Jaarverslag : Jaarverslag Provinciefonds 2024
Tweede Kamer der Staten-Generaal
InhoudsopgaveGerealiseerde uitgaven en ontvangstenA. Algemeen1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverleningDechargeverlening door de Tweede KamerDechargeverlening door de Eerste Kamer2. LeeswijzerB. Beleidsverslag3. Beleidsprioriteiten4. BeleidsartikelenArtikel 1 ProvinciefondsA. Algemene doelstellingB. Rol en verantwoordelijkheidC. BeleidsconclusiesD. Budgettaire gevolgen van beleidE. Toelichting op de instrumenten5. BedrijfsvoeringsparagraafC. Jaarrekening6. Verantwoordingsstaat provinciefonds7. Saldibalans provinciefonds
36 740 C Jaarverslag en slotwet provinciefonds 2024
Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET PROVINCIEFONDS
Ontvangen 21 mei 2025
Vergaderjaar 2024–2025
GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN
Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 3.954.345.000
Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x € 1 mln.). Totaal € 3.954.345.000
A. ALGEMEEN
1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening
AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Hierbij bieden wij het jaarverslag van het provinciefonds (C) over het jaar 2024 aan.
Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoeken wij de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties én de Staatssecretaris van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2024 gevoerde financiële beheer.
Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:
1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;
2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;
3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
4. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;
5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.
Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:
1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2024;
2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;
3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;
4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2024 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2024, alsmede over de saldibalans over 2024 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,J.J.M.Uitermark
De Staatssecretaris van Financiën,T.van Oostenbruggen
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
2. Leeswijzer
Algemeen
Voor u ligt het jaarverslag 2024 van het provinciefonds.
Provinciefonds
Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel. De apparaatsuitgaven in de zin van materiële en personele uitgaven van de medewerkers bij de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Financiën die betrokken zijn bij het fondsbeheer, zijn niet in de tabel Budgettaire gevolgen van beleid opgenomen. Deze kosten worden in de respectievelijke departementale begrotingen verantwoord. Dit geldt eveneens voor het algemene beleid inzake decentrale overheden, waarbij deze uitgaven zijn terug te vinden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).
Toelichting verschillen
Dit jaarverslag zal de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2024 van het provinciefonds als uitgangspunt nemen. De gehanteerde norm voor de toelichting bij verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar, is dat alle verschillen worden toegelicht. De toelichting is op hoofdlijnen met verwijzingen naar de relevante suppletoire begrotingen.
Indeling
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2024. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie. De verschillen worden daarbij absoluut weergegeven en toegelicht. Daarna volgt in de bedrijfsvoeringsparagraaf informatie over de rechtmatigheid. De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2024 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel worden de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd.
Groeiparagraaf
Ten opzichte van het jaarverslag 2023 zijn er geen wijzigingen doorgevoerd.
Grondslagen voor de vastlegging en de waardering
De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Rijksbegrotingsvoorschriften. Voor de begrotingsadministratie van het provinciefonds wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast.
Focusonderwerp
De Tweede Kamer heeft voor de verantwoording over 2024 als focusonderwerp prioriteren van beleid met aandacht voor de uitvoering en arbeidsmarkt aangewezen. Een kwalitatieve analyse hierover is opgenomen in het beleidsverslag.
Bijlagen
De bijlagen Moties en toezeggingen en Afgerond evaluatie- en overig onderzoek zijn niet opgenomen in dit jaarverslag.
In het jaarverslag van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn alle moties en toezeggingen voor BZK opgenomen. Daaronder ook de moties en toezeggingen met betrekking tot het provinciefonds.
Doorlichting van de bestuurlijke en financiële verhoudingen met de decentrale overheden, die ten grondslag liggen aan het fonds, vindt plaats via artikel 1 van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De beleidsdoorlichting van artikel 1 Openbaar bestuur en democratie is in 2024 afgerond (Kamerstukken II 2023/24, 30985, nr. 65).
Slotopmerking
Als gevolg van afrondingen kan in tabellen het totaal afwijken van de som der delen.
B. BELEIDSVERSLAG
3. Beleidsprioriteiten
Dit jaarverslag gaat in op de in 2024 gerealiseerde beleidsprioriteiten. Uitgangspunt daarbij is in de eerste plaats de oorspronkelijk in de begroting 2024 geformuleerde beleidsprioriteiten.
Eerst wordt de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2024 beschreven. Daarna besteden we aandacht aan het focus onderwerp en de onderuitputting. Tot slot worden de budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten weergegeven.
De tabellen maatregelen Oekraïne en realisatie beleidsdoorlichtingen en het overzicht risicoregelingen zijn voor het provinciefonds niet van toepassing.
Realisatie van de beleidsprioriteiten 2024
Evenwicht
De regering heeft in 2024 met gemeenten en provincies intensieve gesprekken gevoerd over de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht.
In het voorjaar is, in constructief overleg met VNG en IPO, besloten over te gaan tot het schrappen van de oploop van de opschalingskorting in combinatie met het vervroegd invoeren van de bbp-systematiek in 2024. Vervroegde invoering van deze systematiek is in lijn met het advies van de Raad van State. Dit biedt gemeenten en provincies een stabiele inkomstenbron en duidelijkheid over de wijze waarop het gemeente- en provinciefonds zich in de toekomst ontwikkelen.
Het besluit tot het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek heeft invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies. Om die reden is besloten de impact hiervan volledig (2024) en deels (2025) te dempen. Ook voor 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats. Deze is zodanig dat dit per saldo voor de periode 2026 tot en met 2029 resulteert in een plus van € 675 mln. voor gemeenten en € 44 mln. voor provincies.
Als onderdeel van het hierboven beschreven en met de VNG en het IPO overeengekomen besluit is ook gesproken over enkele inhoudelijke (budgettaire) thema’s. Dit heeft geleid tot enkele concrete afspraken op het terrein van de Wmo, infrastructuur, natuur en openbaar vervoer.
Na het aantreden van het kabinet Schoof zijn de gespreken met de medeoverheden voortgezet. Zo heeft er twee keer een Overhedenoverleg plaats gevonden (in augustus en november). Uw kamer is per brief geïnformeerd over de uitkomsten van deze Overhedenoverleggen en over het proces richting Voorjaarsnota (Kamerstukken II 2024/25, 36600-B, nr. 22).
In het Overhedenoverleg van 29 november jl. is van kabinetszijde erkend dat de balans tussen de ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht onder druk staat. Het kabinet heeft toen aangegeven met de medeoverheden een weg naar voren bewandelen. Zoals ook in deze brief van 29 november aangegeven, streeft het kabinet ernaar om, in goede interbestuurlijke samenwerking bij de uitwerking van het Regeerprogramma, samen met de medeoverheden tot een goede balans te komen. Ook heeft in november weer een Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) plaats gevonden.
Verdeelmodel
De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) heeft advies uitgebracht bij het voorliggende voorstel voor een nieuw verdeelmodel voor het provinciefonds, zoals ontwikkeld door CEBEON. De Eerste en Tweede Kamer hebben dit advies per brief ontvangen (Kamerstukken I 2024/25, 34568, G). De fondsbeheerders zullen het vervolgtraject in overleg met de Bestuurlijke Adviescommissie Financiën en Openbaar bestuur van het IPO (BAC) vorm geven.
Uitkeringsstelsel
Aan de aanpassing van het uitkeringsstelsel is verder gewerkt. In 2025 gaat de hiermee samenhangende wijziging van de Financiële-verhoudingswet (FvW) in consultatie. Belangrijk onderdeel van deze aanpassing is het omzetten van de decentralisatie-uitkering in de Bijzondere Fondsuitkering (BFU), die een volwaardig alternatief moet vormen voor de specifieke uitkering.
Aan het omzetten van specifieke uitkeringen in uitkeringen die via het gemeentefonds en het provinciefonds worden verstrekt is eveneens gewerkt. Daartoe is een Afwegingskader opgesteld, waarlangs bestaande en nieuwe specifieke uitkeringen worden getoetst. Dit als nadere uitwerking van het Hoofdlijnenakkoord en het Regeerprogramma.
Focusonderwerp en onderuitputting
Als focusonderwerp voor het jaarverslag 2024 is prioriteren van beleid met aandacht voor de uitvoering en arbeidsmarkt benoemd. Het beheer van het gemeentefonds en het provinciefonds vindt altijd doorgang. Binnen de departementen BZK en Financiën is een beperkt aantal ambtenaren met dat beheer belast. Het is, gezien de krapte op de arbeidsmarkt, bij vacatures zeer lastig gebleken om deze passend en tijdig op te vullen. De capaciteit is op dit moment op orde, maar met het oog op de toekomst blijft het een aandachtspunt.
Vanuit het gemeentefonds en provinciefonds worden middelen beschikbaar gesteld aan gemeenten en provincies voor de uitvoering van het decentrale beleid. De resultaten die gemeenten en provincies realiseren, met onder de meer de middelen die beschikbaar zijn gesteld vanuit het gemeentefonds of het provinciefonds, vallen buiten de scope van dit jaarverslag. Datzelfde geldt voor de eventuele gevolgen van krapte op de arbeidsmarkt voor de uitvoering van beleid door gemeenten en provincies. Dit is echter wel een punt van aandacht in de gesprekken tussen het Rijk en de decentrale overheden.
De Tweede Kamer verzoekt het Kabinet om bij de verantwoording over het jaar 2024 ook aandacht te besteden aan de onderuitputting. In deze bijlage wordt de totale onderuitputting gepresenteerd. Daarbij worden de grootste en/of belangrijkste meevallende realisaties apart toegelicht. De overige meevallende realisaties worden in de post «overige meevallers» toegelicht.
Tabel 1 Grootste posten met onderuitputting in 2024 (bedragen in miljoenen euro's)
Onderwerp
Bedrag (in miljoenen euro's)
Als % van de vastgestelde begroting
Overige meevallers
‒ 0,1
0,0%
Totaal
‒ 0,1
0,0%
Toelichting 2024
Er is geen sprake van vermeldenswaardige onderuitputting in 2024.
Toelichting algemeen
Bij het provinciefonds is op de verschillende uitkeringen per definitie geen sprake van onderuitputting. Bij het provinciefonds zijn voor de verschillende uitkeringen de verplichtingen leidend. Hetgeen betekent dat ze altijd volledig tot uitbetaling zullen komen. Bedragen die in het betreffende begrotingsjaar niet tot uitbetaling zijn gekomen, zullen in een volgend begrotingsjaar alsnog tot uitbetaling komen.
Van een jaarsaldo, zoals voorkomt bij investeringsfondsen is geen sprake, doordat de ontvangsten en de uitgaven over een begrotingsjaar altijd aan elkaar gelijk zijn.
Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2024
Het demissionaire kabinet heeft in het voorjaar van 2024 in constructief overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) – in gewaardeerde aanwezigheid van de Unie van Waterschappen (UvW) – besloten over te gaan tot het schrappen van de oploop van de opschalingskorting in combinatie met het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek in 2024. Vervroegde invoering van deze systematiek is in lijn met het advies van de Raad van State. Dit biedt gemeenten en provincies een stabiele inkomstenbron en duidelijkheid over de wijze waarop het gemeente- en provinciefonds zich in de toekomst ontwikkelen.
Het besluit tot het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek had invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies. Om die reden is besloten de impact hiervan voor de begroting van 2024 volledig te dempen (€ 176 mln.).
Als onderdeel van het hierboven beschreven en met de VNG en het IPO overeengekomen besluit is ook gesproken over enkele inhoudelijke (budgettaire) thema’s: Wmo, fysiek domein en de provinciale opcenten. Dit heeft geleid tot enkele concrete afspraken, waaronder een reservering op de aanvullende post voor compensatie provinciale opcenten.
4. Beleidsartikelen
Artikel 1 Provinciefonds
A. Algemene doelstelling
Via het provinciefonds wordt bewerkstelligd dat de provincies middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren. Deze doelstelling valt uiteen in twee beleidsthema’s:
1. provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken;
2. een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
B. Rol en verantwoordelijkheid
De fondsbeheerders, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Financiën, namens deze de Staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst, hebben een regisserende en financierende rol ten aanzien van het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en provincies. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het provinciefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende provincies.
Van tijd tot tijd kunnen vragen opkomen of de provincies als collectiviteit andere prioriteiten zouden kunnen stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van gezamenlijk onderschreven maatschappelijke opgaven. Naast de fondsbeheerders hebben hierbij ook de desbetreffende vakministers een rol.
Voor de realisatie van de beschreven beleidsthema’s zijn er een aantal instrumenten en activiteiten.
Beleidsthema 1: provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor de uitvoering van hun taken.
A) Normeringssystematiek
De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt – naast taakmutaties – bepaald door de normeringssystematiek. De normeringssystematiek houdt in dat de ontwikkeling van het fonds sinds 2024 gekoppeld is aan de ontwikkeling van het nominaal bruto binnenlands product. De indexatie wordt gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. De volumeontwikkeling van het fonds is gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor het fonds minder schommelt. De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor het fonds reëel ‘op niveau’ blijft. De jaarlijkse toe- of afname van het provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan het bbp, wordt het accres genoemd. Het betreft een generieke indexatie die naar eigen inzicht van een individuele provincie kan worden ingezet. De normeringssystematiek berust op een bestuurlijke afspraak tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO).
B) Artikel 2 Financiële-verhoudingswet
Er zijn jaarlijks diverse specifieke taakmutaties die tot toevoegingen en/of onttrekkingen aan het provinciefonds kunnen leiden. Uitgangspunt hierbij is artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet. Dit artikel geeft aan dat indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door provincies, in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen wordt omkleed en met kwantitatieve gegevens wordt gestaafd, welke de financiële gevolgen van deze wijziging voor de provincies zijn. Tevens wordt aangegeven via welke bekostigingswijze de financiële gevolgen voor de provincies kunnen worden opgevangen.
C) Bestuurlijk overleg financiële verhouding
Het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv) tussen de fondsbeheerders, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen (UvW) vindt twee keer per jaar plaats rond het verschijnen van de Voorjaarsnota en de Miljoenennota. Iedere partij kan agendapunten inbrengen. Zo nodig kunnen ook andere bewindspersonen dan de fondsbeheerders aan het overleg deelnemen. De uitkomst van de normeringssystematiek (zie A) kan – indien beschikbaar – in het Bofv bestuurlijk worden gewogen.
Beleidsthema 2: een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.
D) Verdeelmaatstaven
Het budget van de algemene uitkering van het provinciefonds wordt over de provincies verdeeld via een systeem van verdeelmaatstaven. De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor ontwikkeling en onderhoud van het systeem van verdeelmaatstaven dat de verdeling tot stand brengt. Dit verdeelsysteem heeft als doel provincies in staat te stellen hun voorzieningen op een onderling gelijkwaardig niveau te brengen tegen globaal gelijke lastendruk en rekening houdend met de structuurkenmerken van de provincies.
Zolang voor een uitkeringsjaar de voor de verdeelmaatstaven noodzakelijke statistische gegevens nog niet bekend of definitief zijn, worden de provincies bevoorschot op basis van voorlopige cijfers. Hierbij wordt ernaar gestreefd de voorschotten zo goed mogelijk aan te laten sluiten op de algemene uitkering waarop een provincie uiteindelijk recht heeft, zoals deze vastgesteld wordt nadat de statistische gegevens definitief zijn vastgesteld.
Dit streven geldt ook voor integratie- en decentralisatie-uitkeringen. Als er gedurende en na afloop van het uitkeringsjaar definitieve volumegegevens beschikbaar komen, leidt dit tot bijstellingen in de bevoorschotting. Aangezien voor het provinciefonds de verplichtingen leidend zijn, zullen deze altijd tot uitkering komen.
C. Beleidsconclusies
Vanuit het provinciefonds hebben provincies in 2024 middelen toebedeeld gekregen om hun taken uit te voeren. Daarbij hebben de fondsbeheerders het bestaande verdeelmodel toegepast voor de algemene uitkering.
In het kader van de aangekondigde heroverweging financiële verhoudingen (Kamerstukken II 2017/18, 34775 B, nr. 18) wordt onder meer de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds in zijn totaliteit tegen het licht gehouden. In het jaar 2024 zijn stappen gezet in dit traject. In paragraaf 3 is dit bij de realisatie van de beleidsprioriteiten nader toegelicht.
D. Budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Tabel 2 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 provinciefonds (bedragen x € 1.000)
Realisatie
Vastgestelde begroting
Verschil
2020
2021
2022
2023
2024
2024
2024
Verplichtingen
2.570.874
2.552.029
2.833.456
3.130.325
3.954.345
3.340.648
613.697
Uitgaven
2.602.954
2.541.945
2.843.511
3.130.354
3.954.345
3.340.648
613.697
Financiering provincies
Bijdrage aan medeoverheden
2.602.954
2.541.769
2.843.243
3.130.323
3.954.345
3.340.548
613.797
Algemene uitkering
2.325.420
2.423.793
2.767.686
3.050.517
3.554.618
3.283.650
270.968
Decentralisatie-uitkeringen
277.534
117.976
75.557
79.806
399.727
56.898
342.829
Kosten Financiële verhoudingswet
Opdrachten
0
176
268
31
0
100
‒ 100
Onderzoeken verdeelsystematiek
0
176
268
31
0
100
‒ 100
Ontvangsten
2.602.954
2.541.945
2.843.511
3.130.354
3.954.345
3.340.648
613.697
E. Toelichting op de instrumenten
Verplichtingen
Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 613,7 mln. opwaarts bijgesteld. Deze bijstelling betreft het saldo van diverse mutaties door het jaar heen, waaronder de toekenning van de (voorlopige) ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF) en de toevoeging van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van het jaar. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2023/24, 36550 C, nr. 2, Kamerstukken II 2024/25, 36613 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2024/25, 36625 C, nr. 2) en in de slotwet 2024.
Uitgaven
Bijdragen aan medeoverheden
Algemene uitkering
De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting opwaarts bijgesteld met € 271 mln. en komen daarmee in totaal op € 3.554,6 mln. De hogere uitgaven zijn met name een gevolg van de toekenning van de voorlopige ruimte onder het plafond van het BTW Compensatiefonds (BCF) voor 2024. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2023/24, 36550 C, nr. 2, Kamerstukken II 2024/25, 36613 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2024/25, 36625 C, nr. 2) en in de slotwet 2024.
Decentralisatie-uitkeringen
De uitgaven van de decentralisatie-uitkeringen van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting bijgesteld met € 342,8 mln. en komen daarmee in totaal op € 399,7 mln. De hogere uitgaven zijn vooral een gevolg van het toevoegen van nieuwe decentralisatie-uitkeringen in de loop van 2024. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de verschillende suppletoire begrotingen (Kamerstukken II 2023/24, 36550 C, nr. 2, Kamerstukken II 2024/25, 36613 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2024/25, 36625 C, nr. 2) en in de slotwet 2024.
Opdrachten
Onderzoeken verdeelsystematiek
Het gerealiseerde bedrag komt lager uit dan in de ontwerpbegroting 2024 werd geraamd, doordat er minder opdrachten zijn verleend.
Ontvangsten
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2024 worden de ontvangsten, overeenkomstig artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, met € 613,7 mln. verhoogd tot € 3.554,6 mln.
5. Bedrijfsvoeringsparagraaf
Paragraaf 1 - Rapportage voor de volgende verplichte onderdelen:
Rechtmatigheid
Er hebben zich over 2024 geen overschrijdingen van de tolerantiegrenzen voorgedaan bij het provinciefonds.
Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie
Er zijn over 2024 geen bijzonderheden te melden voor het provinciefonds.
Begrotingsbeheer, financieel beheer en materiële bedrijfsvoering
Er is sprake van financieel beheer bij het provinciefonds. Er zijn over 2024 geen bijzonderheden te melden voor het provinciefonds.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
De kans op misbruik en oneigenlijk gebruik zijn bij het provinciefonds zeer gering. Er zijn over 2024 geen bijzonderheden te melden voor het provinciefonds.
Overige aspecten van de bedrijfsvoering
Er zijn over 2024 geen bijzonderheden te melden voor het provinciefonds.
Fraude- en corruptierisico's
Er zijn binnen het provinciefonds beheersmaatregelen genomen om het risico op fraude of corruptie tegen te gaan. Er zijn over 2024 geen bijzonderheden te melden voor het provinciefonds.
Paragraaf 2 - Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen
Er zijn geen bijzonderheden te melden.
Paragraaf 3 - Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering
Er zijn over 2024 geen bijzonderheden te melden voor het provinciefonds.
Voor een algemeen beeld van de bedrijfsvoering binnen het ministerie van BZK wordt u verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van begrotingshoofdstuk VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
C. JAARREKENING
6. Verantwoordingsstaat provinciefonds
Tabel 3 Verantwoordingsstaat 2024 van het provinciefonds (C) (bedragen x € 1.000)
Art.
Omschrijving
(1) Vastgestelde begroting
(2) Realisatie
(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
Verplichtingen
Uitgaven
Ontvangsten
01
Provinciefonds
3.340.648
3.340.648
3.340.648
3.954.345
3.954.345
3.954.345
613.697
613.697
613.697
7. Saldibalans provinciefonds
Tabel 4 Saldibalans per 31 december 2024 van het provinciefonds (C) (bedragen x € 1.000)
Activa
31-12-2024
31-12-2023
Passiva
31-12-2024
31-12-2023
Intra-comptabele posten
1) Uitgaven ten laste van de begroting
3.954.345
3.130.354
2) Ontvangsten ten gunste van de begroting
3.954.345
3.130.354
3) Liquide middelen
0
0
4) Rekening-courant RHB1
0
0
4a) Rekening-courant RHB
0
0
5) Rekening-courant RHB Begrotingsreserve
0
0
5a) Begrotingsreserves
0
0
6) Vorderingen buiten begrotingsverband
0
0
7) Schulden buiten begrotingsverband
0
0
8) Kas-transverschillen
0
0
Subtotaal intra-comptabel
3.954.345
3.130.354
Subtotaal intra-comptabel
3.954.345
3.130.354
Extra-comptabele posten
9) Openstaande rechten
0
0
9a) Tegenrekening openstaande rechten
0
0
10) Vorderingen
0
0
10a) Tegenrekening vorderingen
0
0
11a) Tegenrekening schulden
0
0
110 Schulden
0
0
12) Voorschotten
12.469.680
8.787.132
12a) Tegenrekening voorschotten
12.469.680
8.787.132
13a) Tegenrekening garantieverplichtingen
0
0
13) Garantieverplichtingen
0
0
14a) Tegenrekening andere verplichtingen
3
6
14) Andere verplichtingen
3
6
15) Deelnemingen
0
0
15a) Tegenrekening deelnemingen
0
0
Subtotaal extra-comptabel
12.469.683
8.787.138
Subtotaal extra-comptabel
12.469.683
8.787.138
Totaal
16.424.028
11.917.492
Totaal
16.424.028
11.917.492
X Noot
1
Rijkshoofdboekhouding
Toelichting behorende bij de saldibalans per 31 december 2024 van het provinciefonds
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten
Ad 1. Uitgaven ten laste van de begroting en Ad 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2024 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar 2024 waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.
Ad 12. Voorschotten
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen en een algemene maatregel van bestuur definitief vastgesteld. Het totaalbedrag van de betaalde voorschotten bestaat volledig uit voorschotten aan provincies op de algemene uitkering en de decentralisatie-uitkeringen. Het bedrag is in tabel 5 gespecificeerd en daaronder nader toegelicht.
Tabel 5 Specificatie voorschotten provinciefonds (bedragen x € 1.000)
31-12-2024
31-12-2023
Algemene uitkering
2021
2.433.693
2.433.693
2022
2.757.786
2.757.786
2023
3.050.517
3.050.517
2024
3.554.618
0
subtotaal
11.796.614
8.241.996
Decentralisatie-uitkeringen
2020
0
271.797
2021
117.976
117.976
2022
75.557
75.557
2023
79.806
79.806
2024
399.727
0
subtotaal
673.066
545.136
TOTAAL
12.469.680
8.787.132
Algemene uitkering
Dit onderdeel van de tabel vergelijkt voor de algemene uitkering de voorschotten per 31 december 2024 waarvoor per uitkeringsjaar de beschikking nog niet definitief is opgemaakt met de voorschotten waarvoor geldt dat de definitieve beschikking voor het desbetreffende uitkeringsjaar per 31 december 2023 nog niet was opgemaakt.
Decentralisatie-uitkeringen
De voorschotten voor de decentralisatie-uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds hebben veelal een bijzonder karakter. Bij een beperkt aantal uitkeringen staat de hoogte van de uitkering niet vooraf vast of dient over de betaling nog een afrekening plaats te vinden. Bij een groot deel van deze uitkeringen wordt echter vooraf door het beleidsdepartement precies bepaald welke bedragen aan welke begunstigden worden uitbetaald. De begunstigden hoeven ook geen verantwoording af te leggen over de (wijze van) besteding van de uitkering. Het provinciefonds is hierbij slechts een loket waarlangs de verstrekkingen lopen. Desondanks worden alle betalingen uit hoofde van deze uitkeringen op de saldibalans van het provinciefonds als voorschot verantwoord tot het moment waarop de verdeling over medeoverheden definitief wordt vastgesteld door middel van een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Tabel 6 Mutatieoverzicht voorschotten provinciefonds (bedragen x € 1.000)
Voorschotten per 01-01-2024
8.787.132
Ontstaan in 2024
3.954.345
Afgerekend in 2024
271.797
Voorschotten per 31-12-2024
12.469.680
De stand openstaande voorschotten is per saldo toegenomen ten opzichte van de stand ultimo 2023. Een toename van de openstaande voorschotten heeft plaatsgevonden voor de algemene uitkering en de decentralisatie- uitkeringen voor het jaar 2024. Een afname heeft plaatsgevonden doordat de decentralisatie-uitkeringen uit 2020 via een AMvB zijn vastgesteld.
Ad 14. Andere verplichtingen
Onder deze post zijn de openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering, de decentralisatie-uitkeringen en de onderzoeken verdeelsystematiek opgenomen. Het bedrag is in tabel 7 gespecificeerd.
Tabel 7 Verloop van de openstaande verplichtingen provinciefonds (bedragen x € 1.000)
Omschrijving
Openstaande verplichtingen per 1-1-2024
Aangegane verplichtingen in 2024
Tot betaling gekomen in 2024
Bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren
Openstaande verplichtingen per 31-12-2024
Onderzoeken verdeelsystematiek
0
0
0
0
0
Algemene uitkering
0
3.554.618
3.554.618
0
0
Decentralisatie-uitkeringen
6
399.727
399.727
‒ 3
3
Totaal
6
3.954.345
3.954.345
‒ 3
3
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.