Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Reactie op verzoek commissie over de brief van het Indisch Platform 2.0. over de Backpay-regeling voor weduwen (Kamerstuk 20454-204)
20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen
Nr. 207
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 december 2024
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 12 juni 2024 over de reactie op verzoek commissie over de
brief van het Indisch Platform 2.0. over de Backpay-regeling voor weduwen (Kamerstuk
20 454, nr. 204).
De vragen en opmerkingen zijn op 6 september 2024 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 2 december 2024 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Eerdmans
Adjunct-griffier van de commissie, Heller
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
4
II.
Reactie van de Staatssecretaris
4
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de brief
van het Indisch Platform 2.0. over de Backpay-regeling voor weduwen. Zij zijn naar
aanleiding van de brief benieuwd hoeveel weduwen/overige personen op dit moment in
aanmerking zouden komen voor de Backpay-regeling. Mocht dit aantal bekend zijn, dan
willen genoemde leden graag weten welk bedrag daarmee gemoeid is per weduwe/persoon
en wat het totale bedrag zal zijn
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
De leden van de GL-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet.
Genoemde leden betreuren de opstelling van de Nederlandse overheid ten opzichte van
de ambtenaren en militairen die in dienst waren van het Nederlands-Indisch gouvernement
en ten tijde van de Japanse bezetting geen (volledig) salaris hebben ontvangen. Zij
merken op dat de Indische-Molukse gemeenschap niet goed is behandeld door de Nederlandse
overheid.
De leden van de GL-PvdA-fractie zijn zich bewust van het standpunt van de Nederlandse
regering en erkennen dat het standpunt in 1956 is bevestigd door de Hoge Raad. Tevens
zijn genoemde leden zich ervan bewust dat het College voor de Rechten van de Mens
heeft uitgesproken dat de Backpay-regeling niet discriminatoir is. Desondanks hebben
zij begrip voor het onrecht wat ervaren en gevoeld wordt door de weduwen en nabestaanden
van de militairen en ambtenaren. Genoemde leden merken daarbij op dat dit niet slechts
om individueel rechtsherstel gaat, maar dat dit een breder symbool is voor de houding
van de Nederlandse overheid tegenover de Indische-Molukse gemeenschap.
De leden van de GL-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de bevinding dat een Backpay-regeling
voor weduwen, ongeacht de vorm, complex uitvoerbaar zou zijn en dat het vorige kabinet
constateerde dat het aan een nieuw kabinet zou zijn hoe een eventuele Backpay-regeling
wordt vormgegeven. Naar aanleiding hiervan vragen zij de huidige Staatssecretaris
hoe hij reflecteert op de Backpay-regeling en of hij een verruiming van de regeling
door het loslaten van de peildatum van 15 augustus 2015 als wenselijk acht.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet. Deze
leden waarderen het dat de voormalig Staatssecretaris reeds contact heeft opgenomen
naar aanleiding van het bericht van deze briefschrijvers en danken hem daarvoor. Deze
leden hebben geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de brief van het Indisch Platform 2.0 met interesse
gelezen. Over de Backpay-regeling voor weduwen en weduwnaars zijn al eerder schriftelijke
vragen gesteld door Kamerleden. In de beantwoording heeft de voormalig Staatssecretaris
geantwoord dat, ondanks dat er geen juridische basis was, toch in 2015 met het Indisch
Platform afspraken zijn gemaakt over een Backpay-regeling voor de nog in leven zijnde
ambtenaren of militairen die ten tijde van de Japanse bezetting een dienstverband
hadden met het Nederlands-Indisch gouvernement, maar niet voor de weduwen. De leden
van de NSC-fractie willen graag weten of toentertijd ook de weduwen en weduwnaars
betrokken waren bij de afspraken over de Backpay-regeling.
De leden van de NSC-fractie lezen dat in het rapport «Onderzoek Backpay regeling weduwen»
uit 2021 wordt geadviseerd om snel besluiten te nemen, mede omdat de levende weduwen
zeer oud zijn. Wat is de reden dat er geen snelle besluiten zijn genomen om ook een
regeling te treffen voor de nog levende weduwen? Klopt het dat de onderzoekers van
het rapport toen inschatten dat de kosten voor Backpay aan weduwen € 42,5 miljoen
zouden zijn, plus circa € 10 miljoen afdrachten aan de Belastingdienst en € 4,3 miljoen
voor de uitvoering? In de latere brieven van het kabinet lezen genoemde leden dat
er geen Backpay-regeling voor weduwen komt omdat de uitvoering complex is. Wat vindt
de nieuwe Staatssecretaris ervan dat een belangrijke regeling, waar de staat moreel
verantwoordelijk voor is, op deze manier niet tot stand komt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet. Zij
hebben de volgende vragen aan de Staatssecretaris.
De leden vragen de Staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen het gevoerde beleid rond
dit dossier. Staat hij hetzelfde in dit dossier als de vorige Staatssecretaris? En
zo niet, is hij van plan om het vorige kabinetsbesluit terug te draaien? Zo nee, waarom
niet?
Verder vragen deze leden de Staatssecretaris waarom de weduwen niet de Backpay kunnen
krijgen en of de Staatssecretaris de mening deelt dat het onrechtvaardig is dat deze
kleine groep weduwen nog steeds geen Backpay hebben gehad. Zo ja, welk bedrag zou
aan deze weduwen zijn uitgekeerd als het vorige kabinet het gewoon had uitgevoerd?
Daarnaast vragen genoemde leden of de Staatssecretaris bereid is om een gesprek aan
te gaan met het Indisch Platform 2.0 over de Backpay-regeling voor weduwen. Zo ja,
wil hij dit toezeggen? Gezien de hoogoplopende emoties door het vorige beleid, heeft
duidelijkheid voor de weduwen nu de eerste prioriteit.
Tot slot is in de antwoorden op de vragen over het bericht «Ministerie stopte acht
ton subsidie in verlieslijdend festival» aangegeven dat niet bekend is waar het getal
van 557 weduwen op gebaseerd is. Ook wordt aangegeven dat het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en de Sociale Verzekeringsbank (SVB), die belast was met de uitvoering
van de Backpay-regeling, niet beschikken over een bestand of archief op basis waarvan
zij kunnen vaststellen hoeveel zogeheten Backpay-weduwen er zijn of waren. Is de Staatssecretaris
bereid om te kijken naar mogelijkheden dit in kaart te brengen zodat hij kan vaststellen
hoeveel Backpay-weduwen er zijn of waren, bijvoorbeeld via een rondvraag onder de
Indische gemeenschap?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de brief van de Staatssecretaris over deze belangrijke
kwestie met interesse gelezen. Zij hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
Nu een nieuw kabinet is aangetreden, is dit wat de leden van de SP-fractie een goed
moment om eindelijk aan de slag te gaan met een rechtvaardige Backpay-regeling voor
weduwen. Velen van hen wachten al bijna tachtig jaar op gerechtigheid voor het niet
ontvangen salaris en pensioen van de mensen die in dienst waren van het Nederland-Indisch
Gouvernement.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd wat het huidige standpunt van de nieuw Staatssecretaris
is over een Backpay-regeling voor weduwen. De leden van de SP-fractie vragen of hij
kan aangeven of hij hierover al heeft gesproken binnen het kabinet. En tevens of hij
ook het gesprek is aangegaan met de Indische en Molukse gemeenschap over een rechtvaardige
regeling. Genoemde leden vragen op welke termijn en op welke manier de nieuwe Staatssecretaris
van plan is om deze breed gedeelde wens van de Kamer voor een rechtvaardige regeling
uit te voeren. Ook zijn de leden van de SP-fractie benieuwd naar wat de nieuwe Staatssecretaris
vindt van het eerdere onderzoek waaruit bleek dat een nieuwe regeling niet gemakkelijk
is, maar ook niet onmogelijk.
De leden van de SP-fractie zijn al jarenlang bezig met gerechtigheid voor deze groep.
Zij vragen dan ook hoe de nieuwe Staatssecretaris kijkt naar eerdere voorstellen die
zijn gedaan, zoals de motie-Dijk/Mohandis1 die verzoekt de regering om alsnog met een Backpay-regeling te komen voor weduwen
waarbij 15 augustus 2015 als peildatum wordt genomen. De leden van de SP-fractie vragen
de Staatssecretaris ook of hij op dezelfde manier kijkt naar de brief van het Indische
Platform 2.0 als de vorige Staatssecretaris.
II. Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd hoeveel weduwen en andere personen op dit
moment in aanmerking zouden komen voor de Backpay-regeling.
De Backpay-kwestie gaat over de ambtenaren en militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog
in dienst waren van het Nederlands-Indisch gouvernement en die tijdens de Japanse
bezetting van Nederlands-Indië/Indonesië geen of geen volledig salaris hebben ontvangen.
Over het aantal ambtenaren en militairen die toentertijd geen of geen volledig salaris
hebben ontvangen, zijn geen precieze en betrouwbare gegevens beschikbaar vanwege het
ontbreken van een eenduidige registratie van personen die in dienst waren van het
Nederlands-Indisch gouvernement.
In 2015 is een Backpay-regeling ingesteld voor de ambtenaren en militairen die op
15 augustus 2015, 70 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Azië, nog in
leven waren. Ongeveer 600 personen kwamen voor deze regeling in aanmerking.
Andersson Elffers Felix (AEF) heeft in 2021 onderzoek gedaan naar de haalbaarheid
en uitvoerbaarheid van een Backpay-regeling voor weduwen.2 Op basis van de 600 personen die een Backpay-uitkering hebben ontvangen en demografische
gegevens, heeft AEF een ruwe schatting gemaakt van het verwachte aantal nog levende
weduwen van reeds overleden ambtenaren en militairen. AEF schatte in dat in 2015 nog
ongeveer 1.700 weduwen in leven waren en dat dit aantal in 2021 met 2/3 was gedaald
naar ongeveer 570 personen. Hoeveel weduwen er nu nog in leven zijn is niet bekend.
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten, mocht het aantal bekend zijn, welk
bedrag daarmee gemoeid is per weduwe/persoon en wat het totale bedrag zal zijn.
De kosten van een regeling zijn afhankelijk van de omvang van de groep rechthebbenden,
de hoogte van de uitkering, de uitvoeringskosten en de afdracht aan de belastingdienst.
De Backpay-uitkering uit 2015 was een netto uitkering, de afdracht aan de belastingdienst
kwam voor rekening van het Ministerie van VWS.
De omvang van de doelgroep wordt met name bepaald door de keuze of de regeling bestemd
is voor de weduwen die op 15 augustus 2015 (peildatum Backpay-regeling 2015) nog in
leven waren of alleen bestemd is voor de weduwen die nu nog in leven zijn. AEF schat
dat op 15 augustus 2015 ongeveer 1.700 weduwen in leven waren en dat deze groep in
2021 met 2/3 was geslonken naar ongeveer 570 weduwen. Het is onbekend hoeveel weduwen
er nu nog in leven zijn.
De kosten van een regeling voor 1.700 rechthebbenden (op basis van de peildatum 15 augustus
2015) die een uitkering van € 25.000 ontvangen (dezelfde uitkering als bij de Backpay-regeling
uit 2015), schat AEF in op ongeveer € 57.000.000.3 Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
• 1.700 uitkeringen van € 25.000 per rechthebbende – € 42.500.000
• Afdracht aan de belastingdienst – € 10.000.000
• Uitvoeringskosten – € 4.350.000
Op basis van bovenstaande berekening van AEF worden de kosten voor een vergelijkbare
regeling voor 570 personen (peildatum 2021) geschat op ongeveer € 21 miljoen euro.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
• 570 uitkeringen van € 25.000 per rechthebbende – € 14.250.000
• Afdracht aan de Belastingdienst € 3.333.000
• Uitvoeringskosten € 3.250.000 (omdat de doelgroep kleiner is, worden de uitvoeringskosten
25% lager ingeschat)
Analoog aan het systeem voor de reguliere nabestaandenpensioenen kan gekozen worden
de uitkering voor weduwen lager vast te stellen dan de uitkering voor de primair rechthebbenden.
Ter illustratie: als gekozen wordt voor de peildatum 2021 (ongeveer 570 personen)
en een uitkering van € 12.500 per persoon, dan worden de totale kosten van een regeling
geschat op ongeveer € 12.000.000.
Bovenstaande bedragen zijn slechts een ruwe inschatting. De uitvoeringskosten kunnen
aanzienlijk hoger liggen dan door AEF is ingeschat omdat de loonkosten, van het personeel
dat ingezet moet worden om de regeling uit te voeren, de afgelopen jaren substantieel
zijn gestegen. Daarnaast is de uitvoering van een Backpay-regeling voor weduwen die
als peildatum 15 augustus 2015 hanteert, extra complex. De oorzaak hiervan is dat
een dergelijke regeling zich voor het grootste deel richt op de erfgenamen van de
op 15 augustus 2015 nog in leven zijnde weduwen. Vanwege de complexiteit van het erfrecht
zal een dergelijke regeling extra lastig uitvoerbaar zijn en extra mankracht met voldoende
kennis van de materie vergen. Het erfrecht maakt de uitvoering extra complex omdat
het zeer lastig kan zijn om vast te stellen wie er allemaal erfgenaam zijn van een
primair rechthebbende weduwe, zeker als de weduwe niet in Nederland woonde en buitenlands
erfrecht van toepassing is. Een actuele en reële inschatting van de uitvoeringskosten
kan pas gemaakt worden als er een uitvoeringstoets is uitgevoerd. Een uitvoeringstoets
kan pas worden uitgevoerd als er een concept regeling is opgesteld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
De leden van de GL-PvdA-fractie vragen de huidige Staatssecretaris hoe hij reflecteert
op de Backpay-regeling uit 2015 en of hij een verruiming van de regeling, bijvoorbeeld
door het loslaten van de peildatum van 15 augustus 2015, wenselijk acht.
Aangezien de Backpay-regeling uit 2015 is afgesloten, vraagt de GL-PvdA-fractie in
feite of ik het wenselijk acht een nieuwe Backpay-regeling in te stellen die ruimer
is dan de regeling uit 2015. Dit vraagt om een korte terugblik van de afgelopen jaren
om daarna mijn standpunt weer te geven. De Backpay-kwestie kent immers een lange geschiedenis
en er is over deze kwestie regelmatig met uw Kamer en met de Indische en Molukse gemeenschap
van gedachten gewisseld.
De Backpay-regeling is in 2015 tot stand gekomen onder verantwoordelijkheid van toenmalig
Staatssecretaris Van Rijn van VWS. De regeling is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen
in afstemming met organisaties en vertegenwoordigers uit de Indische en Molukse gemeenschappen.
Staatssecretaris Van Rijn constateerde dat een regeling die volledig rechtsherstel
zou bieden ten aanzien van de Indische-kwestie niet haalbaar was.4De Backpay-regeling was een eenmalige, finale, morele genoegdoening voor achterstallige
salarissen van militairen en ambtenaren in Nederlands-Indië/Indonesië, vanuit het
besef dat de zeer hoge leeftijd van de doelgroep een snelle en passende afronding
vereiste. Er is in 2015 daarom bewust gekozen de regeling alleen toegankelijk te maken
voor ambtenaren en militairen die op 15 augustus 2015 nog in leven waren. Zij waren
immers direct getroffen door de omstandigheid dat hun loon na de Tweede Wereldoorlog
niet alsnog (gedeeltelijk) werd uitbetaald. Daarnaast was een regeling die gericht
was op alle nabestaanden financieel niet haalbaar, op zijn minst extreem lastig uitvoerbaar
en wellicht in het geheel niet uitvoerbaar. Over de totstandkoming en inhoud van de
regeling is de Tweede Kamer toentertijd uitgebreid geïnformeerd.5
Uit de evaluatie van de Backpay-regeling uit 2015 is gebleken dat deze zorgvuldig
is uitgevoerd.6 Uit deze evaluatie blijkt echter ook dat het ongenoegen over het deels gebrekkige
Indische rechtsherstel met de Backpay-regeling niet is weggenomen. In de evaluatie
wordt ook geconstateerd dat de Indische organisaties niet weten hoe deze onvrede,
die bij een deel van de Indische en Molukse gemeenschappen leeft, kan worden weggenomen,
als dit überhaupt al mogelijk is.
Mijn ambtsvoorganger constateerde op basis van zorgvuldig onderzoek en gesprekken
met de Indische en Molukse gemeenschap dat de geschiedenis niet kan worden teruggedraaid
en dat een nieuwe financiële regeling die gericht is op individueel rechtsherstel,
zoals een Backpay-regeling voor weduwen, de onvrede die binnen een deel van de Indische
en Molukse gemeenschap leeft over de Backpay-kwestie en het deels gebrekkige rechtsherstel,
niet kan wegnemen.7 Daarnaast zou een nieuwe regeling op zijn minst zeer complex en afhankelijk van de
opzet van een dergelijke regeling, wellicht niet uitvoerbaar zijn.
De belangrijkste overwegingen van het vorige kabinet om geen Backpay-regeling voor
weduwen in te stellen waren:
• Via een nieuwe Backpay-regeling die zich beperkt tot alleen de weduwen is het niet
haalbaar te komen tot een vorm van rechtsherstel dat kan rekenen op breed draagvlak
binnen de Indische en Molukse gemeenschappen. Een dergelijke regeling voldoet immers
niet aan de wens van een deel van de gemeenschappen te komen tot een volledige Backpay-regeling,
een regeling waar alle nabestaanden aanspraak op kunnen maken.
• Het is niet haalbaar het ongenoegen over het deels gebrekkige Indisch rechtsherstel
weg te nemen met alleen een nieuwe Backpay-regeling. De kwestie van het Indische rechtsherstel
is immers breder dan alleen de Backpay. Het gaat bijvoorbeeld ook om de geleden materiële
oorlogsschade.
• Daar komt bij dat een individuele regeling verwachtingen schept die vaak niet waargemaakt
kunnen worden (bijvoorbeeld omdat iemand buiten de regeling valt), wat leidt tot verdere
frustratie en verdriet.
Dit alles overziend constateer ik dat de Backpay-regeling uit 2015 zorgvuldig en in
afstemming met de Indische en Molukse gemeenschappen tot stand is gekomen en tevens
zorgvuldig is uitgevoerd.
Daarnaast constateer ik dat de grondslag van de overwegingen van het vorige kabinet
niet gewijzigd is. Zoals ik op 24 oktober jongstleden tijdens het begrotingsdebat
heb aangegeven ga ik met vertegenwoordigers van de Indische en Molukse gemeenschappen,
zoals het Indisch Platform 2.0, in gesprek om te bekijken of er nieuwe feiten of ontwikkelingen
zijn die nopen tot herziening van het standpunt van het vorige kabinet. Het gesprek
met het Indisch Platform 2.0 vindt nog dit jaar plaats. Over de uitkomsten van deze
gesprekken zal ik uw Kamer in het eerste kwartaal van 2025 informeren.
De GL-PvdA-fractie vraagt tevens of ik het wenselijk acht om bij het eventueel instellen
van een nieuwe Backpay-regeling de peildatum van 15 augustus 2015 los te laten. Het
loslaten van deze peildatum zou betekenen dat de regeling bedoeld is voor alle ambtenaren
en militairen die ten tijde van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië/Indonesië
geen of geen volledig salaris hebben ontvangen en al hun erfgenamen. Aangezien waarschijnlijk
ook een deel van de oorspronkelijke erfgenamen inmiddels is overleden, zal het ook
gaan om de erfgenamen van de reeds overleden erfgenamen.
De exacte omvang van de groep ambtenaren en militairen die in de periode 1942–1945
in dienst was van het Nederlands-Indisch gouvernement en geen of geen volledig salaris
heeft ontvangen, is niet met zekerheid vast te stellen omdat er geen archief of bestand
bestaat waaruit dit valt op te maken. Het gaat in ieder geval om vele tienduizenden
personen. Aangezien een regeling zonder peildatum ook bestemd is voor alle erfgenamen
van de ambtenaren en militairen, bestaat de kans dat het aantal rechthebbenden van
een dergelijke Backpay-regeling, 80 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog,
bestaat uit enkele honderdduizenden personen. Het vaststellen van de erfgenamen zal
zeer complex zijn omdat het toepasselijke erfrecht bepaalt wie erfgenaam is. Het toepasselijke
erfrecht is afhankelijk van de nationaliteit van de overlevende en/of de plaats waar
hij is overleden. Het gaat waarschijnlijk niet alleen om Indonesisch en Nederlands
erfrecht, maar ook om het erfrecht uit de vele landen waar rechthebbenden na 1945
naar toe zijn geëmigreerd. Vanwege het ontbreken van een bestand of archief waaruit
op te maken valt wie tot de initiële groep ambtenaren en militairen behoort, wat hun
burgerlijke staat was, door de omvang van de doelgroep en de complexiteit van het
(internationale) erfrecht, is een dergelijke Backpay-regeling zonder peildatum vrijwel
onuitvoerbaar of geheel niet uitvoerbaar.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie willen graag weten of bij de afspraken over de Backpay-regeling
in 2015, ook de weduwen en weduwnaars betrokken waren.
De Backpay-regeling is tot stand gekomen in afstemming met organisaties en vertegenwoordigers
uit de Indische en Molukse gemeenschappen. Het Indisch Platform, een overlegorgaan
waar meerdere Indische en Molukse organisaties onderdeel van uitmaakten, was een van
de gesprekspartners. Of de weduwen en weduwnaars van reeds overleden ambtenaren en
militairen direct betrokken waren bij de gesprekken, kan ik niet achterhalen.
Verder vragen de leden van de NSC-fractie waarom er na de publicatie van het «Onderzoek
Backpay regeling weduwen» uit 2021 niet snel besloten is alsnog een regeling te treffen
voor de toen nog levende weduwen?
Na de publicatie van het onderzoek van AEF in 2021 naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid
van een Backpay-regeling voor weduwen8 heeft mijn ambtsvoorganger lang geworsteld met de vraag of het wenselijk en mogelijk
was een Backpay-regeling voor weduwen in te stellen. In zijn brief van 31 januari
2023 heeft hij uitgebreid toegelicht waarom het toenmalige kabinet besloten heeft
geen nieuwe Backpay-regeling in te stellen.9
De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat de onderzoekers van het AEF rapport
in 2021 inschatten dat de kosten van een Backpay-regeling voor weduwen € 42,5 miljoen
zouden bedragen, plus ongeveer € 10 miljoen aan afdrachten aan de Belastingdienst
en € 4,3 miljoen voor de uitvoering?
In hoofdstuk 6, op pagina 33 en 34 van het bovengenoemde onderzoek10 staat inderdaad dat een Backpay-regeling voor weduwen (met als peildatum 15 augustus
2015) ongeveer € 57 miljoen euro zou kosten. Uit de quickscan die de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) in 2022 heeft uitgevoerd naar de uitvoerbaarheid van een regeling, blijkt dat
de daadwerkelijke uitvoeringskosten pas kunnen worden ingeschat als duidelijk is wat
de exacte opzet en voorwaarden van een regeling zijn.11
De leden van de NSC-fractie willen weten wat de nieuwe Staatssecretaris ervan vindt
dat een belangrijke regeling, waar de staat moreel verantwoordelijk voor is, niet
tot stand komt omdat de uitvoering complex is.
Het vorige kabinet heeft om meerdere redenen besloten geen nieuwe Backpay-regeling
in te stellen. In de Kamerbrief van 31 januari 2023 is dit uitgebreid toegelicht.12 Geconstateerd werd dat in de afgelopen decennia met verschillende regelingen is getracht
te komen tot individueel rechtsherstel. Deze regelingen konden helaas niet de pijn
en het verdriet binnen alle delen van de Indische en Molukse gemeenschap wegnemen
over het deels gebrekkige rechtsherstel en de wijze waarop dit is verlopen – kil en
bureaucratisch. De centrale vraag was dan ook of een nieuwe regeling voor individueel
rechtsherstel deze pijn en dit verdriet verder kan verzachten en het beoogde rechtsherstel
kan bewerkstellingen. De conclusie was dat dat om verschillende redenen niet het geval
was. Ten eerste werd in de evaluatie over de Backpay-regeling 201513 geconstateerd dat de ondervraagde organisaties niet weten met welke vorm van tegemoetkoming
de onvrede over het deels gebrekkige rechtsherstel weggenomen zou kunnen worden en
of dit überhaupt mogelijk is. Verder neemt een regeling die zich tot een specifieke
groep beperkt (in dit geval de weduwen) de onvrede over de afhandeling van de Backpay-kwestie
en het Indisch rechtsherstel als geheel niet weg. Voorts wekt een individuele regeling
verwachtingen bij individuen die vaak niet waargemaakt kunnen worden, bijvoorbeeld
omdat ze buiten de regeling vallen of niet (meer) aannemelijk kunnen maken dat zij
in aanmerking komen voor de regeling. Dit leidt tot verdere frustratie en verdriet
in plaats van dat dit weggenomen wordt. Ik kom tot op heden niet tot een andere conclusie.
Zoals uit het AEF rapport en de quickscan van de SVB blijkt, is de mate van uitvoerbaarheid
van een regeling mede afhankelijk van de opzet van een regeling. Een nieuwe Backpay-regeling
is op zijn minst zeer complex uitvoerbaar en wellicht vrijwel onuitvoerbaar of geheel
niet uitvoerbaar. Overigens kan de daadwerkelijke uitvoerbaarheid pas definitief worden
vastgesteld na een uitvoeringstoets. Een dergelijke toets kan pas plaatsvinden als
de opzet en voorwaarden van een regeling duidelijk zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij aankijkt tegen het
gevoerde beleid rond dit dossier, of hij dezelfde mening is toegedaan als zijn voorganger,
of hij bereid is om het beleid van het vorige kabinet terug te draaien en zo nee,
waarom niet?
Ook vragen zij waarom de weduwen niet de Backpay kunnen krijgen en of de Staatssecretaris
de mening deelt dat het onrechtvaardig is dat deze kleine groep weduwen nog steeds
geen Backpay heeft ontvangen.
De Backpay-regeling uit 2015 is zorgvuldig en in afstemming met de Indische en Molukse
gemeenschappen tot stand gekomen en zorgvuldig uitgevoerd. Mijn ambtsvoorganger constateerde
voorts dat de geschiedenis niet kan worden teruggedraaid en dat een nieuwe financiële
regeling die gericht is op individueel rechtsherstel, zoals een Backpay-regeling voor
weduwen, de onvrede die binnen een deel van de Indische en Molukse gemeenschap leeft
over de Backpay-kwestie en het deels gebrekkige rechtsherstel, niet kan wegnemen.
Daarnaast zou een nieuwe regeling op zijn minst zeer complex en afhankelijk van de
opzet van een dergelijke regeling, vrijwel onuitvoerbaar of geheel niet uitvoerbaar
zijn. Dit alles overziend constateer ik dat de Backpay-regeling uit 2015 zorgvuldig
en in afstemming met de Indische en Molukse gemeenschappen tot stand is gekomen en
tevens zorgvuldig is uitgevoerd. Daarnaast constateer ik dat de grondslag van de overwegingen
van het vorige kabinet niet gewijzigd is. Zoals ik op 24 oktober jongstleden tijdens
het begrotingsdebat heb aangegeven sta ik open om met vertegenwoordigers van de Indische
en Molukse gemeenschappen, zoals het Indisch Platform 2.0, in gesprek te gaan om te
bekijken of er nieuwe feiten of ontwikkelingen zijn die nopen tot herziening van het
standpunt van het vorige kabinet. Deze gesprekken zullen binnen korte termijn plaatsvinden.
Over de uitkomsten van deze gesprekken zal ik uw Kamer in het eerste kwartaal van
2025 informeren.
De leden van de BBB-fractie vragen welk bedrag aan de weduwen zou zijn uitgekeerd
als het vorige kabinet een Backpay-regeling voor hen had ingevoerd.
Er zijn verschillende mogelijkheden om een bedrag vast te stellen. Zo kan worden gekozen
om dezelfde uitkering te verstrekken als bij de Backpay-regeling uit 2015, eventueel
vermeerderd met een inflatiecorrectie. In het AEF-rapport14 wordt nog als optie aangegeven om, net als bij de NS-herstelbetalingsregeling voor
slachtoffers van de Holocaust, weduwen de helft van de uitkering toe te kennen dan
waar nog levende slachtoffers aanspraak op kunnen maken.
De leden van de BBB-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om een gesprek
aan te gaan met het Indisch Platform 2.0 over de Backpay-regeling voor weduwen.
Zoals ik op 24 oktober jongstleden tijdens het begrotingsdebat heb aangegeven, sta
ik open om met het Indisch Platform 2.0 en andere vertegenwoordigers van de Indische
en Molukse gemeenschappen, in gesprek te gaan over de Backpay-kwestie. Het gesprek
met het Indisch Platform 2.0 vindt nog dit jaar plaats. De agenda van dit overleg
zal in samenspraak met het Indisch Platform 2.0 worden vastgesteld.
De leden van de BBB-fractie vragen tot slot of de Staatssecretaris bereid is om te
kijken naar mogelijkheden om in kaart te brengen hoeveel Backpay-weduwen er nog zijn
of waren, bijvoorbeeld via een rondvraag onder de Indische gemeenschap?
AEF heeft in 2021 onderzoek gedaan naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een
Backpay-regeling voor weduwen.15 Op basis van demografische gegevens heeft AEF een ruwe schatting gemaakt van het
verwachte aantal nog levende weduwen van reeds overleden ambtenaren en militairen.
AEF schatte in dat in 2015 nog ongeveer 1.700 weduwen in leven waren en dat dit aantal
in 2021 met 2/3 was gedaald tot ongeveer 570 personen. Hoeveel weduwen er nu nog in
leven zijn is niet bekend. Omdat Indische en Molukse organisaties geen volledig overzicht
hebben van het aantal nog levende weduwen, heeft een rondvraag binnen de gemeenschap
mijns inziens geen toegevoegde waarde.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd wat het huidige standpunt is van de nieuwe
Staatssecretaris over een Backpay-regeling voor weduwen en of de Staatssecretaris
van plan is om de breed gedeelde wens van de Kamer voor een rechtvaardige regeling
uit te voeren.
De Backpay-regeling uit 2015 is zorgvuldig en in afstemming met de Indische en Molukse
gemeenschappen tot stand gekomen en zorgvuldig uitgevoerd. Mijn ambtsvoorganger constateerde
op basis van zorgvuldig onderzoek en gesprekken met de Indische en Molukse gemeenschap,
dat de geschiedenis niet kan worden teruggedraaid en dat een nieuwe financiële regeling
die gericht is op individueel rechtsherstel, zoals een Backpay-regeling voor weduwen,
de onvrede die binnen een deel van de Indische en Molukse gemeenschap leeft over de
Backpay-kwestie en het deels gebrekkige rechtsherstel, niet kan wegnemen. Daarnaast
zou een nieuwe regeling op zijn minst zeer complex en afhankelijk van de opzet van
een dergelijke regeling, vrijwel onuitvoerbaar of geheel niet uitvoerbaar zijn.
Dit alles overziend constateer ik dat de grondslag van de overwegingen van het vorige
kabinet niet gewijzigd is. Zoals ik op 24 oktober jongstleden tijdens het begrotingsdebat
heb aangegeven sta ik open om met vertegenwoordigers van de Indische en Molukse gemeenschappen
in gesprek te gaan om te bekijken of er nieuwe feiten of ontwikkelingen zijn die nopen
tot herziening van het standpunt van het vorige kabinet. Deze gesprekken zullen binnen
korte termijn plaatsvinden. Over de uitkomsten van deze gesprekken zal ik uw Kamer
in het eerste kwartaal van 2025 informeren.
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of hij, over
het wel of niet instellen van een Backpay-regeling voor weduwen, overleg heeft gehad
binnen het kabinet.
Datgene wat binnen het kabinet wordt besproken, is vertrouwelijk.
De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris over het instellen van een
Backpay-regeling voor weduwen in gesprek is gegaan met de Indische en Molukse gemeenschap.
In de afgelopen jaren is door mijn ambtsvoorgangers bij hun besluitvorming regelmatig
met verschillende organisaties en betrokkenen over de Backpay-regeling van gedachten
gewisseld. Zoals ik op 24 oktober jongstleden tijdens het begrotingsdebat heb aangegeven,
zal ik op korte termijn in gesprek gaan met vertegenwoordigers van de Indische en
Molukse gemeenschappen om te bekijken of er nieuwe feiten of ontwikkelingen zijn die
nopen tot herziening van het standpunt van het vorige kabinet.
De leden van de SP-fractie vragen wat de Staatssecretaris vindt van het eerdere onderzoek
naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van een Backpay-regeling voor weduwen, waaruit
bleek dat een nieuwe regeling niet gemakkelijk is, maar ook niet onmogelijk.
De conclusie van het onderzoek van AEF naar de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van
een Backpay-regeling voor weduwen was dat de uitvoering van een dergelijke regeling
zeer complex zou zijn.16 Deze conclusie is bevestigd door de quickscan die de SVB in 2022 heeft uitgevoerd
naar de uitvoerbaarheid van een regeling.17 De daadwerkelijke uitvoerbaarheid van een regeling kan overigens definitief worden
vastgesteld na een uitvoeringstoets. Een dergelijke toets kan pas plaatsvinden als
de opzet en voorwaarden van een regeling duidelijk zijn.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de nieuwe Staatssecretaris aankijkt naar eerdere
voorstellen die zijn gedaan om een nieuwe Backpay-regeling in te voeren, zoals de
motie-Dijk/Mohandis die verzoekt om een Backpay-regeling voor weduwen in te stellen
met als peildatum 15 augustus 2015.
In de afgelopen periode zijn verschillende voorstellen gedaan voor een nieuwe Backpay-regeling.
Sommige voorstellen, zoals de motie Dijk/Mohandis, pleiten voor een Backpay-regeling
voor weduwen. Andere voorstellen zijn gericht op alle nabestaanden van ambtenaren
en militairen die tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië/Indonesië, geen
of geen volledig salaris hebben ontvangen. Zoals mijn ambtsvoorganger heeft aangegeven,
geldt voor al deze voorstellen dezelfde argumentatie: geen enkele regeling kan de
onvrede wegnemen die binnen een deel van de Indische en Molukse gemeenschap leeft
over de Backpay-kwestie en het Indische rechtsherstel. Daarnaast geldt voor deze voorstellen
ook de conclusie uit het rapport van AEF dat de uitvoering zeer complex is.
De motie Dijk/Mohandis richt zich op weduwen die op 15 augustus 2015 nog in leven
waren. AEF schatte in dat er toen nog ongeveer 1.700 weduwen in leven waren en dat
deze groep in 2021 waarschijnlijk was gedaald naar ongeveer 570 personen. De motie
richt zich derhalve met name op erfgenamen van de weduwen. In de Backpay-regeling
uit 2015 was immers opgenomen dat als de belanghebbende op of na 15 augustus 2015
was overleden, diens erfgenamen recht hebben op de Backpay-uitkering.
De uitvoering van een regeling die zich met name richt op erfgenamen is extra complex
vanwege het erfrecht en de omvang van de groep begunstigden. Van iedere overleden
weduwe moeten immers alle erfgenamen in kaart worden gebracht. De uitvoeringskosten
van een dergelijke regeling zullen wellicht niet in verhouding staan tot de hoogte
van de uitkeringen die begunstigden zullen ontvangen. Dit kan het gevoel van onrechtvaardigheid
vergroten en het draagvlak voor de regeling verlagen.
Of een regeling zoals omschreven in de motie Dijk/Mohandis uitvoerbaar is, kan alleen
via een uitvoeringstoets worden vastgesteld. In de quickscan die de SVB in 2022 heeft
uitgevoerd, heeft de SVB de randvoorwaarden geschetst waaraan een Backpay-regeling
voor weduwen moet voldoen wil deze uitvoerbaar zijn.18 In deze quickscan worden daarnaast een aantal factoren genoemd die de uitvoerbaarheid
van de regeling bemoeilijken of zelfs kunnen belemmeren en die bij een uitvoeringstoets
betrokken moeten worden. Eén van de randvoorwaarden is dat de regeling eenvoudig uitvoerbaar
moet zijn. Een regeling die zich met name richt op erfgenamen van weduwen, zoals het
voorstel dat is vastgelegd in de motie Dijk/Mohandis, maakt de uitvoering extra complex.
Een andere randvoorwaarde die in de quickscan is genoemd is dat er voldoende gekwalificeerd
en gedegen opgeleide medewerkers beschikbaar zijn die zelfstandig bron- en archiefonderzoek
kunnen doen. Deze kennis was ten tijde van de uitvoering van de Backpay-regeling in
2015 bij de uitvoeringsorganisatie SVB in huis of werd daartoe ingehuurd. Deze kennis
zal nu, tien jaar later, opnieuw moeten worden opgebouwd. Dit betekent dat personeel
daartoe zal moeten worden ingehuurd en moet worden opgeleid.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de Staatssecretaris op dezelfde manier
kijkt naar de brief van het Indische Platform 2.0 als de vorige Staatssecretaris.
Alles overziend constateer ik dat de grondslag van de overwegingen van mijn ambtsvoorganger
niet gewijzigd is. Ik kom tot op heden niet tot andere inzichten of conclusies. Derhalve
kan ik bevestigen dat ik tot op heden op een vergelijkbare manier als mijn ambtsvoorganger
aankijk tegen de onderwerpen die in de genoemde brief staan vermeld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.