Inbreng verslag schriftelijk overleg : 36474 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake het voorstel van de leden Sjoerdsma en Paternotte tot wijzing van het Reglement van Orde in verband met het vastleggen van de mogelijkheid om een hoofd van een volkenrechtelijke organisatie uit te nodigen een vergadering bij te wonen om de Kamer toe te spreken
2024D12304 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de commissie voor de Werkwijze hebben de fracties van de VVD, NSC, D66 en SGP
inbreng geleverd ten behoeve van een schriftelijk overleg over het voorstel van de
leden Sjoerdsma en Paternotte tot wijzing van het Reglement van Orde in verband met
het vastleggen van de mogelijkheid om een hoofd van een volkenrechtelijke organisatie
uit te nodigen een vergadering bij te wonen om de Kamer toe te spreken.
De voorzitter van de commissie,
Bosma
De griffier van de commissie,
Israel
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng VVD-fractie
Inbreng NSC-fractie
Inbreng D66-fractie
Inbreng SGP-fractie
II Antwoord / Reactie van het lid Paternotte
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van de leden Sjoerdsma
en Paternotte tot wijzing van het Reglement van Orde in verband met het vastleggen
van de mogelijkheid om een hoofd van een volkenrechtelijke organisatie uit te nodigen
een vergadering bij te wonen om de Kamer toe te spreken (hierna: het voorstel). Zij
hebben een paar vragen over het voorstel.
De leden van de VVD-fractie stellen voorop dat in het Reglement van Orde al is geregeld
dat de Kamer kan besluiten regeringsleiders en buitenlandse staatshoofden uit te nodigen
om een Kamervergadering bij te wonen en om een toespraak te houden. Hiervoor is in
artikel 13.4 RvO een voorziening getroffen.
De leden van de VVD-fractie vragen de indieners om een toelichting te geven op de
noodzaak en urgentie om naast staatshoofden en regeringsleiders een hoofd van een
volkenrechtelijke organisatie uit te nodigen een vergadering bij te wonen om de Kamer
toe te spreken. Gaat het dan om toespreken in de plenaire zaal of in commissieverband?
En met welk doel? Kunnen de indieners een overzicht geven van de volkenrechtelijke
organisaties die er bestaan? Geldt deze uitnodiging voor alle volkenrechtelijke organisaties?
Geldt deze uitnodiging alleen voor het hoofd van een volkenrechtelijke organisatie?
Geldt dit bijvoorbeeld ook voor de Europese Unie? En gaat het dan om de voorzitter
van de Raad of de Commissie? En hoe verhoudt dat zich tot het feit dat de Europese
Unie een eigen parlement heeft waar het verantwoording aan aflegt en de nationale
regeringen aan hun eigen parlement? Moet er een directe aanleiding zijn om een dergelijke
uitnodiging te doen?
In de toelichting staat dat de term «hoofd» mede ziet op hoofden van organen van volkenrechtelijke
organisaties. Wat wordt in dezen bedoeld met «hoofden van organen van volkenrechtelijke
organisaties»? Waar wordt dan aan gedacht? Kunnen er voorbeelden worden gegeven? Graag
krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie op dit punt.
Klopt het volgens de indieners dat de Voorzitter van de Tweede Kamer, al dan niet
samen met de Voorzitter van de Eerste Kamer, deze personen tot op heden ontvangt en
er al een mogelijkheid is in de voorzittersloge gasten te ontvangen bij debatten?
En klopt het dat de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken een rol heeft vervuld
bij het faciliteren van ontvangsten van hoofden van volkenrechtelijke organisaties?
Hoe verhoudt deze staande praktijk zich tot het voorstel?
Inbreng leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
om als Tweede Kamer der Staten-Generaal, naast een staatshoofd of regeringsleider
ook hoofden van volkenrechtelijke organisaties te kunnen uitnodigen. De leden van
de NSC-fractie hebben nog wel enkele vragen. Zo vragen deze leden de indieners waarom
zij ervoor kiezen om hierbij naar de bestaande lijst van 28 instituties te verwijzen.
Immers de lijst is niet in beton gegoten en aan aanpassingen onderhevig. Verder vragen
deze leden de indieners aan te geven wat precies de meerwaarde is van het vastleggen
van dit voorstel in het huidige regelement, gelet op het al bestaande scala aan instrumenten
dat de Kamer tot zijn beschikking heeft om buitenlandse delegaties of sprekers te
horen?
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie of ook is afgewogen om in het Regelement
vast te leggen dat naast het uitnodigen om een vergadering bij te wonen en om de Kamer
toe te spreken ook is gekeken naar de mogelijkheid om als Tweede Kamerleden vragen
te stellen aan het hoofd van de betreffende volkenrechtelijke organisatie of staatshoofd.
De leden van de NSC-fractie vragen of dit een interessante toevoeging zou zijn aan
het voorstel.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel van
de leden Sjoerdsma en Paternotte. Zij vinden het een goede zaak dat in het Regelement
van Orde wordt geëxpliciteerd dat een hoofd van een volkenrechtelijke organisatie
uitgenodigd kan worden om de Kamer toe te spreken. Zij hebben geen verdere vragen.
Inbreng leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel.
De leden van de SGP-fractie merken op dat de huidige regeling in het Reglement van
Orde het gevolg is van het aannemen van het amendement Sjoerdsma c.s. (Kamerstukken
II 2019–2020, 35 322, nr. 16). Dat amendement beperkte zich bewust tot staatshoofden en regeringsleiders. Deze
leden vragen waarom het zo kort nadien noodzakelijk zou zijn om een aanvulling te
plegen. Is het in deze lijn bijvoorbeeld te verwachten dat over enkele jaren ook non-gouvernementele
organisaties een toespraak kunnen houden? Wat is volgens de initiatiefnemers eigenlijk
het wezenlijke onderscheid om non-gouvernementele organisaties geen mogelijkheid te
bieden tot het houden van een toespraak en volkenrechtelijke organisaties wel?
De leden van de SGP-fractie wijzen de initiatiefnemers erop dat het bij volkenrechtelijke
organisaties waaraan Nederland verbonden is, zoals de in de toelichting genoemde organisaties,
de praktijk is dat landen juist binnen deze organisaties participeren in overleg en
besluitvorming. Dat is de plek waar landen elkaar ontmoeten onder leiding van de hoofden
van deze organisaties. Waarom is het nodig om een extra forum in het parlement te
creëren om een boodschap van deze organisaties te ontvangen?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom het houden van een toespraak voor de hand
liggend zou zijn als het gaat om het onderhouden van goede banden met volkenrechtelijke
organisaties. Deze leden wijzen erop dat allerlei andere activiteiten zijn vanuit
het parlement waarin daadwerkelijke sprake is van contact met de volkenrechtelijke
organisaties, zoals het houden van werkbezoeken en het bijwonen van vergaderingen
door delegaties. Waarom kan daarmee niet worden volstaan?
De leden van de SGP-fractie vragen of de initiatiefnemers de specifieke meerwaarde
kunnen duiden van de toespraak van een staatshoofd of hoofd van een volkenrechtelijke
organisatie in de vergadering van de Tweede Kamer. Zou deze meerwaarde niet heel goed
ook buiten de vergadering gestalte kunnen krijgen, zoals ook gebeurt bij ontvangsten
van buitenlandse delegaties en staatshoofden, in welk verband vaak ook toespraken
worden gehouden. Waarom moet het werken aan diplomatie steeds meer in de vergadering
getrokken worden? Is het karakter van deze eenzijdige toespraken passend bij het karakter
van de vergadering, waarin juist ook de mogelijkheid van gedachtenuitwisseling centraal
staat.
De leden van de SGP-fractie vinden de open formulering van de hoofden van de volkenrechtelijke
organisaties problematisch. Hoe waarborgen de initiatiefnemers dat dit beperkt blijft
qua functies die werkelijk herkenbaar contact op hoog niveau symboliseren? Is er voor
een breder palet aan functies binnen volkenrechtelijke organisaties die zouden kunnen
toespreken allemaal echt die meerwaarde om een toespraak in de plenaire zaal te houden?
Kunnen de initiatiefnemers aangeven of bijvoorbeeld hoofden van onderdelen van volkenrechtelijke
organisaties of daarmee verbonden organisaties in aanmerking komen, zoals Unicef?
II. Antwoord / Reactie van het lid Paternotte
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. (Martin) Bosma, voorzitter van de commissie voor de Werkwijze -
Mede ondertekenaar
M.Y. Israel, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.