Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 577 Wijziging van de Wet hersteloperatie toeslagen en van de Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen, houdende aanpassingen in de hersteloperatie toeslagen van bepaalde termijnen, van de peildatum voor brede ondersteuning voor gedupeerden in het buitenland en van de nabestaandenregeling (Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is aanvullende maatregelen
te treffen om beslistermijnen in de hersteloperatie toeslagen in overeenstemming te
brengen met de termijn waarbinnen in de praktijk een besluit wordt genomen, om de
termijn voor het doen van een aanvraag voor aanvullende compensatie of een aanvullende
O/GS-tegemoetkoming te verlengen, om de bezwaartermijn te verlengen, om de peildatum
te wijzigen die geldt voor gedupeerden die zich in het buitenland bevinden om in aanmerking
te komen voor brede ondersteuning en om de nabestaandenregeling aan te passen zodat
deze uitvoerbaar is;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2.9a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de overleden aanvrager» vervangen door «een overleden aanvrager».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan degene die partner was van een overleden aanvrager op de dag van overlijden wordt
door de Dienst Toeslagen op aanvraag aanvullende compensatie voor de werkelijke schade
als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in
artikel 2.6, derde lid, toegekend die aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze
niet was overleden.
3. In het derde lid wordt «Het eerste lid is» vervangen door «Het eerste en tweede lid
zijn».
B
Artikel 2.9b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt «de overleden aanvrager» vervangen door «een overleden
aanvrager» en wordt na «de dag van overlijden» ingevoegd «, indien degene die partner
was van een overleden aanvrager op de dag waarop laatstgenoemde is overleden, is overleden
voor de dag van inwerkingtreding van artikel 2.9a,». Voorts wordt «wordt» vervangen
door «worden» en wordt «een overleden aanvrager» vervangen door «de overleden aanvrager».
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Aan het kind van een overleden aanvrager wordt door de Dienst Toeslagen op aanvraag
aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming voor de werkelijke schade als bedoeld in
artikel 2.6, derde lid, toegekend die aan de overleden aanvrager op aanvraag zou zijn toegekend indien deze
niet was overleden, in het geval dat:
a. de overleden aanvrager geen partner had op de dag van overlijden;
b. degene die partner was van de overleden aanvrager op de dag waarop laatstgenoemde
is overleden, is overleden voor de dag van inwerkingtreding van artikel 2.9a; of
c. de situatie, bedoeld in artikel 2.9a, derde lid, zich voordoet.
3. In het derde lid wordt «artikel 6.1b» vervangen door «artikel 6.1b, eerste lid,»
en vervalt «dan wel een aanvraag voor aanvullende compensatie als bedoeld in het tweede
lid,».
4. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing bij de toekenning van aanvullende
compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming op grond van het tweede lid, indien
meerdere kinderen binnen de aanvraagtermijn die op grond van artikel 6.1b op hen van
toepassing is, een aanvraag daartoe indienen.
5. Het eerste tot en met vierde lid alsmede hoofdstuk 4a, artikel 5.3 en hoofdstuk 6
voor zover die betrekking hebben op aanvragen als bedoeld in het eerste of tweede
lid, zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een kind van een overleden
aanvrager:
a. indien degene die partner was van de overleden aanvrager op de dag waarop laatstgenoemde
is overleden, overlijdt op of na de dag van inwerkingtreding van artikel 2.9a;
b. voor zover die partner is overleden voordat toekenning heeft plaatsgevonden van de
voorzieningen, de aanvullende compensatie of de aanvullende O/GS-tegemoetkoming die
aan die partner zouden zijn toegekend op grond van artikel 2.9a indien deze niet was
overleden;
c. met dien verstande dat:
1°. voor de toepassing van artikel 6.1b, eerste lid, de aanvraagtermijn aanvangt op de
dag van overlijden van de partner in plaats van op de dag van overlijden van de overleden
aanvrager;
2°. artikel 6.1b, tweede lid, van toepassing is als geen toekenning heeft plaatsgevonden
aan de partner van de overleden aanvrager van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9a,
eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°.
C
In artikel 2.14f, tweede lid, wordt na «artikel 6.1a» een komma ingevoegd.
D
In artikel 2.14h, derde lid, wordt «Onze Minister» vervangen door «de Dienst Toeslagen».
E
In artikel 2.15, eerste lid, onderdeel a, wordt «7 juli 2020» vervangen door «31 december
2021».
F
In artikel 2.15a, eerste lid, onderdeel a, wordt «7 juli 2020» vervangen door «31 december
2021».
G
In artikel 2.15b, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, wordt «7 juli 2020» vervangen
door «31 december 2021».
H
Aan het opschrift van hoofdstuk 4a wordt toegevoegd «voor nabestaanden van een overleden
aanvrager».
I
Artikel 4a.1 komt te luiden:
Artikel 4a.1 Begripsbepalingen Hoofdstuk 4a
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
betrokkene:
a. de partner van een overleden aanvrager die in aanmerking kan komen voor toekenning
van een voorziening, aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming
op grond van artikel 2.9a;
b. het kind van een overleden aanvrager dat in aanmerking kan komen voor toekenning van
een voorziening, aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming op
grond van artikel 2.9b;
persoonlijke bijstand:
bijstand door de Dienst Toeslagen bij aanvragen en regelingen waar de betrokkene op
grond van deze wet aanspraak kan maken.
J
Artikel 4a.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt na «persoonlijk zaakbehandelaar» toegevoegd «regeling nabestaanden
overleden aanvragers».
2. In het eerste lid vervalt «op verzoek» en «door de Dienst Toeslagen bij de overige
aanvragen en regelingen waar de betrokkene op grond van deze wet aanspraak op kan
maken».
3. Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.
4. In het tweede lid (nieuw) wordt na «persoonlijk zaakbehandelaar» ingevoegd «regeling
nabestaanden overleden aanvragers».
K
Artikel 4a.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «, bedoeld in artikel 4a.2, eerste lid,» en wordt «vindt»
vervangen door «vinden». Voorts wordt «een persoonlijk gesprek» vervangen door «een
of meerdere persoonlijke gesprekken» en wordt na «persoonlijk zaakbehandelaar» ingevoegd
«regeling nabestaanden overleden aanvragers».
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «Het persoonlijk gesprek» vervangen door «Een persoonlijk gesprek»
en wordt na «ziet» ingevoegd «desgewenst».
b. Aan onderdeel a wordt toegevoegd «waarop de persoonlijke bijstand betrekking heeft».
c. In onderdeel b wordt «ondersteuning als bedoeld in artikel 4a.2, eerste lid» vervangen
door «persoonlijke bijstand».
d. In onderdeel c wordt «advies» vervangen door «informatie» en vervalt «, indien de
betrokkene dit wenst».
e. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma worden
twee onderdelen toegevoegd, luidende:
d. het door de betrokkene overleggen van informatie met betrekking tot een aanvraag op
grond van de artikelen 2.9a of 2.9b;
e. het ondersteunen bij het doen van een aanvraag op grond van de artikelen 2.9a of 2.9b.
3. Het derde lid vervalt.
L
Artikel 4a.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «persoonlijke behandeling» vervangen door «persoonlijke bijstand».
2. In de tekst wordt «persoonlijke behandeling, bedoeld in artikel 4a.2, eerste lid,»
vervangen door «persoonlijke bijstand» en vervalt «tevens».
M
Artikel 5.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid» vervangen
door «de artikelen 2.1 tot en met 2.6, 2.9, eerste lid, 2.9a en 2.9b».
2. In het tweede lid wordt na «aanvrager van een kinderopvangtoeslag» ingevoegd «of
de partner of het kind van een overleden aanvrager» en wordt na «de artikelen 2.1
tot en met 2.6 en 2.9, eerste lid» ingevoegd «, onderscheidenlijk de artikelen 2.9a
en 2.9b».
3. In het derde lid wordt in de eerste zin na «de artikelen 2.1 tot en met 2.6 en 2.9,
eerste lid» ingevoegd «, onderscheidenlijk de artikelen 2.9a en 2.9b,» en wordt telkens
na «de aanvrager van een kinderopvangtoeslag» ingevoegd «, onderscheidenlijk de partner
of het kind van een overleden aanvrager,».
4. In het vierde lid wordt toegevoegd «, onderscheidenlijk de partner of het kind van
een overleden aanvrager».
N
Aan hoofdstuk 5 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 5.3 Mogelijkheid instellen commissies met betrekking tot de overige aanvullende
regelingen
1. Bij ministeriële regeling kan Onze Minister commissies instellen met het oog op de
uitvoering van de artikelen 2.14 en 2.14g, tweede lid, die adviseren met betrekking
tot de toets of sprake is van een overleden aanvrager.
2. Artikel 5.2, tweede tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing met
betrekking tot de commissies die zijn ingesteld op grond van dit artikel en de daarmee
samenhangende bevoegdheden en verplichtingen van de Dienst Toeslagen.
O
In artikel 5.3 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
1a. Bij ministeriële regeling kan Onze Minister commissies instellen met het oog op de
uitvoering van artikel 2.14h, derde lid.
P
Artikel 6.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 2.1, eerste of derde lid,» vervangen door «artikel 2.1,
eerste lid,» en wordt «2.6, eerste of derde lid,» vervangen door «2.6, eerste lid,».
Voorts wordt een zin toegevoegd, luidende: Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1,
derde lid, of 2.6, derde lid, wordt ingediend voor 1 januari 2025.
2. In het derde lid wordt na «het eerste lid» ingevoegd «, eerste zin,» en vervalt «2.1,
derde lid, 2.6, derde lid,».
3. Na het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3a. In afwijking van het eerste lid, tweede zin, wordt een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of 2.6, derde lid, indien een beschikking tot toekenning van compensatie als bedoeld in artikel 2.1,
eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid,
na 1 juli 2024 onherroepelijk vast komt te staan, uiterlijk zes maanden na de datum
waarop die beschikking onherroepelijk vast komt te staan, ingediend.
Q
Artikel 6.1a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «voor inwerkingtreding» vervangen door «voor of op de datum
van inwerkingtreding».
b. In onderdeel b wordt toegevoegd «, indien het overleden kind is overleden na de datum
van inwerkingtreding van afdeling 2.2a».3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.14c,
2.14d of 2.14e, ingediend tot zes maanden na de dagtekening van de beschikking tot
het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7, indien die beschikking
een dagtekening heeft van na 22 april 2024.
R
Artikel 6.1b wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt na «onderdelen a en b,» telkens ingevoegd «of tweede
lid,» en wordt in onderdeel a «voor inwerkingtreding» vervangen door «voor of op de
datum van inwerkingtreding».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Indien voorafgaand aan het overlijden van de overleden aanvrager aan die overleden
aanvrager geen toekenning heeft plaatsgevonden van compensatie als bedoeld in artikel 2.1,
eerste lid, of van een O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid,
wordt een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.9a, tweede lid, of 2.9b, tweede lid,
in afwijking van het eerste lid ingediend:
a. niet eerder dan na toekenning van een voorziening als bedoeld in de artikelen 2.9a,
eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, of 2.9b, eerste lid, onderdeel a, onder 1°
of 2°, aan de nabestaande; en
b. uiterlijk zes maanden na de datum waarop:
1°. de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in onderdeel a onherroepelijk
vast komt te staan indien het een aanvraag betreft als bedoeld in artikel 2.9a, tweede
lid; of
2°. de beschikking tot toekenning van een voorziening als bedoeld in onderdeel a onherroepelijk
is geworden voor alle kinderen van de overleden aanvrager die tijdig een aanvraag
tot toekenning daarvan hebben ingediend indien het een aanvraag betreft als bedoeld
in artikel 2.9b, tweede lid.
S
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 2.1, eerste of derde lid,» vervangen door «artikel 2.1,
eerste lid,» en wordt «2.6, eerste of derde lid,» vervangen door «2.6, eerste lid,».
2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, of 2.6, derde lid, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van twaalf maanden na ontvangst van
de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met maximaal twaalf maanden worden verlengd.
3. In lid 1a wordt «of 2.6, derde lid,» vervangen door «2.6, derde lid, of 2.14h, derde
lid,».
T
Artikel 6.2bis wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst
Toeslagen».
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het eerste en tweede lid besluit de Dienst Toeslagen op een aanvraag
als bedoeld in artikel 2.14c, eerste lid, die is gedaan voor de datum van dagtekening
van de beschikking tot het toepassen van een herstelmaatregel als bedoeld in artikel 2.7,
binnen een termijn van zes maanden na de datum van dagtekening van die beschikking.
Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
3. In het vierde lid (nieuw) wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst
Toeslagen».
U
Artikel 6.2ter wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «onderdelen a en b» vervangen door «onderdeel a» en wordt
«Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen».
2. In het tweede lid wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen»
en wordt «onderdelen a en b» vervangen door «onderdeel a».
3. Onder vernummering van het derde lid tot zevende lid worden vier leden ingevoegd,
luidende:
3. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdeel b, besluit Onze
Minister binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met dien
verstande dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de gedupeerdheid
van de aanvrager kinderopvangtoeslag die is overleden, is vastgesteld indien die gedupeerdheid
nog niet is vastgesteld voordat de aanvraag is ingediend. Deze termijn kan eenmaal
met maximaal zes maanden worden verlengd.
4. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b,
eerste lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen
binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan
eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
5. In afwijking van het vierde lid besluit de Dienst Toeslagen op een aanvraag als bedoeld
in het vierde lid, die is gedaan voor inwerkingtreding van artikel 2.9a, tweede lid,
binnen een termijn van zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dat artikel.
Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
6. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9a, tweede lid, waarop artikel 6.1b, tweede
lid, van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen binnen een termijn van zes maanden
na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande dat de beslistermijn niet eerder
verstrijkt dan zes maanden nadat de beschikking tot toekenning van een voorziening
als bedoeld in artikel 2.9a, eerste lid, onderdeel a, onder 1° of 2°, onherroepelijk
is geworden. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
4. In het zevende lid (nieuw) wordt «onderdelen» vervangen door «onderdeel» en vervalt
«en b». Voorts wordt «Belastingdienst/Toeslagen» vervangen door «Dienst Toeslagen».
5. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
8. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, eerste lid, onderdeel b, besluit Onze
Minister binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van
artikel 6.1b geldende aanvraagtermijn, met dien verstande dat de beslistermijn niet
eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de gedupeerdheid van de aanvrager kinderopvangtoeslag
die is overleden, is vastgesteld indien die gedupeerdheid nog niet is vastgesteld
voordat de aanvraag is ingediend. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden
worden verlengd.
9. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b,
eerste lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen
binnen een termijn van zes maanden na het verstrijken van de op grond van artikel 6.1b,
eerste lid, geldende aanvraagtermijn. Deze termijn kan eenmaal met maximaal zes maanden
worden verlengd.
10. Op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.9b, tweede lid, waarop de in artikel 6.1b,
tweede lid, bedoelde aanvraagtermijn van toepassing is, besluit de Dienst Toeslagen
binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van de aanvraag, met dien verstande
dat de beslistermijn niet eerder verstrijkt dan zes maanden nadat de beschikking tot
toekenning van een voorziening als bedoeld in artikel 2.9b, eerste lid, onderdeel a,
onder 1° of 2°, onherroepelijk is geworden voor alle kinderen van de overleden aanvrager
die tijdig een aanvraag tot toekenning daarvan hebben ingediend. Deze termijn kan
eenmaal met maximaal zes maanden worden verlengd.
V
In artikel 6.8, negende lid, wordt na «Uitbetaling van» ingevoegd «een voorziening,
aanvullende compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 2.9a
of 2.9b of van».
W
Artikel 6.9 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het zesde lid wordt «31 december 2025» vervangen door «een jaar na dagtekening
van de beschikking tot toekenning van die compensatie».
2. In het tiende lid wordt na «Uitbetaling van» ingevoegd «een voorziening, aanvullende
compensatie of een aanvullende O/GS-tegemoetkoming als bedoeld in de artikelen 2.9a
of 2.9b of van» en wordt «van die voorziening, onderscheidenlijk die tegemoetkoming,»
vervangen door «daarvan».
X
In artikel 6.10, eerste lid, wordt na «artikel 2.1, derde lid,» ingevoegd «of artikel 2.14h,
derde lid,».
Y
Artikel 6.10a wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «2.» geplaatst.
2. Voor het tweede lid (nieuw) wordt een lid ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn
voor het indienen van een bezwaarschrift dat is gericht tegen een beschikking van
de Dienst Toeslagen die op grond van deze wet is gegeven zestien weken.
Z
Na artikel 6.10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6.10aa Aanvang beslistermijn op bezwaar
In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vangt
de beslistermijn op een bezwaar gericht tegen een beschikking van de Dienst Toeslagen
op grond van deze wet aan op de dag na ontvangst van het bezwaarschrift, met dien
verstande dat de beslistermijn niet eerder aanvangt dan zes weken nadat de termijn
voor het indienen van een bezwaarschrift is aangevangen.
AA
In artikel 6.11, tiende lid, wordt «Belastingdienst/Toeslagen» telkens vervangen door
«Dienst Toeslagen».
BB
Artikel 6.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het achttiende lid wordt «Onze Minister» vervangen door «De Dienst Toeslagen».
2. In het negentiende lid wordt «Onze Minister en de Dienst Toeslagen respectievelijk»
vervangen door «De Dienst Toeslagen en».
CC
In artikel 8.4, onderdeel F, wordt «onderdelen a tot en met d» vervangen door «onderdelen
b tot en met e».
DD
Artikel 8.8 vervalt.
EE
Aan afdeling 8.2 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 8.9 Overgangsrecht verlenging beslistermijnen op aanvraag voor aanvullende
compensatie of aanvullende O/GS-tegemoetkoming aanvragers kinderopvangtoeslag
Artikel 6.2 zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S,
onder 1 en 2, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie
toeslagen, blijft van toepassing op een aanvraag op grond van de artikelen 2.1, derde
lid, of 2.6, derde lid, die door de Dienst Toeslagen is ontvangen voor de dag van
inwerkingtreding van artikel I, onderdeel S, onderdelen 1 en 2, van de Wet aanpassing
termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie toeslagen.
Artikel 8.10 Overgangsrecht verlenging bezwaartermijn en aanvang beslistermijn op
bezwaar
De artikelen 6.10a, eerste lid, en 6.10aa zijn niet van toepassing ter zake van een
beschikking die is gegeven voor de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Y,
onderscheidenlijk artikel I, onderdeel Z, van de Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling
hersteloperatie toeslagen en een bezwaar gericht tegen die beschikking.
FF
Artikel 9.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan onderdeel a wordt toegevoegd «en werkt terug tot en met 26 januari 2021».
b. In onderdeel b vervallen «1 januari 2025 of op» en «eerder».
c. In onderdeel e wordt «1 januari 2026» vervangen door «een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip».
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De artikelen 6.8, negende lid, en 6.9, tiende lid, zoals deze luiden direct na inwerkingtreding
van artikel I, onderdelen SSa, onder 3, en TTa, van de Wet aanvullende regelingen
hersteloperatie toeslagen, werken terug tot en met 22 april 2024 met betrekking tot
een tegemoetkoming op grond van afdeling 2.2A.
ARTIKEL II
De Wet aanvullende regelingen hersteloperatie toeslagen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel S, onder 6, vervalt telkens «in de».
2. De in onderdeel EEa opgenomen artikelen 4a.5 en 4a.6 vervallen.
3. Onderdeel NN vervalt.
4. Onderdeel NNa vervalt.
5. In het in onderdeel SSa, onder 3, voorgestelde artikel 6.8, negende lid, en in het
in onderdeel TTa opgenomen artikel 6.9, tiende lid, vervalt «een voorziening als bedoeld
in artikel 2.9a of 2.9b of van».
6. Onderdeel WW vervalt.
B
Artikel Ia wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «inwerkingtreding van deze wet» vervangen door «inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel EEa,» en wordt «van deze wet» vervangen door «van hoofdstuk 4a
van de Wet hersteloperatie toeslagen».
2. In het tweede lid wordt «hoofdstuk 4a van deze wet» vervangen door «hoofdstuk 4a
van de Wet hersteloperatie toeslagen».
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld
en werkt terug ten aanzien van:
a. artikel I, onderdeel E, tot en met 24 juni 2022;
b. artikel I, onderdeel F, tot en met 15 juli 2023;
c. artikel I, onderdeel P, tot en met 1 januari 2024;
d. artikel I, onderdeel DD, tot en met 1 januari 2024.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing termijnen en nabestaandenregeling hersteloperatie
toeslagen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.