Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Initiatiefnota van de leden Omtzigt en Idsinga over “Realistisch ramen” (Kamerstuk 36672-2)
2025D05497 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 7 februari 2025 enkele vragen en opmerkingen
                  aan de indieners voorgelegd over de op 24 januari 2025 ingediende Initiatiefnota van
                  de leden Omtzigt en Idsinga over «Realistisch ramen» (Kamerstuk 36 672, nr. 2).
               
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
                     «Realistisch ramen» van de leden Omtzigt en Idsinga (hierna: de indieners). Deze leden
                     onderkennen het belang van realistisch ramen en zijn het eens met de stelling dat
                     het geld van de belastingbetaler zo optimaal mogelijk voor de samenleving dient te
                     worden ingezet.
                  
De leden van de PVV-fractie hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie lezen dat de indieners aangeven dat indien bij het begroten
                  was gewerkt met ramingen die realistischer waren geweest, er totaal ander beleid zou
                  zijn gemaakt en er bij het hoofdlijnenakkoord andere keuzes zouden zijn gemaakt. Deze
                  leden zijn het hiermee eens. Zo zouden zij bijvoorbeeld meer hebben ingezet op lastenverlichting
                  voor de burgers. Welke andere keuzes zouden de indieners hebben gemaakt?
               
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat de Europese ramingen wat het Nederlands
                  tekort betreft een stuk accurater lijken. Deze leden vragen de indieners om dit nader
                  te verklaren. Waarom hebben de indieners niet in de beslispunten meegenomen om meer
                  te kijken naar de Europese ramingen van het Nederlands tekort?
               
Ten slotte merken de leden van de PVV-fractie op dat de indieners redelijk wat beslispunten
                  voorleggen, maar dat een uitgebreide analyse van de kosten hiervan ontbreekt. Kunnen
                  de indieners de kosten van de beslispunten nader uitwerken?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota «Realistisch
                  ramen» en hebben daarover nog een aantal vragen.
               
De leden van de VVD-fractie vinden realistisch ramen een belangrijk onderwerp, omdat
                  het gaat over hoe met belastinggeld wordt omgegaan. Deze leden hebben altijd waardering
                  voor collega’s die het initiatief nemen om zelf een initiatiefnota te maken. Tegelijkertijd
                  delen de leden van de VVD-fractie niet alle conclusies die door indieners worden getrokken
                  en hebben zij nog vragen over enkele onderdelen van de analyse.
               
Daarnaast vinden de leden van de VVD-fractie het belangrijk om te benadrukken dat
                  Nederland een vrij uniek systeem heeft, waarbij financiële ramingen niet alleen door
                  een ministerie worden gedaan, maar ook door onafhankelijke instanties als het Centraal
                  Planbureau (CPB). Deze leden vinden deze onafhankelijkheid een groot goed en willen
                  dit koesteren.
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat door de Minister van Financiën al was
                  toegezegd dat er een expertgroep aan het werk gaat én dat er al een motie is aangenomen
                  om de Algemene Rekenkamer te laten kijken naar de ramingen. Wat is specifiek dan nu
                  de reden van deze initiatiefnota? Wat voegt deze initiatiefnota toe ten opzichte van
                  deze acties?
               
De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast hoe de indieners de verhouding tussen
                  politiek, uitvoering en de onafhankelijke planbureaus zien. Vinden de indieners het
                  in algemene zin wenselijk als de politiek meer invloed op ramingen gaat uitoefenen?
                  Delen zij de mening dat een grote mate van terughoudendheid hierin nodig is?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat indieners beschrijven dat een te pessimistische
                  inkomstenraming geen incident is. Om dat aan te tonen, gebruiken indieners data van
                  de laatste tien jaar, waarin de economie over het algemeen jaarlijks een hoge groei
                  heeft gekend. Delen de indieners de opvatting dat de ramingen juist ook te positief
                  kunnen zijn, indien er sprake is van economische krimp? Hoe zou dezelfde analyse er
                  bijvoorbeeld hebben uitgezien als niet tien, maar 20 jaar wordt teruggekeken?
               
De leden van de VVD-fractie zien dat de indieners een duidelijke link leggen tussen
                  ramingen enerzijds en lage staatsschuld anderzijds. Deze leden ontkennen niet dat
                  achteraf te conservatieve ramingen een invloed hebben gehad. Zijn de indieners het
                  met de leden van de VVD-fractie eens dat de lage staatsschuld ook komt door de hoge
                  inflatie in combinatie met een lage rente op staatsobligaties?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er een uitgebreide analyse ligt over het ramen
                  van de inkomsten en de uitgaven. De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd of in andere
                  omliggende landen als Duitsland, België, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, maar ook
                  Spanje en Italië, dezelfde analyse bestaat. Dan gaat het zowel om hoe er geraamd wordt
                  in die landen als ook hoe de realisatie daar afwijkt van de ramingen in de afgelopen
                  tien tot 20 jaar en wat die landen er aan doen om het eventuele gat daartussen op
                  te lossen. Dit ook afgezet tegen de resultaten van het financiële beleid, waar het
                  gaat om de EU-begrotingsregels voor het begrotingssaldo en de staatsschuld.
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat de leden van de NSC-fractie via het Hoofdlijnenakkoord
                  hebben ingestemd met een aantal begrotingsregels. Kunnen de indieners aangeven hoe
                  deze initiatiefnota de afgesproken begrotingsregels raakt, daarvan afwijkt of ondersteunt?
                  Kan dit per begrotingsregel worden toegelicht?
               
De leden van de VVD-fractie vragen de indieners ook wat moet gebeuren als de ramingen
                  voor een beleidsonderdeel structureel, dan wel meerjarig niet blijken te kloppen en
                  te hoog zijn geraamd, waardoor er structureel onderuitputting plaatsvindt. Willen
                  de indieners dan de bedragen en uitgaven in de begroting naar beneden bijstellen?
                  Ook als daardoor de kans op budgetoverschrijdingen flink toeneemt? Zo nee, waarom
                  niet? De indieners zelf geven immers aan dat het doel van de nota is om tijdig, verantwoord
                  en efficiënt geld van de belastingbetaler zo optimaal en consistent mogelijk voor
                  de samenleving in te zetten. Kunnen de indieners ingaan op de oorzaken van de te lage
                  ramingen bij de uitgaven en de inkomsten en hoe dit opgelost kan worden?
               
De leden van de VVD-fractie willen de indieners vragen te reflecteren op het feit
                  dat begrotingen dienen als budgetplafond dat de Kamer autoriseert. Posten naar beneden
                  bijstellen zou dus ook vaker overschrijdingen betekenen, die niet door de Kamer zijn
                  geautoriseerd. Hoe kijken de indieners hiernaar?
               
Wat vinden de indieners van het feit dat in de huidige begrotingen al onderuitputting
                  wordt ingeboekt? Wat zijn voor- en nadelen en risico’s? Heeft dat de voorkeur boven
                  het afromen van de middelen? Wat vinden de indieners van overprogrammering in de huidige
                  begrotingen? Waar vindt dit momenteel al plaats? Wat zijn voor- en nadelen en risico’s?
               
In hoeverre zijn de indieners van mening dat sommige uitgaven die nu onderuitputting
                  (en dus afwijkingen van de ramingen) zijn later alsnog gedaan moeten worden, bijvoorbeeld
                  investeringen? Kunnen de indieners aangegeven voor de onderuitputting in de afgelopen
                  jaren waar dit het geval is geweest? Hoe willen de indieners daar dan mee omgaan en
                  dat oplossen? Zeker omdat ook arbeidsmarktkrapte in de ogen van deze leden één van
                  de oorzaken is.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners aangeven dat in de praktijk het
                  bijna onmogelijk blijkt om dekking te vinden. De leden van de VVD-fractie willen weten
                  of de indieners het met de leden van de VVD-fractie eens zijn dat dekking niet onvindbaar
                  of onmogelijk is, maar dat het uiteindelijk gewoon gaat om politieke keuzes maken
                  en het lef om deze keuzes te maken vaak ontbreekt.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de indieners van mening zijn dat de schuldenlast
                  van Nederland te laag is en dus incidenteel meer willen uitgeven. Klopt dat? Zo nee,
                  wat willen zij dan?
               
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe de indieners willen omgaan met extra
                  incidentele uitgaven in relatie tot het EMU-saldo. Hoe hoog mag de staatsschuld wat
                  de indieners betreft dan zijn of worden? En hoe kijken de indieners naar de prognose
                  voor de stijgende staatsschuld in de komende jaren?
               
De leden van de VVD-fractie vinden het goed om te lezen dat de indieners vinden dat
                  politici niet kunnen shoppen in ramingen. Zijn de indieners ook van mening dat de
                  positie van belangrijke onafhankelijke instituten zoals het CPB door de politiek ook
                  niet ondermijnd moeten worden?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Kamer het recht zou moeten krijgen tot daadwerkelijke
                  uitgaven te besluiten, ook als het kabinet dit eigenlijk niet wil. Wat bedoelen de
                  indieners daarmee? Willen de indieners dat het kabinet individuele uitgaven voordat
                  ze gedaan worden aan de Kamer voorlegt? Hoe werkbaar is dat?
               
Dan hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal vragen over de beslispunten
                  in de initiatiefnota.
               
Welke van de beslispunten zijn echt nieuw en welke waren eerder al in gang gezet?
Klopt het dat de beslispunten 1 (over de Expertgroep ramingen) en 2 (over de Algemene
                  Rekenkamer) al afgesproken waren en dat het rapporteren over verwachte en gerealiseerde
                  belasting- en premieopbrengsten in het lopende begrotingsjaar, waar beslispunt 4 op
                  ziet, al ten minste vier keer per jaar gebeurt?
               
In hoeverre is beslispunt 2 in de tijd haalbaar voor half maart 2025? De Algemene
                  Rekenkamer is natuurlijk onafhankelijk. Welk contact hebben de indieners (eerder)
                  met de Algemene Rekenkamer gehad (ten behoeve van de motie-Van Oostenbruggen c.s.
                  dan wel ten behoeve van de initiatiefnota)? Wat heeft de Algemene Rekenkamer aangegeven
                  als haalbare termijn voor de uitvoering van het onderzoek naar de oorzaken van de
                  grote verschillen tussen de ramingen van het begrotingstekort en de uitkomsten?
               
Kunnen de indieners aangeven hoe en hoe vaak het kabinet (of de Belastingdienst) nu
                  jaarlijks al openlijk de verwachte en gerealiseerde belasting- en premieopbrengsten
                  in het lopende begrotingsjaar bekend maakt? In hoeverre klopt het dat dit sowieso
                  al gebeurt bij de grote documenten in de begrotingscyclus (dus Voorjaarsnota, Miljoenennota,
                  Najaarsnota en Jaarverslag)?
               
De leden van de VVD-fractie hebben bezwaar tegen beslispunt 5, dat ziet op inkomstenraming
                  in vergelijking met de groeiraming van het nominale BBP. Deze leden zijn van mening
                  dat de politiek niet moet voorschrijven hoe een raming op detailniveau uitgevoerd
                  moet worden en welke aannames daarin gedaan moeten worden. Hoe kijken de indieners
                  hiernaar?
               
Daarnaast hebben leden van de VVD-fractie nog technische vragen over dit beslispunt.
                  Kunnen de indieners aangeven wat de gevolgen zijn van beslispunt 5 dat de inkomstenraming
                  gelijk is aan de groeiraming van het nominale BBP? Waarom zou de nominale BBP-groeiraming
                  een goede voorspeller zijn van de inkomstenraming? Voor de raming van de inkomstenbelasting
                  kan bijvoorbeeld de loongroei toch ook enorm veel invloed hebben? Welke andere landen
                  gebruiken deze methodiek en in hoeverre zorgt dit daar voor betere ramingen?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat beslispunt 8 gaat over de momenten waarop over
                  budgetflexibiliteit zou moeten worden gerapporteerd. Zij vragen de indieners wat de
                  toegevoegde waarde is van het vermelden van budgetflexibiliteit bij voornamelijk de
                  Najaarsnota. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de Najaarsnota geen logisch
                  moment is om nog budgettair bij te sturen en nieuwe initiatieven in de wet te amenderen,
                  het jaar is dan immers al bijna voorbij. Waarom zijn de indieners van mening dat dit
                  wel verstandig is? Draagt dit bij aan goed bestuur? Is daarnaast de hoeveelheid extra
                  werk voor ambtenaren in evenwicht met de toegevoegde waarde hiervan?
               
De leden van de VVD-fractie vragen, naar aanleiding van beslispunt 9, of de indieners
                  kunnen aangeven waarom in de motie-Van Hijum (Kamerstuk 36 560, nr. 20) werd verzocht om een onderzoek naar de vraag of en hoe de ondersteuning van het
                  budgetrecht van de Tweede Kamer versterkt kan worden met een Bureau Begroting en Verantwoording,
                  terwijl het genoemde beslispunt 9 zegt dat de Kamer het Bureau Begroting en Verantwoording
                  al opricht? In hoeverre zijn de indieners bereid om het advies van de commissie voor
                  de Rijksuitgaven af te wachten? Wat zijn de kosten van een Bureau Begroting en Verantwoording
                  (structureel en incidenteel)? Hoeveel geld is er nog vrij beschikbaar in de middelen
                  van goed bestuur uit het hoofdlijnenakkoord (structureel en incidenteel? Hoe wordt
                  voorkomen dat er een overlap is met het werk van onafhankelijke instanties als de
                  Algemene Rekenkamer en het CPB?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met veel instemming kennisgenomen van de initiatiefnota
                  van de leden Omtzigt en Idsinga inzake realistisch ramen.
               
De leden van de NSC-fractie zijn bezorgd vanwege de grote verschillen tussen de ramingen
                  en de uiteindelijke realisatie, zowel aan de inkomstenkant als aan de uitgavenkant.
                  Deze verschillen lopen op tot in de tientallen miljarden en lijken een structureel
                  karakter te hebben. De ramingen lijken daarmee in de ogen van deze leden niet te voldoen
                  aan de eis van artikel 3.6 van de Comptabiliteitswet, dat stelt dat de ramingen betrouwbaar
                  moeten zijn.
               
De leden van de NSC-fractie hebben met veel instemming kennisgenomen van de initiatiefnota,
                  die een negental aanbevelingen doet om realistischer te ramen. Uit de initiatiefnota
                  blijkt dat aanhoudend te pessimistisch en conservatief begroot wordt met als gevolg
                  ieder jaar grote meevallers. Dit leidt ertoe dat de Kamer in de ogen van deze leden
                  zijn grondwettelijke budgetrecht (artikel 105 van de Grondwet) niet goed kan uitoefenen.
                  Uit de Rijksbegroting kan steeds de conclusie worden getrokken dat er weinig of geen
                  financiële middelen zijn om beleid te maken. Achteraf blijkt iedere keer dat deze
                  middelen er wel waren. Bezuinigingen en ombuigingen blijken te zijn gebaseerd op ramingen,
                  die achteraf niet blijken te kloppen. Op deze manier kunnen kabinet en parlement niet
                  goed sturen. De situatie is vergelijkbaar met een horloge dat stuk is of een snelheidsmeter
                  die niet werkt. Dan komt men op basis van foutieve informatie steeds te vroeg of te
                  laat of men rijdt te snel of te langzaam. Ramingen moeten betrouwbaar zijn en dat
                  zijn deze nu niet. Delen de indieners deze mening?
               
De leden van de NSC-fractie merken op dat vanuit het kabinet steeds wordt gezegd dat
                  onderuitputting op een begroting leidt tot hogere uitgaven in de toekomst. Delen de
                  indieners de mening van de leden van de NSC-fractie dat dit maar ten dele klopt? Immers,
                  onderuitputting op salariskosten, bijvoorbeeld als gevolg van de 10.000 vacatures
                  bij Defensie, is toch definitief niet-uitgegeven geld? En ook bij de materieeluitgaven
                  zal een deel van de bestellingen toch ook definitief niet doorgaan? Delen de indieners
                  de mening dat bij een wettelijk vastgelegd uitgavenpercentage van twee procent van
                  het BBP dit steeds vaker zal gebeuren?
               
Kan er een onderscheid worden gemaakt tussen definitieve en tijdelijke onderuitputting?
                  Waarbij ook tijdelijke onderuitputting uiteindelijk ook kan uitdraaien op definitieve
                  onderuitputting? Kunnen de indieners de Algemene Rekenkamer verzoeken om dit mee te
                  nemen in hun onderzoek?
               
Delen de indieners de mening van de leden van de NSC-fractie dat meevallers aan de
                  inkomstenkant overwegend definitieve meevallers zijn? Op een enkel anticipatie-effect
                  na, zoals een paar jaar geleden met box 2? Kan in zijn algemeenheid gesteld worden
                  dat inkomsensmeevallers in principe niet leiden tot inkomstentegenvallers in de toekomst?
                  Kunnen de indieners hierop ingaan?
               
De leden van de NSC-fractie zien met lede ogen aan dat het ARK-onderzoek waarnaar
                  werd gevraagd in de motie-Van Oostenbruggen van 3 oktober 2024, nog altijd niet van
                  start is gegaan. Hierdoor zal dit ARK-onderzoek niet een parallel onderzoek zijn,
                  naast het onderzoek van de expertgroep, maar zal dit vermoedelijk een soort second
                  opinion worden op de expertgroep.
               
Waarom is het ARK-onderzoek na vier maanden nog altijd niet van start gegaan? Heeft
                  dit te maken met art. 7.4, vierde lid, van het Reglement van Orde, waarin staat dat
                  bij een onderzoeksaanvraag vanuit de Kamer, eerst een advies bij de Commissie Rijksuitgaven
                  ingewonnen moet worden?
               
Valt te overwegen om dit artikellid in het Reglement van Orde af te schaffen, nu dit
                  blijkbaar zo veel vertraging oplevert en dit de slagkracht van de Kamer niet ten goede
                  komt? Of kan worden overwogen worden dat het Presidium dit interne adviesverzoek niet
                  eerst bij de commissie Financiën neerlegt, maar gelijk bij de commissie voor de Rijksuitgaven
                  om zo deze stap over te slaan? Klopt het dat dit gewoon kan binnen het raamwerk van
                  het huidige Reglement van Orde?
               
Of kan worden overwogen om onverwijld na het aannemen door de Kamer van een onderzoeksmotie,
                  een afschrift hiervan alvast aan de Algemene Rekenkamer toe te doen komen, zodat deze
                  alvast een begin kan maken met het gevraagde onderzoek? Kunnen de indieners hierop
                  ingaan?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Initiatiefnota
                  van de leden Omtzigt en Idsinga over «Realistisch ramen». De leden van de D66-fractie
                  danken de indieners voor hun werk.
               
De leden van de D66-fractie constateren dat de door de indieners gepresenteerde figuren
                  in de initiatiefnota betrekking hebben op de jaren 2015 tot 2025. Graag zouden deze
                  leden een uitbreiding van de reeks zien. Zij zijn benieuwd hoe de reeks eruit ziet
                  als er bijvoorbeeld naar de afgelopen 25 jaar wordt gekeken in plaats van de afgelopen
                  tien jaar.
               
Verder hebben de leden van de D66-fractie voor nu geen vragen en kijken zij uit naar
                  de behandeling van de nota.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
                  Omtzigt en Idsinga over «Realistisch ramen». Deze leden zijn net als de indieners
                  van mening dat het conservatieve ramen van de afgelopen tien jaar leidt tot pijnlijke
                  en onnodige bezuinigingen, derhalve staan deze leden positief tegenover de geest van
                  de initiatiefnota.
               
De leden van de BBB-fractie hebben enkele vragen aan de indieners.
De indieners schetsen een structurele overpessimistische schatting van de overheidsfinanciën.
                  Deze schatting is in de ogen van deze leden correct, maar in hoeverre zijn de grote
                  meevallers van de afgelopen jaren volgens de indieners het resultaat van incidentele
                  meevallers zoals verhoogde gasbaten, incidenteel hogere inkomsten uit de vennootschapsbelasting,
                  et cetera? In hoeverre blijft volgens de indieners de conclusie uit de initiatiefnota
                  overeind in het licht van het antwoord op voorgaande vraag?
               
Hoe wegen de indieners structureel realistisch begroten aan de ene kant en het creëren
                  van reële buffers anderzijds?
               
Hoe wegen indieners de gebeurtenissen uit het coronajaar 2020, waar dankzij pessimistisch
                  begroten een onverwacht groot tekort is uitgebleven, daar waar het anders een enorme
                  financiële opgave had veroorzaakt? Is het volgens de indieners derhalve waardevol
                  om (enigszins) vast te houden aan conservatieve ramingen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van de leden
                  Omtzigt en Idsinga (NSC) over «Realistisch ramen». Deze leden bedanken allereerst
                  de indieners voor de tijd en de moeite die zij genomen hebben om deze initiatiefnota
                  op te stellen. Deze leden hebben enkele vragen ter verduidelijking bij de analyse
                  en voorstellen van de indieners.
               
De leden van de CDA-fractie zien in figuren 2 tot en met 4 inderdaad grote verschillen
                  tussen ramingen en realisatie. Zij merken op dat dit kan komen door minder uitgaven,
                  maar ook door meer inkomsten, waarop later in de initiatiefnota wordt ingegaan. De
                  leden van de CDA-fractie vragen of de indieners een uitsplitsing kunnen maken tussen
                  de effecten van meer inkomsten en minder uitgaven per jaar die leiden tot de verschillen.
                  Ook vragen deze leden in hoeverre de effecten aan de uitgavenkant de afgelopen jaren
                  komen door fondsmiddelen die niet zijn uitgegeven, maar wel worden doorgeschoven naar
                  komende jaren en die dus niet vrijvallen. Zouden deze middelen volgens de indieners
                  wel onderdeel moeten zijn van de budgetflexibiliteit?
               
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de indieners het effect van de te pessimistische
                  CPB-ramingen op de decentrale overheden beoordelen. Ook vragen deze leden wat de indieners
                  vinden van het gegeven dat decentrale overheden niet worden gecompenseerd voor de
                  werkelijke percentages, nu blijkt dat het percentage in het voorjaar (waarop zij compensatie
                  krijgen) zeven jaar op rij gemiddeld één procent per jaar te laag zijn ingeschat?
                  Zijn de indieners van mening dat deze berekeningswijze moet worden aangepast en er
                  zou moeten worden afgerekend op basis van nacalculatie met de werkelijke percentages?
               
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre onrealistische ramingen van uitgaven
                  gevolg zijn van de door het CPB beoordeelde plannen of van onrealistisch kabinetsbeleid,
                  juist vanwege bijvoorbeeld arbeidsmarktkrapte, wat vooraf kon worden voorzien. Vergt
                  dit naar de mening van de indieners niet ook meer discipline van kabinet en politiek
                  om politieke wensen bij te stellen aan haalbaarheid?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat de indieners vooral terugkijken en de laagste
                  schuldquote in de geschiedenis benoemen, terwijl de ramingen van de tekorten na deze
                  kabinetsperiode tot onhoudbare hoogte oplopen, met name vanwege vergrijzing die in
                  2040 een piek zal bereiken. Kijken de indieners richting de toekomst anders naar deze
                  negatieve ramingen over houdbaarheid van de overheidsfinanciën?
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat de indieners de conclusie trekken dat
                  er iets fundamenteels mis is met de tekort- en schuldramingen. Deze leden lezen dat
                  de indieners aan de inkomstenkant een (gedeeltelijke) verklaring hebben en vragen
                  of de indieners hier aan de uitgavenkant ook verklaringen voor hebben. Hebben de indieners
                  verklaringen waar de verschillen met de Europese ramingen vandaan komen?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat indieners enkele voorbeelden noemen van belangrijke
                  maatschappelijke investeringen die niet zijn gedaan, waar mogelijk wel ruimte voor
                  was geweest indien realistisch werd geraamd, zoals de MIRT-middelen voor de Nedersaksenlijn.
                  Deze leden merken op dat verschillende partijen bij de Najaarsnota, juist vanwege
                  de onderuitputting, een amendement voorstelden om 80 miljoen euro daarvan vrij te
                  maken voor de Nedersaksenlijn om eindelijk de MIRT-verkenning te kunnen starten. Deze
                  leden merken op dat de NSC-fractie dit voorstel niet heeft gesteund. Sluit de insteek
                  van dit voorstel niet juist goed aan bij de standpunten van de indieners in voorliggende
                  initiatiefnota?
               
De leden van de CDA-fractie vragen ook naar de mening van de indieners op de inzet
                  van de middelen die voortkomen uit de onderuitputting. Als die dus lager zijn dan
                  ingeschat en daarmee mogelijk belangrijke investeringen niet worden gedaan, vinden
                  de indieners dan dat deze middelen (voor een deel) voor incidentele belangrijke investeringsuitgaven
                  beschikbaar zouden moeten komen?
               
Aan de inkomstenkant merken de indieners op dat de grootste verschillen tussen raming
                  en realisatie de afgelopen jaren te zien zijn bij de directe belastingen, zijnde de
                  inkomstenbelasting (IB) en de vennootschapsbelasting (VPB). De leden van de CDA-fractie
                  hadden ook die veronderstelling, waardoor het hen opviel dat in afgelopen Najaarsnota
                  de VPB-inkomsten met 600 miljoen euro naar beneden werden bijgesteld ten opzichte
                  van de raming. Hebben de indieners hiervoor een verklaring?
               
De leden van de CDA-fractie vragen of de indieners ook begrotingsbijstellingen gedurende
                  het jaar beogen, op basis van gedurende het jaar bijgestelde ramingen. Klopt het dat
                  deze bijstellingen dan de basis vormen voor de rapportage van budgetflexibiliteit?
                  Wat kan daarvan het effect zijn, als aan het einde van het jaar toch blijkt dat de
                  realisaties dichter uitkomen bij ramingen vooraf?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de initiatiefnota
                  «Realistisch ramen». Deze leden danken de indieners voor het vele werk en voor de
                  initiatiefnota. Deze leden hebben enkele vragen.
               
De leden van de SGP-fractie lezen dat de indieners op diverse plaatsen in de nota
                  wijzen op het feit dat er, indien realistischer geraamd was, op veel dossiers meer
                  geld beschikbaar was geweest. Zo worden er uitgaven genoemd op het gebied van mobiliteit,
                  wonen. Tegelijk wordt op pagina 2 aangegeven dat de nota geen pleidooi is «om roekeloos
                  en willekeurig met geld te strooien». Dit roept bij deze leden wel de vraag op of
                  en hoe de indieners het «vrijgekomen geld» willen inzetten. Is het onderliggende doel
                  van de indieners om beter te ramen zodat er meer geld komt voor investeringen of lastenverlichtingen?
                  Of is het bedoeld om de staatsschuld te verlagen? De leden van de fractie van de SGP-fractie
                  ontvangen graag een reflectie op dit thema.
               
De leden van de SGP-fractie lezen dat het de indieners is opgevallen dat de situatie
                  voor 2019 beter leek dan de periode daarna. Het verschil tussen de ramingen en realisaties
                  was voor dat jaar kleiner, aldus de indieners. Kunnen de indieners hier een verklaring
                  voor geven? In hoeverre is dit volgens de indieners een tijdelijk verschijnsel?
               
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese ramingen een stuk beter lijken,
                  volgens de indieners. Wat is volgens de indieners daarvan de reden? Wat zijn de precieze
                  verschillen in berekening tussen deze ramingen?
               
De leden van de SGP-fractie vragen of de indieners voor de uitgavenkant eenzelfde
                  tabel kan maken als voor de totale inkomsten- en uitgaven (figuur 3) en voor de inkomstenkant
                  (figuur 5).
               
De leden van de SGP-fractie constateren dat een deel van het verschil tussen raming
                  en realisatie komt door lagere uitgaven dan geraamd. In hoeverre komt dat volgens
                  de indieners door te hoge ambities van Kamer en kabinet? In welke lessen trekken de
                  indieners hieruit?
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën - 
              
                  Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.