Voorstel van wet : Voorstel van rijkswet
36 643 (R2202) Wijziging van de Paspoortwet in verband met de ontvlechting van de Nederlandse identiteitskaart
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
Nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Paspoortwet te wijzigen
in verband met de overheveling van de bepalingen omtrent de uitgifte van de Nederlandse
identiteitskaart naar een afzonderlijke wet;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk
gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut
voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk
Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Paspoortwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel t door een puntkomma wordt
in artikel 1 een onderdeel toegevoegd, luidende:
u. Nederlandse identiteitskaart:
de Nederlandse identiteitskaart of de vervangende Nederlandse identiteitskaart, bedoeld
in artikel 11 respectievelijk artikel 12 van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot
tweede tot en met vierde lid.
2. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden van de in het eerste
lid bedoelde documenten de geldigheidsduur, de territoriale geldigheid en het model
vastgesteld.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het eerste en tweede lid» vervangen door «het eerste
lid».
C
In artikel 3, tweede en vijfde lid, vervalt de tweede zin.
D
Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «reisdocumenten» vervangen door «reisdocumenten en Nederlandse
identiteitskaarten» en wordt «deze wet» vervangen door «deze wet en de Wet op de Nederlandse
identiteitskaart».
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In het register worden gegevens opgenomen met betrekking tot:
a. reisdocumenten, bedoeld in artikel 2, die:
1° zijn ontvreemd of anderszins als vermist zijn opgegeven;
2° ingevolge artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, e, f, h, i of j, van rechtswege zijn
vervallen;
b. Nederlandse identiteitskaarten die:
1° zijn ontvreemd of anderszins als vermist zijn opgegeven;
2° ingevolge artikel 30, eerste lid, onder a, c, d, f, g of h, van de Wet op de Nederlandse
identiteitskaart van rechtswege zijn vervallen;
3. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «een reisdocument» vervangen door «een reisdocument en een Nederlandse
identiteitskaart»;
b. Onder verlettering van de onderdelen b tot en met e tot c tot en met f wordt een
onderdeel ingevoegd, luidende:
b. de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 3, eerste en vierde lid, van de Wet op de
Nederlandse identiteitskaart;
c. In onderdeel d (nieuw) wordt «het soort reisdocument» vervangen door «het soort reisdocument
of Nederlandse identiteitskaart» en wordt «in artikel 3, vijfde lid,» vervangen door
«in artikel 3, vijfde lid, van deze wet of in artikel 3, vijfde lid, van de Wet op
de Nederlandse identiteitskaart»;
d. In onderdeel e (nieuw) wordt «het reisdocument» vervangen door «het reisdocument
of de Nederlandse identiteitskaart».
E
Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt
in artikel 4d, eerste lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. gegevens als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart.
F
Artikel 4e wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen b tot en met i tot c tot en met j wordt in het
eerste lid een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. voor het in ontvangst nemen van aanvragen en het uitreiken, verstrekken, weigeren,
inhouden, dan wel definitief aan het verkeer onttrekken van Nederlandse identiteitskaarten:
de autoriteiten die belast zijn met deze taken op grond van de Wet op de Nederlandse
identiteitskaart of de Paspoortwet;
2. Onder verlettering van de onderdelen d (nieuw) tot en met j (nieuw) tot e tot en
met k wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
d. voor het uitvoeren van artikel 14 van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart: Onze
Minister en Onze Minister die het aangaat, bedoeld in artikel 13 van die wet.
3. In het derde lid wordt «Ten aanzien van de verstrekkingen bedoeld in het eerste lid,
onderdeel a, van dit artikel» vervangen door «Ten aanzien van de verstrekkingen, bedoeld
in het eerste lid, onderdelen a en b, van dit artikel».
G
In artikel 5 wordt «ingevolge deze wet» vervangen door «ingevolge deze wet of ingevolge
de Wet op de Nederlandse identiteitskaart».
H
Artikel 7, zesde lid, vervalt.
I
Hoofdstuk II, paragraaf 3A, vervalt.
J
In artikel 24, onderdeel b, wordt «reisdocumenten» vervangen door «reisdocumenten
of Nederlandse identiteitskaarten» en wordt «reisdocument» vervangen door «reisdocument
of Nederlandse identiteitskaart».
K
Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Indien deze gronden zijn vervallen» vervangen door «Indien
deze bezwaren of deze gronden zijn vervallen».
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze Minister, onderscheidenlijk de Gouverneur, deelt de autoriteiten die bevoegd
zijn een reisdocument te verstrekken, uit te reiken, dan wel in te houden of die bevoegd
zijn een Nederlandse identiteitskaart te verstrekken, uit te reiken, dan wel in te
houden op grond van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart, mede, aan welke personen
die ingevolge het derde lid, ingevolge artikel 30, tweede lid, van de Wet op de Nederlandse
identiteitskaart, of ingevolge artikel 32, tweede lid, van de Wet op de Nederlandse
identiteitskaart in het register zijn vermeld, een reisdocument kan worden geweigerd,
een reisdocument of een Nederlandse identiteitskaart moet worden geweigerd, dan wel
van wie het reisdocument of de Nederlandse identiteitskaart moet worden ingehouden.
De autoriteiten die bevoegd zijn een reisdocument te verstrekken, uit te reiken, dan
wel in te houden, houden een administratie bij van de mededelingen die zij op grond
van de vorige volzin ontvangen.
3. In het vijfde lid wordt «een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid» vervangen
door «een kennisgeving als bedoeld in het tweede lid of een kennisgeving als bedoeld
in artikel 14, tweede lid, van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart» en wordt
«daarvan» vervangen door «daarvan en van verwijdering uit het register op grond van
artikel 33, derde lid, van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart».
L
Artikel 26, vierde lid, vervalt.
M
In artikel 28, derde lid, vervalt «, de aanvrager geen Nederlandse identiteitskaart
aanvraagt».
N
In artikel 29, eerste lid, wordt na «alle Nederlandse of buitenlandse reisdocumenten»
ingevoegd «of Nederlandse identiteitskaarten».
O
Artikel 30, tweede en derde lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
P
Artikel 32, eerste lid, komt te luiden:
1. De aanvrager:
a. levert alle Nederlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld in, tenzij artikel
30 of 31 van toepassing is;
b. levert een vervangende Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 12 van
de Wet op de Nederlandse identiteitskaart die op zijn naam is gesteld in, tenzij artikel
19 van die wet van toepassing is.
Q
Artikel 34, zesde lid, vervalt.
R
Artikel 35 vervalt.
S
Artikel 37, tweede lid, vervalt, onder vernummering van het derde tot tweede lid.
T
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde tot en met zevende lid worden vernummerd tot derde tot en met zesde lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «artikel 37, derde lid» vervangen door «artikel 37,
tweede lid».
U
Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een minderjarige
jonger dan twaalf jaren die zich buiten het Koninkrijk bevindt en bij wiens aanvraag
voor een Nederlandse identiteitskaart geen verklaring van toestemming kan worden overlegd
als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart.
V
Artikel 40, vierde lid, vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met achtste
lid tot vierde tot en met zevende lid.
W
In artikel 42, derde lid, onderdeel a, wordt na «Nederlandse reisdocumenten» ingevoegd
«of een vervangende Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 12 van de
Wet op de Nederlandse identiteitskaart».
X
Artikel 46a0 wordt vernummerd tot artikel 46a.
Y
Artikel 46a (oud) vervalt.
Z
In artikel 47, eerste lid, onderdeel i, wordt «vervangende Nederlandse identiteitskaart»
vervangen door «vervangende Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 12
van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart».
AA
In artikel 48, tweede lid, onderdeel a, wordt «artikel 37, derde lid» vervangen door
«artikel 37, tweede lid».
BB
In artikel 50, derde lid, wordt «het daarbedoelde register» vervangen door «het register,
bedoeld in artikel 25, derde lid».
CC
Artikel 50b wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel c door een puntkomma wordt
aan het eerste lid (nieuw) een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. de autoriteiten, die op grond van artikel 15 van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart
bevoegd zijn tot het in ontvangst nemen van een aanvraag voor een Nederlandse identiteitskaart.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De Gouverneur is tevens bevoegd tot het inhouden van Nederlandse identiteitskaarten.
Artikel 54 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a. voor de toepassing van dat artikel in plaats van «reisdocument» wordt gelezen «Nederlandse
identiteitskaart»;
b. voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel a, in plaats van «artikel 47 of 48»
wordt gelezen «artikel 30 of 31 van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart»;
c. voor de toepassing van het tweede lid in plaats van «artikel 47, eerste lid, onder
a, b, c, e, h of i» wordt gelezen «artikel 30, onderdelen a, c, f of g, van de Wet
op de Nederlandse identiteitskaart».
DD
Aan artikel 51 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de houder van een
Nederlandse identiteitskaart van wie de identiteitskaart is ingehouden op grond van
artikel 37 van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart.
EE
Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. «autoriteiten die bevoegd zijn tot verstrekking, weigering of vervallenverklaring
van reisdocumenten» wordt vervangen door «autoriteiten die bevoegd zijn tot verstrekking,
weigering of vervallenverklaring van reisdocumenten of die op grond van de Wet op
de Nederlandse identiteitskaart bevoegd zijn tot verstrekking of weigering van een
Nederlandse identiteitskaart»;
b. De tweede zin vervalt.
3. Er worden leden toegevoegd, luidende:
2. De Gouverneur is tevens bevoegd tot het definitief aan het verkeer onttrekken van
Nederlandse identiteitskaarten.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur worden regels gesteld over de
gronden voor en de wijze van het onttrekken aan het verkeer.
FF
Artikel 66a vervalt.
ARTIKEL II
Een gemeentelijke belastingverordening of een eilandverordening ter zake van het heffen
van rechten als bedoeld in artikel 7, tweede lid, en artikel 7, zesde lid, in samenhang
met artikel 7, tweede lid, van de Paspoortwet, zoals die luidde voor de inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel C, van deze wet, voor het verrichten van handelingen ten
behoeve van de aanvraag van een Nederlandse identiteitskaart of een vervangende Nederlandse
identiteitskaart, berust vanaf de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel
C, van deze wet op artikel 9, tweede lid, van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart.
ARTIKEL III
In artikel 15, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt «een reisdocument,
Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart in de zin
van de Paspoortwet» vervangen door «een reisdocument in de zin van de Paspoortwet
of een Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart in
de zin van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart».
ARTIKEL IV
De Rijkswet van 10 februari 2017 tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het
van rechtswege laten vervallen van reisdocumenten van personen aan wie een uitreisverbod
is opgelegd (Stb. 2017, 53) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel VIa komt te luiden:
ARTIKEL VIa
De Paspoortwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 1, onderdeel u, komt te luiden:
u. Nederlandse identiteitskaart:
de Nederlandse identiteitskaart, bedoeld in artikel 11, van de Wet op de Nederlandse
identiteitskaart.
2. In artikel 4a, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a, onder 2°, wordt «artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, e, f, h,
i of j» vervangen door «artikel 47, eerste lid, onder a, b, c, e, f, h of i»;
b. in onderdeel b, onder 2°, wordt «artikel 30, eerste lid, onder a, c, d, f, g of h»
vervangen door «artikel 30, eerste lid, onder a, c, d, f of g».
3. Artikel 23b vervalt.
4. Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
a. in het eerste lid wordt «bedoeld in de artikelen 18, 20 tot en met 23a en 24» vervangen
door «bedoeld in artikel 18 en de artikelen 20 tot en met 24».
b. In het vierde lid vervalt «een reisdocument of een Nederlandse identiteitskaart moet
worden geweigerd,».
5. Artikel 32, eerste lid, komt te luiden:
1. De aanvrager levert alle Nederlandse reisdocumenten die op zijn naam zijn gesteld
in, tenzij artikel 30 of 31 van toepassing is.
6. Artikel 42, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a vervalt «of een vervangende Nederlandse identiteitskaart als bedoeld
in artikel 12 van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart».
b. In onderdeel c wordt «, h of i» vervangen door «of h».
7. Artikel 46a vervalt.
8. Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:
i. de houder op de krachtens artikel 5a bepaalde wijze heeft verklaard dat het reisdocument
is vermist of mogelijk voorwerp is van fraude.
b. Het eerste lid, onderdeel j, vervalt.
c. In het tweede lid wordt « h, i of j» vervangen door «h of i».
9. Artikel 50b, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. voor de toepassing van het tweede lid in plaats van «artikel 47, eerste lid, onder
a, b, c, e of h» wordt gelezen «artikel 30, onderdelen a, c of f, van de Wet op de
Nederlandse identiteitskaart».
10. In artikel 54, tweede lid, wordt «, h of i» vervangen door «of h».
B
Artikel VIb komt te luiden:
ARTIKEL VIb
1. In artikel 15, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt «een Nederlandse
identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart» vervangen door «een
Nederlandse identiteitskaart».
2. In artikel 1, derde lid, van de Wet betreffende de positie van Molukkers wordt «,
Nederlandse identiteitskaart of vervangende Nederlandse identiteitskaart» vervangen
door: of Nederlandse identiteitskaart.
3. In artikel 460 van het Wetboek van Strafrecht BES wordt «Nederlandse identiteitskaarten
of vervangende Nederlandse identiteitskaarten» vervangen door: of Nederlandse identiteitskaarten.
ARTIKEL V
Artikel IV, tweede lid, onderdelen A en B, van de Rijkswet van 17 mei 2017 tot wijziging
van de Paspoortwet in verband met het vervallen van de verplichting een proces-verbaal
bij de politie op te maken over een vermist reisdocument en enkele andere wijzigingen
(Stb. 2017, 217) vervallen.
ARTIKEL VI
Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juli 2024 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Paspoortwet in verband met het schrappen van de geslachtsvermelding
op de Nederlandse identiteitskaart (Kamerstukken 36 587 (R2197) tot wet is of wordt verheven en die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan deze wet, wordt deze wet als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:
C
In artikel 3, eerste, tweede en vijfde lid, vervalt de tweede zin.
B
Artikel I, onderdeel Z, komt te luiden:
Z
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel e, vervalt «, behalve als het een wijziging van het
geslacht betreft van de houder van een Nederlandse identiteitskaart of een vervangende
Nederlandse identiteitskaart, waarop het geslacht niet is vermeld».
2. In het eerste lid, onderdeel i, wordt «vervangende Nederlandse identiteitskaart»
vervangen door «vervangende Nederlandse identiteitskaart als bedoeld in artikel 12
van de Wet op de Nederlandse identiteitskaart».
b. later in werking treedt dan deze wet, komt artikel I van die wet te luiden:
ARTIKEL I
De Wet op de Nederlandse identiteitskaart wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3, eerste lid, vervalt «geslacht,».
B
Artikel 30, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. de geslachtsnaam, de voornamen, de geboortedatum, het geslacht of het burgerservicenummer
van de houder zijn gewijzigd, behalve als het een wijziging van het geslacht betreft
van de houder van een Nederlandse identiteitskaart waarop het geslacht niet is vermeld;
ARTIKEL VII
Deze rijkswet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in
het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint-Maarten zal worden
geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks
aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.