Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 608 Wijziging van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 3 oktober 2024
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal
hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over voorliggend wetsvoorstel
voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie, Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie, Coco Martin
I. Algemeen deel
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben het wetsvoorstel met interesse gelezen.
Zij staan positief tegenover vereenvoudiging van het toeslagenstelsel en steun voor
huishoudens met lage inkomens, maar hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Wet verlaging
eigen bijdrage huurtoeslag, de Wet op de huurtoeslag en enkele andere wetten ter verbetering
van de koopkracht en vereenvoudiging van de regeling. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wet en juichen
toe dat de regering werkt aan het verbeteren van de bestaanszekerheid van mensen.
Ook zijn deze leden positief dat de regering inzet op het verkleinen van de marginale
druk zodat werken meer loont. Toch hebben deze leden ook de zorg dat door de snelheid
van handelen de relatie tussen maatregelen binnen de wet niet voldoende zijn onderzocht
alsook de relatie met andere (inkomens)regelingen zoals de Raad van State ook opmerkt
in zijn advies. Er liggen meerdere wetten op het vlak van de huurtoeslag voor die
in eerste aanleg niet in samenhang besproken konden worden totdat de Kamer zelf het
initiatief nam dit te arrangeren. De leden van de NSC-fractie hebben nog vragen over
de onderlinge relatie en effecten van de verschillende wetten en (inkomens)regelingen. Tevens constateren deze leden dat niet zichtbaar is welke aanpassingen
de regering gemaakt heeft naar aanleiding van het advies van de Raad van State.
De leden van de D66-fractie vragen wat de voorgenomen wijzigingen met betrekking tot
het aantal huishoudtypes doet voor de passend toewijzingsgrenzen? Worden deze ook
gewijzigd conform de voorgestelde wijziging van de huishoudtypes? Deze leden vragen
wat de harmonisering van het aantal huishoudtypes betekent voor de uitgaves aan de
huurtoeslag? Deze leden merken daarnaast op dat in het Hoofdlijnenakkoord werd aangegeven
dat de regering 500 miljoen zou investeren in de huurtoeslag. Tegelijkertijd zien
deze leden dat de eigen bijdrage pas verlaagd wordt per 2026. Zij vragen waarom dat
niet al vanaf 2025 gebeurt? De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering voornemens
is om de wet vereenvoudiging huurtoeslag en de wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag
beide uit te voeren? In de wet vereenvoudiging huurtoeslag was er sprake van een verhoging
van de eigen bijdrage van 4 euro, onder andere om de wet betaalbare huur en de wet
regie op de volkshuisvesting te bekostigen. In de wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag
daalt de eigen bijdrage met 11,58 euro. Wat betekent dit voor de uiteindelijke eigen
bijdrage en voor de bekostiging van de wet regie en de wet betaalbare huur?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de regering
tot vereenvoudiging van de huurtoeslag, dat tegelijkertijd de koopkracht van mensen
verbetert. De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat de voorgestelde wijzigingen
de complexe berekening van de huurtoeslag ook echt eenvoudiger maken door minder specifieke
situaties en percentages te onderscheiden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering aangeeft dat onderdeel van werken
meer laten lonen, verbeteringen in de toeslagen zijn. Zij merken op dat dit zo zou
zijn als de marginale druk flink daalt, maar als zij naar de tabel kijken zien zij
dat in het voorbeeld de marginale druk voor net zoveel gevallen lijkt te dalen als
stijgen. Zij vragen hoe de gemiddelde marginale drukvermindering van de huurtoeslagontvangers
eruitziet.
Deze leden zien in de tabel dat de lineaire afbouw een gelijkmatiger effect laat zien,
en hopen dat dit toeslagontvangers inderdaad betere handvatten geeft om een gevoel
te krijgen bij wat een verandering in hun salaris of huishoudsamenstelling kan betekenen
voor de hoogte van hun toeslag.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.
Zij hebben daarover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie wijzen op de interactie van het voorliggende wetsvoorstel
met het wetsvoorstel wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag) (36 311)). Kan de regering ingaan op de samenloop tussen deze twee wetten? Kan er tevens
ingegaan worden op de gecombineerde effecten van beide wetten?
De leden van de SGP-fractie lezen de kritische reactie van de Raad van State op het
feit dat een deel van de maatregelen in de wet pas in 2026 ingaat. De wetswijzingen
die voorgesteld worden, zijn verstrekkend. Door alle maatregelen in voorliggend wetsvoorstel
op te nemen, is de behandeltermijn van beide Kamers kort, wat afbreuk kan doen aan
een degelijke behandeling. Deelt de regering deze analyse?
Daarnaast begrijpen de leden van de SGP-fractie dat de regering voorstander is van
snelle invoering, omdat daardoor tijd, duidelijkheid en zekerheid kan worden geboden
aan burgers en uitvoerders. Wat is de uiterste datum waarop de parameters of andere
systeemaanpassingen voor de uitvoering definitief moeten zijn, om deze per 1 januari
2026 uit te kunnen voeren? Indien dit later ligt dan 1 januari 2025, waarom is er
dan nog voor gekozen om delen van de wet die per 1 januari 2026 ingaan bijvoorbeeld
in het voorjaar van 2025 parlementair te behandelen? Doet dat geen recht aan de ingrijpende
wijzigingen, maar ook aan de rechten die beide Kamers hebben?
De leden van de SGP-fractie constateren dat door voorliggend wetsvoorstel het budgettair beslag van de huurtoeslag met 500 miljoen euro toeneemt. Hoe
rijmt de regering deze toename met de wens om het toeslagenstelsel te versoberen,
en de brede gedeelde ambitie om het belang van toeslagen te verminderen? Kan de regering
inzichtelijk maken hoe het zowel het budgettair beslag als het aantal huurtoeslagontvangers
in de afgelopen tien jaar is gestegen?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend
wetsvoorstel. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.
1. Inleiding
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat uitvoeringstechnisch het eerste moment
is waarop de invoering van de lineaire inkomensafhankelijke afbouw en verlaging van
de eigen bijdrage plaats kan vinden.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in het hoofdlijnenakkoord en
de budgettaire bijlage is aangegeven dat er vanaf 2025 500 miljoen euro per jaar wordt
uitgetrokken voor verlaging van de huurtoeslag. Zij constateren dat er nu wordt voor
gekozen de verlaging van de eigen bijdrage met 11,58 euro naar 2026 door te schuiven.
Waarom wordt de eigen bijdrage niet al in 2025 verlaagd, zoals ook was beloofd in
het hoofdlijnenakkoord? Hoe wordt de vrijvallende 500 miljoen besteedt ten goede van
de huurtoeslagontvangers?
2. Inhoud van het wetsvoorstel
De leden van de VVD-fractie kunnen instemmen met het vervangen van de huidige kwadratische
formule voor de eigen bijdrage in de huurtoeslag met een lineaire afbouw. Zij zijn
van mening dat dit de voorspelbaarheid van de opbrengst van (meer) werken voor huishoudens
vergroot. Zij vinden het goed dat de marginale druk hiermee minder hoge pieken kent
en vragen de regering nog wat dit betekent voor de totale marginale druk. Worden de
excessieve pieken beperkt door introductie van de lineaire afbouw? Kan daarnaast voor
de benadering van lineaire afbouw in 2025 een soortgelijke marginale-drukgrafiek worden
opgesteld als voor de huidige situatie en de situatie in 2026 waarbij de lineaire
afbouw daadwerkelijk geïmplementeerd is?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de financiële gevolgen van voorliggend
Wetsvoorstel per voorgestelde maatregel uit te splitsen.
2.1 Generieke verlaging van de eigen bijdrage met € 11,58
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de basishuur voortaan bij algemene
maatregel van bestuur verhoogd en verlaagd kan worden. Zij lezen echter ook in het
Nader rapport inzake het wetsvoorstel dat de regering naar aanleiding van opmerkingen
van de Afdeling advisering van de Raad van State heeft besloten de voorgenomen delegatiegrondslag
uit het wetsvoorstel te schrappen. Is de memorie van toelichting niet aangepast naar
aanleiding van deze beslissing of gaat het hier over twee verschillende dingen?
Deze leden vragen daarnaast waarom de verlaging van de eigen bijdrage pas in 2026
ingaat en niet al in 2025.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering wat het effect is van de voorgestelde
generieke verlaging in relatie tot de verhoging van de eigen bijdrage met 4 euro die
is voorzien in de Wet Vereenvoudiging Huurtoeslag?
Deze leden vragen de regering het netto-effect van de eigen bijdrage te laten zien
vanuit de huidige situatie en de straks nieuwe situatie waarbij beide wetten op elkaar
inwerken?
De leden van de SGP-fractie lezen dat dit voorstel het mogelijk maakt dat de eigen
bijdrage in de toekomst bij algemene maatregel van bestuur hoger of lager kan worden
vastgesteld. In reactie op de Raad van State geeft de regering echter aan dat de delegatiegrondslag
is geschrapt uit het wetsvoorstel. Kan de regering dit toelichten?
2.2 Harmonisering van het aantal huishoudtypes in de huurtoeslag
De leden van de NSC-fractie vragen naar de specifieke consequenties voor AOW-ontvangers
en zien hier graag rekenvoorbeelden bij? Kan de regering bevestigen dat AOW-ontvangers
geen nadeel ondervinden van deze wet?
De leden van de NSC-fractie vragen de regering wat de betekenis is van het gegeven
dat het huidige onderscheid in huishoudtypen blijft bestaan in andere wetten?
De leden van de NSC-fractie constateren dat de wet vereenvoudiging huurtoeslag uitgaat
van vier huishoudentypes waar de wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag uitgaat
van twee huishoudentypes. De leden van de NSC-fractie vragen wat dit praktisch gezien
betekent voor de berekeningen die gemaakt moeten worden. Ook zouden zij willen weten
wat dit betekent voor de huurtoeslag ontvangers en hoe de regering aan hen gaat uitleggen
wat de twee wetten samen voor impact op hen hebben?
De Raad van State wijst erop dat in andere regelingen nog wel gebruikt wordt gemaakt
van de vier typen huishoudens, zo lezen de leden van de SGP-fractie. De regering geeft
aan dat de versimpeling tot twee typen in de huurtoeslag losstaand kan worden doorgevoerd,
en dat dit geen effect heeft op de andere regelingen. Tegelijk wijzen de leden van
de SGP-fractie erop dat het terugbrengen van het aantal typen huishoudens tot twee
ook in de andere regelingen tot een vereenvoudiging leidt. Is de regering bereidt
ook voor deze andere regelingen te bezien of en wanneer een vereenvoudiging doorgevoerd
kan worden? Kan de regering dat toezeggen?
2.2.1 Harmoniseren inkomensparameters en normhuren
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er in plaats van vier huishoudtypes
na invoering van voorliggend wetsvoorstel nog maar twee huishoudtypes in de huurtoeslag
overblijven, waarbij de huurtoeslag voor de niet-ouderenhuishoudens wordt opgetrokken
naar het niveau van de ouderenhuishoudens. Deze leden staan positief tegenover deze
vereenvoudiging, maar zijn benieuwd wat de oorspronkelijke reden was om onderscheid
te maken tussen ouderenhuishoudens en niet-ouderenhuishoudens. Kan de regering dit toelichten? Kan de regering daarnaast toelichten
of en waarom deze oorspronkelijke reden niet meer van toepassing is?
Deze leden lezen ook dat de Afdeling advisering van de Raad van State opmerkt dat
het onderscheid tussen ouderen- en niet-ouderenhuishoudens in verschillende andere wetten voorkomt. De regering geeft daarbij aan dat
de vereenvoudiging in de Wet op de huurtoeslag geen gevolgen heeft voor dit onderscheid.
Deze leden zijn benieuwd waarom dit onderscheid in de genoemde wetten wordt gemaakt,
en of de regering heeft overwogen de voorgestelde vereenvoudiging ook daarin door
te voeren. Kan de regering deze overweging toelichten?
2.2.2 Harmoniseren kwaliteitskortingskortingspercentages
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat met het wetsvoorstel de kwaliteitskortingspercentages
deels gelijkgetrokken worden. Deze leden staan positief tegenover deze vereenvoudiging,
maar zijn benieuwd wat de oorspronkelijke reden was om onderscheid te maken tussen
ouderenhuishoudens en niet-ouderenhuishoudens. Kan de regering dit toelichten? Kan
de regering daarnaast toelichten of en waarom deze oorspronkelijke reden niet meer
van toepassing is?
Deze leden vragen daarnaast of het klopt dat er ook na invoering van voorliggend wetsvoorstel
een hoge en een lage aftoppingsgrens blijven bestaan, waarbij voor huishoudens van
drie of meer personen een groter deel van de huur voor 65% vergoed wordt dan voor
huishoudens van één of twee personen? Heeft de regering overwogen ook deze grens te
harmoniseren, en voor alle huishoudens het deel van de huur tussen de kwaliteitskortingsgrens
en de hoge aftoppingsgrens voor 65% te vergoeden en alleen het deel tussen de hoge
aftoppingsgrens en de maximale huurgrens voor 40%? Waarom heeft de regering hier niet
voor gekozen?
Tot slot vragen deze leden los van voorliggend wetsvoorstel of de regering een overzicht
kan geven van de manier van behandeling van vermogensgrenzen bij toeslagen en hierbij
aan te geven wanneer het in de materiewet geregeld is en wanneer het via de AWIR is
geregeld? Ook vragen deze leden wat de gevolgen zijn van het invoeren van vermogensgrenzen
ten aanzien van box 2 en vermogen in eigen bedrijf? Zou de regering inzichtelijk willen
maken op welke manier dit zou kunnen, wat de (budgettaire) gevolgen daarvan zijn?
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat de aftoppingspercentages voor
meerpersoonshuishoudens nog steeds hoger blijft liggen ten opzichte van één- of tweepersoonshuishoudens
(650,43 euro respectievelijk 697,07 euro)? Zo ja, waarom wordt er niet voor gekozen
om ook deze grenzen gelijk te trekken, om het stelsel zo nog verder te vereenvoudigen?
Wat zijn de budgettaire gevolgen daarvan?
De leden van de SGP-fractie vragen in welke mate de positieve inkomenseffecten van
het invoeren van een lineaire inkomensafhankelijke afbouw vooral terechtkomen?
2.3 Invoeren van een lineaire inkomensafhankelijke afbouw
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of de lineaire afbouw voor alle huurtoeslagontvangers
in gelijke mate positief uitpakt. Als er groepen zijn die er meer of juist minder
van profiteren dan vragen deze leden dit goed uiteen te zetten, bijvoorbeeld met rekenvoorbeelden.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering door middel van een rekenvoorbeeld
uit te leggen hoe de lineaire inkomensafhankelijke afbouw ervoor zorgt dat werken
loont. Deze leden vragen daarbij een vergelijking te maken van de groep huurders die
huurtoeslag en een uitkering ontvangen tegenover de groep huurders die werkt voor
een laag loon en huurtoeslag ontvangen. Een specifieke duiding van een eenpersoonshuishouden
met een laag inkomen is daarbij zeer gewenst.
2.3.1 Beschrijving van de maatregel
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat het afbouwpad van de huurtoeslag
na de voorgestelde maatregelen voorspelbaarder en begrijpelijker verloopt. Echt eenvoudig
lijkt de berekening echter nog steeds niet te zijn; van acht variabelen per huishoudtype
blijven er nog steeds vijf over. Deze leden vragen daarom of de regering nog andere
maatregelen heeft overwogen om de berekening nog verder te vereenvoudigen, en wat
de voor- en nadelen van die maatregelen zijn.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast om een overzicht van de beoogde
parameters van de huurtoeslag voor 2025 en 2026, waaronder in ieder geval de basishuur,
kwaliteitskortingsgrens, aftoppingsgrenzen, maximale huurgrens en minimuminkomensijkpunten.
Kan de regering daarbij voor 2025 de parameters van de lineaire berekening waarvan
de uitkomst met de in dat jaar nog geldende non-lineaire berekening benaderd dient
te worden toelichten?
Deze leden vragen voorts waarom het afbouwpercentage voor eenpersoonshuishoudens substantieel
hoger ligt dan dat voor meerpersoonshuishoudens. Hoe verhoudt zich dat tot de huidige
non-lineaire berekening? Is de marginale druk daarin ook substantieel hoger voor eenpersoonshuishoudens?
2.3.2 Benadering van de maatregel in 2025
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Afdeling advisering van de Raad
van State kritisch is over de voorgestelde maatregel. Waarom kiest de regering ervoor
om de lineaire afbouw in 2025 al te benaderen, in plaats van deze in 2026 direct in
te voeren? Wat zouden de koopkrachteffecten en budgettaire effecten zijn van het schrappen
van de benadering van de lineaire berekening in 2025?
3. Gevolgen
3.1 Gevolgen voor huurtoeslagontvangers
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de in de memorie van toelichting
opgenomen inkomenseffecten berekend zijn op basis van de combinatie van alle voorgestelde
maatregelen. Klopt het dat hierbij het basispad vergeleken wordt met de situatie in
2026? Deze leden vragen of de regering ook de situatie in 2025 kan laten zien, waarbij
niet alle maatregelen doorgevoerd zijn. Kan de regering daarnaast berekeningen maken
van de minimale, maximale en gemiddelde effecten per maatregel voor verschillende
groepen?
Ook zijn deze leden benieuwd naar de interactie tussen het voorliggende wetsvoorstel
en het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de huurtoeslag. Kan de regering ook de gecombineerde
inkomenseffecten op dezelfde wijze als in tabel 2 in de memorie van toelichting laten
zien?
De leden van de VVD-fractie vragen of volledige zekerheid geboden kan worden dat de
structuurwijziging daadwerkelijk plaats kan vinden per 1 januari 2026. Wanneer wordt
daarnaast de uitvoeringstoets door de Dienst Toeslagen aan de Kamer verstuurd?
De leden van de VVD-fractie lezen in het advies van de Raad van State dat niet ondenkbaar
is dat er een wisselwerking bestaat met recente wetswijzigingen in het huurdomein.
Deelt de regering deze mening? Ziet de regering dit risico eveneens?
De leden van de NSC-fractie vragen de regering hoe het voorliggende wetsvoorstel uitpakt
voor de verschillende huishoudtypen als ook de maatregelen uit de Wet Vereenvoudiging
Huurtoeslag worden bezien waarbij de servicekosten niet meer subsidiabel zijn.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering om het netto-effect van de voorliggende
wet en de Wet Vereenvoudiging Huurtoeslag tezamen te tonen door rekenvoorbeelden van
de verschillende huishoudtypen.
Kunnen deze leden inzichtelijk krijgen wat de effecten zijn van het samenspel van
deze wetten die beide zien op de huurtoeslag.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering wat gericht het effect van het wegvallen
van de subsidiabele servicekosten doet voor de koopkracht van huurtoeslagontvangers.
De leden van de NSC-fractie constateren dat middels de «wijziging van de Wet op de
huurtoeslag» circa 116.000 nieuwe huurders recht krijgen op huurtoeslag. De leden
van de NSC-fractie vragen de regering aan te tonen welk deel van deze huurders huurt
bij een corporatie en welk deel particulier huurt. Daarnaast vragen deze leden of
de regering dit kan toelichten.
De leden van de NSC-fractie constateren in zowel deze wet als de aankomende servicekostenwet
wijzigingen die invloed hebben op de huurtoeslag ten aanzien van de servicekosten.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering het jaarlijkse effect op de servicekosten
voor de komende vijf jaar in beeld te brengen naar aanleiding van deze wijzigingen.
Het lijkt erop dat in ’25 iedereen erop vooruitgaat, dus ook huurtoeslagontvangers
die servicekosten hebben, terwijl in 2026 20 procent huurders die servicekosten hebben
erop achteruitgaan waarbij niet duidelijk is wat het effect van de aankomende wet
op de servicekosten voor effect heeft op 2025, 2026, en verder. Dit effect willen
deze leden dus kunnen zien.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of zij overwogen heeft om compensatie
te regelen voor huurtoeslagontvangers die negatief geraakt worden door de wijziging
waarbij servicekosten niet meer meegenomen worden in de berekening voor de hoogte
van de huurtoeslag en dit te onderbouwen.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of zij kan aantonen door middel van
rekenvoorbeelden wat de effecten op de huurtoeslag zijn voor huurders die vallen onder
de Nationale Prestatieafspraken (NPA) in verhouding tot niet NPA-huurders.
De leden van de NSC-fractie constateren dat door het totaalpakket aan maatregelen
meerdere huishoudens er mogelijk financieel op achteruit gaan. Deze leden vragen de
regering inzichtelijk te maken welke verhoging of aanpassing van de eigen bijdrage
er nodig is om ervoor te zorgen dat geen enkel huishouden erop achter uit hoeft te
gaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de gecumuleerde inkomenseffecten voor
de verschillende groepen weer te geven van de Wet vereenvoudiging huurtoeslag en de
voorliggende wet.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat door het voorliggende wetsvoorstel
de inkomensverschillen tussen huurtoeslagontvangers en niet-huurtoeslagontvangers
verder toenemen. Dit betreft bijvoorbeeld huurders van onzelfstandige woonruimte zoals
studenten. Zij vragen de regering de mogelijkheden te schetsen om huurders van onzelfstandige
woonruimte hiervoor in aanmerking te laten komen, inclusief het budgettair beslag
van deze maatregel. Welke varianten zijn uitgewerkt tijdens de formatiebesprekingen
in 2021 en 2024 en wat is het budgettair beslag daarvan? Ook vragen deze leden de
regering alternatieven te schetsen, zoals compensatie via de uitwonendenbeurs. Zij
vragen de regering het budgettair beslag daarvan uit te werken. Deze leden vragen
of de regering andere maatregelen kan nemen om de inkomensverschillen tussen huurders
van onzelfstandige woonruimte en andere woonruimte – met name studenten – te beperken.
3.1.1 Inkomenseffecten
De leden van de NSC-fractie vragen de regering om door middel van rekenvoorbeelden
de effecten op de koopkracht te tonen wanneer alle (inkomens)regelingen in relatie
tot elkaar bezien worden.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de toegang tot de huurtoeslag voor jongeren alleen geregeld is als zij een zelfstandige woning (vaak studio)
bewonen en niet geregeld is voor jongeren die op kamers wonen. Deze leden vragen de
regering waarom dit verschil in stand wordt gehouden. Deze leden constateren dat uit
onderzoek blijkt dat onzelfstandige woonvormen de voorkeur heeft bij jongeren en vragen
de regering om budgetneutraal binnen de huurtoeslag de ontvangst ervan ook mogelijk
te maken voor jongeren die op kamers wonen, bijvoorbeeld door de huurtoeslag per maand
omlaag te brengen voor jongeren die in een zelfstandige woning wonen met 50 euro.
Hoewel de leden van de CDA-fractie het positief vinden dat de regering probeert een
eerste aanzet te maken met vereenvoudiging van het stelsel, lezen zij ook dat mensen
er € 139,– tot € 1.394,– per jaar op vooruit zullen gaan. Zij worden met deze stijging
weer afhankelijker van toeslagen, en lopen het risico op hogere terugvorderingen als
zij een foutje maken. Ook krijgen met deze maatregelen nog eens 28.000 extra huurders
in 2025, en 57.000 extra huurders in 2026 recht op huurtoeslag, wat de groep mensen
die afhankelijk wordt van toeslagen alleen maar groter maakt. Deze leden vragen hoe
de regering deze beweging beoordeelt, terwijl we ook de problemen van de toeslagensystematiek
met terugvorderingen kennen en eigenlijk toe willen naar een stelselhervorming.
3.1.2 Illustratieve casussen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie waarderen de uitleg van de effecten van het
wetsvoorstel aan de hand van de illustratieve casussen. Deze leden vragen daarom of
de regering ook illustratieve casussen kan geven waarin zowel de effecten van het
voorliggende wetsvoorstel als de effecten van het wetsvoorstel Vereenvoudiging van
de huurtoeslag meegenomen worden.
De leden van de NSC-fractie hebben gezien dat het NIBUD heeft aangegeven dat veel
huishoudens nu al het einde van de maand niet halen. Deze leden vragen de regering
of huurders het einde van de maand met de voorliggende wet en de andere (inkomens)regelingen
wel gaan halen en vraagt de regering dit met rekenvoorbeelden te illustreren.
3.2 Gevolgen voor de overheid
De leden van de VVD-fractie vragen de regering het document met daarin de eerste weging
door Dienst Toeslagen te zenden aan de Kamer? Wanneer is de uitvoeringstoets door
Dienst Toeslagen gereed en wordt deze door de regering gedeeld met de Kamer?
Kan de regering in reactie op de weging door Dienst Toeslagen nader toelichten tot
welke onbedoelde effecten en complexiteit de voorgestelde aanpassing van de parameters
zou kunnen zorgen? Welke maatregelen worden genomen om deze tegen te gaan?
Welke mogelijkheden heeft de regering om bij te sturen, in het geval obstakels naar
voren komen uit de uitvoeringstoets van Dienst Toeslagen?
3.2.1 Financiële consequenties voor het Rijk
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of er sprake is van interactie-effecten
tussen het voorliggende wetsvoorstel en het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de huurtoeslag,
waardoor de totale budgettaire gevolgen anders zijn dan de twee budgettaire reeksen
bij elkaar opgeteld.
De leden van de NSC-fractie verzoeken de regering aan te geven, omdat de Energietoeslag
een tijdelijke voorziening was wat ervoor nodig is om de subsidiabele servicekosten
daar waar het energiekosten betreft intact te laten totdat er een andere structurele
voorziening is. Welke kosten gaan hiermee gemoeid en hoe kan hiervoor dekking gevonden
worden binnen het instrument van de huurtoeslag?
Zowel het woningwaarderingsstelsel (WWS) als het Woningwaarderingsstelsel voor Onzelfstandige
eenheden (WWSO) zorgen ervoor dat er meer ruimte is in de huurprijs voor verhuurders.
Dit om investeringen mogelijk te maken. De leden van de NSC-fractie vragen de regering
wat het effect hiervan is op de huurtoeslag uitgaven voor de schatkist.
De leden van de NSC-fractie zien dat het budget voor de huurtoeslag in het eerste
jaar niet volledig benut wordt en vraagt de regering dit toe te lichten. Tevens vragen
deze leden of een verdere verlaging van de eigen bijdrage aan de orde kan zijn als
deze middelen wel aangewend worden. Kan de regering haar keuze toelichten?
De leden van de NSC-fractie vragen de regering waarom het restant van de 500 miljoen,
begroot voor de huurtoeslag, niet ingezet zou kunnen worden als dekking voor de servicekosten
en/of de eigen bijdragen van 4 euro.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of de voorliggende wet in samenhang
met de Wet Betaalbare Huur zorgt voor lagere uitgaven in de huurtoeslag. Deze leden
vragen de regering hiervan een jaarlijkse prognose te laten zien voor alle jaren tussen
2024 en 2029. Tevens verzoeken deze leden de regering om aan te geven of het technisch
mogelijk is om deze eventuele meevallers binnen de huurtoeslag te houden, bijvoorbeeld
om huurtoeslag voor studenten die onzelfstandig wonen beter mogelijk te maken.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering om in beeld te brengen wat de kosten
zouden zijn voor het achterwege laten van de verhoging van de eigenbijdrage van 4
euro.
De leden van de CDA-fractie merken op dat, om niemand er met deze vereenvoudiging
van de huurtoeslag op achteruit te laten gaan, een flink budget nodig was van € 500
miljoen structureel. Zij vragen of de regering het met deze leden eens is dat hervormingen
die moeten leiden tot een eenvoudiger stelsel, vaak gepaard gaan met grote transitiebudgetten
om de inkomenseffecten van deze wijzigingen te mitigeren. Deze leden vragen daarom
waarom de regering vooralsnog geen envelop met transitiebudget heeft opgenomen op
de begroting voor eventuele maatregelen die zij al in deze kabinetsperiode wil nemen
voor het hervormen van het belasting- en toeslagenstelsel.
3.2.2 Gevolgen voor de uitvoerder
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of er sprake is van interactie-effecten
tussen het voorliggende wetsvoorstel en het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de huurtoeslag.
Is het voor de uitvoerder mogelijk om beide wetsvoorstellen tegelijk volgens de voorgestelde
planning in te voeren?
De leden van de NSC-fractie vragen de regering waarom de voorliggende wet in het Belastingplan
2025 zit en niet, conform het advies van de Raad van State separaat behandeld wordt,
temeer omdat de effecten van alle maatregelen onderling en in relatie tot andere (inkomens)voorzieningen
grondige analyse en doorrekening vergt om onbedoelde effecten te voorkomen.
De leden van de NSC-fractie vragen of er van een dergelijke grondige analyse sprake
is geweest en de uitkomsten hiervan met de Kamer te delen voordat het Belastingplan
2025 wordt vastgesteld en anders deze onderdelen conform advies Raad van State los
te koppelen van het Belastingplan 2025.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Dienst Toeslagen op dit moment nog een uitvoeringstoets
uitvoert om de exacte impact en uitvoeringskosten voor de uitvoering van de maatregel
te bepalen. Zij vragen waarom deze uitvoeringstoets nog niet is afgerond voordat het
wetsvoorstel werd ingediend, en wanneer deze uitvoeringstoets wel beschikbaar komt.
Ten aanzien van de uitvoeringskosten lezen deze leden dat de kosten logischerwijs
flink omhooggaan zijn vanwege de enorme groep extra toeslagenontvangers. Wel vragen
zij of vanwege de vereenvoudiging de uitvoering niet ook makkelijker zou moeten worden
met minder uitvoeringslasten tot gevolg.
De leden van de SGP-fractie lezen dat nog gewerkt wordt aan de uitvoeringstoets. Wanneer
is deze gereed en wordt deze met de Kamer gedeeld?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
A.B. Coco Martin, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Tegen |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Tegen |
PvdD | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.