Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de pensioenen van politieke ambtsdragers in het nieuwe pensioenstelsel (Kamerstuk 32043-651)
2024D31854 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
                  de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan het kabinet over de
                  op 3 juni 2024 ontvangen brief De pensioenen van politieke ambtsdragers in het nieuwe
                  pensioenstelsel (Kamerstuk 32 043, nr. 651).
               
De fungerend voorzitter van de commissie,
De Jong
Adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord/Reactie van het kabinet
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de brief van de Minister van Binnenlandse
                  Zaken en Koninkrijksrelaties en de bijlagen met interesse gelezen. Deze leden hebben
                  enkele vragen.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen allereerst naar de noodzaak van de
                     voorgestelde maatregelen. Is er ook een mogelijkheid om de ABP-premieregeling na te
                     bootsen zonder over te stappen op kapitaaldekking? En wat zouden de extra kosten zijn
                     van overstappen zoals voorgesteld, maar zonder de bestaande aanspraken in te varen?
                     Deze leden vragen daarnaast hoe het kabinet van plan is de deelnemers in de Algemene
                     pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa)-pensioenregeling te betrekken bij de besluitvorming
                     rond het al dan niet invaren, aangezien in de Wet toekomst pensioenen (Wtp) is voorgeschreven
                     dat sociale partners hierover beslissen en daarover in gesprek gaan met deelnemers.
                  
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie aan het kabinet om de stappen
                     voor overgang van de Appa-pensioenen naar het nieuwe stelsel nogmaals onder elkaar
                     te zetten en daarbij in te gaan op de volgende vragen. Klopt het dat éérst de huidige
                     pensioenen afgefinancierd worden, dat wil zeggen dat overgegaan wordt van een omslag-
                     naar een kapitaaldekkingsstelsel, waarna vervolgens de bestaande aanspraken op basis
                     van de uitkeringsregeling worden omgezet in een premieregeling (het invaren)? Was
                     het niet eenvoudiger geweest om eerst de Appa-pensioenen af te financieren en op te
                     nemen in het ABP, om vervolgens samen met de rest van het ABP in te varen?
                  
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen ook of het klopt dat alléén wordt gefinancierd
                  op basis van de bestaande aanspraken en de dekkingsgraad van het ABP, waarna het reguliere
                  invaarproces (inclusief vullen van een solidariteitsreserve en het toekennen van compensatie
                  wegens het afschaffen van de doorsneepremie en eventuele inhaalindexatie) wordt doorlopen.
                  Kan het kabinet bevestigen dat het Rijk en decentrale overheden niet gaan bijdragen
                  aan compensatie bovenop het affinancieren van bestaande aanspraken en dat politieke
                  ambtsdragers daarmee niet voorgetrokken worden ten opzichte van gewone deelnemers
                  die overstappen naar het nieuwe pensioenstelsel?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat bedoeld wordt met «voort te borduren
                  op de dan voor het ABP vervallen indexatiewijzen» tijdens de overgangsperiode tussen
                  naar verwachting 1 januari 2027 en 1 januari 2028 waarin de oude Appa-regeling nog
                  van kracht is, maar de bestaande aanspraken bij het ABP al ingevaren zijn. Hoe dient
                  dit voortborduren in de praktijk plaats te vinden?
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn voorts benieuwd naar verdere aanpassingen
                  aan het huidige stelsel van sociale zekerheid voor politieke ambtsdragers. Hoewel
                  deze leden snappen dat het nieuwe pensioenstelsel zoals het kabinet schrijft op zichzelf
                  geen reden is voor het doorvoeren van andere aanpassingen, zijn zij van mening dat
                  het ook geen reden is om géén verbeteringen door te voeren, met als doel de complexiteit
                  te verminderen en de sociale zekerheid voor ambtsdragers meer aan te laten sluiten
                  bij het stelsel voor werknemers. Hoe staat het kabinet bijvoorbeeld tegenover het
                  opnemen van volksvertegenwoordigers waarbij de vergoeding voor de werkzaamheden geen
                  hoofdinkomen vormt (zoals gemeenteraadsleden) in de ABP-verplichtstelling die volgt
                  uit de Wet privatisering ABP (WPA)? Wat zouden de budgettaire gevolgen van een dergelijke
                  maatregel zijn? En klopt het dat de voorgestelde Appa-aanpassingen wel degelijk nopen
                  tot het wijzigen van de arbeidsongeschiktheidsregeling voor politieke ambtsdragers,
                  of ziet het kabinet dit als optioneel? Kan het kabinet toelichten hoe zij het tijdspad
                  van het inrichten van een uitkeringsregeling die aansluit bij de systematiek van de
                  Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voor zich ziet? In hoeverre valt dit
                  samen met het aanpassen van de pensioenregeling voor politieke ambtsdragers?
               
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie enkele vragen over de budgettaire
                  consequenties van het overstappen naar een kapitaalgedekte premieregeling. Kan het
                  kabinet een overzicht sturen met hoeveel premie er per jaar is geïnd en hoeveel pensioen
                  is uitgekeerd, voor de afgelopen tien jaar en per bestuurslaag? Kan het kabinet daarbij
                  ook aangeven hoeveel premie naar verwachting geïnd zal worden door elke bestuurslaag
                  na overstap naar het nieuwe stelsel in verschillende scenario’s? Deze leden vragen
                  daarnaast of decentrale bestuurslagen zelf de kosten van het affinancieren moeten
                  dragen indien de getroffen voorzieningen ontoereikend zijn, of dat het Rijk daaraan
                  bij zal dragen als dat nodig is. En indien dat laatste het geval is, om hoeveel geld
                  gaat het in de verschillende scenario’s, en in hoeverre is hiervoor al geld gereserveerd
                  op de begroting van het Rijk? Hoe is het kabinet van plan eventuele onverwachte uitgaven
                  te financieren?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in voetnoot 2 dat sociale partners gemotiveerd een
                     uitzonderingspositie kunnen aanvragen op de overgang. Deze leden zijn benieuwd wat
                     de criteria aan de hand waarvan sociale partners een uitzonderingspositie op de overgang
                     kunnen aanvragen zijn. Waar zijn deze criteria op gebaseerd?
                  
Deze leden vragen wat de gevolgen zijn als iedere sociale partner een uitzonderingspositie
                     aanvraagt. Wordt daardoor de administratieve druk op decentrale overheden verhoogd?
                     En zo ja, hoe gaat het kabinet hiermee om?
                  
De leden van de VVD-fractie constateren dat decentrale overheden de afgelopen jaren
                  meer bevoegdheden hebben gekregen. Bij deze overgang worden er bij de decentrale overheden
                  juridische, financiële en uitvoeringstechnische problemen verwacht. Wat leidt ertoe
                  dat men ervan uit gaat dat op 1 januari 2028 deze decentrale overheden in staat zijn
                  de overgang te realiseren?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat één van de financiële gevolgen van de overgang
                  een directe affinanciering van 1,5 miljard euro betreft. Deze leden zouden graag een
                  nadere toelichting ontvangen waarom dit bedrag contant gemaakt moet worden voor directe
                  affinanciering. Waarom kan dit niet jaar na jaar uit de rijksbegroting aan het ABP
                  gefinancierd worden?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van
                  Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de pensioenen van politieke ambtsdragers
                  in het nieuwe pensioenstelsel. Deze leden hebben hierover nog een aantal opmerkingen
                  en vragen.
               
Appa pensioenregeling aansluiten bij ABP
De leden van de NSC-fractie lezen dat het kabinet voornemens is om de huidige Appa-pensioenregeling
                  onder te brengen bij het ABP. Appa is echter omvangrijker dan alleen een pensioenregeling
                  en regelt ook een Appa-uitkering en een arbeidsongeschiktheidsregeling. Is het kabinet
                  voornemens om ook de Appa-uitkering en de arbeidsongeschiktheidsregeling voor politieke
                  ambtsdragers aan te passen in het kader van de overgang van Appa naar de Wet toekomst
                  pensioenen? En zo ja, wanneer staat dit op de planning? Wordt dit (voorgenomen) besluit
                  ook voorgelegd aan de Kamers en geldt hiervoor ook de twee derde meerderheidsvereiste?
                  En zo nee, komt er voor politieke ambtsdragers een uitzondering in het ABP reglement
                  in verband met arbeidsongeschiktheid en de Appa-uitkering? En hoe gaat het ABP dan
                  om met de arbeidsongeschiktheidsregeling en de Appa-uitkering voor politieke ambtsdragers?
                  Moeten de voorgenomen besluiten ten aanzien van de Appa-uitkering en de arbeidsongeschiktheidsregeling
                  niet in een vroeg stadium bekend zijn, bij voorkeur in het transitieplan?
               
Denkrichting arbeidsongeschiktheidspensioen
De leden van de NSC-fractie lezen in de bijlage een denkrichting over arbeidsongeschiktheidspensioen
                  in relatie tot de Appa. Zoals een aanpassing van het ziektebegrip, de hoogte en de
                  duur van de uitkering bij arbeidsongeschiktheid voor politieke ambtsdragers om deze
                  meer in lijn te brengen met de WIA. Ook lezen deze leden de denkrichting van het gelijk
                  toekennen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering in plaats van de nu gebruikelijke
                  Appa-uitkering voorafgaand aan de uitkering in het kader van arbeidsongeschiktheid.
                  Heeft het kabinet voorbeelden van de financiële consequenties die deze denkrichting
                  heeft voor enkele voorbeeldpersonen? Zijn er om te komen tot deze denkrichting over
                  arbeidsongeschiktheidspensioen ook andere opties overwogen en zo ja, wat waren daarvan
                  de voor- en nadelen? Is het wegvallen van de Appa-uitkering voorafgaand aan arbeidsongeschiktheid
                  wel in lijn met «de bestendige beleidslijn is dat de rechtspositie voor politieke
                  ambtsdragers zoveel als mogelijk geënt is op de rechtspositie van overheidswerknemers»
                  gezien de WIA-uitkering bij werknemers in de regel volgt na loondoorbetaling bij ziekte
                  door de werkgever?
               
De leden van de NSC-fractie vragen in hoeverre er bij de denkrichting over het arbeidsongeschiktheidspensioen
                  al is nagedacht is over de vraag hoe beide regelingen zich zullen ontwikkelen naar
                  de toekomst en wat voor een effecten dit heeft. Als bij de voorgestelde denkrichting
                  na de Appa-transitie naar het ABP de WIA wetgeving wordt aangepast, wat gebeurt er
                  dan?
               
De leden van de NSC-fractie zien dat de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid in
                  de ABP-regeling afhankelijk is van de vraag of arbeidsongeschiktheid werk of niet-werk
                  gerelateerd is. In de Appa is dit onderscheid niet aanwezig. Welke denkrichting heeft
                  het kabinet hier ten aanzien van de vormgeving van de Appa-uitkeringsregeling?
               
Denkrichtingen bij Appa-uitkering
De leden van de NSC-fractie constateren dat in de Appa deeltijdpensioen niet mogelijk
                  is. Met de transitie naar het ABP zal dit wel mogelijk zijn. In de kamerbrief wordt
                  niet gesproken over de afwezigheid van het deeltijdpensioen in de huidige Appa-pensioenregeling
                  en het effect daarvan op de Appa-uitkeringsregeling. Welke denkrichting heeft het
                  kabinet ten aanzien van aanpassingen van Appa betreffende de invloed van deeltijdpensioen
                  op de sollicitatieplicht en het verbod om pensioen te ontvangen tijdens de Appa-uitkering?
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat in de ABP-regeling pensioenopbouw tijdens
                  werkloosheid mogelijk is gedurende de werkloosheidsuitkering. De Werkloosheidswet
                  (WW-)uitkering is maximaal twee jaar wat betekent dat in die periode pensioen opgebouwd
                  kan worden. De duur van de Appa-uitkering is afhankelijk van de diensttijd en bedraagt
                  (in principe) maximaal drie jaar en twee maanden. Soms wordt de uitkering voor een
                  langere duur toegekend als iemand vijf jaar voor Algemene Ouderdomswet (AOW-)datum
                  zit en op basis van overgangsrecht is een uitkeringduur van negen jaar en zeven maanden
                  mogelijk. Welke denkrichting heeft het kabinet hier ten aanzien van het mogelijk aanpassen
                  van de Appa-uitkering danwel aanpassen van het ABP-reglement? En welke consequenties
                  heeft dit voor de duur van de pensioenopbouw tijdens al lopende Appa-uitkeringen in
                  geval van mogelijk invaren en hoe wordt hiermee omgegaan? Binnen de ABP-regeling kan
                  een werknemer zijn pensioen vrijwillig aanvullen als de opbouw gehalveerd wordt. Is
                  het de bedoeling dat een gewezen ambtsdrager met een lopende Appa-uitkering zijn pensioen
                  straks ook kan aanvullen?
               
Appa-aanspraken invaren
De leden van de NSC-fractie lezen dat het kabinet voornemens is om de huidige aanspraken
                  en lopende uitkeringen in te varen in het ABP. Waarbij het kabinet invaren van de
                  Appa-pensioenregeling zoveel mogelijk in de lijn wil brengen met het invaren in de
                  Wet toekomst pensioenen en zoveel mogelijk wil aansluiten bij transitieplan van ABP.
                  Bij het invaren in de Wtp zijn er allerlei waarborgen. Het moet evenwichtig gebeuren
                  en er is een hele governance structuur en een verplicht transitie- implementatie-
                  en communicatieplan dat aansluit bij de deelnemerskenmerken. Het kabinet geeft aan
                  dat een transitieplan voor de Appa niet strikt noodzakelijk is omdat voor de Appa
                  zal worden aangesloten bij de dan Wtp-conforme ABP-regeling. Is het kabinet het met
                  deze leden eens dat de manier van invaren, bijbehorende evenwichtige belangenafweging
                  en afspraken over compensatie belangrijke onderdelen vormen van het transitieplan
                  en afhangen van de specifieke deelnemerspopulatie die het betreft? Is het kabinet
                  het met deze leden eens dat er ook hier een transitie- en implementatieplan moet komen
                  in het belang van de deelnemers aan de Appa-regeling zoals ook verplicht in de Wtp?
                  Is het kabinet bereid om toe te zeggen dat er ook een DNB-toets komt bij een eventuele
                  voorgenomen collectieve waardeoverdracht?
               
De leden van de NSC-fractie vragen wat de juridische waarborgen bij het invaren zijn
                  voor politieke ambtsdragers. Hoe is exact de governance en wie vertegenwoordigt de
                  (gewezen) politieke ambtsdragers in dit proces? Wie zijn de «koepels» die meermaals
                  worden genoemd in de stukken? Hoe wordt de Vereniging van Oud-Parlementariërs bij
                  het proces betrokken? Komt er een hoorrecht? Hoe wordt getoetst of de overgang evenwichtig
                  is voor alle belanghebbenden? Hoe wordt er rekening gehouden met de belangen van de
                  decentrale overheden als werkgever? Hoe wordt getoetst of er in verwachting geen onevenredig
                  nadeel optreedt voor (bepaalde groepen van) individuen? Hoe wordt er getoetst of er
                  voldoende compensatie is voor de afschaffing doorsneesystematiek voor de politieke
                  ambstdragers? Zo is de benodigde compensatie afschaffen doorsneesystematiek anders
                  als deelnemers aan een pensioenregeling van 45 jaar oud minder pensioen hebben opgebouwd
                  binnen de regeling (doordat zij minder kunnen profiteren van het zogenaamde «dubbele
                  transitie» effect). Vindt het kabinet niet dat er met dit soort factoren rekening
                  gehouden dient te worden? Een andere vraag is bijvoorbeeld wat er gebeurt met lopende
                  arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van politieke ambtsdragers in de overgang naar de
                  ABP-regeling, zeker indien deze politieke ambtsdragers straks via het ABP mogelijk
                  een veel lagere of zelfs geen arbeidsongeschiktheidsuitkering krijgen. Is er in zo
                  een geval niet sprake van een onevenredig individueel nadeel?
               
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de informatievoorziening aan de deelnemers
                     van de Appa-regelingen wordt geregeld. Decentrale overheden hebben daar mogelijk niet
                     de kennis en kunde voor, hoe wordt dit opgevangen?
                  
Is er zicht in hoeverre de datakwaliteit bij de Appa-regelingen bij (decentrale) overheden
                     op orde is? Waarbij er ook bijzondere aandacht nodig is voor complexere situaties,
                     zoals bijvoorbeeld deelnemers die (mogelijk meerdere) echtscheidingen achter de rug
                     hebben en hun (ex)partners? Hoe gaat de datakwaliteit goed worden geborgd? In de planning
                     staat op 1 januari 2026 het op orde brengen van datakwaliteit. Is het niet zaak om
                     decentrale overheden nu al op te roepen om de datakwaliteit op orde te brengen? Is
                     het kabinet het met deze leden eens dat datakwaliteit een belangrijke voorwaarde is
                     voor een succesvolle overdracht.
                  
Financiering
Aannames bij inschatting overdrachtswaarde
De leden van de NSC-fractie hebben de nodige zorgen over de financiering. In de brieven
                  van het kabinet wordt gesproken over ingeschatte overdrachtswaarden voor gemeenten
                  van ca 1 miljard euro. Een eenvoudige inschatting1 komt uit op een overdrachtswaarde tussen de 1.7 en 2.1 miljard euro, ofwel een aanzienlijke
                  hogere overdrachtswaarde. Welke uitgangspunten zijn precies gebruikt om tot deze overdrachtswaarde
                  te komen? En wat is de gevoeligheid van deze overdrachtswaarde voor de onderliggende
                  uitgangspunten?
               
Individuele versus collectieve waardeoverdracht
De leden van de NSC-fractie begrijpen dat de voorzieningen bij decentrale overheden
                  zijn berekend op basis van uitgangspunten voor individuele waardeoverdrachten. De
                  uitgangspunten voor individuele waardeoverdrachten wijken echter sterk af van de uitgangspunten
                  voor collectieve waardeoverdrachten. Enerzijds vanwege het gebruik van een andere
                  rekenrente, alsmede vanwege het gebruik van een andere (fondsspecifiek aangepaste)
                  sterftetafel. Daarnaast is er bij een collectieve waardeoverdracht een bufferopslag
                  nodig. De Appa is echter geen pensioenfonds en decentrale overheden gebruiken 100%
                  dekkingsgraad als doelstelling voor de voorziening. Een verschil van +/- 20–30% vanwege
                  de rente, sterfte en bufferopslag lijkt realistisch. Hoe worden decentrale overheden
                  op een mogelijk aanzienlijk hogere overdrachtswaarde voorbereid?
               
Leeftijdsverschillen en compensatie afschaffing doorsneesystematiek
De leden van de NSC-fractie constateren dat actieve Appa-deelnemers gemiddeld ouder
                  zijn dan actieve ABP-deelnemers en mogelijk in verwachting voor een kortere periode
                  pensioen hebben opgebouwd binnen Appa ten opzichte van de gemiddelde ABP-deelnemer
                  van dezelfde leeftijd. Dit heeft onder meer effect op de benodigde compensatie voor
                  de afschaffing van de doorsneesystematiek. Hoe wordt rekening gehouden met het leeftijdsverschil?
                  En zorgt het leeftijdsverschil ervoor dat de collectieve overdrachtswaarde voor individuele
                  bestuursorganen verschillend is? Is de transitie voor bepaalde gemeenten en waterschappen
                  bijvoorbeeld duurder vanwege een andere gemiddelde leeftijd van de deelnemers?
               
Voorziening voor gepensioneerden vóór 2013
De leden van de NSC-fractie hebben begrepen dat de voorziening voor decentrale overheden
                  is gebaseerd op het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) en het Waterschapsbesluit.
                  Tot 2013 lieten decentrale overheden de opgebouwde voorziening vrijvallen op het moment
                  van pensioeningang. De toelichting van het BBV in 2013 zorgt ervoor dat de voorziening
                  niet meer vrijvalt. Tegelijkertijd wordt aangegeven dat voorzieningen over het verleden
                  niet hersteld hoeven te worden. Accountants volgen deze aanpak waardoor er voor 2013
                  ingegane pensioenen veelal geen voorziening gevormd is. In de Kamerbrief staat aangegeven
                  dat op basis van jaarverslagen van decentrale overheden is nagegaan of de voorziening
                  op juiste hoogte is geschat. Deze exercitie gaat voorbij aan het feit dat veel decentrale
                  overheden geen voorziening hebben getroffen voor de groep gepensioneerden en nabestaanden
                  voor 2013. In 2013 was de pensioenleeftijd 65 jaar, wat betekent dat deze gepensioneerden
                  nu 76 jaar of ouder zijn. De groep gepensioneerden van 76 jaar en ouder is circa 50%
                  van het totale aantal gepensioneerden. Dit betekent dat de voorziening voor gepensioneerden
                  in werkelijkheid tot 50% hoger kan zijn. Hoe wordt rekening gehouden met de mogelijke
                  tekorten als gevolg van de werkwijze rondom het BBV?
               
Renteafdekking
De leden van de NSC-fractie constateren dat het ABP de afgelopen vier jaar haar renteafdekking
                  heeft verhoogd van 20% begin 2020 naar 59% in september 2023. Hiermee beoogt ABP haar
                  eigen transitie veilig te stellen omdat de verplichtingen minder hard zullen stijgen
                  bij een dalende rente. Hoe wordt hiermee omgegaan richting decentrale overheden? Op
                  het moment dat de rente de komende jaren daalt, komt de Appa-transitie in gevaar doordat
                  decentrale overheden niet de middelen beschikbaar hebben om de overdrachtswaarde te
                  financieren. Welke waarborgen worden er ingebouwd om dit probleem te voorkomen?
               
Regelingen ondergebracht bij verzekeraars
De leden van de NSC-fractie hebben begrepen dat er decentrale overheden zijn die de
                  pensioenverplichtingen extern bij een verzekeraar hebben ondergebracht. Het afkopen
                  van deze verplichtingen kan tot kapitaalverlies leiden. Wie financiert zo'n mogelijk
                  tekort? Misschien zijn er situaties waarbij afkoop helemaal niet mogelijk is, wat
                  gebeurt er in zo'n geval?
               
Timing ABP versus Appa
De leden van de NSC-fractie lezen dat eerst ABP overgaat met streefdatum 1 januari
                     2027 en de Appa op zijn vroegst een jaar later. Wat gebeurt er in de tussentijd?
                  
Hoe wordt bijvoorbeeld een eventuele indexatie in dat tussenjaar geregeld? Hoe ziet
                     invaren er precies uit naar een solidaire regeling die al loopt? Wordt er bij invaren
                     van de Appa-pensioenaanspraken ook rekening gehouden met een eventueel bij het ABP
                     toegekende «invaarbonus» in de individuele pensioenvermogens?
                  
De leden van de fractie NSC-fractie lezen dat de gemeenten een jaar voorafgaand aan
                  de collectieve waardeoverdracht de voorziening op orde moeten hebben. Maar het invaren
                  met een voorziening van bijvoorbeeld 1 januari 2027 effectueren op 1 januari 2028
                  ligt niet voor de hand. De voorziening kan in een jaar tijd nog behoorlijk fluctueren.
                  Kan het kabinet aangeven wat er met die tussentijdse fluctuaties gebeurt ten aanzien
                  van een collectieve waardeoverdracht?
               
De leden van de NSC-fractie hebben begrepen dat decentrale overheden de administratie
                  nagenoeg allemaal hebben ondergebracht bij externe partijen. Kan het kabinet er zorg
                  voor dragen dat een eventuele overstap naar het ABP tijdig bekend wordt gemaakt zodat
                  de contracttermijn kan aansluiten bij de beoogde overdrachtsdatum?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brief en bijhorende stukken
                  van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de pensioenen van
                  politieke ambtsdragers in het nieuwe pensioenstelsel. Deze leden hebben hier een aantal
                  vragen over.
               
De leden van de SP-fractie zijn zeer teleurgesteld en verbaasd over deze gang van
                  zaken. Voor deze leden is dit het zoveelste voorbeeld dat politici zich niet aan dezelfde
                  regels hoeven te houden als anderen. Nederlanders hebben nu te maken met een slechter
                  pensioenstelsel dankzij de Wet toekomst pensioenen, maar de Kamerleden die deze wet
                  verdedigen en opleggen krijgen speciale behandeling. Deze leden merken dan ook op
                  dat dit soort praktijken schade doen aan het vertrouwen van Nederlanders in de politiek
                  en overheid. Graag zien deze leden een reflectie van het kabinet op deze gang van
                  zaken, en hoe deze uitzonderingspositie van politieke ambtsdragers schade doet aan
                  het vertrouwen. Verder vragen deze leden wat er met de pensioenen van politieke ambtsdragers
                  gaat gebeuren als er door de Eerste en/of Tweede Kamer niet wordt ingestemd met de
                  wetswijziging van de Appa en WPA?
               
Verder hebben de leden van de SP-fractie vragen over de financiële consequenties van
                  de transitie. Hoeveel geld wordt er nu jaarlijks uitgegeven aan de pensioenen van
                  politieke ambtsdragers, en hoeveel verschilt dit met de geschatte kosten na de transitie?
                  Hoe hoog zullen de pensioenuitkeringen van politieke ambtsdragers zijn, vergeleken
                  met de huidige pensioenuitkeringen?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende
                  brief. Deze leden hebben daarover enkele vragen.
               
De overgang naar een nieuw stelsel raakt deels het Rijk zelf, maar ook provincies,
                  gemeenten en waterschappen, zo constateren de leden van de SGP-fractie. Zeker op financieel
                  gebied raakt het aanstaande wetsvoorstel deze overheidsorganisaties. Deze leden zijn
                  positief over het feit dat de overkoepelende organisaties worden betrokken. Hoe ziet
                  deze samenwerking er precies uit? En hoe wordt daarbij rekening gehouden met de diversiteit
                  aan kenmerken van de overheidsorganisaties?
               
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat er compensatie nodig is voor de overgang
                  naar het nieuwe stelsel. Bijvoorbeeld voor het vervallen van de doorsneesystematiek
                  en de bijdrage aan de solidariteitsreserve. Kan het kabinet aangeven welke compensatie
                  hiervoor nodig is?
               
De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet inzicht kan geven in de jaarlijkse
                     afdrachten die overheidsorganisaties op dit moment via de begroting uitgeven aan pensioenuitkeringen.
                  
Binnen overheidslagen kan er veel verschil zitten in de mate waarin de overheidsinstanties
                     toereikende voorzieningen hebben getroffen, zo nemen de leden van de SGP-fractie aan.
                     Kan het kabinet daar meer inzicht in hebben? Hoe groot is het risico op overheidsinstanties
                     die in financiële problemen komen als gevolg van de overgang naar het nieuwe stelsel?
                  
De overgang naar het nieuwe stelsel zorgt eenmalig voor een budgettaire derving, in
                     verband met het affinancieren, zo constateren de leden van de SGP-fractie. In hoeverre
                     levert het in de toekomst een besparing op, omdat de afdrachten niet meer via de begroting
                     lopen, maar met premies gefinancierd worden? Of dekt het werkgeversdeel van de jaarpremie
                     de oorspronkelijke afdracht via de begroting?
                  
II Antwoord/Reactie van het kabinet
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
