Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 496 Wijziging van de Wet goed verhuurderschap, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enige andere wetten in verband met de regulering van huurprijzen en de bescherming van rechten van huurders (Wet betaalbare huur)
Nr. 13 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 18 april 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel III, onderdeel A, wordt in de begripsomschrijving van «middeldure huurwoonruimte»:
1. «186 punten» vervangen door «het bij of krachtens artikel 3, tweede lid, van de
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte vastgestelde bedrag»;
2. «de maximale huurprijs behorende bij een krachtens artikel 10, eerste lid, van
de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte bepaalde waardering van 186 punten» vervangen
door «het bij of krachtens artikel 3, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte vastgestelde bedrag».
B
Artikel V wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ca
In artikel 4, tweede lid, onder c, vervalt «van het voorstel tot verlaging».
2. Na onderdeel J wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ja
Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:
1. In de tweede zin wordt «artikel 10, derde lid» vervangen door «artikel 10, derde
of vierde lid»
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In het geval van een verzoek als bedoeld in het eerste lid dat betrekking heeft
op een middeldure huurwoonruimte als bedoeld in artikel 1 van de Huisvestingswet 2014
is artikel 13, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.
C
Na artikel V wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel Va
De Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel IA, onderdeel B, komt te luiden:
B
In artikel 248 lid 3 vervalt «als bedoeld in artikel 247 of artikel 247a tot een verhoging
van de huurprijs die hoger is dan toegelaten bij of krachtens artikel 10 lid 3 of
artikel 10a lid 2 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte of leidt toepassing
van een beding in een huurovereenkomst».
B
Artikel IIIA, onderdelen C en Ca, komen te luiden:
C
Artikel 10, derde lid, vervalt onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
Ca
In artikel 10a, tweede lid, wordt «derde respectievelijk vierde lid» vervangen door
«derde lid».
Toelichting
Algemeen
Met deze nota van wijziging worden enkele technische aanpassingen verricht die voorzien
in enkele geconstateerde omissies.
Artikelsgewijs
Onderdeel A
Dit onderdeel past de voorgestelde verwijzing in de Huisvestingswet 2014 naar de liberalisatiegrens
aan. In het wetsvoorstel wordt direct verwezen naar de liberalisatiegrens van 186 punten.
Naar aanleiding van een vraag van de leden van de VVD-fractie is overwogen dat het
beter past een dynamische verwijzing op te nemen in de Huisvestingswet 2014. Deze
wijziging zorgt ervoor dat de Huisvestingswet 2014 verwijst naar de liberalisatiegrens
in algemene zin, zonder een specifiek puntenaantal.
Onderdeel B
Het voorgestelde artikel V, onderdeel Ca
Dit onderdeel herstelt een omissie. Met artikel II, onderdeel D, wordt in artikel 7:254
van het Burgerlijk Wetboek «de redelijkheid van het voorstel» vervangen door «de redelijkheid
van de huurprijs». Artikel 4, tweede lid, onder c van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte verwijst abusievelijk nog naar «de redelijkheid van het voorstel tot verlaging
van de huurprijs». Dat wordt met deze wijziging hersteld.
Het voorgestelde artikel V, onderdeel Ja
Dit onderdeel herstelt twee omissies. Ten eerste wordt in artikel 12a van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte ook artikel 10, vierde lid, toegevoegd. Het huidige artikel 12a
geeft de Huurcommissie de bevoegdheid uitspraak te doen over de redelijkheid van de
huurprijsverhoging. Dit artikel verwijst thans louter naar artikel 10, derde lid (vrije
sector). De maximale huurverhoging voor middeldure huurwoonruimten is toegevoegd in
het nieuwe artikel 10, vierde lid. Dit vierde lid is abusievelijk niet toegevoegd
aan artikel 12a. Dat wordt hersteld.
Ten tweede geldt voor het lage segment dat een huurverhoging ook niet de maximale
huurprijs van het Woningwaarderingsstelsel mag overschrijden (WWS). Op grond van artikel 13,
vijfde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte kan de Huurcommissie de huurverhoging
ook toetsen aan de maximale huurprijsgrens op basis van het WWS. Nu middeldure huurwoonruimten
ook tot het gereguleerde segment komen te behoren, speelt dat voor middeldure huurwoonruimten
ook. Abusievelijk is dit niet meegenomen. Het toegevoegde tweede lid aan artikel 12a
verklaart daarom het bestaande artikel 13, vijfde lid, van de Uitvoeringswethuurprijzen
woonruimte van overeenkomstige toepassing. Hiermee geldt binnen het gereguleerde segment
een eenduidige systematiek. Benadrukt wordt dat ter bevordering van een efficiënte
werkwijze de huurcommissie zich – net als nu bij huurverhogingsgeschillen over gereguleerde
huurovereenkomsten (oud) – slechts een eigen oordeel over de kwaliteit van de woonruimte
(lees maximale huurprijsgrens) vormt, voor zover die kwaliteit al dan niet op onderdelen
voorwerp van geschil is tussen partijen. Een huurder zal daartoe zijn verzoek op dat
punt moeten motiveren.
Onderdeel C
Het voorgestelde artikel Va voorziet in enkele technische wijzigingen van de Wet maximering
huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten.
Onder A
Aan artikel 7:248 lid 3 BW wordt door de voorgestelde verlenging van de Wet maximering
huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten een verwijzing naar artikel 7:247a
BW toegevoegd. Bij het vervallen van de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde
huurovereenkomsten moet die verwijzing ook vervallen. Daarin voorziet deze toevoeging
aan artikel IA, onderdeel B, van de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde
huurovereenkomsten.
Onder B
Het voorgestelde artikel IIIA, onderdeel C, van de Wet maximering huurprijsverhogingen
geliberaliseerde huurovereenkomsten vloeit voort uit artikel V, onderdeel H, van de
voorgestelde Wet betaalbare huur. Dat artikel V, onderdeel H, voegt een vierde lid
toe aan artikel 10 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. Artikel IIIA, onderdeel C,
van de Wet maximering huurprijsverhogingen voorzag nog niet in het vernummeren van
dat vierde lid tot derde lid bij het laten vervallen van het bestaande derde lid.
Artikel V, onderdeel I, van de voorgestelde Wet betaalbare huur voorziet in een toevoeging
aan artikel 10a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte van een verwijzing naar
artikel 10, vierde lid, van die wet. Artikel IIIA, onderdeel Ca, van de Wet maximering
huurprijzen woonruimte voorzag nog niet in het wijzigen van die verwijzing naar het
vierde lid in een verwijzing naar het nieuwe derde lid (als gevolg van artikel IIIA,
onderdeel C, van die wet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties