Artikel 23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie
Toelichting
Op dit artikel is hetzelfde uitgegeven als in de 2e suppletoire begroting is begroot en is voor een bedrag van € 0,1 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2.12 Artikel 24 Handhaving en Toezicht
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 3,5 miljoen meer uitgegeven en is voor een bedrag van € 0,6 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 0,3 miljoen lager dan begroot bij de 2e suppletoire begroting 2024.
Verplichtingen
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
2.13 Artikel 25 Brede Doeluitkering
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting voor een bedrag van € 178,9 miljoen meer aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
Volgens de BDU-systematiek worden de verplichtingen voorafgaand aan het jaar van betaling aangegaan. De beschikking voor het jaar 2025 is eind 2024 afgegeven aan de twee vervoersregio’s Metropoolregio Rotterdam en Den Haag (MRDH) en Vervoerregio Amsterdam (VRA). Bij het opstellen van de tweede suppletoire begroting was nog niet in alle gevallen bekend welke afzonderlijke afspraken met welk kaseffect in 2025 moesten worden vastgelegd. Inmiddels is dit bekend en is het verplichtingenbudget voor 2024 in totaal met € 178,9 miljoen verhoogd. Dit komt voornamelijk door een verhoging van € 158,5 miljoen in het kader van de motie Bikker-Krul (Kamerstuk 36410-XII, nr. 29) (MRDH en VRA). Daarnaast gaat het hierbij om de bijdrage aan de BDU-regio’s voor de bijdrage aan Zuid-Holland Bereikbaar van € 4,1 miljoen (MRDH) en de verdeling van midden voor OV toegankelijkheid van € 4,2 miljoen (MRDH), OV toegankelijkheid van € 4,3 miljoen (VRA), een Rijksbijdrage aan studiekostende Vlietlijn van € 6,2 miljoen (MRDH), een Rijksbijdrageaan studiekosten de Oude Lijn van € 0,1 miljoen (MRDH), een middelenverdeling voor het Gebiedsprogramma MoVe (MRDH) voor € 0,2 miljoen en de Herindeling Amsterdam Weesp € 1,3 miljoen (VRA).
2.14 Artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting voor een bedrag van € 3,0 miljoen meer uitgegeven en € 3,0 miljoen meer aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen worden met name verklaard door onderstaande uitgavenmutaties.
Uitgaven
1. Bijdrage aan het Mobiliteitsfonds
De bijdrage vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII aan het Mobiliteitsfonds ten opzichte van de Najaarsnota voor het jaar 2024 is € 2,8 miljoen meer dan begroot. Voor meer details wordt verwezen naar de slotwet van het Mobiliteitsfonds.
2. Bijdrage aan het Deltafonds
De bijdrage vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII aan het Deltafonds is € 0,2 miljoen minder dan begroot. Voor meer details wordt verwezen naar de slotwet van het Deltafonds.
3 Niet-Beleidsartikelen
3.1 Artikel 97 Algemeen Kerndepartement
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 4,2 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 3,5 miljoen meer verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtinen hebben nagenoeg geheel betrekking op:
– De exploitatiekosten voor het regeringsvliegtuig vallen hoger uit, waarvoor € 7,0 miljoen is toegevoegd aan de begroting van atikel 97.
– De meerjarige verplichting voor het vervangen van AV-installaties bij Rijnstraat 8 is niet in 2024 aangegaan (- € 1,5 miljoen).
– Diverse kleine mutaties verklaren de resterende ‒ € 1,5 miljoen.
Uitgaven
3. Covid 19 testen reizen
Omdat de laatste afrekening nog moet plaatsvinden met 1 partij voor testen voor reizen zijn de uitgaven lager dan geraamd (€ 3,0 miljoen)
3.2 Artikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement
Toelichting
Op dit artikel is ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 6,5 miljoen minder uitgegeven en is voor een bedrag van € 23,5 miljoen minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
De lagere verplichtingen hebben met name betrekking op:
– niet noodzakelijk gebleken vp-ruimte die bij Najaarsnota is overgeboekt vanuit artikel 97 ter dekking van de nieuw afgesloten CAO (- € 4,4 miljoen)
– Vertraging in de Europese aanbesteding Informatie Gedreven Werken waardoor geen gunning in 2024 heeft plaatsgevonden (- € 4,0 miljoen)
– Minder inhuurcontracten en inzet personeel op project Vrachtwagenheffing en Tijdelijke Tolheffing (- € 3,4 miljoen)
– Lagere personele uitgaven ANVS als gevolg van vertraging in AIVD screening (- € 2,1 miljoen)
– Vrijgevallen verplichtingen a.g.v. het sluiten van oude opdrachten (- € 1 miljoen)
– Een aantal geannuleerde juridische inhuur verlengingen (- € 0,5 miljoen)
– Diverse mee- en tegenvallers (-€ 8,1 miljoen)
1. Personele uitgaven
Eigen personeel
De lagere uitgaven hebben met name betrekking op:
– Niet gebruikte apparaatmiddelen NGF op HXII. Conform afspraak met Minfin wordt het overschot weer teruggeboekt naar het Mobiliteitsfonds (- € 2,3 miljoen)
– Niet gebruikte middelen Vrachtwagenheffing en Tijdelijke Tolheffing (- € 1,2 miljoen) Conform afspraak met Minfin wordt het overschot weer teruggeboekt naar het Mobiliteitsfonds;
– Latere instroom dan verwacht bij ANVS door vertraging bij screening door AIVD (- € 0,2 miljoen)
– Een tegenvaller ontstaan o.a. door de nieuwe CAO-Rijk (- € 2,8 miljoen)
– Diverse mee- en tegenvallers (- € 0,2 miljoen)
Externe inhuur
Lagere externe inhuur heeft met name betrekking op:
– Niet gebruikte middelen Vrachtwagenheffing en Tijdelijke Tolheffing (€ 0,7 mln.). Conform afspraak met Minfin wordt het overschot weer teruggeboekt naar het Mobiliteitsfonds;
– Vertraging Vernieuwing generieke processen SAP (- € 0,6 miljoen)
– Vertraagde facturering van inhuur opdrachten die pas in 2025 worden betaald (€ -3,1 miljoen).
Postactieven
– Lagere uitgaven dan geraamd (- € 0,3 miljoen)
2. Materiële uitgaven
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
Ontvangsten
De mutaties zijn lager dan de voorgeschreven norm en worden daarom niet toegelicht (zie normering in de leeswijzer).
3.3 Artikel 99 Nog onverdeeld
Toelichting
Op dit artikel wordt in 2024 geen slotverschillen opgenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.