Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 655 Wijziging van de Wet luchtvaart en van de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1) in verband met de verankering van de Maatschappelijke Raad Schiphol en de versterking van de commissies regionaal overleg van overige burgerluchthavens van nationale betekenis
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de Maatschappelijke
Raad Schiphol in de Wet luchtvaart te verankeren en enkele wijzigingen aan te brengen
ter versterking van de commissies regionaal overleg van overige burgerluchthavens
van nationale betekenis;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8.23a wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste zin van het eerste lid komt te luiden: Bij regeling van Onze Minister van
Infrastructuur en Waterstaat kan worden bepaald dat bij wijze van experiment wordt
afgeweken van krachtens artikel 8.15 gestelde voorschriften, mits de Maatschappelijke
Raad Schiphol, bedoeld in artikel 8.34, of een ander bij ministeriële regeling aan
te wijzen regionaal orgaan, bij advies, waarvoor vaststelling bij unanimiteit niet
is vereist, heeft aangegeven dat het experiment een gunstig effect kan hebben op de
hinderbeleving.
2. In het vijfde en zevende lid wordt «Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen
door «Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
3. In het zevende lid wordt na «Staten-Generaal» ingevoegd «en de Maatschappelijke Raad
Schiphol».
4. Het achtste lid en negende lid komen te luiden:
8. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder vastgesteld
dan nadat het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Maatschappelijke Raad Schiphol,
over het ontwerp overleg heeft plaatsgevonden met de exploitant van de luchthaven,
de verlener van luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de
luchthaven gebruik maken, en het samenwerkingsverband van gemeenten en provincies
in de Schipholregio, en het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een
ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking
is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat te brengen.
9. De Maatschappelijke Raad Schiphol, bedoeld in artikel 8.34, dan wel een ander bij
ministeriële regeling aan te wijzen orgaan, de exploitant van de luchthaven, de verlener
van luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de luchthaven
gebruik maken of het samenwerkingsverband van gemeenten en provincies in de Schipholregio
kunnen Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzoeken om een ministeriële
regeling als bedoeld in het eerste lid vast te stellen. Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat overweegt het verzoek en deelt uiterlijk zes weken na ontvangst van
het verzoek met redenen omkleed aan de indiener van het verzoek, de in de eerste volzin
genoemde organisaties en de Tweede Kamer der Staten-Generaal mee of een regeling zal
worden voorbereid.
B
Afdeling 8.7 komt te luiden:
AFDELING 8.7. MAATSCHAPPELIJKE RAAD SCHIPHOL
Artikel 8.34
1. Er is een Maatschappelijk Raad Schiphol.
2. De Maatschappelijk Raad Schiphol heeft tot taak:
a. het kanaliseren van maatschappelijke perspectieven die bijdragen aan de verbetering
van de leefomgevingskwaliteit rond Schiphol;
b. het uitbrengen van gebundelde weergaven van de visies en standpunten van betrokken
belanghebbenden over die maatschappelijke perspectieven;
c. het leveren van maatschappelijke inbreng in concrete hindermitigatieprojecten;
d. het bijdragen aan een transparante, onafhankelijke en duidelijke informatievoorziening
over de leefomgevingskwaliteit rondom Schiphol;
e. het uitbrengen van het advies bedoeld in artikel 8.23a, eerste lid;
f. het uitbrengen van het advies bedoeld in artikel 8.17a, tweede lid.
Artikel 8.35
1. De Maatschappelijk Raad Schiphol heeft een onafhankelijke voorzitter en heeft als
leden:
a. maximaal tien vertegenwoordigers van bewoners;
b. maximaal vijf vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties van wie de belangen
of achterban direct of indirect geraakt kunnen worden door de uitvoering van de taken
bedoeld in artikel 8.34, tweede lid;
c. maximaal zes experts vanuit wetenschappelijke disciplines op het gebied van natuur,
milieu, gezondheid, economie, mobiliteit, participatie of luchtvaart.
2. De voorzitter kan in afstemming met de leden personen, organisaties of belanghebbenden
uit de samenleving uitnodigen deel te nemen aan of inbreng te leveren voor de advisering,
vergaderingen en bijeenkomsten van de Maatschappelijke Raad Schiphol.
3. De voorzitter stelt Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat in kennis van
de visies en standpunten, bedoeld in artikel 8.34, tweede lid, onder b.
4. De voorzitter draagt zorg voor de openbaarmaking van verzoeken om advies van de Maatschappelijke
Raad Schiphol, door de Maatschappelijke Raad Schiphol uitgebrachte adviezen, visies
en standpunten en het standpunt van de Onze Minister bedoeld in artikel 8.36, derde
lid.
Artikel 8.36
1. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan nadere regels stellen over de
taken en de samenstelling van de Maatschappelijke Raad Schiphol.
2. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat draagt zorg voor een goede informatievoorziening
aan de Maatschappelijke Raad Schiphol ten behoeve van de uitvoering van haar taken,
bedoeld in artikel 8.34, tweede lid.
3. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt de Maatschappelijke Raad Schiphol
binnen acht weken na ontvangst in kennis van zijn standpunt over de visies en standpunten,
bedoeld in artikel 8.34, tweede lid, onder b.
Artikel 8.37
1. De voorzitter van de Maatschappelijke Raad Schiphol wordt door Onze Minister van
Infrastructuur en Waterstaat na overleg met de vertegenwoordigers, bedoeld in artikel
8.35, eerste lid, onder a en b, benoemd, geschorst en ontslagen.
2. Elk ander lid wordt benoemd, geschorst en ontslagen door de voorzitter van de Maatschappelijke
Raad Schiphol.
3. De benoemingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschieden voor een termijn
van maximaal vier jaar. Herbenoeming kan eenmaal voor een termijn van vier jaar plaatsvinden.
4. De Maatschappelijke Raad Schiphol kan worden ontbonden bij besluit van Onze Minister.
Onze Minister kan nadere regels stellen over deze ontbinding.
Artikel 8.38
1. De Maatschappelijke Raad Schiphol stelt een bestuursreglement vast dat in ieder geval
nadere regels bevat over de voordracht voor benoeming, de schorsing en het ontslag
van de leden. Het bestuursreglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat.
2. De Maatschappelijke Raad Schiphol stelt een bewonersreglement vast dat nadere regels
bevat over de voordracht voor benoeming, de schorsing en het ontslag van de leden,
bedoeld in artikel 8.35, eerste lid, onder a.
Artikel 8.39
1. De Maatschappelijk Raad Schiphol heeft een ondersteunend bureau onder leiding van
een secretaris ten behoeve van de uitvoering van zijn taken en daarvoor benodigde
werkzaamheden.
2. De Maatschappelijke Raad Schiphol stelt jaarlijks voor 1 april een verslag over haar
werkzaamheden in het voorgaande kalenderjaar vast. Uiterlijk vier jaar na het tijdstip
van inwerkingtreding van deze wet en vervolgens ten minste elk vierde jaar, stelt
de Maatschappelijke Raad Schiphol een evaluatieverslag vast waarin zij aandacht besteedt
aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van haar taakvervulling. Het jaarverslag
en het evaluatieverslag worden aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aangeboden
en op internet gepubliceerd.
Artikel 8.40
1. Indien Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat het redelijkerwijs nodig acht
voor de uitoefening van zijn taak, geeft de Maatschappelijke Raad Schiphol hem op
zijn verzoek inzage in gegevens en bescheiden.
2. De bescheiden van de Maatschappelijke Raad Schiphol worden na beëindiging van de
werkzaamheden van de Maatschappelijke Raad Schiphol gearchiveerd bij het Ministerie
van Infrastructuur en Waterstaat.
C
Artikel 8.75 van de Wet luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Infrastructuur en Milieu» vervangen door
«Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de onderdelen a en b wordt «waarin het beperkingengebied geheel of gedeeltelijk
is gelegen» vervangen door «waarin de geluidcontour van 48 dB(A) Lden geheel of gedeeltelijk is gelegen».
b. In onderdeel d vervalt «en».
c. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een komma worden
twee onderdelen toegevoegd, luidende:
f. de gebruikers van de luchthaven, en
g. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.
3. In het derde lid vervalt «gebruikersorganisaties of».
ARTIKEL II
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
in de praktijk van artikel I van deze wet.
ARTIKEL III
1. Voor de leden en de voorzitter van de Maatschappelijke Raad Schiphol die zijn benoemd
op grond van de Regeling transitie CROS-MRS, geldt de datum van benoeming als datum
voor de toepassing van artikel 8.37, derde lid, van de Wet luchtvaart.
2. Artikel 8.75, tweede lid, onderdeel b, van de Wet luchtvaart zoals dat luidde onmiddellijk
voorafgaand aan het tijdstip waarop artikel I, onderdeel C, van deze wet in werking
treedt, blijft van toepassing op gemeenten die reeds voor inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel C, van deze wet deel uit maken van een commissie regionaal overleg van
de luchthaven Lelystad.
ARTIKEL IV
Indien de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met
de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol
en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1) eerder in werking is getreden dan deze wet, wordt de Wet luchtvaart als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 8.17, 8.17a, 8.17b en 8.23a worden als volgt gewijzigd:
1. In de artikelen 8.17a, tweede en derde lid, 8.17b, eerste lid, en artikel 8.23a,
zevende lid, wordt «Omgevingsraad Schiphol» vervangen door «Maatschappelijke Raad
Schiphol».
2. In de artikelen 8.17, vijfde lid, onder c, 8.17a, derde en vierde lid, 8.17b, eerste
lid, 8.23, eerste en derde lid, en 8.23a, vijfde lid, wordt «Minister van Infrastructuur
en Milieu» vervangen door Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
B
Artikel 8.23a wordt als volgt gewijzigd:
1. De eerste zin van het eerste lid komt te luiden:
Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan worden bepaald
dat bij wijze van experiment wordt afgeweken van krachtens artikel 8.15 gestelde voorschriften,
mits de Maatschappelijke Raad Schiphol, bedoeld in artikel 8.34, of een ander bij
ministeriële regeling aan te wijzen regionaal orgaan, bij advies, waarvoor vaststelling
bij unanimiteit niet is vereist, heeft aangegeven dat het experiment een gunstig effect
kan hebben op de hinderbeleving.
2. Het zevende en achtste lid komen te luiden:
7. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat zendt voldoende tijdig voor het einde
van de werkingsduur van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, aan
de Staten-Generaal en de Maatschappelijke Raad Schiphol een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de
voortzetting ervan anders dan als experiment. Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat bericht de beide kamers der Staten-Generaal bij vaststelling van deze ministeriële
regeling wanneer en over de wijze waarop hij verslag zal doen.
8. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder vastgesteld
dan nadat het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Maatschappelijke Raad Schiphol,
over het ontwerp overleg heeft plaatsgevonden met de exploitant van de luchthaven,
de verlener van luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de
luchthaven gebruik maken, en het samenwerkingsverband van gemeenten en provincies
in de Schipholregio, het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder
de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is
geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat te brengen.
3. Na het achtste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. De Maatschappelijke Raad Schiphol, bedoeld in artikel 8.34, dan wel een ander bij
ministeriële regeling aan te wijzen orgaan, de exploitant van de luchthaven, de verlener
van luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de luchthaven
gebruik maken, of het samenwerkingsverband van gemeenten en provincies in de Schipholregio
kunnen Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzoeken om een ministeriële
regeling als bedoeld in het eerste lid vast te stellen. Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat overweegt het verzoek en deelt uiterlijk zes weken na ontvangst van
het verzoek met redenen omkleed aan de indiener van het verzoek, de in de eerste volzin
genoemde organisaties en de Tweede Kamer der Staten-Generaal mee of een regeling zal
worden voorbereid.
ARTIKEL V
Indien de Wet van 9 maart 2016 tot wijziging van de Wet luchtvaart in verband met
de invoering van een nieuw normen- en handhavingstelsel voor de luchthaven Schiphol
en enige andere wijzigingen (Stb. 2016, 119-n1) later in werking treedt dan deze wet, wordt die wet als volgt gewijzigd:
1. In artikel I, onderdeel F wordt in de artikelen 8.17a, tweede en derde lid, en 8.17b,
eerste lid, «Omgevingsraad Schiphol» vervangen door «Maatschappelijke Raad Schiphol».
2. In artikel I, onderdeel J, onder 1, komt de eerste zin van het eerste lid van artikel
8.23a te luiden: Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan
worden bepaald dat bij wijze van experiment wordt afgeweken van krachtens artikel
8.15 gestelde voorschriften, mits de Maatschappelijke Raad Schiphol, bedoeld in artikel
8.34, of een ander bij ministeriële regeling aan te wijzen regionaal orgaan, bij advies,
waarvoor vaststelling bij unanimiteit niet is vereist, heeft aangegeven dat het experiment
een gunstig effect kan hebben op de hinderbeleving.
3. Artikel I, onderdeel J, onderdelen 2 tot en met 5, worden als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel 2, wordt in artikel 8.23a, vijfde lid, «Minister van Infrastructuur
en Milieu» vervangen door «Minister van Infrastructuur en Waterstaat».
b. De onderdelen 4 en 5 vervallen en onderdeel 3 komt te luiden:
c. Het zevende tot en met negende lid komen te luiden:
7. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat zendt voldoende tijdig voor het einde
van de werkingsduur van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid aan
de Staten-Generaal en de Maatschappelijke Raad Schiphol een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de
voortzetting ervan anders dan als experiment. Onze Minister van Infrastructuur en
Milieu bericht de beide kamers der Staten-Generaal bij vaststelling van deze ministeriële
regeling wanneer en over de wijze waarop hij verslag zal doen.
8. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt niet eerder vastgesteld
dan nadat het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Maatschappelijke Raad Schiphol,
over het ontwerp overleg heeft plaatsgevonden met de exploitant van de luchthaven,
de verlener van luchtverkeersdiensten en luchtvaartmaatschappijen die geregeld van
de luchthaven gebruik maken, en het samenwerkingsverband van gemeenten en provincies
in de Schipholregio, het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder
de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is
geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Infrastructuur en
Waterstaat te brengen.
9. De Maatschappelijke Raad Schiphol, bedoeld in artikel 8.34, dan wel een ander bij
ministeriële regeling aan te wijzen orgaan, de exploitant van de luchthaven, de verlener
van luchtverkeersdiensten, luchtvaartmaatschappijen die geregeld van de luchthaven
gebruik maken, of het samenwerkingsverband van gemeenten en provincies in de Schipholregio
kunnen Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat verzoeken om een ministeriële
regeling als bedoeld in het eerste lid vast te stellen. Onze Minister van Infrastructuur
en Waterstaat overweegt het verzoek en deelt uiterlijk zes weken na ontvangst van
het verzoek met redenen omkleed aan de indiener van het verzoek, de in de eerste volzin
genoemde organisaties en de Tweede Kamer der Staten-Generaal mee of een regeling zal
worden voorbereid.
4. In artikel I, onderdeel P, onder 3 wordt «Omgevingsraad Schiphol» vervangen door
«Maatschappelijke Raad Schiphol.
ARTIKEL VI
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.