Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Uitvoering van de motie van het lid De Kort c.s. over vaart maken met het wetsvoorstel en twee nieuwe pabo-opleidingen inrichten die opleiden tot gespecialiseerde lesbevoegdheden (Kamerstuk 27923-473) en van de gewijzigde motie van het lid Soepboer over naast de gehanteerde klokurennorm ook een maximumlesurennorm van 24 lesuren per week opnemen in de cao van het voortgezet onderwijs (Kamerstuk 27923-483) (Kamerstuk 27923-489)
2024D24769 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs d.d. 25 april 2024 inzake Uitvoering van de motie van het lid De Kort c.s.
over vaart maken met het wetsvoorstel en twee nieuwe pabo-opleidingen inrichten die
opleiden tot gespecialiseerde lesbevoegdheden1 en van de gewijzigde motie van het lid Soepboer over naast de gehanteerde klokurennorm
ook een maximumlesurennorm van 24 lesuren per week opnemen in de cao van het voortgezet
onderwijs2 (Kamerstuk 27 923, nr. 489).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de NSC-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de BBB-fractie
• Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Antwoord/reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige brief.
Zij hebben grote twijfels of het splitsen van de pabo voor het jongere en het oudere
kind wel zo goed is. Zij zijn van mening dat het voor leerkrachten erg goed is om
de ontwikkeling van kinderen (ook als ze hun loopbaan concentreren op de bovenbouw
van het primair onderwijs) te kennen. De leerkrachten bouwen dan immers voort op datgene
wat in de onderbouw gebeurt en wat kan gezien de ontwikkeling van kinderen. Wel zouden
deze leden aan de pabo's durven vragen of een student nadat er een algemene introductie
en kennismaking met zowel het jongere als het oudere kind heeft plaatsgevonden, eerder
een keuze voor één van de beide kanten gemaakt kan worden. Deze leden maken er daarnaast
bezwaar tegen dat deze maatregel wordt gepresenteerd als een wondermiddel waarmee
veel meer mannelijke schoolverlaters gaan kiezen voor de pabo en waarmee het lerarentekort
substantieel gaat verminderen. Ook de Ministers noemden het bij de beantwoording van
een feitelijke vraag over de Slotwet 2023 «nog onzeker of een splitsing van de pabo-opleidingen
in opleidingen voor jonge en oudere kinderen tot meer leraren leidt»3. Wat dat betreft, verwachten deze leden aanmerkelijk meer van het Deltaplan tegen
het lerarentekort, waar de Kamer om heeft gevraagd door in januari 2024 de motie van
het lid Pijpelink4 aan te nemen. Delen de Ministers deze mening?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderkennen dat toekomstige leraren, die enkel
zijn opgeleid voor de onderbouw of voor de bovenbouw, het voor de scholen nog moeilijker
kunnen maken om voor elke groep een goed toegeruste leraar te vinden. Gaat de gedifferentieerde
pabo straks ook opleiden voor verschillende onderwijsbevoegdheden? Zo nee, hoe gaan
de Ministers dan waarborgen dat een docent die de pabo voor het oudere kind heeft
gevolgd, maar die de school noodgedwongen toch inzet voor onderwijs aan een groep
jonge kinderen, met zijn of haar handelingsverlegenheid wordt geconfronteerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen vooral dat lerarenopleidingen beter
worden toegerust om leraren te scholen voor een latere selectie van hun leerlingen
en hen goed voor te bereiden op de omgang met zorgleerlingen en leerlingen die specifieke
ondersteuning nodig hebben. Delen de Ministers deze wensen? Welke stappen kunnen de
Ministers hiervoor nog zetten?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat met het aannemen van de motie
van het lid Soepboer, de Kamer de regering ook heeft verzocht om voortaan in de cao
van het voortgezet onderwijs niet alleen klokurennorm te hanteren maar ook een maximumlesurennorm
van 24 lesuren per week. Een overweging bij dit verzoek is dat kortere lesuren binnen
dezelfde klokurennorm onherroepelijk leiden tot meer contactmomenten en daarmee tot
meer voorbereiding, nawerk en administratie. De Ministers reageren dat de sociale
partners gaan over de afspraken in de cao, ook over de afspraken over het aantal lesuren
per week voor docenten. Deze leden constateren echter dat het kabinet de jaarlijkse
ruimtebrief over de kabinetsbijdrage voor de arbeidskostenontwikkeling, vertrouwelijk
naar onderwijswerkgevers stuurt, maar deze nog altijd niet inzichtelijk wordt gemaakt
voor alle sociale partners, ondanks de motie van het lid Van den Hul c.s. inzake het
inzichtelijk maken van de ruimtebrief5, die de Kamer reeds in maart 2019 heeft aangenomen. Welke overwegingen liggen ten
grondslag aan deze nog altijd volgehouden eenzijdige informatie van de onderwijswerkgevers?
Maakt een maximumlesurennorm wel een serieuze kans bij de cao-onderhandelingen als
de werknemersorganisaties die vooral belang hebben bij zo’n norm, tegelijkertijd door
het kabinet welbewust op een kennisachterstand worden gehouden over de loonruimte?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Primair en Voortgezet
Onderwijs. Zij willen de Ministers bedanken voor het snel doen toekomen van de brief
over de uitvoering van de motie van het lid De Kort c.s. inzake het wetsvoorstel differentiatie
pabo. Zij zijn tevens verheugd dat splitsing van de pabo eveneens onderdeel is van
het gesloten hoofdlijnenakkoord. Zij willen opmerken dat het doel van splitsing van
de pabo tweeledig is. Allereerst zorgt een gesplitste pabo voor een bredere aantrekkingskracht
van de opleiding, zowel voor mannen als vrouwen. Daarnaast zorgt splitsing ook voor
meer focus in het curriculum, wanneer de opleiding niet meer tot een lesbevoegdheid
voor de gehele breedte van het primair onderwijs hoeft op te leiden. Deze leden zijn
van mening dat hiermee ook meer ruimte komt voor onderwijs in basisvaardigheden. Kunnen
de Ministers op bovenstaande reflecteren?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Ministers de mening delen dat snelle uitvoering
van deze motie van belang is voor het verdiepen van het pabo-curriculum en een bijdrage
kan leveren aan het oplossen van het lerarentekort. Kunnen de Ministers toezeggen
dat de eerste benodigde stappen voor differentiatie van de pabo-opleiding onverwijld
worden gezet?
Graag zouden de leden van de VVD-fractie van de Ministers horen of zij bereid zijn
de hoofdlijnennotitie met daarin de schets met fundamentele keuzes zo snel mogelijk,
bijvoorbeeld nog voor de zomer van 2024 aan de Kamer te doen toekomen. Tevens zouden
zij graag van de Ministers horen of zij bereid zijn in de tussentijd gesprekken met
het veld te starten om tot een bredere consensus te komen over een uniforme leeftijdsgrens
en vooropleidingseisen.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde uitvoering van
de motie van het lid De Kort c.s. en van de motie van het lid Soepboer.
Motie van het lid De Kort c.s.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de internetconsultatie in 2020 overwegend negatieve
reacties opleverde, terwijl de pilots in 2021 en oktober 2022 juist positief werden
geëvalueerd. Daarom vragen deze leden wat de inhoudelijke verschillen waren tussen
het wetsvoorstel uit 2020 en de pilots.
De leden van de NSC-fractie lezen dat er voor de pabo een landelijke kennisbasis is
vastgesteld. Daarbij wordt voorgesteld om deze kennisbasis op te splitsen voor de
opleiding voor jonge kinderen en voor de opleiding voor oude kinderen. Daarbij vragen
deze leden of een achterliggende reden achter deze voorgestelde splitsing is dat het
kennisniveau van de lesstof voor jonge kinderen logischerwijs lager is dan voor oude
kinderen en dat de lesvaardigheden bij oudere kinderen om andere pedagogische vaardigheden
vragen.
De leden van de NSC-fractie vragen aan de Ministers of er ook wordt gekeken naar mogelijke
overstaptrajecten na afronding van de gespecialiseerde pabo en hoe deze eventueel
vorm zouden kunnen krijgen, bijvoorbeeld dat ze gemeenschappelijk worden aangeboden.
Motie van het lid Soepboer
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Ministers met de sociale partners gaan kijken
naar de mogelijkheden voor de maximum lesurennorm. Daarbij vragen deze leden of de
Ministers dan van plan zijn om deze norm onder andere te agenderen bij de in juni
2024 gestarte cao-onderhandelingen voor het voortgezet onderwijs. Daarnaast vragen
deze leden ook of de Ministers van plan zijn om, in lijn met deze aangenomen motie,
te blijven pleiten voor de maximum lesurennorm, ook als een aantal sociale partners
hier anders tegen aankijkt. Dit is tenslotte een wens van de meerderheid van de Kamer.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Ministers aangeven dat de naleving van de
cao-afspraken over de lesurennorm niet aan de onderwijsinspectie is. Echter, de onderwijsinspectie
controleert wel al op de klokurennorm. Gecombineerd met kennis van de duur van een
lesuur zou hier eenvoudig toezicht op kunnen worden gehouden. Daarom vragen deze leden
waarom de Ministers dit niet zouden willen beleggen bij de onderwijsinspectie.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met enige zorg kennisgenomen van de brief over
de uitvoering van de motie van het lid De Kort c.s. over het realiseren van smalle
bevoegdheden voor leraren. Deze leden zijn voorstander van mogelijkheden tot specialisatie
op zowel de initiële opleiding als daarna via bijscholing, maar denken dat smalle
bevoegdheden hiertoe niet de oplossing zijn. Zij hebben daarom vragen, alvorens aan
dit lange en intensieve traject begonnen wordt.
Betrokkenheid beroepsgroep
De leden van de D66-fractie vinden in de eerste plaats dat besluiten over de bevoegdhedenstructuur
genomen moeten worden door de beroepsgroep zelf. In hoeverre is de beroepsgroep betrokken
geweest bij de totstandkoming van het oorspronkelijke wetsvoorstel en bij de gestuurde
brief over de uitvoering van de motie, zo vragen zij. En op welke wijze zijn de Ministers
van plan de beroepsgroep te betrekken bij de uitvoering van de motie en het opstellen
van de hoofdlijnennotitie? Daarbij vragen deze leden hoe de Ministers reflecteren
op het gebrek aan steun bij vakbonden en beroepsverenigingen zoals de AOb6, die een enquête heeft uitgevoerd waaruit blijkt dat de beroepsgroep verschillend
denkt over het splitsen van de pabo en dat de beroepsgroep zich in het bijzonder keert
tegen smalle bevoegdheden.
De leden van de D66-fractie vinden het zeer onwenselijk als dit voorstel er komt zonder
steun van de beroepsgroep. De invulling van het leraarschap, wanneer en voor wat je
bevoegd bent, is aan leraren zelf, zo stellen deze leden. Delen de Ministers dat dit
voorstel er niet mag komen zonder de steun van leerkrachten, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie hebben daarnaast vragen over de doorkruising van dit voorstel
met lopende trajecten. In het bijzonder vragen zij hoe de uitvoering van de motie
zich verhoudt tot de herijking van bekwaamheidseisen en -gebieden die op dit moment
wordt uitgevoerd door de beroepsgroep. Daarnaast vragen zij hoe dit voorstel zich
verhoudt tot de stappen die worden gezet in het opleidingsberaad en rond de herijking
van de kennisbasis van opleidingen.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of de Ministers een risico zien in een
afname van de aantrekkelijkheid van het beroep aangezien leraren zelf aangeven grote
waarde te hechten aan een brede inzetbaarheid na afronding van de opleiding.
Bovendien maken de leden van de D66-fractie zich zorgen om een mogelijke daling in
kwaliteit, door lagere toelatingseisen bij de opleidingsroute tot bevoegdheid voor
het jonge kind. Kunnen de Ministers bevestigen dat het wetsvoorstel, ook op lange
termijn, niet zal leiden tot lagere toelatingseisen, zo vragen zij.
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe dit zich verhoudt tot de Commissie
Zevenbergen. Deze leden betreuren dat de commissie voortijdig gestopt is, maar wijzen
erop dat er wel consensus is bereikt over het feit dat smalle bevoegdheden voor het
jonge en oudere kind onwenselijk is. De commissie was van mening dat het goed mogelijk
is om te specialiseren met behoud van de huidige brede bevoegdheid. Hoe reflecteren
de Ministers hierop en hoe reageren zij op deze kritiek, zo vragen deze leden.
Noodzakelijkheid
De leden van de D66-fractie hebben zeer grote vragen bij de noodzakelijkheid van het
wetsvoorstel, net als in het verleden de Commissie Zevenbergen, de AOb, de PO-Raad,
Vereniging Hogescholen en de deelnemende pabo’s aan de pilot. Zij vragen daarbij aan
de Ministers expliciet te reageren op de bezwaren vanuit de internetconsultatie. Zij
vragen de Ministers dan ook zeer uitvoerig de noodzakelijkheid van dit voorstel te
motiveren, alvorens een hoofdlijnennotitie naar de Kamer te sturen. Deze leden vinden
het belangrijk hier het onderscheid te maken tussen het voorgenomen specialisatiemodel
en het model waarbij de pabo en bevoegdheden worden gesplitst. Welk bewijs hebben
de Ministers dat specifiek een splitsing van de pabo en smalle bevoegdheden daadwerkelijk
leidt tot een grotere instroom van leraren, en in het bijzonder de instroom van mannen,
zo vragen zij. Kunnen de Ministers daarbij alle onderzoeken en onderliggende ambtelijke
analyses met de Kamer delen, zo vragen zij. Mocht er geen onderzoek ten grondslag
liggen aan dit wetsvoorstel, zijn de Ministers dan bereid onderzoek te doen naar de
noodzakelijkheid en effectiviteit van het voorstel, zo vragen deze leden. Mocht die
bereidheid er niet zijn, delen de Ministers de mening dat het zeer onwenselijk is
een wetsvoorstel voort te zetten zonder onderzocht te hebben of dit specifieke voorstel
daadwerkelijk effect sorteert, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of de Ministers inzichtelijk kunnen maken
welke opleidingen op dit moment wel of geen verplichte kleuterstage kennen. Denken
de Ministers niet dat, indien blijkt dat er meer mannelijke studenten instromen bij
de afwezigheid van een dergelijke stage, het veel effectiever en doelmatiger is om
op korte termijn bij zoveel mogelijk opleidingen te stoppen met een verplichte kleuterstage,
zo vragen deze leden.
Daarbij vragen de leden van de D66-fractie hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot
het advies «Ruim baan voor leraren» van de Onderwijsraad, waarin juist gepleit wordt
voor bredere bevoegdheden. Zijn de Ministers daarbij bereid om de Onderwijsraad te
raadplegen voor advies, zo vragen zij.
Effecten
De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen om het lerarentekort. Dit tekort
wordt de komende jaren groter, ondanks de forse inzet van vorige kabinetten om de
instroom te verhogen. Deze leden vragen of de Ministers kunnen delen wat de impact
van de smalle bevoegdheden is op het lerarentekort. Mocht dit niet bekend zijn, zijn
de Ministers bereid om onderzoek te doen naar de precieze impact van het voorstel
op het lerarentekort en de inzetbaarheid van leraren, zo vragen zij. Bovendien maken
deze leden zich zorgen over een toename in onbevoegd gegeven lessen, door het lerarentekort
en de smalle bevoegdheden. Deze leden zien het risico dat leraren, bevoegd voor het
jonge kind, wegens het lerarentekort toch les moeten geven aan oudere kinderen (of
vice versa), met kwaliteitsdaling tot gevolg. Hoe zien de Ministers dat, zo vragen
zij. Ook vragen deze leden of de Ministers het wenselijk vinden dat smalle en brede
bevoegdheden naast elkaar bestaan.
Daarnaast willen de leden van de D66-fractie benadrukken dat het van belang is om
zicht te houden op de gehele leerlijn, van groep 1 tot en met 8. Door smalle bevoegdheden
kan er verkokering optreden tussen de doorlopende leerlijn van het jonge kind en het
oudere kind en wordt het zicht op deze leerlijn slechter. Hoe zien de Ministers dat,
zo vragen deze leden.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie in hoeverre er overleg plaats heeft gevonden
met werkgevers in het onderwijs. Met een splitsing in de pabo en de daarmee samenhangende
splitsing in bevoegdheden dreigt een nieuw wendbaarheids- en bevoegdheidsprobleem
te ontstaan, zo vrezen deze leden. Door bevoegdheden te splitsen neemt de schoolinterne
en regionale flexibele inzetbaarheid af en zijn scholen minder in staat mensen gericht
in te zetten daar waar (tijdelijke) tekorten lokaal of regionaal het meest urgent
zijn. Zien de Ministers dit ook, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitvoering van
de motie van het lid De Kort c.s. over vaart maken met het wetsvoorstel en twee nieuwe
pabo-opleidingen inrichten die opleiden tot gespecialiseerde lesbevoegdheden en van
de gewijzigde motie van het lid Soepboer over naast de gehanteerde klokurennorm ook
een maximumlesurennorm van 24 lesuren per week opnemen in de cao van het voortgezet onderwijs.
De leden van de BBB-fractie constateren een afname van het aantal mannen in het onderwijs
nadat de Kweekschool en de KLOS7 opgingen in de pabo in de jaren ’80. Mannen lijken minder op te hebben met het kleuteronderwijs,
wat het vak voor hen minder interessant zou hebben gemaakt. Deze leden juichen dan
ook de ontwikkeling toe waarin kleuterdidactiek weer gescheiden gaat worden aangeboden
en hebben enkele vragen en opmerkingen bij de brief over de uitvoering.
De leden van de BBB-fractie zijn van mening dat een toestroom van mannelijke leerkrachten
een belangrijke deel van de oplossing van het nijpende lerarentekort kan zijn. Graag
vernemen zij van de Ministers of zij deze mening delen. Tevens zijn deze leden van
mening dat bij het oplossen van het lerarentekort dan ook veel haast geboden is. Dit
maakt dan ook dat deze leden graag zien dat de hoofdlijnennotitie met fundamentele
keuzes aan de Kamer wordt gestuurd. Kunnen de Ministers toezeggen dat dit voor het
zomerreces gebeurt?
Daarnaast vragen de leden van de BBB-fractie of de Ministers bereid zijn met het onderwijsveld
in gesprek te gaan om tot een brede overeenstemming te komen over de vooropleidingseisen
en een uniforme leeftijdsgrens. Deze leden benadrukken dat het hun nadrukkelijke wens
is dat deze maatregel ervoor zorgt dat het huidige percentage van afgestudeerde pabo-studenten
van 18 procent zal stijgen.
De leden van de BBB-fractie merken met betrekking tot de motie van het lid Soepboer
over de maximumlesurennorm op dat zij verheugd zijn dat het onderwerp bij de sociale
partners onder de aandacht zal worden gebracht. Deze leden delen het standpunt dat
het, gezien het doel van de motie om de werkdruk te verlichten, een goede zaak is
als cao-partijen deze motie ter harte nemen.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de motie van het lid De Kort c.s. aandacht
voor het feit dat onvoldoende mannen kiezen voor een carrière in het (basis)onderwijs.
Deze leden zien dit gegeven ook als problematisch, maar betwijfelen of het splitsen
van de pabo-opleiding het gewenste effect gaat hebben. Hebben de Ministers aanwijzingen
dat het splitsen van de pabo-opleiding daadwerkelijk gaat leiden tot meer pabo-studenten,
in het bijzonder mannelijke studenten? Is het beeld dat mannelijke studenten veelal
afhaken na een verplichte kleuterstage in het eerste jaar terecht?
In dit kader vragen de leden van de ChristenUnie-fractie ook naar de uitvoering van
motie van het lid Ceder8. Hoe verlopen de gesprekken met de onderwijsorganisaties? Welke organisaties doen
mee? Wanneer verwachten zij afspraken over het streefcijfer en hoe daar te komen met
de Kamer te kunnen delen? Van welke maatregelen verwachten de Ministers dat zij het
meest kansrijk om meesters te werven en te behouden?
II Antwoord/reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.