Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport : Advies Afdeling Raad van State en nader rapport
36 654 Beveiligingsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Oslo, 7 november 2023
                  B/ Nr. 2
                   ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
            
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
                  d.d. 7 februari 2024 en het nader rapport d.d. 4 november 2024, aangeboden aan de
                  Koning door de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Ministers van Binnenlandse
                  Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie. Het advies van de Afdeling advisering
                  van de Raad van State is cursief afgedrukt.
               
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 21 december 2023, no. 2023003024,
                  machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake
                  het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd
                  7 februari 2024, nr. W02.23.00382/II, bied ik U hierbij aan.
               
De tekst van het advies treft U hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 21 december 2023, no.2023003024, heeft Uwe Majesteit, op voordracht
                     van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
                     en Koninkrijksrelaties en de Minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van
                     de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het beveiligingsverdrag tussen
                     het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Noorwegen inzake de uitwisseling
                     en wederzijdse beveiliging van gerubriceerde gegevens; Oslo, 7 november 2023 (Trb. 2023, 132), met toelichtende nota.
Het verdrag heeft tot doel ervoor te zorgen dat Nederland en Noorwegen op een veilige
                     manier gevoelige gegevens kunnen uitwisselen. Het voorziet daartoe in regelingen voor
                     beveiliging en onderlinge samenwerking, waaronder op het terrein van veiligheidsmachtigingen.
                     De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) is samen met de Noorse beveiligingsautoriteit
                     verantwoordelijk voor de implementatie van en het toezicht op het verdrag. In de toelichting
                     wordt echter niet ingegaan op de relevante nationale regelgeving.
De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert in de nota van toelichting
                     te beschrijven hoe het verdrag zich verhoudt tot de procedure voor de samenwerking
                     tussen de AIVD met buitenlandse diensten in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
                     2017. Ook adviseert de Afdeling te verduidelijken wat de betekenis is van het verdrag
                     voor de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken. In verband hiermee is aanpassing
                     wenselijk van de toelichting.
1. Inhoud en achtergrond van het verdrag
               
Het verdrag heeft ten doel de beveiliging van nationale gerubriceerde gegevens die
                     worden uitgewisseld tussen Nederland en Noorwegen te waarborgen.1 Die beveiliging is geboden omdat nationale belangen kunnen worden geschaad als gerubriceerde
                     informatie in verkeerde handen valt.2 Het verdrag regelt dat de informatie die onderling wordt uitgewisseld in beide landen
                     een vergelijkbaar niveau van beveiliging krijgt.3 In het verdrag zijn de veiligheidsprocedures en regelingen voor de beveiliging vastgelegd.4
                     
De uitwisseling kan plaatsvinden tussen overheden onderling, of tussen overheid en
                     bedrijfsleven, wanneer de overheid een gerubriceerde opdracht verleent aan een bedrijf
                     in het andere land.5 De toelichtende nota somt de bepalingen in het verdrag op die effect hebben op de
                     positie van bedrijven en personen en die daarmee eenieder verbindend zijn.6
                     
Nederland en Noorwegen wijzen bevoegde beveiligingsautoriteiten aan die verantwoordelijk
                     zijn voor de implementatie van en het toezicht op het verdrag. Namens Nederland is
                     dat de AIVD.7 De samenwerking tussen de AIVD en de Noorse beveiligingsautoriteit wordt in het verdrag
                     nader uitgewerkt, met name op het terrein van de afgifte van veiligheidsmachtigingen
                     voor personen of bedrijfslocaties.8
                     
Het verdrag geldt alleen voor het Europese en het Caribische deel van Nederland.9
                     
2. Samenwerking tussen inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Wiv 2017
               
Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) zijn
                     de AIVD en de MIVD bevoegd samenwerkingsrelaties aan te gaan met daarvoor in aanmerking
                     komende inlichtingen- en veiligheidsdiensten van andere landen. Voorafgaand aan het
                     aangaan van een samenwerkingsrelatie wegen de AIVD en de MIVD af of dit verantwoord
                     is en wat de aard van de beoogde samenwerking kan zijn.
Bij deze weging speelt onder meer een rol of het betreffende land rechtsstatelijk
                     is georiënteerd, mensenrechten naleeft en de collega-dienst democratisch is ingebed.10 Dit is onder meer van belang met het oog op de uitwisseling van persoonsgegevens
                     en de inbreuk die daarbij kan worden gemaakt op de grondrechten van personen. De diensten
                     leggen in een zogenoemde wegingsnotitie vast welke samenwerkingsvormen al dan niet
                     zijn toegestaan. Deze notities worden geregeld geactualiseerd en de uitkomst daarvan
                     zijn staatsgeheim.11
                     
Het verdrag regelt onder meer dat de AIVD en de Noorse beveiligingsautoriteit elkaar
                     in het kader van de uitvoering van het verdrag kunnen raadplegen, elkaar kunnen bezoeken
                     en elkaar bijstand kunnen verlenen bij de afgifte van veiligheidsmachtigingen.12 De toelichtende nota spreekt van nauwe banden tussen Nederland en Noorwegen en noemt
                     de verstrekking van persoonsgegevens bij de veiligheidsmachtigingen als voorbeeld
                     van de samenwerking.13
                     
De samenwerking tussen de AIVD en de Noorse beveiligingsautoriteit heeft daarmee kenmerken
                     van een samenwerkingsrelatie in de zin van de Wiv 2017. In de nota van toelichting
                     komt echter niet tot uitdrukking wat de betekenis en reikwijdte is van deze relatie.
                     Zo wordt niet duidelijk welk effect een (geactualiseerde) wegingsnotitie kan hebben
                     op de mate van samenwerking die in het kader van dit verdrag plaatsvindt met de Noorse
                     beveiligingsautoriteit.
De Afdeling adviseert in de nota in te gaan op de verhouding tussen het verdrag en
                     de nationale regeling voor de samenwerking van de AIVD met buitenlandse diensten in
                     de Wiv 2017.
Aan de opmerking van de Raad van State is gevolg gegeven door in de toelichtende nota
                  een nadere toelichting te geven op artikel 7 van het verdrag door aan te geven dat
                  het verstrekken van de informatie – en meer in het algemeen enige vorm van samenwerking
                  zoals bedoeld in artikel 7, uitsluitend gebeurt in overeenstemming met de nationale
                  wet- en regelgeving. De relevante nationale wet- en regelgeving ten behoeve van het
                  afgeven van veiligheidsmachtigingen voor personen in Nederland betreft de Wet op inlichtingen-
                  en veiligheidsdiensten 2017 (Wiv 2017) en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). De
                  samenwerking met Noorwegen is te allen tijde onderworpen aan de relevante nationale
                  wet- en regelgeving en de nadere voorwaarden die daarin aan dergelijke samenwerkingen
                  zijn gesteld.
               
3. Uitwisseling van persoonsgegevens en de Wvo
               
De uitwisseling van persoonsgegevens tussen de AIVD en de Noorse beveiligingsautoriteit
                     ziet op de afgifte van veiligheidsmachtigingen voor personen. Met een veiligheidsmachtiging
                     kan een persoon toestemming krijgen voor de toegang tot en omgang met gerubriceerde
                     gegevens. Een veiligheidsmachtiging is een randvoorwaarde voor een goede (wederzijdse)
                     beveiliging van gegevens.14
                     
Het verdrag bevat bepalingen voor het wederzijds erkennen van deze machtigingen en
                     het onderling bevestigen van afgegeven machtigingen. Het vermeldt ook dat beveiligingsautoriteiten
                     elkaar, op verzoek en in overeenstemming met hun nationale wet- en regelgeving, bijstand
                     verlenen bij het uitvoeren van de procedure in verband met de afgifte van veiligheidsmachtigingen.15 Het gaat hier onder meer om het verstrekken van informatie over personen indien deze
                     personen gedurende een deel van de onderzoeksperiode in hun land verblijf hebben gehad.16
                     
In Nederlandse regelgeving wordt een veiligheidsmachtiging personeel aangeduid als
                     een verklaring van geen bezwaar (VGB). De afgifte van een VGB vindt plaats op grond
                     van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). De AIVD en de Militaire Inlichtingen- en
                     Veiligheidsdiensten (MIVD) verrichten op basis van de Wvo een veiligheidsonderzoek
                     naar personen die een vertrouwensfunctie (gaan) uitoefenen.
Een vertrouwensfunctie is een functie die de mogelijkheid biedt de nationale veiligheid
                     te schaden, bijvoorbeeld omdat met gerubriceerde informatie wordt gewerkt.17 Een VGB wordt geweigerd als er onvoldoende waarborgen zijn dat de betrokkene de vertrouwensfunctie
                     getrouwelijk zal vervullen of als het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens heeft
                     opgeleverd om daarover een oordeel te geven.18
                     
Er kan sprake zijn van onvoldoende gegevens indien de betrokkene tijdens de beoordelingsperiode
                     buiten Nederlands heeft verbleven. Daarbij wordt onder meer rekening gehouden met
                     het al dan niet bestaan van een samenwerkingsrelatie tussen de AIVD dan wel de MIVD
                     met de collega-dienst van het land van het verblijf.19 Als in het kader van een samenwerkingsrelatie uitwisseling van persoonsgegevens mag
                     plaatsvinden, dan kunnen deze buitenlandse gegevens ook meewegen in een veiligheidsonderzoek.
Het verlenen van bijstand bij het uitvoeren van veiligheidsmachtigingen zoals het
                     verdrag dit voorschrijft, wordt in de toelichting geduid als het aan elkaar verstrekken
                     van persoonsgegevens.20 Uit de verdragstekst en de toelichting blijkt niet of deze bijstand is beperkt tot
                     veiligheidsonderzoeken die nodig zijn voor de gerubriceerde opdrachten tussen Nederland
                     en Noorwegen waar dit verdrag in het bijzonder op ziet.
Dit roept de vraag op in hoeverre de samenwerkingsrelatie tussen Nederland en Noorwegen
                     met dit verdrag voldoende nauw mag worden geacht om ook in andere veiligheidsonderzoeken
                     persoonsgegevens uit te wisselen, bijvoorbeeld in het geval van een veiligheidsonderzoek
                     naar een kandidaat voor een Nederlandse vertrouwensfunctie die in de onderzoeksperiode
                     in Noorwegen heeft verbleven.
De Afdeling adviseert te verduidelijken wat de betekenis is van dit verdrag voor de
                     uitvoering van de Wvo.
Aan de opmerking van de Raad van State is gevolg gegeven door de toelichting op artikel
                  7 van het verdrag op dit punt verder te verduidelijken. Het artikel ziet specifiek
                  op samenwerking met betrekking tot de veiligheidsonderzoeken ten behoeve van de afgifte
                  van veiligheidsmachtigingen voor personen of bedrijven. Het betreft uitsluitend de
                  samenwerking met betrekking tot het afgeven van veiligheidsmachtigingen voor personen
                  of bedrijven in de gevallen waarbij uitwisseling van onder dit verdrag bedoelde gerubriceerde
                  gegevens aan de orde is.
               
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het
                     verdrag en adviseert daarmee rekening te houden voordat het verdrag aan de beide Kamers
                     der Staten-Generaal wordt overlegd.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State,
L.F.M. Verhey
Ik verzoek U, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
                  en de Minister van Defensie, mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het
                  verdrag vergezeld van de toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen
                  aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
               
De Minister van Buitenlandse Zaken,
                  C.C.J. Veldkamp
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 Th.C. de Graaf, vicepresident van de Raad van State
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
