Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de JBZ-Raad 6-7 maart 2025 (algemeen deel)
2025D08564 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de volgende brieven:
• Geannoteerde Agenda informele JBZ-Raad 6–7 maart 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 932);
• Verslag JBZ-Raad van 30 en 31 januari 2025 en het vierde kwartaaloverzicht 2024 van
EU-wetsvoorstellen op JBZ-terrein (Kamerstuk 32 317, nr. 931);
• Fiche: Aanbeveling over de EU-richtsnoeren voor gastlandondersteuning (Kamerstuk 22 112, nr. 3993).
De voorzitter van de commissie,
Pool
Adjunct-griffier van de commissie,
Paauwe
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II
Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Wat betreft de EU-verordening ter bestrijding van online seksueel kindermisbruik (hierna:
CSAM-verordening) willen de leden van de PVV-fractie graag de garantie van de Minister
dat, ondanks dat de verordening niet op de agenda staat, het standpunt van Nederland
ongewijzigd blijft. Kan de Minister tevens verduidelijken of de mogelijkheden tot
inbreuk op de end-to-endencryptie, zoals implementatie na een evaluatiemoment, reden
blijven voor Nederland om het huidige standpunt te behouden? Kan de Minister tevens
aangeven of dit verandert op het moment dat dit aspect definitief uit het voorstel
verdwijnt?
De leden van de PVV-fractie hebben vanuit het veld begrepen dat een een-op-eentoepassing
van de Verordening terroristische online-inhoud voor het werkingsveld van de CSAM-verordening
zou leiden tot een effectievere aanpak met minder privacyhiaten dan met het huidige
voorstel. Kan de Minister hierop reflecteren en dit eventueel inbrengen tijdens de
JBZ-Raad?
Aangaande de VN-conventie tegen cybercrime zijn de leden van de PVV-fractie benieuwd
wat volgens de Minister de toegevoegde waarde gaat zijn voor Nederland en welke delen
ervan nog niet concreet geregeld zijn in Nederlandse wet- en regelgeving. Graag ontvangen
deze leden een toelichting hierop van de Minister.
Wat de leden van de PVV-fractie betreft is de steunende houding die Nederland inneemt
ten aanzien van het European Democracy Shield, een erg voorbarige. Kan de Minister
aangeven wat hij schaart onder de volgende zin uit de geannoteerde agenda: «Dit schild
moet de EU bescherming en waarborgen bieden tegen buitenlandse inmenging (cyber en
ontwrichtende propaganda)»? Wat is voor de Minister de reden om hier actief een bijdrage
aan te leveren? Graag ontvangen deze leden een reflectie op het gehele thema van de
Minister.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister tevens de toezegging kan doen dat
wat hem betreft de opmerking over het belang van gezamenlijk en proactief optrekken
in het verdedigen van de democratische waarden in Europees verband, niet gaat leiden
tot instemming met een verdere inperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid
om kennis te mogen nemen van informatie of ideeën zonder voorafgaande inmenging vanuit
de overheid.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat de reden is voor
Nederland om in te zetten op de versterking en ontwikkeling van het EU-rechtsstaatinstrumentarium.
Tevens vragen deze leden of de Minister kan duiden waar hij zelf aan denkt qua mogelijkheden
en waarom deze mogelijkheden nodig zouden zijn. Hierop zouden deze leden graag eenzelfde
toezegging willen van de Minister als bij de vraag in de voorgaande alinea.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven of hij het te allen
tijde eens is met de stelling dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de
EU en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als waardevolle bijdragen gezien
worden in de ontwikkeling van het rechtskader en de interpretatie ervan. Is de Minister
het met deze leden eens dat Europese jurisprudentie vaak in de weg staat aan het voeren
van effectief nationaal beleid op veel gebieden, waaronder asiel en migratie? Graag
ontvangen deze leden een onderbouwd standpunt van de Minister.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven welk standpunt hij
inneemt en/of in heeft genomen ten aanzien van het voorstel om meer te investeren
in de voorlichting aan burgers over EU-wetgeving. Is de Minister het met deze leden
eens dat hiervoor geen publieke middelen vrijgemaakt moeten worden en dit geld veel
nuttiger besteed kan worden?
Met betrekking tot de harmonisering van het insolventierecht delen de leden van de
PVV-fractie dezelfde opvatting als het kabinet met betrekking tot de titels 6 en 7,
maar stellen deze leden zich ook ten aanzien van meerdere titels uit de richtlijn
kritisch op. Uit titel 5 van de richtlijn volgt een aangifteplicht voor bestuurders
van een faillissement. Dit past niet binnen het Nederlandse systeem en is zeer onwenselijk.
Daarnaast staat de gedwongen contractovername, die volgt uit artikel 27 van de richtlijn,
haaks op de contractvrijheid.
Tevens vinden de leden van de PVV-fractie het gebrek aan een definitie van «curator»
zorgelijk. Dit kan er namelijk toe leiden dat een curator uit een andere EU-lidstaat
waar minder strenge voorwaarden gelden, toegang krijgt tot Nederlandse gegevensdatabanken,
wat zowel een groot veiligheidsrisico met zich brengt als een risico voor de persoonsgegevens.
Wat deze leden betreft dient de Minister een finale wettekst met de aangifteplicht,
de verplichte contractovername en de vereenvoudigde insolventieregeling voor micro-ondernemingen
niet goed te keuren in de Raad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het verslag
van de JBZ-Raad van 30 en 31 januari 2025 en van de geannoteerde agenda van de informele
JBZ-Raad van 6–7 maart 2025. Deze leden stellen nog enkele vragen naar aanleiding
van het verslag en de geannoteerde agenda.
De leden van de VVD-fractie hebben eveneens kennisgenomen van de kwartaalrapportage
van het vierde kwartaal 2024 waarin de EU-wetsvoorstellen op JBZ-terrein zijn opgenomen. Deze leden vragen of het mogelijk is om
al in het volgende kwartaaloverzicht ook de wetsvoorstellen op te nemen die zijn aangekondigd
in het werkprogramma van de nieuwe Europese Commissie en daarbij per wetsvoorstel
een indicatie te geven van het moment waarop de Kamer een BNC-fiche tegemoet kan zien.
Russische agressie tegen Oekraïne: strijd tegen straffeloosheid
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat internationale misdrijven die
in Oekraïne zijn gepleegd en nog steeds worden begaan, worden opgespoord, worden vervolgd
en worden berecht. Kan de Minister concreter aangeven wat er nog nodig is om te komen
tot de oprichting van een tribunaal voor de berechting van de internationale misdrijven
die in Oekraïne zijn en worden gepleegd, wanneer er zicht is op overeenstemming in
de Raad en wat de resterende juridische belemmeringen zijn voor zowel het nieuwe tribunaal
als een volledig compensatiemechanisme. Ook vragen deze leden naar een nadere duiding
van de gewenste taken en bevoegdheden van het nieuwe tribunaal: is het bijvoorbeeld
de bedoeling dat het nog op te richten tribunaal uiteindelijk rechtsmacht uitoefent
over alle in Oekraïne gepleegde internationale misdrijven vanaf de inval? Of is het
volgens de Minister wenselijk dat het Internationaal Strafhof ook een deel van deze
misdrijven blijft onderzoeken, vervolgen en berechten?
De leden van de VVD-fractie vragen ook in hoeverre de oprichting van een speciaal
tribunaal een rol speelt of zal spelen bij de vredesonderhandelingen tussen Rusland
en de Verenigde Staten en of het kabinet net als deze leden van mening is dat de inzet
van de EU zou moeten zijn dat een dergelijk tribunaal dient te worden opgericht.
Overig
De leden van de VVD-fractie brengen in herinnering dat tijdens het wetgevingsoverleg
over Boek 2 van het nieuwe Wetboek van Strafvordering de Minister meedeelde dat hij
van zijn collega’s tijdens de afgelopen JBZ-Raad heeft vernomen dat andere EU-lidstaten
worstelen met de (mogelijke) gevolgen van het Landeck-arrest. Deze worsteling, noch
enige weergave daarvan, is echter terug te vinden in het verslag over enige JBZ-Raad.
Kan de Minister ervoor zorgdragen dat alle discussies die plaatsvinden over hoe om
te gaan met het Landeck-arrest, voortaan terugkomen in het verslag over de JBZ-Raad?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat de gevolgen van het Landeck-arrest voor
de politie, het Openbaar Ministerie (hierna: OM) alsmede de rechtelijke macht, omvangrijk
zijn. Deze leden stellen ook vast dat de Minister heeft beaamd zich zorgen te maken
over de werklastverzwaring van politie en OM en de vertraging in opsporingsonderzoeken
als gevolg van het arrest. Kan de Minister aangeven of en op welke wijze actief een
uitzondering op de machtigingsverplichting in en buiten rechte bepleit wordt? Deze
leden vragen of het kabinet bereid is met gelijkgestemde landen in gesprek te gaan
om te bezien hoe de impact van het Landeck-arrest op de werklast van politie en OM
en de doorlooptijden van opsporingsonderzoeken kunnen worden geminimaliseerd. Welke
mogelijkheden zijn er voor het kabinet om in EU-verband in de JBZ-Raad middels gewijzigde
wet- en regelgeving de toename aan werklast als gevolg van het Landeck-arrest verder
te verkleinen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de JBZ-Raad van 6–7 maart 2025. Deze leden hebben hierover nog enkele
vragen.
Algemeen
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het Poolse voorzitterschap
afgelopen maand met een nieuw voorstel is gekomen in het kader van de CSAM-verordening.
Dit voorstel houdt onder meer in dat de bepaling tot verplichte detectie van persoonlijk
berichtenverkeer vooralsnog wordt geschrapt. Deze leden zijn, vanwege de strijd met
(artikel 13 van) de Grondwet en (Europese) rechterlijke uitspraken, zeer kritisch
op het aspect van verplichte detectie in persoonlijk berichtenverkeer. Deze leden
zijn dan ook blij met het schrappen van verplichte detectie en vinden dat er nu een
evenwichtiger voorstel ligt dat de bestrijding van online seksueel kindermisbruik
effectief kan bevorderen. Kan de Minister aangeven wat de visie van het kabinet is
op het nieuwe Poolse voorstel? En kan de Minister aangeven hoe andere lidstaten volgens
hem naar het nieuwe voorstel (zullen) kijken?
De strijd tegen drugshandel en georganiseerde criminaliteit
De leden van de NSC-fractie lezen dat de aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit
een prioriteit is van dit kabinet. Deze leden onderschrijven het grote belang daarvan.
Zij zijn groot voorstander van het doeltreffend werken aan het gezamenlijk weerbaar
maken van havens in EU-verband, om ook verplaatsingseffecten zo veel mogelijk tegen
te gaan. Deze leden waarderen het dan ook dat het zorgen voor weerbare logistieke
knooppunten een van de Nederlandse prioriteiten is en dat dit punt naar verwachting
ook een belangrijk onderdeel zal vormen van de aanstaande EU-interne veiligheidsstrategie.
Kan de Minister aangeven wat Nederland van andere Europese landen kan leren als het
gaat om het weerbaarder maken van logistieke knooppunten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor de JBZ-Raad te
Brussel op 6 en 7 maart 2025. Deze leden hebben hier slechts één vraag over.
De leden van de BBB-fractie merken op dat op 24 december 2024 de Algemene Vergadering
van de VN een nieuw verdrag over cybercriminaliteit heeft aangenomen. Tijdens de JBZ-Raad
zal gevraagd worden of het verdrag geratificeerd moet worden door de EU en de lidstaten.
Wat is de houding van het kabinet tegenover het ratificeren van het VN-verdrag inzake
cybercriminaliteit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de JBZ-Raad van 6 en 7 maart 2025 en de overige stukken op de agenda. Deze
leden maken van de gelegenheid gebruik om nog enkele vragen te stellen over de geannoteerde
agenda van de JBZ-Raad en de Raadsconclusies inzake bestrijding van bedreigingen wapens
en pyrotechnische artikelen.
Binnenlandse Zaken; Staat van het Schengengebied
De leden van de CDA-fractie zijn het met de Minister eens dat de afgifte van visa
aan personen met de Russische nationaliteit terughoudend en in lijn met de daartoe
opgestelde richtsnoeren moet gebeuren. Toch wijst de Schengenbarometer erop dat het
aantal personen met de Russische nationaliteit dat op basis van visa in de EU verblijft,
is toegenomen. Daarom vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister van mening
is dat er aanvullende maatregelen nodig zijn vanuit de EU om de motie-Van Campen/Boswijk
(Kamerstuk 21 501-20, nr. 2179) uit te voeren.
Justitie; De rechtsstaat als pijler voor democratie in Europa
De leden van de CDA-fractie zijn het met de Minister eens dat Nederland zich in moet
zetten voor het uitdragen van de EU als waardengemeenschap. Ook constateren deze leden
dat EU-voorzitter Polen de link met de internationale ontwikkelingen niet schroomt
wanneer het benoemt dat ook buiten Europa antirechtsstatelijke opvattingen voet aan
de grond hebben gekregen. Daarom vragen de leden van de CDA-fractie of de Minister
de intentie heeft om zich ook op een soortgelijke manier uit te spreken over de antirechtsstatelijke
opvattingen die sinds kort in de praktijk zichtbaar zijn in onder andere de Verenigde
Staten.
Russische agressie tegen Oekraïne: strijd tegen straffeloosheid
De leden van de CDA-fractie zijn het met de Minister eens dat Nederland zich in moet
zetten voor de oprichting van een tribunaal voor de vervolging van het misdrijf van
agressie en voor de oprichting van de Claimcommissie om zo een stap te zetten richting
een volledig compensatiemechanisme. Deze leden vragen of de Minister de zorgen deelt
dat een mogelijke deal tussen de Amerikaanse president Trump en de Russische president
Poetin de mogelijkheden voor het tot stand komen en functioneren van het tribunaal
en het compensatiemechanisme voor Oekraïne kan belemmeren.
Raadsconclusies inzake bestrijding van bedreigingen wapens en pyrotechnische artikelen
– oproep tot aanscherpen en beter naleven regels zwaar vuurwerk
De leden van de CDA-fractie zijn het met de Minister eens dat het van groot belang
is dat de regels omtrent zwaar vuurwerk worden aangescherpt en beter worden nageleefd
binnen de EU, om zo het gebruik ervan door criminelen te bestrijden. Deze leden vragen
of er voor de Nederlandse lobbyinzet voldoende steun is onder de andere lidstaten
en of de Minister kansen ziet om via EU-wetgeving ook een eventueel Nederlands brede
vuurwerkverbod beter handhaafbaar te maken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de agenda voor de JBZ-Raad van 6 en 7 maart 2025
gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SP-fractie constateren dat het Poolse voorzitterschap met een nieuw
voorstel is gekomen ten aanzien van de CSAM-verordening die in een impasse verkeert.
Daarbij wil het de verplichte detectie mogelijk schrappen, maar de verordening wel
permanent maken. Kan de Minister ingaan op recente ontwikkelingen op het vlak van
de CSAM-verordening, waarbij het Poolse Raadsvoorzitterschap een gewijzigd voorstel
heeft geagendeerd (Raadsdocument 5352/25) waaruit het detectiebevel verwijderd is,
en waar de tijdelijke verordening die momenteel vrijwillige detectie door techbedrijven
toestaat, geïncorporeerd wordt in de CSAM-verordening? Deelt de Minister de zorg dat
de blokkerende minderheid, waar Nederland deel van uitmaakt, enigszins wankel is,
omdat het uit Duitsland bestaat dat net nieuwe verkiezingen heeft gehad en Polen dat
de huidig voorzitter is en daarmee meer terughoudend? Hoe weegt de Minister de recente
kritiek van kinderrechtenorganisaties, dat het voorstel ondertussen uit dusdanig veel
compromissen bestaat dat het «amper de status quo handhaaft»?
De leden van de SP-fractie vinden het positief dat de gesprekken over het aan banden
leggen van zwaar vuurwerk wederom op de Europese agenda staan. Deze leden zien een
verbod op Europees zwaar vuurwerk als een van de belangrijkste stappen om vuurwerkongevallen
in Nederland te verminderen. Te lezen valt dat de concepttekst onder meer oproept
tot het aanscherpen en beter naleven van regels omtrent (illegaal) zwaar vuurwerk.
Echter gaat het wel om Raadsconclusies die nog altijd minder bindend zijn dan een
richtlijn. Ook is het voor deze leden niet helder wat de verwachte politieke verhoudingen
hieromtrent zijn. Verwacht de Minister dat er een kans is dat het Europees verbod
op zwaar vuurwerk ook in de EU-interne veiligheidsstrategie een rol kan spelen? Is
de Minister bereid hier zich voor in te zetten? Welke verwachtingen zijn er wat betreft
de politieke verhoudingen? Kan de Minister hierbij ook specifiek ingaan op de Nederlandse
buurlanden Duitsland en België, waar het meeste illegale vuurwerk nu vandaan komt?
Zegt dit ook iets over de welwillendheid van Polen om maatregelen te nemen, aangezien
het de huidig voorzitter is?
II Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J. Pool, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
B.A. Paauwe, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.