Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op het rapport 'Maatschappelijke acceptatie van vrouwspecifieke aandoeningen' van de NVOG (Kamerstuk 31765-843)
2024D12940 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische
Zorg (MZ) over haar reactie op het rapport «Maatschappelijke acceptatie van vrouwspecifieke
aandoeningen» van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG).1
De fungerend-voorzitter van de commissie,
Agema
Adjunct-griffier van de commissie,
Heller
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Maatschappelijke
acceptatie van vrouwspecifieke aandoeningen» van de NVOG, alsmede ook van de reactie
van de Minister voor Medische Zorg op dit rapport. De leden van de PVV-fractie vinden
het een goede ontwikkeling dat er meer aandacht is voor vrouwspecifieke aandoeningen
gezien de grote impact hiervan op de zorg en op de maatschappij. Zij hebben geen aanvullende
vragen ten aanzien van het rapport of de reactie van de Minister hierop.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GL-PvdA-fractie
De leden van de GL-PvdA-fractie zijn blij met het rapport van de NVOG. Zij vragen
al langere tijd aandacht voor vrouwspecifieke aandoeningen en zien het rapport als
een bevestiging van de noodzaak hiervan. Genoemde leden zijn blij met de al in gang
gezette acties zoals beschreven onder de lopende initiatieven, het op te zetten kennisprogramma
en de gesprekken die de Minister gaat voeren over de strategie en de kennisagenda,
waarbij prioriteit wordt gegeven aan vrouwspecifieke aandoeningen. Zij hebben nog
wel enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de GL-PvdA-fractie merken op dat uit het onderzoek blijkt dat vrouwspecifieke
aandoeningen, zoals bekkenbodemproblemen (1), cyclusstoornissen en cyclus gerelateerde
buikpijn (2), hormonale problemen (3) en vulvaire klachten (4), vaak voorkomen en
een grote impact hebben op kwaliteit van leven. Zij spreken liever van bekkenbodemaandoeningen
(bij punt 1), van hormoon-gerelateerde gezondheidsklachten (bij punt 3) en van klachten
aan de uitwendige geslachtsorganen (bij punt 4).
De leden van de GL-PvdA-fractie vinden het van groot belang dat er meer aandacht is
voor vrouwspecifieke aandoeningen. Ook het taboe om daarover te spreken bij zorgverleners,
werkgevers, Arbodiensten en in de samenleving is daarbij van belang. Welke acties
onderneemt de Minister om dit taboe weg te nemen?
De leden van de GL-PvdA-fractie constateren dat artsen nog te weinig kennis van het
vrouwenlichaam hebben. Lichamen van vrouwen en mannen zijn biologisch niet hetzelfde,
hoewel dit eeuwenlang door medici wel het uitgangspunt was bij onderzoek naar symptomen
en diagnostiek. Zo was ook medicijnontwikkeling veelal op mannen gericht. Als je vrouwen
goed zou willen meenemen in medische onderzoeken zou je grotere onderzoekspopulaties
moeten gebruiken, of ook specifiek vrouwgericht onderzoek moeten doen op gebied van
fysiologie, diagnostiek en behandeling. Dat kost tijd energie en geld. Wat betreft
genoemde leden is dit een belangrijk punt om in de politiek aandacht voor te blijven
vragen en niet geheel aan het veld over te laten. Wil de Minister dit ook nog extra
onder de aandacht brengen bij het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van
de Minister op het rapport «Maatschappelijke acceptatie van vrouwspecifieke aandoeningen»
van de NVOG. Het rapport maakt duidelijk dat er nog een hoop werk te verzetten valt
als het aankomt op vrouwspecifieke aandoeningen. Genoemde leden pleiten al langer
voor een structurele aanpak Vrouwengezondheid, met aandacht, onderzoek en betere inbedding
van het vrouwelijk geslacht in de gezondheidszorg, een zogenoemde Nationale Strategie
Vrouwengezondheid. Het doet deze leden goed dat de Minister hier ook oog voor heeft.
Als eerste vragen zij de Minister of zij kan toezeggen te komen met zo’n Nationale
Strategie Vrouwengezondheid.
Uit het rapport blijkt dat er sprake is van een kennisachterstand op het gebied van
vrouwspecifieke aandoeningen. Het kan, bijvoorbeeld bij vrouwen met endometriose,
jaren duren voordat een juiste diagnose wordt gesteld. Onwenselijk en onnodig. Genoemde
leden zijn benieuwd welke stappen nu zijn gezet in zowel opleidingen als de spreekkamer
om de kennis over dit thema te vergroten.
De maatschappelijke kosten gerelateerd aan vrouwspecifieke aandoeningen worden geschat
op basis van directe zorgkosten, omdat er geen specifieke, betrouwbare cijfers bekend
zijn, zo lezen de leden van de VVD-fractie in het rapport. In hoeverre is het mogelijk
om in aanvulling daarop een inschatting te maken van bijvoorbeeld verzuimpercentage
en ook verloop in banen, voortkomende uit (niet-herkende) vrouwspecifieke aandoeningen?
Onderzoek naar vrouwspecifieke aandoeningen komt onvoldoende van de grond, zoals staat
aangegeven in het rapport. De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat het in
de eerste plaats aan het zorgveld zelf is. Hoe verhoudt zich dit tot een andere conclusie
uit het rapport, namelijk dat er überhaupt onvoldoende aandacht is voor dit thema?
Wat is volgens de Minister de reden daarvoor, ondanks dat elke vrouw met minimaal
een van de genoemde aandoeningen te maken krijgt?
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister de «sector» zal aanspreken
op hun verantwoordelijkheid en ook in gesprek gaat met departementen vanwege de gedeelde
verantwoordelijkheid. Is de Minister bereid de Kamer halfjaarlijks op de hoogte te
stellen van de voortgang van lopende acties?
De leden van de VVD-fractie vinden het een goede ontwikkeling dat er zowel nationaal
als internationaal meer aandacht voor komt. Engeland en Australië hebben al ervaring
met een nationale strategie voor vrouwengezondheid. Is de Minister bereid om voor
een Nederlandse Strategie Vrouwengezondheid, waar genoemde leden om vragen, kennis
en inspiratie op te halen uit deze landen?
De leden van de VVD-fractie lezen in de bijlage van de brief over de lopende initiatieven.
Het is goed te zien dat het amendement-Ellemeet2 over een publiekscampagne rondom endometriose wordt uitgevoerd. De Minister geeft
aan dat zij verwacht dat dit jaar nog kan worden gestart met het project. Wat is de
stand van zaken op dit moment? Waar hangt het nog van af of er inderdaad dit jaar
kan worden gestart? Hoewel de leden van de VVD-fractie dit amendement hebben gesteund,
zien zij aanvullend meer in het breder trekken en meer inzet op bewustwording bij
artsen. Het duurt nu vaak te lang voordat een (juiste) diagnose wordt gesteld. In
hoeverre wordt in dit project aandacht besteed aan het vergroten van bewustwording
bij zorgverleners zodat vrouwen sneller een diagnose kunnen krijgen?
De leden van de VVD-fractie willen ook meer weten over de stand van zaken omtrent
sekseverschillen in medisch onderzoek. Symptomen van bepaalde ziektes, bijvoorbeeld
hart -en vaatziekten, zijn anders bij vrouwen dan bij mannen. Dit geldt ook voor het
verloop van ziekten. Ook kunnen medicijnen bij vrouwen anders werken dan bij mannen,
en zijn deze veelal getest op mannenlichamen. De leden van de VVD-fractie lezen dat
de Taakopdracht Gender en Gezondheid wordt verlengd. Zij vragen of de Minister kan
aangeven of er vooruitgang zit in de verhouding man/vrouw bij medisch onderzoek. Ziet
zij hierin verbetering of is hier meer actie nodig? Welke stappen zijn gezet in het
vergroten van de kennis op het gebied van sekseverschillen bij symptomen, verloop
en behandelingen van ziektes? En hoe wordt deze kennis vertaald richting de samenleving,
zodat ook mensen zelf alerter worden op deze verschillen? Tot slot vragen genoemde
leden wat de stand van zaken is van de opvolging van de motie Heerema c.s. over meer
aandacht voor gender- en man-vrouwverschillen in onderzoek3.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de leden van de NSC-fractie hebben het onderzoek naar de maatschappelijke
acceptatie van vrouwspecifieke aandoeningen, uitgevoerd op initiatief van de NVOG,
Women Inc. en in opdracht van ZonMw, en de reactie van de Minister hierop met interesse
gelezen. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wat de belangrijkste redenen zijn voor
de kennisachterstand en het gebrek aan aandacht voor vrouwspecifieke aandoeningen
in het huidige zorglandschap, ondanks de genoemde stimuleringsmaatregelen en aandachtspunten
tot nu toe. Waarom hebben de interventies en programma’s tot nu toe onvoldoende opgeleverd?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister hoe de voorgestelde investering van
enkele miljoenen per jaar concreet kan bijdragen aan het aanpakken van de bestaande
hiaten in kennis en implementatievraagstukken met betrekking tot vrouwspecifieke aandoeningen.
Hoe zeker is de Minister ervan dat de kennisachterstand en het gebrek aan aandacht
hiermee wordt weggewerkt? Welke concrete stappen zullen worden genomen om ervoor te
zorgen dat het kennisprogramma vrouwspecifieke aandoeningen een duurzame impact heeft
en bijdraagt aan een nationale strategie rondom vrouwengezondheid?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister hoe wordt gezorgd voor een inclusieve
benadering binnen het kennisprogramma, rekening houdend met diverse subgroepen van
vrouwen, waaronder vrouwen met een andere etniciteit, LGBTQ+-vrouwen en vrouwen met
een lagere sociaaleconomische status.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister op welke manier de implementatie van
de resultaten uit het kennisprogramma in de praktijk van de gezondheidszorg zal worden
geborgd. Welke rol verwacht de Minister precies van zorgverleners, onderzoekers en
bestuurders hierin?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister hoe de participatie van vrouwen in
het onderzoek binnen het kennisprogramma wordt gewaarborgd, om ervoor te zorgen dat
hun specifieke behoeften en ervaringen worden meegenomen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vinden het een hele goede zaak dat er onderzoek is gedaan
naar de impact op de zorg en maatschappij van vrouwspecifieke aandoeningen. Helaas
– niet verassend – blijkt uit het rapport dat er onvoldoende aandacht is voor vrouwspecifieke
aandoeningen in erkenning, maatschappelijke acceptatie en onderzoek en ontwikkeling
van behandeling. De leden van de D66-fractie zien dit rapport daarom (opnieuw) als
een startschot om hier verandering in te brengen zodat vrouwspecifieke aandoeningen
niet worden weggedaan als een «vrouwenkwaaltje», maar dat er echt wordt toegewerkt
naar een oplossing. Daartoe hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie constateren in het rapport dat de miskenning van vrouwspecifieke
aandoeningen ook grote economische schade met zich meebrengt. Deze leden vragen zich
daarom op welke wijze de Minister gaat optrekken met collega’s van andere departementen
om dit probleem op te lossen. Hoe kijkt de Minister bijvoorbeeld naar de noodzakelijke
samenwerking met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om bewustwording
van vrouwspecifieke aandoeningen op de werkvloer en onder bedrijfsartsen te vergroten,
zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie zijn zeer verheugd dat de Minister een extra onderzoeksimpuls
wil geven door middel van een kennisprogramma vrouwspecifieke aandoeningen. Deze onderzoeksimpuls
is essentieel om breder kennis en daarmee ook de ontwikkeling van behandeling van
vrouwspecifieke aandoeningen te bevorderen. Wel vragen deze leden op welke wijze de
Minister ook toewerkt naar maatschappelijke bekendheid en acceptatie van vrouwspecifieke
aandoeningen. Zo zijn er aandoeningen waarbij er mogelijk al voldoende onderzoek en
behandelingsopties zijn, maar door een taboe mensen onvoldoende toegang hebben tot
zorg. Deze leden noemen hierin migraine als voorbeeld, een aandoening die ten minste
één op de vier vrouwen treft. Kan de Minister aangeven welke strategie er is om bewustwording
over vrouwspecifieke aandoening te verbeteren, met als doel toegang tot zorg te bevorderen,
zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister zich de komende tijd ook internationaal
verder zal inzetten op het gebied van vrouwengezondheid. Kan de Minister toelichten
op welke wijze zij voornemens is dit te doen en hierin specifiek toe te lichten of
en zo ja hoe zij een voortrekkersrol in de Europese Unie op zich kan nemen, zo vragen
deze leden. Kan de Minister hierbij aangeven welke kansen zij hierin ziet voor internationale
en Europese samenwerking?
Tot slot, vinden de leden van de D66-fractie het probleem dermate groot dat zij om
snelheid vragen aan de Minister. Kan de Minister toelichten of zij deze urgentie onderschrijft
en op welke wijze dit tot uiting komt. Kan de Minister daarbij in een tijdspad aangeven
wat de volgende stappen zijn, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsreactie
op het rapport «Maatschappelijke acceptatie van vrouwspecifieke aandoeningen» van
de NVOG. Deze leden steunen het besluit van de Minister om meer middelen beschikbaar
te stellen voor onderzoek naar en kennis over vrouwspecifieke aandoeningen. Deze leden
vragen of de Minister nader wil toelichten hoe deze middelen precies worden besteed
en wat het tijdspad voor de ontwikkeling van het kennisprogramma is.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister zich ook internationaal wil inzetten
voor meer aandacht voor vrouwspecifieke aandoeningen in het kader van de Mondiale
Gezondheidsstrategie. Deze leden vragen of de Minister wil aangeven hoe zij dit wil
aanpakken en welke acties zij daarvoor onderneemt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het rapport «Maatschappelijke
acceptatie van vrouwspecifieke aandoeningen» van de NVOG. Zij ondersteunen de boodschap
dat meer aandacht nodig is voor vrouwspecifieke aandoeningen en voor de specifieke
manier waarop gezondheidsproblemen zich bij vrouwen in bredere zin voordoen. Zij hebben
daarnaast nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie zijn positief over de investering die wordt gedaan in het
kennisprogramma voor vrouwspecifieke aandoeningen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister hoe zij omgaat met de aanbevelingen
uit het rapport voor het verbeteren van het bewustzijn van zorgverleners enerzijds
en meisjes en vrouwen anderzijds over vrouwspecifieke aandoeningen. Gaat zij deze
aanbevelingen opvolgen en zo ja, hoe?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat ook de farmaceutische industrie een
deel van de verantwoordelijkheid draagt voor de specifieke gezondheidsproblemen van
vrouwen. Zo zijn geneesmiddelen lange tijd amper getest op vrouwen en wordt nog steeds
niet altijd gerapporteerd over afwijkende effecten van geneesmiddelen op vrouwen.
Vrouwen ervaren daardoor vaker bijwerkingen van geneesmiddelen. Hoe kijkt de Minister
hiernaar? Welke stappen is zij bereid om te nemen om ervoor te zorgen dat de farmaceutische
industrie haar verantwoordelijkheid neemt? In hoeverre is het noodzakelijk om wet-
en regelgeving op dit gebied aan te scherpen?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat veel onderzoek en kennisverzameling ook
internationaal plaatsvindt en dat vrouwspecifieke aandoeningen dan ook internationaal
meer aandacht zouden moeten krijgen. Zij zijn er positief over dat de Minister dit
ook expliciet noemt. Welke stappen zet zij concreet op dit gebied?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat er een grote inhaalslag nodig is, niet
alleen als het gaat om kennis, aandacht en bewustzijn op het gebied van vrouwspecifieke
aandoeningen, maar ook op het gebied van de specifieke kenmerken en effecten van andere
aandoeningen en behandelingen op vrouwen. Zij zijn positief over het feit dat de Minister
nu stappen zet en financiering vrijmaakt, maar zij vragen de Minister wel in hoeverre
de huidige stappen en financiering voldoende zijn voor de inhaalslag die noodzakelijk
is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reactie
van de Minister op het rapport van de NVOG over vrouwspecifieke aandoeningen. Mannen-
en vrouwenlichamen verschillen van elkaar. Als gevolg hiervan zijn er seksespecifieke
aandoeningen die relatief méér of zelfs uitsluitend voorkomen bij één van de geslachten.
Als het gaat om vrouwspecifieke aandoeningen valt te denken aan endometriose, de overgang,
maar bijvoorbeeld ook verschillen tussen mannen en vrouwen in het ontstaan van hart-
en vaatziekten. Het is een kwestie van goede en passende zorg dat hier aandacht voor
is. De leden van de SGP-fractie ondersteunen daarom de inzet van de Minister om kennis
over vrouwspecifieke aandoeningen te vergroten.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in bijlage 1 bij de brief diverse lopende
acties worden opgesomd. Zij hebben hierover nog een aantal vragen.
De Minister stelt dat meisjes en vrouwen niet altijd de benodigde hulp krijgen door
onvoldoende kennis over vrouwspecifieke aandoeningen. Zij wil het taboe hieromtrent
doorbreken. Volgens de Minister zou het doorbreken van het taboe kunnen beginnen door
voorlichting aan meisjes en jonge vrouwen te geven op de basisschool. Hier zetten
de leden van de SGP-fractie vraagtekens bij. Om te beginnen vragen de leden van de
SGP-fractie de Minister of er daadwerkelijk sprake is van een taboe, of dat er eerder
sprake van veel onkunde en onwetendheid. In het verlengde daarvan vragen de leden
van de SGP-fractie haar of het onderwijs de plek is waar dit «taboe» aangepakt zou
moeten worden. Ligt hier niet veel meer een taak voor de medische (wetenschap)?
De Minister verwijst in haar pleidooi voor het slechten van het taboe naar het onderwijs
met betrekking tot relationele en seksuele vorming en het daarvoor bestemde Stimuleringsprogramma
Gezonde Relaties en Seksualiteit van de Gezonde School. De leden van de SGP-fractie
vragen zich sterk af, áls je dit al via het onderwijs aan de orde zou willen stellen,
dit dan de juiste route is. Zij vinden dit eigenlijk een veel te beperkende benadering.
Voor zover bekend bij de leden van de SGP-fractie richten de interventies in het aanbod
van de Gezonde School zich uitsluitend op thematiek met betrekking tot relationele
en seksuele ontwikkeling. Uiteraard komen hier de verschillen tussen het lichaam van
man en vrouw aan de orde, maar vrouwspecifieke aandoeningen beperken zich niet tot
de seksuele ontwikkeling of tot seksuele problemen. Ook vragen de leden van de SGP-fractie
de Minister of het onderwerp «seksespecifieke aandoeningen» hiermee niet onnodig gevoelig
wordt gemaakt. Verschillen tussen een mannenlichaam en vrouwenlichaam en wat dit betekent
voor ziektes en aandoeningen zou ook via reguliere biologielessen aan de orde kunnen
komen. Zij vragen de Minister hierop te reflecteren.
De leden van de SGP-fractie hebben vergelijkbare vragen over de verwijzing naar informatiewebsites
www.sense.info en www.seksindepraktijk.nl. De leden van de SGP-fractie vragen of er op dit moment deze website daadwerkelijk
informatie te vinden is over verschillen tussen mannen- en vrouwenlichamen en daaraan
gerelateerde aandoeningen of -ziektes. Zij vragen de Minister ook of deze websites
daarvoor bedoeld zijn. Nogmaals benadrukken de leden van de SGP-fractie dat seksespecifieke
aandoeningen niet uitsluitend betrekking hebben op de seksuele ontwikkeling of «seksuele
problemen» zijn. Zij vragen de Minister hierop te reageren.
De leden van de SGP-fractie constateren verder dat er in de bijlage niet alleen gebruikt
wordt gemaakt van het begrip «sekse», maar ook van het begrip «gender». De leden van
de SGP-fractie menen dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen de termen «seksespecifiek»
en «genderspecifiek». Is de Minister het daarmee eens? De leden van de SGP-fractie
vragen de Minister uit te leggen wat volgens haar «genderspecifieke zorg» is en «genderspecifieke
aandoeningen» zouden zijn. Zij vragen of de Minister het ermee eens is dat het gebruik
van «genderspecifiek» in de context van het verschil tussen mannen- en vrouwenlichamen
erg verwarrend kan zijn. Erkent zij dat begripsverwarring zelfs averechts kan uitpakken
voor het doel van de Minister, namelijk het vergroten van kennis en bewustzijn rondom
vrouwspecifieke aandoeningen en het verbeteren van de zorg en hulp?
Tot slot vragen de leden van de SGP-fractie om te verduidelijken hoe sekse en gender
worden verankerd in processen en procedures bij ZonMw, zoals aangekondigd door de
Minister.
II. Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.