Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de toelichting op verkenning naar 24/7 meldpunt femicide en het verbeteren van de bereikbaarheid van Veilig Thuis en reactie op initiatiefnota Mutluer (36658-3)
2025D19248 INBRENG Verslag van een schriftelijk overleg
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de volgende stukken:
• Initiatiefnota van het lid Mutluer over femicide – erkenning en aanpak van gendergerelateerd
dodelijk geweld (Kamerstuk 36 658);
• Toelichting op verkenning naar 24/7 meldpunt femicide en het verbeteren van de bereikbaarheid
van Veilig Thuis en reactie op initiatiefnota Mutluer (Kamerstuk 36 658, nr. 3).
De voorzitter van de commissie,
Pool
Adjunct-griffier van de commissie,
Meijer
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
2. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-PvdA-fractie
3. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
4. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
5. Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
6. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
7. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
II. Reactie van de initiatiefnemer
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Mutluer, getiteld «Femicide – erkenning en aanpak van gendergerelateerd
dodelijk geweld» (hierna: de initiatiefnota) en hebben een aantal inhoudelijke vragen
en onduidelijkheden die zij graag verhelderd zouden zien.
De leden van de PVV-fractie vragen welke cijfers er bekend zijn met betrekking tot
de stelling dat ongelijkheid vaak wordt versterkt door patriarchale overtuigingen,
waarbij mannen hun partners als bezit beschouwen. Tevens verzoeken deze leden de initiatiefnemer
een toelichting te geven op wat precies bedoeld wordt met het «patriarchale» aspect
dat wordt aangehaald in paragraaf 3.0.
Voorts willen de leden van de PVV-fractie aan de initiatiefnemer vragen hoeveel van
de genoemde 43 slachtoffers vallen onder de gehanteerde definitie van de United Nations
Office on Drugs and Crime (UNODC). Ook rijst de vraag aan de initiatiefnemer te verduidelijken
wat zij onder «gendergerelateerde motivatie» verstaat binnen de Nederlandse context.
Wat zijn volgens haar de grenzen van die relatie met gender en wanneer is daar volgens
haar geen sprake meer van?
De leden van de PVV-fractie zijn tevens benieuwd welk verband de initiatiefnemer ziet
tussen femicide enerzijds en eerwraak of eergerelateerd geweld anderzijds. Daarnaast
hebben deze leden de vraag waarom in paragraaf 2.1 over de positie van Nederland binnen
de Europese Unie (EU) met betrekking tot femicide gebruik wordt gemaakt van algemene
cijfers over het aantal vermoorde vrouwen, terwijl elders in de nota een specifiekere
definitie wordt gehanteerd die uitgaat van een gendergerelateerde motivatie.
De leden van de PVV-fractie zouden verder graag vernemen wat de initiatiefnemer bedoelt
met de term «structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen». Daarbij komt ook
de vraag op welk concreet probleem de initiatiefnemer ziet ten aanzien van de straftoemeting
bij femicide, gegeven de ruimte die rechters reeds hebben bij het bepalen van straffen.
Waarom zou er volgens haar een aparte grond moeten komen voor vervolging van femicide,
terwijl een vergelijkbare grond voor het mannelijke equivalent achterwege blijft?
De leden van de PVV-fractie vragen bovendien wat de gevolgen voor de rechtsgelijkheid
en het non-discriminatiebeginsel zullen zijn, indien er – zoals gesuggereerd in paragraaf
3.1 – een aparte bepaling omtrent femicide in het Wetboek van Strafrecht zou worden
opgenomen. Tevens vragen deze leden hoe de initiatiefnemer de bewering dat er geen
volledig beeld is van de omvang van femicide en bijbehorende risicofactoren ziet in
relatie tot eerdere uitspraken dat Nederland tot de top drie van Europa zou behoren.
Hoe verhoudt dit zich bovendien tot de gehanteerde definitie van de UNODC en het genoemde
jaarlijkse aantal van 43 slachtoffers?
De leden van de PVV-fractie willen verder aan de initiatiefnemer vragen waarom zij
stelt dat femicide geen prioriteit zou zijn, terwijl moord en doodslag reeds tot de
zwaarste delicten behoren binnen ons strafrechtsysteem, en ook de hoogste prioriteit
genieten.
Voorts zijn de leden van de PVV-fractie benieuwd naar het profiel van de daders van
femicide, voor zover dat bekend is, met inbegrip van hun eventuele (migratie)achtergrond.
Is er volgens de initiatiefnemer sprake van eenzelfde buitenproportionele oververtegenwoordiging
van daders met een niet-westerse migratieachtergrond als bij eerwraak, mede gelet
op de beschikbare cijfers van de politie?
De leden van de PVV-fractie willen verder aan de initiatiefnemer vragen in hoeverre
zij meent dat de misdragingen richting een partner die in paragraaf 4.1.1 worden opgesomd,
reeds worden gedekt door bestaande strafbepalingen. Daarbij verzoeken deze leden om
een specifieke toelichting per wetsartikel en de reikwijdte daarvan in relatie tot
de voorstellen in de initiatiefnota.
Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie waarop de eerste alinea van paragraaf
4.1.2 gebaseerd is. Ook zouden zij willen weten in hoeverre verwurging reeds onder
de huidige delictsomschrijvingen valt, zoals zware mishandeling, poging tot doodslag
of eventueel poging tot moord.
De leden van de PVV-fractie willen verder vragen waarom de initiatiefnemer van mening
is dat een specifieke benoeming van niet-fatale verwurging nodig is, terwijl in het
Nederlandse strafrecht bewust is gekozen om vormen van mishandeling niet expliciet
te benoemen, maar de invulling daarvan aan de rechter over te laten.
Voorts vragen de leden van de PVV-fractie hoe de wens tot het invoeren van een verplichte
gevangenisstraf voor niet-fatale verwurging zich verhoudt tot eerdere uitspraken van
de Partij van de Arbeid, waarin werd gesteld dat minimumstraffen een motie van wantrouwen
vormen richting de rechterlijke macht. Hoe verhoudt deze wens zich bovendien tot het
besluit van het kabinet Rutte-II (VVD/PvdA) om het wetsvoorstel inzake minimumstraffen
in te trekken?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de initiatiefnemer ook een toelichting te geven
op hoe zij het aftappen van telefoons bij stalking ziet binnen het proportionaliteitsvereiste.
Tot slot vragen de leden van de PVV-fractie de initiatiefnemer wat zij bedoelt met
«diepgewortelde seksistische opvattingen en schadelijke genderstereotypen in de samenleving».
Vanuit welke hoeken doen deze zich volgens haar voor, en in welke mate? Deze leden
verzoeken de initiatiefnemer daarbij ook te reflecteren op het verband tussen vrouwenhaat
of femicide en de islam, zoals aangehaald in voetnoot 31 van de initiatiefnota.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel belangstelling de initiatiefnota
gelezen. Deze leden staan volledig achter de doelen die de initiatiefnemer heeft:
het aanpakken van femicide, het belang van bewustwording over de ernst van femicide
en gendergerelateerd geweld en de gewoonten en denkpatronen die hierachter schuil
gaan. Deze leden lezen dat de initiatiefnemer wil bijdragen aan een maatschappelijke
verandering en zij delen het verlangen naar een cultuur waarin geweld tegen vrouwen
in welke vorm dan ook als volstrekt onaanvaardbaar wordt beschouwd. Zij delen de urgentie
die de initiatiefnemer voelt met betrekking tot het beschermen van vrouwen die slachtoffer
zijn van gendergerelateerd geweld en daarmee potentieel slachtoffer kunnen worden
van femicide. Zij delen de mening van de initiatiefnemer dat het van groot belang
is dat de risico’s van femicide en de zogeheten «red flags» goed in kaart worden gebracht
en bekend worden onder de Nederlandse bevolking.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de zorgen om het feit dat in Nederland
jaarlijks gemiddeld 43 vrouwen worden vermoord en dat Nederland in de top 3 van Europese
landen met betrekking tot het aantal femicidegevallen staat. Zou de initiatiefnemer
kunnen reflecteren op de prevalentie van femicide in Nederland ten opzichte van andere
Europese landen? Zou de initiatiefnemer tevens kunnen ingaan op mogelijke factoren
die maken dat femicide in Nederland zo vaak voorkomt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer stelt dat onderliggende
oorzaken van gendergerelateerd geweld, zoals ongelijke machtsverhoudingen tussen mannen
en vrouwen en genderstereotypen, vrouwen kwetsbaarder maken voor dodelijk geweld.
Zou de initiatiefnemer nader kunnen toelichten naar welke gewoonten en denkpatronen
zij verwijst en hoe deze bijdragen aan de kwetsbaarheid van vrouwen voor dodelijk
geweld? Zou de initiatiefnemer ook kunnen toelichten welke rol zij eventueel ziet
voor de politiek om hier verandering in te brengen? Ziet de initiatiefnemer ook een
rol voor sociale mediabedrijven als het gaat om online stereotypen en schadelijk gedachtegoed
over vrouwen en relaties?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer stelt dat signalen
die voorafgaan aan het doden van een vrouw vaak niet als patroon worden herkend, maar
als losstaande incidenten. Deze leden herkennen dit en zien hoe dit in vele gevallen
van femicide, zoals bijvoorbeeld bij Reagan Perez, preventie in de weg heeft gestaan.
De voorgenoemde leden zien ook het belang van het herkennen en het strafbaar stellen
van de «rode vlaggen». Zij memoreren dat na de dood van Hümeyra de politie het SASH-formulier
(Screening Assessment for Stalking and Harassment) is gaan toepassen, maar horen ook
dat dit niet altijd goed wordt ingevuld. Welke rol ziet de initiatiefnemer voor het
SASH-formulier bij het herkennen van de rode vlaggen? Hoe kan volgens initiatiefnemer
het SASH-formulier effectiever in de praktijk worden gebruikt?
Noodzaak tot interventie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer stelt dat de
huidige aanpak van femicide in Nederland op dit moment onvoldoende effectief is om
gendergerelateerd geweld structureel terug te dringen. Ze stelt dat dat dit deels
komt door een gebrek aan erkenning van de unieke dynamiek en risicofactoren die aan
femicide ten grondslag liggen. Zou de initiatiefnemer kunnen ingaan op de mate waarin
politiek en samenleving zich bewust zijn van de risicofactoren die aan femicide ten
grondslag liggen?
Internationale verplichtingen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ervan op de hoogte dat Nederland in 2016
het Verdrag van Istanbul heeft ondertekend. Hiermee heeft Nederland zich gecommitteerd
aan het actief bestrijden van gendergerelateerd geweld. Deze leden constateren echter
ook dat er ernstige tekortkomingen zijn in de huidige aanpak. Zij maken zich in het
bijzonder zorgen om vrouwen die de Nederlandse taal niet machtig zijn of een (licht)
verstandelijke beperking hebben, met als gevolg dat de weg naar hulp voor hen nóg
lastiger is. Zij maken zich ook zorgen over jongeren uit de jeugdzorg. Hoe staat het
met het volgen van voormalige jongeren uit de jeugdzorg? Hoe worden jongeren die 18
jaar zijn en geen vaste woning hebben geholpen? Welke maatregelen worden genomen om
ervoor te zorgen dat deze kwetsbare groep jongeren niet slachtoffer worden van gendergerelateerd
geweld? Kan de initiatiefnemer reflecteren op de positie van de kwetsbare groepen
die wij noemen in deze paragraaf? Deelt de initiatiefnemer deze zorgen en hoe zou
een preventiestrategie ook erop toe kunnen zien dat deze vrouwen ook voldoende bescherming
genieten? Kan de initiatiefnemer reflecteren op wat de plannen van dit kabinet doen
voor deze groepen?
Fragmentatie en gebrek aan een integrale aanpak en samenwerking
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven het belang van goede coördinatie
tussen de betrokken ministeries (Justitie en Veiligheid (JenV), Volksgezondheid, Welzijn
en Sport (VWS) en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)). Zij onderschrijven ook
het belang van goede samenwerking tussen de betrokken instanties en wijzen hierbij
ook naar de aanbevelingen uit het Inspectieonderzoek naar de aanpak van stalking door
Bekir E. Het Inspectieonderzoek naar aanleiding van de dood van Hümeyra beval onder
andere aan dat de ketensamenwerking in de praktijk verbeterd diende te worden. Hoe
reflecteert de initiatiefnemer op het feit dat de samenwerking nog onvoldoende is?
Hoe zou de initiatiefnemer de samenwerking willen bevorderen? Zijn er op dit moment
voldoende opvangplekken voor slachtoffers van gendergerelateerd geweld en hebben deze
opvangplekken voldoende financiële zekerheid? Zijn er op dit moment genoeg gespecialiseerde
hulpverleners? Zo nee, zijn er naast het uitbreiden van het landelijk expertisecentrum
nog aanvullende maatregelen nodig?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich tevens zorgen om kinderen waarbij
in het gezin sprake is geweest van gendergerelateerd geweld of zelfs femicide, met
als gevolg dat zij hun moeder kwijtraken, maar in veel gevallen ook hun vader(figuur).
Hoe zou de ondersteuning van deze kinderen verbeterd moeten en kunnen worden?
3.4 Beperkte preventieve maatregelen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de initiatiefnemer stelt dat de
hele samenleving betrokken moet worden. Op welke manier kunnen zij betrokken worden?
Welke stappen zou iemand moeten of kunnen ondernemen als zij vrezen dat iemand uit
hun omgeving slachtoffer is van gendergerelateerd geweld en potentieel slachtoffer
van femicide zou kunnen worden? Wanneer zou politie of justitie moeten kunnen ingrijpen
bij voorbodes van femicide? Naast niet-fatale verwurging, zijn er andere zaken die
explicieter in de wet geregeld zouden moeten worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tevens welke rol de initiatiefnemer
ziet in een preventiestrategie voor bijvoorbeeld steungroepen voor plegers van gendergerelateerdgeweld.
3. Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse en waardering kennisgenomen van de
initiatiefnota van het lid Mutluer over femicide. Deze leden maken zich grote zorgen
over de ernst van dodelijk gendergerelateerd geweld en delen de inzet om vrouwen beter
te beschermen tegen structureel geweld. Zij zijn zeer gemotiveerd om samen met een
aantal andere fracties in de Kamer, waaronder die van het lid Mutluer, te blijven
optrekken tegen femicide en gendergerelateerd geweld. Er is een aantal belangrijke
stappen gezet naar aanleiding van die gezamenlijke inzet, waaronder een plan van aanpak
van het kabinet op basis van input van nabestaanden. Ook is toegezegd dat psychisch
geweld strafbaar wordt gesteld en de Kamer is in afwachting van een wetsvoorstel.
De initiatiefnota is een mooie aanvulling, en op sommige punten bekrachtiging, van
de inzet van de Kamer. Het biedt een uitgebreide analyse van de problematiek, met
een groot aantal voorstellen op juridisch, sociaal en beleidsmatig terrein. Deze leden
zouden graag enkele vragen stellen ten aanzien van de uitvoerbaarheid, juridische
houdbaarheid en proportionaliteit van de voorgestelde maatregelen.
Internationale verplichtingen
De initiatiefnemer verwijst naar het Verdrag van Istanboel. De leden van de VVD-fractie
vragen in hoeverre de initiatiefnota invulling geeft aan de verplichtingen uit dit
verdrag. Hoe verhoudt deze nota zich tot de reeds bestaande internationale verplichtingen
en de huidige acties inzake de aanpak van femicide?
Heeft de initiatiefnemer naast de internationale verplichtingen ook internationale
voorbeelden in de strijd tegen femicide die wij ook in Nederland zouden kunnen implementeren?
Deelt zij de mening van de leden van de VVD-fractie dat het optrekken met collega’s
in omringende landen onderdeel zou moeten zijn van het plan van de Staatssecretaris?
Onvoldoende juridische erkenning
De leden van de VVD-fractie vragen of het toevoegen van nieuwe strafbaarstellingen
noodzakelijk is, of dat het bestaande strafrecht – met de recente verhoging van het
strafmaximum op doodslag, de Wet Humeyra – voldoende handvatten biedt aan een rechter.
Hoe voorkomt de initiatiefnemer een stapeling van wetten?
Hoe weegt de initiatiefnemer de opvatting vanuit de rechtspraktijk dat betere berechting
voor femicide niet wordt bereikt door de strafbaarstelling van femicide apart te benoemen,
maar veel eerder door betere dossiervorming door het Openbaar Ministerie (OM) op patronen
van dwingende controle, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Heeft de initiatiefnemer
ideeën hoe deze dossiervorming verbeterd kan worden?
Fragmentatie en gebrek aan samenwerking
De initiatiefnemer stelt dat samenwerking ontbreekt tussen ketenpartners. De leden
van de VVD-fractie zijn benieuwd of de initiatiefnemer denkt dat met meer geld richting
de ketenpartners de samenwerking zal verbeteren of dat er kritisch moet worden gekeken
naar de structuur en uitvoering van het samenwerkingsproces. Daarnaast zijn deze leden
benieuwd hoe de initiatiefnemer het toezichtsorgaan voor zich ziet. Heeft de initiatiefnemer
een bestaand orgaan of organisatie in gedachte of moet hiervoor een nieuw orgaan worden
opgetuigd?
Is de initiatiefnemer bekend met de aanpak van Filomena in Rotterdam waarbij aan een
overlegtafel alle disciplines samenkomen en er één casusregisseur is? Is de initiatiefnemer
het met de leden van de VVD-fractie eens dat dat een werkwijze betreft die bredere
uitrol verdient?
Gebrekkige registratie en data-analyse
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van data, maar zijn benieuwd
hoe de initiatiefnemer dit voor zich ziet. Wie zou er verantwoordelijk moeten worden
voor dit registratiesysteem? Deelt de initiatiefnemer dat relevante gegevens tussen
organisaties sneller en makkelijker moeten kunnen worden uitgewisseld, zodat signalen
van femicide eerder in beeld komen? Zo ja, welke mogelijkheden ziet de initiatiefnemer
hiervoor? Ziet de initiatiefnemer samen met het kabinet de noodzaak om strafrechtelijke
gegevens over bijvoorbeeld kindermishandeling en huiselijk geweld te koppelen aan
gegevens in het civiele (familie)recht? Erkent de initiatiefnemer dat er vaak sprake
is van handelingsverlegenheid van organisaties waardoor gegevens niet worden gedeeld
en hoe staat de initiatiefnemer tegenover een specifieke wettelijke grondslag om gegevens
uit te wisselen om signalen van femicide eerder in beeld te krijgen?
Financiële middelen ontbreken
De initiatiefnemer benoemt een structurele behoefte aan meer geld om de problematiek
op te lossen. De leden van de VVD-fractie vragen welke investeringen volgens de initiatiefnemer
prioriteit verdienen bij beperkte budgetruimte.
Betere wettelijke verankering van de voorbodes van femicide
De leden van de VVD-fractie zijn het ermee eens dat doodslag begaan door een persoon
die het slachtoffer zou moeten kunnen vertrouwen en bij wie hij of zij zich thuis
zou moeten kunnen voelen zeer heftig is. Hoe kijkt de initiatiefnemer naar de vraag
of een aparte strafverzwaring op partner- of kind doding leidt tot rechtsongelijkheid
tussen slachtoffers op basis van hun relatie tot de dader? Hoe ziet de initiatiefnemer
dit?
De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de initiatiefnemer over het belang van
het strafbaar stellen van psychisch geweld. Wel is van belang dat duidelijkheid ontstaat
over de bewijslast en bij wie die komt te liggen. Hoe ziet de initiatiefnemer dit?
De initiatiefnemer geeft aan dat de wetgeving om niet-fatale verwurgingen te vervolgen
niet toereikend zijn, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Hoe ziet de initiatiefnemer
de bewijslast voor zich als er voor vervolging geen zichtbare lichamelijke schade
hoeft te zijn? Zijn er al evaluaties beschikbaar van de invoering van vergelijkbare
wetgeving? Zijn er andere landen die niet-fatale verwurgingen specifiek strafbaar
hebben gesteld, en zo ja, hoe vaak wordt dat toegepast?
Hoe ziet de initiatiefnemer de reactie van het kabinet dat de Bijzondere Opsporingsbevoegdheden
(BOB) op dit moment al gebruikt kunnen worden bij een verdenking van stalking? Hoe
gaat volgens de initiatiefnemer het verhogen van de strafmaat voor stalking bijdragen
aan het sneller herkennen door het OM van stalking als een serieus signaal voor potentieel
fatale situaties?
Heeft de initiatiefnemer een beeld van de kosten van het landelijk uitrollen van het
slachtofferdevice en hoe dit gedekt zou kunnen worden, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie vragen of de initiatiefnemer het ook belangrijk vindt
dat de politie bij de opsporingsonderzoeken naar stalking ook cameragegevens bij derden
moet kunnen opvragen op basis van artikel 126nda van het Wetboek van Strafvordering,
en of zij kan nagaan of de politie op dit moment dat al mag doen.
Verbeterde samenwerking en informatie-uitwisseling
De leden van de VVD-fractie vragen wat volgens de initiatiefnemer de meest efficiënte
weg is om versnippering tegen te gaan, zonder dat er sprake is van een te zware centrale
structuur.
Er wordt al lang geschreven en gesproken over het aanwijzen van één aanspreekpunt
binnen de politie voor slachtoffers van stalking, zo begrijpen de leden van de VVD-fractie.
Wat is er in de ogen van de initiatiefnemer de oorzaak van dat dit toch niet van de
grond komt en hoe kan dit doorbroken worden?
Hoe ziet de initiatiefnemer het uitbreiden van het landelijk expertisecentrum eergerelateerd
geweld met femicide voor zich, zo vragen de leden van de VVD-fractie. Realiseert de
initiatiefnemer zich dat dit een heel ander expertiseveld betreft omdat bij eergerelateerd
geweld sprake is van groepsdruk vanuit de gemeenschap of familie waarbij de eer van
de hele groep rust op de schouders van een meisje of vrouw, terwijl het bij femicide
meer gaat om intieme terreur die niet (per definitie) gerelateerd is aan cultuur en
meestal voortkomt uit de denkpatronen van één man? Heeft de initiatiefnemer ook overwogen
een apart exterisecentrum voor te stellen en hoe denkt zij erover als dit meteen als
backoffice dient voor het landelijk meldpunt femicide dat gevraagd is aan de Staatssecretaris?
Heeft de initiatiefnemer contact gehad met het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd
Geweld en hoe denken zij over het voorstel voor samenvoeging met femicide?
Nazorg
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van goede nazorg voor kinderen
die hun moeder zijn verloren door femicide. In de initiatiefnota wordt voorgesteld
om strafrechtelijke en civiele procedures beter op elkaar af te stemmen, onder andere
om omgangs- en voogdijkwesties te stroomlijnen. Deze leden vragen de initiatiefnemer
op welke wijze zij invulling geeft aan het uitgangspunt dat het belang van het kind
centraal staat, met specifieke aandacht voor het perspectief van het kind zelf.
Hoe wordt volgens de initiatiefnemer gewaarborgd dat de stem van het kind daadwerkelijk
wordt gehoord in procedures over voogdij en omgang na partnerdoding? En hoe wordt
voorkomen dat de overlevende ouder – in femicide-gevallen veelal de dader van het
geweld – zijn juridische positie gebruikt om druk uit te oefenen of controle te behouden
over het kind en de bredere familiekring? Is de initiatiefnemer het met de leden van
de VVD-fractie eens dat de kwestie van omgang met kinderen in femicidekwesties een
aparte brief of plan zou rechtvaardigen vanuit het kabinet?
De leden van de VVD-fractie vragen tevens of de initiatiefnemer van mening is dat
de bestaande kinderbeschermingsmaatregelen en omgangsbeperkingen in het familierecht
toereikend zijn in dergelijke situaties, of dat zij pleit voor structurele wetswijzigingen
of aanvullende richtlijnen.
Bewustwording
De leden van de VVD-fractie waarderen de inzet op preventie onder jongeren. Wat zou
volgens de initiatiefnemer een concrete vertaling zijn van de wens om schadelijke
mannelijkheidsnormen niet meer als normaal te zien? Hoe zouden volgens de initiatiefnemer
deze jongeren moeten worden bereikt? Ziet de initiatiefnemer nog mogelijkheden in
de Digital Services Act (DSA) om schadelijke uitingen op sociale media tegen te gaan?
Wat vindt de initiatiefnemer van de beweging in het Verenigd Koninkrijk om vrouwenhaat
aan te merken als extremisme?
Beslispunten en financiën
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of er onderdelen zijn die al in bestaande
wet- en regelgeving kunnen worden gerealiseerd zonder extra investeringen.
Hoe is de initiatiefnemer van plan om de jaarlijkse 30 miljoen euro extra te dekken
die zij voorstelt, vragen de leden van de VVD-fractie.
Is de initiatiefnemer met de leden van de VVD-fractie van mening dat om de voortgang
rond de aanpak van femicide te kunnen monitoren er periodiek een brief naar de Kamer
moet komen met een stand van zaken op alle diverse onderdelen?
4. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Mutluer en danken haar voor het initiatief. Deze leden delen de urgentie
van de initiatiefnemer met betrekking tot gendergerelateerd geweld en femicide. De
aanpak van femicide vraagt om structurele politieke aandacht, het waarborgen van expertise
en een brede maatschappelijke bewustwording. In het kader hiervan hebben deze leden
nog een aantal vragen.
3.1. Onvoldoende juridische erkenning
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van een maatschappelijke normverandering
als het gaat om femicide en gendergerelateerd geweld. De initiatiefnemer kiest voor
een duidelijke strafrechtelijke normering en meer bewustwording. Deze leden zijn van
mening dat er ook meer preventiemaatregelen nodig zijn om femicide te voorkomen. De
intiatiefnota gaat beperkt in op mogelijke preventieve maatregelen om gendergerelateerd
geweld te voorkomen. Welke rol is volgens de initiatiefnemer weggelegd voor bijvoorbeeld
het onderwijs, jongerenwerk en hulpverleners hierin?
Fragmentatie en gebrek aan een integrale aanpak en samenwerking
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van een maatschappelijke normverandering
als het gaat om femicide en gendergerelateerd geweld. De initiatiefnemer kiest voor
een duidelijke strafrechtelijke normering en meer bewustwording. Deze leden zijn van
mening dat er ook meer preventiemaatregelen nodig zijn om femicide te voorkomen. Waarom
is preventie van femicide niet als apart onderdeel meegenomen in de initiatiefnota?
Welke rol is volgens de initiatiefnemer weggelegd voor bijvoorbeeld het onderwijs,
jongerenwerk en hulpverleners hierin?
De leden van de D66-fractie onderschrijven dat de kennis over intieme terreur en femicide
moet worden geborgd en dat er betere samenwerking en kennisuitwisseling moet plaatsvinden
onder ketenpartners. Hulpverleners zouden bij het eerst mogelijk moment direct moeten
herkennen dat er gendergerelateerd geweld plaatsvindt. Om ervoor te zorgen dat slachtoffers
en personen uit hun directe omgeving altijd ergens terecht kunnen met vragen en zorgen,
pleiten deze leden voor een expertisecentrum dat 24/7 beschikbaar is. Hoe kijkt de
initiatiefnemer naar een dergelijk expertisecentrum in het kader van het voorliggende
voorstel?
Gebrekkige registratie en data-analyse
De leden van de D66-fractie zijn het eens met de initiatiefnemer dat signalen van
femicide (de rode vlaggen) vaak niet als een patroon worden herkend maar als losstaande
incidenten worden gezien. Door de gebrekkige registratie worden belangrijke signalen
vaak over het hoofd gezien door instanties, terwijl signalering bij het eerste contact
ergere consequenties zou kunnen voorkomen. Deze leden pleiten dan ook voor het meenemen
van de rode vlaggen in de opleidingen van hulpverleners. Betere juridische erkenning
vereist ook voldoende kennis bij de ketenpartners. Hoe kijkt de initiatiefnemer naar
de huidige kennis bij relevante ketenpartners zoals rechters, officieren van justitie,
politie en andere hulpverleners?
Naar een effectieve aanpak voor femicide: beleidsoverwegingen
De leden van de D66-fractie erkennen dat er op dit moment nog onvoldoende juridische
erkenning is voor gendergerelateerd geweld. De initiatiefnemer pleit onder andere
voor een strafverzwaringsgrond bij femicide en een aparte strafbaarstelling voor niet-fatale
verwurging. Om ervoor te zorgen dat deze strafbaarstellingen ook daadwerkelijk effectief
zijn en tot een vervolging leiden is een waterdichte dossiervorming vereist. Hoe kijkt
de initiatiefnemer naar de huidige dossiervorming en welke maatregelen zijn volgens
de initiatiefnemer nodig om de dossiervorming compleet te krijgen zoals nodig voor
een vervolging?
Betere wettelijke verankering van de voorbodes van femicide
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Staatssecretaris dat niet-fatale
verwurging op dit moment strafbaar is als (poging tot) (zware) mishandeling dan wel
een poging tot doodslag. Volgens de Staatssecretaris is een aparte strafbaarstelling
voor niet-fatale verwurging daarom niet noodzakelijk maar zal een tijdige signalering
kunnen leiden tot het doorbreken van het patroon van geweld. Hoe kijkt de initiatiefnemer
naar de afweging van de Staatssecretaris? Acht de initiatiefnemer een aparte strafbaarstelling
van niet-fatale verwurging alsnog noodzakelijk en zo ja, waarom?
Verbeterde samenwerking en informatie uitwisseling
De leden van de D66-fractie herkennen zich in het verhaal van initiatiefnemer dat
slachtoffers vaak pas na meerdere meldingen richting de politie of Veilig Thuis stappen.
Hetzelfde zien we gebeuren in de aanpak van huiselijk geweld. Deze leden pleiten daarom
voor één systeem waarin meldingen van onveiligheid met elkaar kunnen worden gebundeld.
Hoe kijkt de initiatiefnemer naar een dergelijk systeem in het kader van deze initiatiefnota?
5. Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van initiatiefnota en de beleidsreactie
van het kabinet. Hier zijn nog een aantal vragen over.
De leden van de BBB-fractie erkennen de enorme problematiek van femicide. In 2023
stierven in Nederland volgens het CBS 125 mensen door moord of doodslag, waaronder
84 mannen en 41 vrouwen. Meer dan de helft van de vrouwelijke slachtoffers (54 procent)
werd in de periode 2014–2023 vermoord door een (ex-)partner, meestal in hun eigen
woning, vaak met een steekwapen of door wurging. Deze leden zijn de initiatiefnemer
dan ook zeer erkentelijk voor het agenderen van dit probleem en willen waardering
uitspreken voor deze initiatiefnota. Alle beslispunten in de initiatiefnota kunnen
op steun rekenen van deze leden.
Echter vragen de leden van de BBB-fractie wel of de initiatiefnemer heeft gekeken
naar de doelgroep waar deze problematiek zich voornamelijk voordoet. Uit cijfers en
signalen vanuit onder andere de politie blijkt namelijk dat deze problematiek zich
voor een groot deel voordoet bij mensen met een migratieachtergrond. Daarom zouden
deze leden twee voorstellen willen doen om bij de beslispunten op te nemen:
1) Besteed tijdens de inburgering en integratie extra aandacht aan de positie en rechten
van vrouwen in Nederland. En toets hier ook op, bij het officieel verkrijgen van een
verblijfsvergunning of een Nederlands paspoort. Wanneer deze toets niet of in onvoldoende
mate wordt afgerond, kan dit een geregistreerde indicator worden voor mogelijke onderdrukking,
eergerelateerd geweld of femicide. Deze registratie kan dan ter signalering geregistreerd
worden bij betrokken partners, zoals Veilig Thuis en de politie.
2) Er is op dit moment een aanpak femicide. Een specifieke aanpak zoals deze ligt er
niet ten behoeve van eergerelateerd geweld. Een vorm van geweld, die vaak voorafgaat
aan femicide. Deze leden ouden graag een aanpak eergerelateerd geweld zien. Dit gaat
namelijk specifiek in op de morele normen ten aanzien van seksualiteit die de omgang
tussen mannen en vrouwen bepalen. Worden deze normen gehanteerd dan «hoor je er bij».
Hanteer je deze normen niet, dan wordt dat gezien als wangedrag en wordt de ««familiereputatie»«
geschaad. Met alle gevolgen van dien.
Vooral bij mensen met een migratieachtergrond zijn de morele familienormen erg belangrijk,
zo stellen de leden van de BBB-fractie. Hier dient dan ook rekening mee gehouden te
worden in zo’n plan van aanpak en in de initiatiefnota. Kan de initiatiefnemer aangeven
hoe zij naar de twee bovenstaande voorstellen kijkt en of zij bereid is dit op te
nemen in de initiatiefnota?
Een ander voorstel dat de leden van de BBB-fractie willen doen is verruimingen in
het aanbrengen van een enkelband bij een stalker, wanneer de stalker niet gedetineerd
is. Wanneer de stalker een enkelband draagt, moet het voor degene die gestalkt wordt
makkelijker mogelijk gemaakt worden om de locatie van die enkelband te kunnen tracken.
Is de initiatiefnemer bereid verruiming van deze mogelijkheid op te nemen in de initiatiefnota?
6. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Mutluer over femicide. Deze leden delen de zorgen die door de initiatiefnemer
zijn geuit en zijn met haar van mening dat vrouwen die slachtoffer zijn van gendergerelateerd
geweld en slachtoffer kunnen worden van femicide, beter moeten worden beschermd. Het
is daarom volgens deze leden belangrijk dat over dit onderwerp uitgebreid gesproken
wordt, zowel in de Kamer als breder in de samenleving. Deze leden maken van de gelegenheid
gebruik om enkele vragen te stellen aan de initiatiefnemer over deze initiatiefnota.
Noodzaak tot interventie
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer stelt dat femicide vaak volgt
op een patroon van langdurig geweld, bedreigingen en dwingende controle, waardoor
rode vlaggen in principe vroeg herkend kunnen worden. Maar toch gebeurt dat nog veel
te weinig, zo stelt de initiatiefnemer. Wat zijn volgens de initiatiefnemer hiervan
de oorzaken? Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat bijvoorbeeld de gebrekkige
mogelijkheid tot informatiedeling tussen hulpverlenende instanties hierbij een grote
rol speelt?
Fragmentatie en gebrek aan een integrale aanpak en samenwerking
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer constateert dat een centraal
orgaan ontbreekt dat toezicht houdt op de samenwerking tussen ministeries die verantwoordelijk
zijn voor het ontwikkelen van plannen, waardoor de aanpak versnipperd blijft. Deze
leden zijn het met de initiatiefnemer eens dat dit leidt tot een gefragmenteerde aanpak
en dat het gebrek aan samenhang leidt tot een minder effectieve aanpak van femicide.
Deze leden vragen hoe de initiatiefnemer een dergelijk centraal orgaan zou inrichten.
Bij wie zou de regie moeten liggen volgens de initiatiefnemer?
Niet-fatale verwurging
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om niet-fatale
verwurging als misdrijf in de Nederlandse wetgeving op te nemen. Deze leden vragen
aan de initiatiefnemer in hoeverre dit misdrijf voldoende bewijsbaar wordt geacht,
ook omdat de initiatiefnemer zelf constateert dat verwondingen van niet-fatale verwurging
doorgaans niet direct zichtbaar zijn. Op welke manier kan ervoor gezorgd worden dat
met een expliciete strafbaarstelling hier ook daadwerkelijk effectief op kan worden
gehandhaafd?
Verbeterde samenwerking en informatie-uitwisseling
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer pleit voor een verbeterde
samenwerking en informatie-uitwisseling tussen hulpverleners, politie en andere betrokken
partijen. Welke rol ziet de initiatiefnemer hierbij voor de gemeenten als het gaat
om de aanpak van femicide en een sterkere informatie-uitwisseling?
Nazorg
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer voorstelt om civiele en strafrechtelijke
zittingen standaard te combineren in geval van intieme terreur. Deze leden vragen
in hoeverre volgens de initiatiefnemer hulporganisaties zoals Veilig Thuis en de Slachtofferhulp
voldoende toegerust zijn op dit moment om deze zaken te kunnen begeleiden, en wat
daar eventueel meer voor nodig zou moeten zijn. En wat zijn hiervan de gevolgen voor
de rechtspraak?
Bewustwording
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer van mening is dat sociale
media een belangrijke rol spelen bij het vormen van opvattingen over gender en geweld,
waardoor bewustwording de sleutel is tot het veranderen van bepaalde maatschappelijke
normen, met name als het gaat om jongeren. Deze leden delen dit met de initiatiefnemer
en benadrukken het belang van het maken van een bewustwordingsslag bij jongeren. Deze
leden vragen aan de initiatiefnemer of zij het met hen eens is dat hierbij ook een
grote verantwoordelijkheid ligt bij de sociale mediabedrijven zelf als het gaat om
schadelijke content en het tijdig verwijderen daarvan. In hoeverre kan deze aanpak
verstevigd worden volgens de initiatiefnemer? Daarnaast vragen deze leden in hoeverre
en op welke manier scholen, ouders en maatschappelijke organisaties volgens de initiatiefnemer
moeten worden betrokken bij de norm- en cultuurverandering onder jongeren.
Financiële consequenties
De leden van de CDA-fractie lezen dat voor de uitvoering van deze initiatiefnota naar
schatting per jaar 30 miljoen euro structureel nodig is. Deze leden vragen op welke
manier dit volgens de initiatiefnemer bekostigd zou moeten worden.
7. Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de initiatiefnota van het lid Mutluer gelezen. Deze
leden willen de initiatiefnemer bedanken en haar ook bedanken voor het harde werk
hiervoor en het aankaarten van dit grote probleem van femicide in Nederland waar snel
stappen in moeten worden genomen. Niet voor niets geeft de initiatiefnemer aan dat
Nederland in de top 3 van Europa voor femicide staat als je het aantal moorden per
land afzet tegen het aantal inwoners De leden hebben nog een aantal vragen hierover.
De leden van de SP-fractie zien dat met de brief van april 2025 er vanuit de Staatssecretaris
gereageerd is op de nota van de initiatiefnemer. Hierin wordt aangegeven dat het kabinet
geen reden ziet om een afzonderlijke strafbaarstelling van niet-fatale verwurging
niet nodig is omdat er via zware mishandeling al een straf op staat. Hoe reflecteert
de initiatiefnemer op dit punt van de regering? Eenzelfde redeneerlijn hanteert het
kabinet voor stalking. Hoe kijkt de initiatiefnemer hiernaar en dus ook het voornemen
van het kabinetdit strafmaximum niet te verhogen? Hoe kijkt de initiatiefnemer naar
het idee om stalking mee te nemen in het nieuwe wetsvoorstel omtrent het strafbaar
stellen van psychisch geweld? Kan de initiatiefnemer in algemene zin aangeven welke
punten vanuit het kabinet voldoende zijn toegezegd en op welke punten wat de initiatiefnemer
betreft nog een groot verschil in inzicht bestaat? Gaat de initiatiefnemer op basis
hiervan nog bepaalde punten aanpassen in de nota?
De leden van de SP-fractie constateren dat eind 2024 een motie van D66- en de VVD-fractie
is aangenomen waarin het kabinet verzocht wordt om expertise op het terrein van femicide
landelijk samen te brengen ter ondersteuning van een laagdrempelige 24/7-hulplijn,
waar signalen van rode vlaggen voor femicide sneller en beter worden opgepakt (Kamerstuk
29 279, nr. 890). Deze leden zien ook dat dit aansluit bij een door de initiatiefnemer aangedragen
punt, namelijk het uitbreiden van het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld
uit met het onderwerp femicide om de boogde kennis en expertise op te bouwen, uit
te dragen en te borgen. In een brief van de Staatssecretaris van april 2025 wordt
aangegeven dat dit meldpunt wordt ondergebracht onder Veilig Thuis zonder een concrete
datum hieraan te verbinden. Hoe kijkt de initiatiefnemer naar deze ontwikkeling in
lijn met de eigen initiatiefnota? Wat vindt de initiatiefnemer van de huidige aanpak
van de regering ten opzichte van de door de initiatiefnemer voorgestelde aanpak?
De leden van de SP-fractie constateren dat er eind 2023 een motie is aangenomen van
de SP- en GL/PvdA-fractie over de juiste opvolging van het Verdrag van Istanbul: de
motie-Temmink/Mutluer over het uitvoeren van de aanbevelingen van het comité dat toezicht
houdt op het Verdrag van Istanbul (Kamerstuk 28 345, nr. 274). De initiatiefnemer geeft in de initiatiefnota al aan dat de huidige aanpak omtrent
femicide niet in lijn is met het Verdrag van Istanbul, waarmee de motie niet goed
is opgevolgd door het kabinet. Zijn er nog meer zaken waarin de initiatiefnemer ziet
dat het Verdrag niet voldoende wordt opgevolgd in Nederland?
De leden van de SP-fractie willen de initiatiefnemer vragen naar diens plannen betreffende
de vrouwenopvang en die te relateren aan het huidige tekort aan plekken voor de vrouwenopvang.
Klopt het dat er ongeveer 12 miljoen euro structureel nodig is om voldoende nieuwe
plekken qua vrouwenopvang te regelen? Vindt de initiatiefnemer ook dat er meer landelijke
vrouwen opvangplekken moeten worden geregeld los van de gemeentelijke plekken?
Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie nog een vraag over de voorgestelde plannen
omtrent de nazorg. De initiatiefnemer geeft aan toe te willen werken naar nazorg voor
slachtoffers en nabestaanden van femicide door toegang te bieden tot hoogwaardige
psychologische zorg en praktische ondersteuning, vooral wanneer kinderen betrokken
zijn. Kan de initiatiefnemer aangeven waar dit momenteel geblokkeerd wordt? Is er
momenteel te weinig toegang tot hoogwaardige psychologische zorg voor slachtoffers
en nabestaanden van femicide? Waar zou de initiatiefnemer concreet een verbetering
in zien op dit vlak?
II. Reactie van de initiatiefnemer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.