Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake o.a. Onderzoek naar de perspectieven van ouders op kindregelingen (Kamerstuk 36410-XV-81)
2024D21924 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties
de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid over de volgende brieven:
− Kabinetsreactie beleidsdoorlichting artikel 10 Tegemoetkoming ouders en evaluatie
Wet hervorming kindregelingen (Kamerstuk 30 982, nr. 46);
− Aanpak herstelactie kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 17);
− Reactie op verzoek commissie over het rapport «Kind van de rekening?» van de Nationale
ombudsman (Kamerstuk 26 448, nr. 628);
− Vervolg activiteiten beleidsdoorlichting artikel 10 Tegemoetkoming Ouders (Kamerstuk
30 982, nr. 52);
− Maatregelen naar aanleiding van het rapport «Kind van de rekening» van de Nationale
ombudsman (Kamerstuk 26 448, nr. 631);
− Voortgang herstelactie kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 25);
− Voortgang hersteloperatie kindgebonden budget (Kamerstuk 31 066, nr. 785);
− Kabinetsreactie inzake onderzoeken dubbele kinderbijslag onderwijsredenen en intensieve
zorg (Kamerstuk 34 104, nr. 332);
− Reactie op verzoek commissie over een afschrift van de brief aan de Nationale ombudsman
en de Kinderombudsvrouw over knelpunten in de Kindgebonden budget en de Kinderopvangtoeslag
(Kamerstuk 35 574, nr. 23);
− Afronding hersteloperatie kindgebonden budget (Kamerstuk 35 010, nr. 26);
− Brief houdende intrekking van het wetsvoorstel (Kamerstuk 35 845, nr. 25);
− Fout in uitbetaling kingebonden budget – herstelactie (Kamerstuk 35 010, nr. 27);
− Fout in uitbetaling kindgebonden budget – opvolging brief 13 juli inzake herstelactie
(Kamerstuk 35 010, nr. 28);
− Gerichte mailing CIZ om niet-gebruik te bestrijden (Kamerstuk 26 448, nr. 694);
− Indexatie kinderbijslag per 1 juli 2023 (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 94);
− Onderzoek Doelen en effectiviteit alleenstaande ouderkop (ALO-kop) (Kamerstuk 35 574, nr. 28);
− Uitkomsten verkenning toekomst kindregelingen (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 65);
− Onderzoek naar de perspectieven van ouders op kindregelingen (Kamerstuk 36 410 XV, nr. 68).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Léon de Jong
Adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de kabinetsbrieven en toegezonden documenten
met interesse gelezen. Deze leden hebben hierover enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de budgettaire effecten
van verschillende varianten van een samengevoegde kindregeling die zowel de kinderbijslag
als het kindgebonden budget zou vervangen. Kan de Minister een overzicht geven van
de kosten van: (1) een inkomensonafhankelijke regeling ter hoogte van de kinderbijslag
plus het maximale kindgebonden budget in 2024; (2) een inkomensonafhankelijke regeling
ter hoogte van de kinderbijslag plus het maximale kindgebonden budget zoals dat gold
in 2023; (3) een inkomensonafhankelijke regeling ter hoogte van de kinderbijslag plus
het kindgebonden budget dat een koppel met een gezamenlijk inkomen van 60.000 euro
per jaar ontvangt; (4) een inkomensafhankelijke regeling ter hoogte van maximaal de
kinderbijslag plus het maximale kindgebonden budget, met een afbouwpad van 5% vanaf
een gezamenlijk inkomen van 50.000 euro per jaar; (5) hetzelfde als (4), maar dan
met een afbouwpad dat start vanaf een gezamenlijk inkomen van 100.000 euro per jaar;
(6) hetzelfde als (4), maar dan met een afbouwpad dat start vanaf een gezamenlijk
inkomen van 150.000 euro per jaar; (7) hetzelfde als (6), maar dan met een afbouwpercentage
van 10 procent?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister voorts om een overzicht
van situaties waarin het partnerbegrip knellend is en (mogelijk) tot problemen leidt
bij het uitkeren van het kindgebonden budget. Kan de Minister hierbij ook cijfers
meesturen hoe vaak deze situaties voorkomen? In hoeverre komen deze knelpunten ook
voor bij andere regelingen in de sociale zekerheid (bijvoorbeeld de Algemene Ouderdomswet
(AOW)) en is er sprake van overlap?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat een negatieve indexatie
van de kinderbijslag, zoals vorig jaar voorkwam, onwenselijk is vanuit het oogpunt
van zekerheid en betrouwbaarheid voor ouders. Deze leden vragen de Minister dan ook
of zij het hiermee eens is. Klopt het dat het mogelijk is om de indexatie zo vorm
te geven dat nul procent als ondergrens wordt gehanteerd, waarbij eventuele negatieve
inflatie als correctie wordt verrekend bij een volgend indexatiemoment, om te voorkomen
dat inflatie en indexatie uit de pas gaan lopen? En zo ja, is de Minister bereid dit
mee te nemen in de Verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) 2024?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in het onderzoek van theRevolution dat middeninkomens
soms minder te besteden hebben dan lagere inkomens omdat zij net buiten regelingen
vallen.1 De leden van de VVD-fractie vragen of het kabinet de mening deelt dat het onwenselijk
is dat middeninkomens er door het wegvallen van een regeling op achteruitgaan, zeker
als zij meer zijn gaan verdienen omdat zij meer uren zijn gaan werken. De leden van
de VVD-fractie vragen of en hoe het kabinet het voorkomen van deze armoedeval meeneemt
in het uitwerken van toekomstige (kind)regelingen. In navolging op de vorige vraag
vragen de leden van de VVD-fractie hoe het kabinet een kindregeling naar Vlaams model,
waarbij het te ontvangen bedrag samenhangt met de levensfase van het kind, beoordeelt.
Deze leden vragen welke voor- en nadelen het kabinet bij een dergelijke variant ziet.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport Toekomst
Toeslagenstelsel en de brief van de Minister, waarin knelpunten worden benoemd waar
ouders tegenaan lopen. De ambtelijke verkenning leidt onder andere tot de conclusie
dat er één vereenvoudigde regeling moet komen met één wettelijk kader. Deze leden
zijn het hier van harte mee eens. Voor het nieuwe kabinet ligt hier een belangrijke
taak. Het is goed te vernemen dat er ondertussen wordt onderzocht hoe terugvorderingen
voorkomen kunnen worden binnen het huidige stelsel. Zo wordt aangegeven dat met de
Dienst Toeslagen de mogelijkheid wordt onderzocht om na afloop van het toeslagjaar
ouders te benaderen die geen kindgebonden budget hebben ontvangen maar daar mogelijk
wel recht op hadden. Kan de Minister aangeven wat de uitkomsten van dit onderzoek
zijn en hoe en wanneer deze ouders actief worden benaderd?
De leden van de NSC-fractie lezen dat bij scheidende ouders veelal niet bekend is
dat zij zelf moeten regelen wie van beide ouders kinderbijslag aanvraagt, omdat het
te ontvangen kindgebonden budget hieraan is gekoppeld. Welke maatregelen neemt de
Minister om deze ouders beter voor te lichten?
De leden van de NSC-fractie zijn voorts benieuwd naar de resultaten van het integrale
onderzoek dat naar aanleiding van de motie Palland/Ceder2 wordt uitgevoerd naar de situatie van gezinnen in Nederland. Wat is de stand van
zaken van dit onderzoek? Kan het kabinet aangeven wanneer de uitkomsten van dit onderzoek
worden verwacht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Deze
leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie constateren dat de kindregelingen veel voorwaarden en
grensgevallen kennen. Zo is recht op kindgebonden budget voorwaardelijk aan dat een
ouder een geldige verblijfsvergunning heeft, ook als de andere ouder dat niet heeft.
Daarnaast moet het kind ook rechtmatig in Nederland verblijven. Kan de Minister ingaan
op hoeveel kinderen van rechtmatig in Nederland verblijvende ouders, zelf niet rechtmatig
in Nederland verblijven? Hoeveel controles voert de Dienst Toeslagen jaarlijks uit
op de verblijfsstatus van kinderen en hoeveel uitvoeringskosten zijn hiermee gemoeid?
Wat zouden de kosten zijn van het toekennen van kindgebonden budget aan de ouders
van deze kinderen en wat zouden de kosten zijn van het schrappen van de controle?
Zijn deze kosten in kaart gebracht en aan de Kamer gecommuniceerd bij de behandeling
van de Verzamelwet SZW 2022?
De leden van de D66-fractie hechten er waarde aan dat geld eerder terechtkomt bij
ouders die het zelf kunnen gebruiken dan dat het geld uitgegeven wordt aan apparaatskosten,
waarbij een beroep gedaan wordt op een toch al schaarse arbeidsmarkt en waarmee bijgedragen
wordt aan een grote, complexe overheid. Is de Minister bereid om opdracht te geven
om een grondige doorlichting te organiseren van de uitvoeringskosten van de kindregelingen
en bij grensgevallen en uitzonderingen telkens de uitvoeringskosten naast de kosten
van het schrappen van de uitzondering te wegen?
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of nu in alle gevallen dat er sprake
is van een huwelijkspartner in het buitenland de alleenstaande ouderkop (ALO-kop)
niet wordt toegekend aan statushouders. Is de Minister bereid in de situatie dat de
gezinsherenigingsprocedure van statushouders nog loopt, de toekenning van de ALO-kop
mogelijk te maken? Op welke wijze voorkomt de Minister hoge terugvorderingen van de
ALO-kop bij statushouders met een huwelijkspartner in het buitenland? Hoe zorgt de
Minister ervoor dat het inkomen van deze gezinnen toch toereikend is om in hun levensonderhoud
te kunnen voorzien? Klopt het dat nu gevraagd wordt aan gemeenten om ambtshalve maatwerkondersteuning
te leveren in de bijstand? Vindt de Minister dat de meest eenvoudige manier om het
bestaansminimum voor deze groepen te garanderen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agendapunten
voor het oorspronkelijke commissiedebat Kinderbijslag en kindgebonden budget dat om
is gezet in dit schriftelijk overleg
De leden van de BBB-fractie zien dat op de agenda voor het commissiedebat het onderzoek
naar de ALO-kop stond van SEO economische onderzoek (SEO)3, een relevant onderwerp ook naar aanleiding van het regeerakkoord. De overgrote meerderheid
van ouders die gebruikmaken van de ALO-kop zit flink onder het sociaal minimum en
de ALO-kop moet ervoor zorgen dat het voor deze groep lonender is om meer te gaan
werken. Is volgens de Minister de ALO-kop de manier om koopkracht op te krikken aangezien
niet iedereen binnen deze regeling valt? Ouders die er niet binnen vallen, onder andere
door een afwijkende definitie van «alleenstaanden», moeten dan weer terugvallen op
bijzondere bijstand, waarvoor zij het loket dikwijls niet weten te vinden. Iets wat
het onderzoek van SEO ook bevestigt. Wat zegt dat over de doelmatigheid van deze regeling
volgens de Minister?
De leden van de BBB-fractie lezen dat het aantal alleenstaande ouders dat participeert
op de arbeidsmarkt is gestegen van halverwege 60 procent naar 75 procent. Het onderzoek
van SEO legt geen direct verband tussen de invoering van de ALO-kop en de hogere participatie
van ouders, schrijft de Minister dit toe aan de invoering van de ALO-kop, aangezien
deze de marginale druk voor werkenden verlaagt?
Voorts hebben de leden van de BBB-fractie een vraag over de bijstellingen rond het
kindgebonden budget in de Voorjaarsnota. Het totale bedrag aan kindgebonden budget
is 3,3 miljard euro en de bijstelling gaat om 240 miljoen euro, dat is toch 7 procent
van het totaal. Een behoorlijke slok op een borrel. Kan de Minister nadere uitleg
verschaffen hoe dit zo uit de pas loopt? Deze leden vinden de uitleg in de Voorjaarsnota
wat summier.
Tenslotte willen de leden van de BBB-fractie ingaan op de verkenning toekomst kindregelingen.
De verdere vormgeving van deze toekomst is uiteraard aan een nieuw kabinet maar de
Minister maakt in haar brief een verwijzing naar het Vlaamse Groeipakket. Dit systeem
hanteert speciale toeslagen voor speciale gebeurtenissen. Is er ook verder onderzoek
naar dit soort systemen verricht waarbij is gekeken welke speciale toepassingen geschikt
zijn om over te nemen en hoe koopkrachteffecten zich verder zouden ontwikkelen indien
elementen uit dit pakket zouden worden toegepast?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de uitwerking van opties voor
herziening van de kindregelingen en het meer recente onderzoek naar de perspectieven
van ouders op kindregelingen. Vooral dat laatste onderzoek vinden deze leden interessant,
omdat dat zich richt op het perspectief van ouders.
De leden van de CDA-fractie lezen als een van de signalen dat voor veel mensen kinderbijslag
goed werkt: het is bekend, simpel en duidelijk want wat iemand krijgt, mag diegene
ook houden. Deze leden onderschrijven het belang van deze elementen. Ook gaat kinderbijslag
met name naar de categorie «kind», terwijl kindgebonden budget vaker wordt gebruikt
voor vaste lasten en levensonderhoud. Het onderzoek stelt dat dit komt door de frequentie,
maar deze leden vragen of dit volgens de Minister ook niet komt door de categorie
ontvangers, omdat hoe lager iemands inkomen is, hoe meer kindgebonden budget diegene
krijgt.
De leden van de CDA-fractie vinden dat in elk van de ideeën voor vormgeving van de
regelingen van de ouders interessante elementen zitten. Vooral de elementen van vaste
bedragen en «hebben is houden» vinden deze leden belangrijk. Het is duidelijk dat
iedereen terugvorderingen ongewenst vindt. Deze leden vinden idee 4 interessant, voor
één vaste kinderbijlage met één naam, met een vast bedrag per maand onafhankelijk
van inkomen. Dat sluit ook aan bij de observatie uit het onderzoek dat sommige mensen
het fijner zouden vinden als de kinderbijslag maandelijks komt, om aan te sluiten
bij de uitgaven. Echter dit wordt niet als optimaal ervaren omdat het bedrag dan kleiner
is. Daarnaast vinden ouders het oneerlijk als er volledige inkomensonafhankelijkheid
is, dus «de armen armer worden en de rijken rijker».
De leden van de CDA-fractie zien fiche 3c daarom als kansrijk voor één regeling met
een vast en een inkomensafhankelijk deel, maandelijks uitgekeerd, op basis van inkomen
van voorgaand jaar en met een noodknop bij inkomensterugval. Deze leden vragen de
Minister in hoeverre dit fiche aansluit bij maatregel 2b in het onderzoek naar Stelselherziening
kindregelingen, namelijk het samenvoegen vam de Wet op het kindgebonden budget (WKB)
met de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) in één nieuwe kindregeling met basisbedrag
en inkomensafhankelijk bedrag.
Ook zien de leden van de CDA-fractie duidelijke paralellen tussen fiche 3c en maatregel
2b en het Duitse systeem, waar er één kindregeling is, met een vast bedrag van 250
euro per kind per maand, en een variabel bedrag van maximaal 292 euro voor lage inkomens.
Hoe kijkt de Minister naar het Duitse systeem en denkt zij dat dit systeem tegemoet
kan komen aan de wensen van de ouders in het onderzoek en mogelijkheden binnen het
Nederlandse systeem? Kan de Minister een analyse maken van de vormgeving van het Duitse
systeem en hoe dit voor Nederland zou uitpakken? Kan de Minister daarbij ook een budgettaire
inschatting maken wat de bedragen in het Duitse systeem voor Nederland zouden betekenen,
en hoe dit zich verhoudt tot het budgettair beslag van kinderbijslag en kindgebonden
budget? Kan de Minister ook een voorzichtig voorstel voor passende maatvoering doen
die aansluit bij de huidige WKB en AKW? Kan de Minister ook uitzoeken op welk inkomen
het Duitse systeem zich baseert en hoe daarin wordt omgegaan met terugvorderingen?
In het onderzoek lezen de leden van de CDA-fractie ook dat ouders verschillen in gemeentelijke
tegemoetkoming in de kosten van kinderen als verwarrend en oneerlijk ervaren. Is het
volgens de Minister nodig verschillen (enigszins) gelijk te trekken, en zo ja, wat
is daarvoor nodig?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de Kamerbrieven. Deze leden hebben
hierover nog enkele vragen.
Indexatie kinderbijslag per 1 juli 2023
De leden van de SGP-fractie herinneren de Minister eraan dat de Minister zou nagaan
hoe negatieve indexatie van de kinderbijslag in de toekomst kan worden voorkomen.
Wat heeft dit opgeleverd, en welke mogelijkheden ziet het kabinet hiervoor?
Onderzoek naar de perspectieven van ouders op kindregelingen
De leden van de SGP-fractie constateren dat ouders een simpel en voorspelbaar stelsel
van kindregelingen zonder terugvorderingen willen. Hoe wil het kabinet dit realiseren?
En neemt de Minister deze conclusies ook als uitgangspunten voor een nieuw stelsel?
Uitkomsten verkenning toekomst kindregelingen
De leden van de SGP-fractie zouden graag zien dat toegewerkt wordt naar één portaal
en één uitvoerder voor alle kindregelingen. Ook de Sociale Verzekeringsbank (SVB)
heeft daar in een knelpuntenbrief reeds op aangedrongen en verwijst daarbij naar het
Vlaamse Groeipakket, waarbij tegemoetkomingen voor ouders worden gebundeld. Zo wordt
het stelsel eenvoudiger en overzichtelijker, bestaanszekerheid van ouders wordt vergroot,
niet-gebruik tegengegaan en hoge terugvorderingen worden voorkomen. Hoe beoordeelt
de Minister deze stip op de horizon? Is zij bereid hierover met SVB in gesprek te
gaan en het Vlaamse voorbeeld te betrekken bij de verdere uitwerking van een toekomstig
stelsel?
II Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.