Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over voortgang Nationale Grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32852-291)
2024D05928 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over Voorgang Nationale
Grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32 852, nr. 291).
De fungerend-voorzitter van de commissie,
Stoffer
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
Voortgangsrapportage over de Nationale Grondstoffenstrategie en hebben hierover nog
enkele vragen en opmerkingen aan het kabinet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het goed om te lezen dat Nederland
(en Europa) vooralsnog geen ernstige gevolgen ondervinden aan de Chinese exportrestricties
op gallium, germanium en grafiet. Toch vragen deze leden hoe de Minister deze toenemende
restricties interpreteert. Ziet zij deze restricties als antwoord op exportrestricties
die door Nederland zijn ingesteld? Op welke manier probeert de Minister te voorkomen
dat de Chinese exportrestricties niet dermate escaleren dat Nederland en Europa hier
binnenkort wel hinder van ondervinden? Spant de Minister zich actief in voor de-escalatie?
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen in dit kader ook wanneer zij de resultaten
kunnen verwachten van het onderzoek naar het verminderen van de afhankelijkheden van
specifieke grondstoffen zoals als gallium en germanium kunnen, naar aanleiding van
motie-Thijssen/Kuiken (Kamerstuk 32 852, nr. 259).
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe het er op dit moment voor staat
met de toegankelijkheid tot kritieke grondstoffen voor de energietransitie. Zijn de
doelen zoals gesteld in de Nationale Grondstoffenstrategie in lijn met het behalen
van de klimaatdoelen en de huidige plannen voor de energietransitie? Wordt het ambitieniveau
van de grondstoffenstrategie hier ook op afgesteld? En wordt hier ook bij meegewogen
dat stappen die worden gezet richting een circulaire economie een positief effect
hebben op de energietransitie en andersom?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het met de Minister eens dat een Europese
aanpak op het gebied van kritieke grondstoffen belangrijk is. In dat licht vragen
deze leden wat de verwachtingen van de Minister zijn over de inwerkingtreding van
de Critical Raw Materials Act (CRMA) in het voorjaar van 2024. Heeft de Minister het
idee dat er veel aanmeldingen zullen zijn voor de zogeheten «strategische projecten?
Wat doet de Minister om deelname aan deze projecten door het bedrijfsleven en kennisinstellingen
aan te moedigen? Stelt zij hiervoor ook middelen beschikbaar? En is haar inschatting
dat de doelen zoals gesteld in de CRMA tijdig zullen worden gehaald?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het goed om te lezen dat de Nationale
Grondstoffenstrategie in samenhang wordt gezien met het Nationaal Plan Circulaire
Economie. Omdat er weinig kritieke grondstoffen in de Nederlandse bodem zitten en
er ook niet veel ruimte is om kritieke grondstoffen te verwerken, zien deze leden
vooral toekomst in het spaarzamer en zorgvuldiger omgaan met de kritieke grondstoffen
die al in omloop zijn. Voor bedrijven is het helaas nog altijd vaak niet lonend om
circulair te worden. Hoe zorgt de Minister ervoor dat het voor bedrijven gaat lonen
om zuiniger met kritieke grondstoffen om te gaan? Hoe zorgt de Minister ervoor dat
het voor bedrijven rendabeler wordt om hergebruikte kritieke grondstoffen in te kopen
in plaats van nieuw gewonnen kritieke grondstoffen? Wat zijn andere manieren waarop
de Minister het hergebruik van kritieke grondstoffen door bedrijven bevordert?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het bemoedigend om te zien dat er wordt
gekeken naar waardetoevoeging op het Afrikaanse continent in lijn met motie-Thijssen
(Kamerstuk 29 237, nr. 195). Het past in een bredere trend van Europese beleidsmakers en politici die pleiten
voor meer downstream verwerking in Afrika – dat biedt ook ontwikkelingskansen. Kan
de Minister meer delen over concrete acties, instrumenten en investeringen die worden
opgezet om dit ook daadwerkelijk in de praktijk te brengen? En is de Minister bereid
om meer in te zetten op eerste verwerking van grondstoffen in producerende landen,
ook als dat ten koste gaat van verwerkingscapaciteit (bij bedrijven) in Europa en
Nederland? Hoe kan de ambitie voor meer lokale waardetoevoeging worden gerijmd met
de Europese ambitie, in het voorstel voor de Critical Raw Materials Act, dat 40 procent
van de verwerking van belangrijke mineralen binnen de EU moet plaatsvinden (zogenaamde
lokale content-bepalingen)?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister rondetafelgesprekken
heeft gevoerd. Kan zij iets delen over de inzichten of uitkomsten van de rondetafels?
Er wordt daarnaast aangegeven dat Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(BuHa-Os) voornemens is een derde ronde tafel te organiseren over internationale partnerschappen.
Wat is de rol van het maatschappelijk middenveld (in Nederland en uit grondstofrijke
landen) in dit overleg? Worden de inzichten en zorgen van het maatschappelijk middenveld
over wat waardetoevoeging behelst ook meegenomen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de Nationale Grondstoffenstrategie
zich verhoudt tot het feit dat Nyrstar, de zinkfabriek in Budel, de productie heeft
stilgelegd door hoge energiekosten. Gaat de Minister in het kader van verminderen
van de ongewenste afhankelijkheid op het gebied van kritieke grondstoffen actie ondernemen
om deze fabriek in Nederland te houden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage over
de uitvoering van de Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden hebben hierover nog
enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang om onze economische weerbaarheid
te vergroten en risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen. Nederland
is op dit moment hiervoor namelijk in grote mate afhankelijk van andere landen. Dit
maakt ons kwetsbaar en is niet goed voor onze strategische autonomie. De energietransitie
is een historische kans om onafhankelijker te worden, maar op dit moment is dat nog
niet het geval. Deze leden willen het kabinet dan ook aansporen om zo snel mogelijk
verder uitvoering te geven aan de Nationale Grondstoffenstrategie.
De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat het kabinet nadrukkelijk inzet
op een aanpak op Europees niveau. Dit is logisch aangezien er op die manier meer mogelijkheden
en slagkracht zijn. Nu de Critical Raw Materials Act is aangenomen, willen deze leden
graag weten hoe het kabinet hier invulling aan gaat geven en op welke termijn dit
zal gebeuren. Tegelijkertijd ontslaat dit het kabinet niet van het maken van nationale
beleidskeuzes. Deze leden lezen dat er wordt samengewerkt met het bedrijfsleven om
onze nationale grondstoffendoelen te realiseren. Hoe worden de verschillende ronde
tafels nu doorvertaald naar actie? Hoe zal de samenwerking met het bedrijfsleven verder
vorm worden gegeven?
De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat circulariteit onderdeel vormt
van de nationale grondstoffenstrategie. Op deze manier kan er zo efficiënt mogelijk
worden omgegaan met de vraag naar grondstoffen. Deze leden willen graag weten hoe
in het bijzonder de innovaties op het gebied van circulariteit in de chemische industrie
worden betrokken bij de mogelijkheden die er zijn om de grondstoffendoelen te realiseren.
De leden van de VVD-fractie hechten aan het maken van snelheid. Onze afhankelijkheid
kunnen we niet vandaag of morgen afbouwen. Dit zal jaren duren. Daarom moet Nederland
op alle vlakken inzetten om onafhankelijker te worden voor onze grondstoffenbehoefte.
Als Nederland niet voortvarend aan de slag gaat met het uitvoeren van de Nationale
Grondstoffenstrategie dan vissen wij achter het net. Deze leden zouden dan ook graag
meer zicht krijgen op welke concrete acties het kabinet voornemens is om de aankomende
tijd te nemen om de nationale grondstoffendoelen te realiseren en waar ruimte is voor
versnelling. Hoe staat het met de Grondstoffenscanner?
De leden van de VVD-fractie willen ook vragen naar de mogelijkheden om strategische
reserves aan te leggen voor kritieke grondstoffen. Kritieke grondstoffen zijn cruciaal
voor bijvoorbeeld de energietransitie. Onze afhankelijkheid kan de uitvoering van
de transitie in gevaar brengen. Deze leden zijn dan ook van mening dat het aanleggen
van strategische voorraden van groot belang is en willen dan ook graag weten wat het
kabinet hierop doet. Aanvullend willen deze leden ook graag weten hoe het staat met
de uitvoering van de motie-Erkens/Boucke (Kamerstuk 29 826, nr. 184). Het is niet alleen van belang om voldoende grondstoffen tot onze beschikking te
hebben voor de energietransitie, maar Nederland moet ook in staat zijn om deze te
kunnen verwerken. Deze leden hebben bijvoorbeeld gepleit om partnership te sluiten
met Australië en Duitsland of de Afrikastrategie hiervoor te gebruiken. Hoe staat
het hiermee? Worden er naast Australië en Duitsland ook nog andere landen overwogen
om een bilateraal partnerschap mee te sluiten? Zijn er ook al gesprekken gevoerd?
De leden van de VVD-fractie erkennen dat het niet mogelijk zal zijn om onze afhankelijkheden
geheel af te bouwen. Om onze grondstoffenbehoefte veilig te stellen, zouden deze leden
het kabinet willen aansporen om te kijken waar zij langetermijncontracten kan afsluiten
met andere landen. Wordt hier al aan gewerkt door het kabinet? Welke landen zouden
hiervoor in aanmerking kunnen komen? Kunt u toezeggen hiermee aan de slag te gaan?
Tot slot, merken de leden van de VVD-fractie op dat er op het gebied van diepzeemijnbouw
nog veel mogelijk is. Deze leden hebben al vaker bepleit dat het kabinet moet werken
aan en investeren in de randvoorwaarden voor wat verantwoorde diepzeemijnbouw überhaupt
kan zijn. Hoe staat het hiermee? Welke acties heeft het kabinet op dit vlak ondernomen?
Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Erkens/Bontenbal (Kamerstuk 32 852, nr. 253)? Aan welke onderdelen wordt al vervolg gegeven en op welke termijn bent u voornemens
om uitwerking te geven aan de andere onderdelen? Welke acties zult u aanvullend op
het gebied van diepzeemijnbouw nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang van
de Nationale Grondstoffenstrategie. Circulariteit en innovatie zijn wat deze leden
betreft de belangrijkste pijlers onder een concrete en effectieve grondstoffenstrategie.
Wat deze leden betreft wordt er te weinig concrete actie ondernomen om het Nationaal
Programma Circulaire Economie (NPCE) verder te concretiseren en om te komen tot concrete
maatregelen ter verbetering van onze leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.
Hierover hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer het kabinet volledig opvolging verwacht
te hebben gegeven aan motie-Hagen (Kamerstuk 32 852, nr. 256) die oproept de nationale grondstoffenstrategie verder uit te werken tot het niveau
van concrete maatregelen, in deze uitwerking een massabalans grondstoffen op te nemen
en om in deze uitwerking een duidelijk plan van aanpak op te nemen voor de ontwikkeling
van een circulaire industrie in Nederland. Hoe staat het met de opvolging van motie-Hagen
(36 200 XII, nr. 56) die de regering verzoekt om met een voorstel voor een circulaire-economiewet te
komen? Wanneer kan de Kamer de contourennota verwachten? Hoe kijkt het kabinet naar
de conclusies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI), de Sociaal-Economische
Raad (SER) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat de circulaire maatregelen
zoals omschreven in het Nationaal Programma Circulaire Economie niet voldoende zijn?
Welke concrete stappen heeft de Staatssecretaris gezet en welke stappen gaat zij nog
zetten naar aanleiding van deze rapporten van de RLI, de SER en het PBL? Is reeds
bekend wat de ruimtelijke gevolgen zijn van de benodigde circulaire maatregelen ter
versterking van onze leveringszekerheid van kritieke grondstoffen? Zo niet, kan het
kabinet in kaart brengen hoeveel fysieke ruimte hiervoor nodig zou zijn? Kan het kabinet
een overzicht geven van alle middelen die beschikbaar zijn voor het stimuleren van
de circulaire economie?
De leden van de D66-fractie merken op dat uit onderzoek van het Centraal Planbureau
(CPB) gebleken is dat, voor Nederland, Rusland de grootste directe leverancier is
van kritieke grondstoffen. In 2022 ging dit om een totale import vanuit Rusland van
1,2 miljard euro, een significante stijging ten opzichte van eerdere jaren toen de
import tussen de 100 euro en 250 miljoen euro lag. Deze significante stijging van
import uit Rusland ten tijde van een door Rusland gevoerde oorlog roept grote vraagtekens
op bij deze leden. Hoe verklaart het kabinet deze significante stijging in de afhankelijkheid
van Rusland wat betreft de import van kritieke grondstoffen? Zijn er reeds cijfers
bekend over 2023? Zo niet, is het kabinet bereid dit zo snel mogelijk in kaart te
brengen? Hoe verhoudt deze Nederlandse afhankelijkheid van Rusland zich tot andere
EU-lidstaten?
De leden van de D66-fractie kijken met interesse uit naar de verdere verkenning voor
het inzetten van de exportkredietverzekering (ekv), DRIVE en D2B ten behoeve van de
Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden wijzen de Minister daarbij op de aangenomen
motie-Hammelburg/Van der Lee (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 59) en vragen haar in de verkenning expliciet uiteen te zetten hoe een eventuele inzet
van het instrumentarium binnen de grenzen van deze motie blijft.
De leden van de D66-fractie merken op dat de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen
aan veel verschillende ministeries raakt. Daarom is het wat deze leden betreft belangrijk
dat er een duidelijk overzicht is welke stappen op dit gebied worden gezet. Kan het
kabinet een overzicht geven van alle onderzoeken die er op dit moment nog worden gedaan
op het gebied van kritieke grondstoffen? Kan het kabinet daarbij aangeven wanneer
de Kamer de resultaten van deze onderzoeken zal ontvangen? Ook op Europees niveau
worden er met de Critical Raw Materials Act stappen gezet op het gebied van kritieke
grondstoffen. Welke gevolgen heeft het aannemen van de Critical Raw Materials Act
voor Nederland? Welke concrete acties komen daar voor Nederland uit voort?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet aangaande
de Voortgang van de Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden lezen bij de eerste
resultaten dat er onderzoek gestart is naar de mogelijkheden voor raffinagecapaciteit
en aanleg van strategische voorraden in Nederland. Deze leden zijn benieuwd naar de
opzet van het onderzoek en wanneer de resultaten verwacht kunnen worden.
De leden van de BBB-fractie lezen over de samenwerking met het bedrijfsleven dat de
Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur
& Waterstaat rondetafelgesprekken hebben georganiseerd, en de Minister voor BuHa-Os
voornemens is een derde te organiseren. Deze leden horen graag welke vervolgstappen
de Ministers hebben genomen of willen nemen naar aanleiding van deze rondetafelgesprekken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang van
de Nationale Grondstoffenstrategie en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie zijn blij met het feit dat het kabinet de mogelijkheden
voor het aanleggen van strategische voorraden voor kritieke grondstoffen onderzoekt,
ook in EU-verband. Deze leden wijzen erop dat zij eerder al hebben gepleit voor het
aanleggen van strategische voorraden in Europees verband. Deze leden vragen de Minister
om aan te geven hoe andere EU-lidstaten aankijken tegen het aanleggen van Europese
strategische voorraden. Welke andere lidstaten zijn daar een voorstander van en op
welke wijze zoekt de Minister de samenwerking met deze lidstaten op?
De leden van de CDA-fractie lezen met tevredenheid dat het kabinet inzet op circulariteit,
bijvoorbeeld op het gebied van hergebruik en hoogwaardige recycling van kritieke grondstoffen,
en op innovatie, zoals met het Kennis- en Innovatieconvenant. Deze leden vragen de
Minister preciezer aan te geven hoe Nederland gaat inzetten op innovatie. Hoe kijkt
de Minister bijvoorbeeld aan tegen het specifiek ondersteunen van onderzoek en initiatieven
die zich richten op het ontwikkelen van alternatieve hoogwaardige producten en technieken
op basis van grondstoffen die juist de strategische afhankelijkheden en milieu-impact
verminderen? Verder vragen deze leden welke rol Nederland volgens de Minister kan
spelen bij het aanjagen van duurzame innovatie en het verminderen van milieu-impact
en strategische afhankelijkheden op het gebied van de grondstoffenwinning? Welke (economische)
kansen ziet de Minister daarbij voor Nederland?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de impact op mens, dier en milieu een belangrijke
voorwaarde is bij EU-partnerschappen met onder andere Argentinië, Chili en Congo.
Deze leden vragen de Minister wat de specifieke EU-inzet in dit kader is op het gebied
van het verbeteren van arbeidsrechten en het verkleinen van de milieu-impact. Kan
de Minister voorbeelden noemen van projecten, landen en/of ketens waarbij dit al succesvol
gebeurd is?
De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van het aangaan van internationale partnerschappen
op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds voordeel. Deze leden steunen het feit
dat het kabinet actief de mogelijkheden verkent voor het sluiten van strategische
partnerschappen op het gebied van kritieke grondstoffen. Wel vragen deze leden de
Minister om toe te lichten wat de (sociale) voorwaarden zijn voor deze bilaterale
grondstoffen partnerschappen en hoe deze tot stand komen. Worden bij het opstellen
van deze voorwaarden bijvoorbeeld ook (lokale) vakbonden betrokken? Voorts vragen
deze leden hoe zowel het Nederlandse bedrijfsleven als het maatschappelijk middenveld
worden betrokken bij het afsluiten van bilaterale strategische partnerschappen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van
de voortgangsrapportage nationale grondstoffenstrategie.
De leden van de PvdD-fractie willen graag de aandacht vestigen op een belangrijk aspect
dat volgens hen niet voldoende terugkomt in de voortgangsrapportage: besparing van
grondstoffen. Er wordt wel genoemd dat een politiek akkoord is bereikt op de Critical
Raw Materials Act (CRMA), maar bij de nadere toelichting wordt alleen gesproken over
recyclen. Ook in de rest van het rapport wordt vooral bericht over verminderen van
vraag door recyclen, wat heel belangrijk is, maar de beste manier om de vraag naar
grondstoffen te verminderen is minder produceren. Is de Minister bereid in te zetten
op deze vorm van vermindering van vraag – bijvoorbeeld minder grondstoffen voor batterijen
als we inzetten op deelauto’s in plaats van individuele elektrische auto’s? En als
we het hebben over het stimuleren van recycling, welke regeling binnen de aangeraden
regelingen uit de Right to Repair denkt de Minister te zullen aanwenden om dit te
stimuleren (vouchers, verlaging btw op reparatie, communicatie campagne of financiële
middelen)? In het kader van Right to Repair wordt de garantieperiode van producten
na reparatie ook met een jaar verlengd en kunnen lidstaten een langduriger verlenging
zelf regelen. Zal in Nederland gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de garantieperiode
na reparatie nog meer te verlengen? Zo ja, hoe lang zal de garantieperiode dan worden?
Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat uitgebreid ingezet wordt op uitbreiding van
handelsakkoorden, waaronder onderhandelingen met «de Mercosur-landen». Hoe rijmt de
Minister dit met de meerdere aangenomen moties van deze leden om het Mercosur verdrag
met daarin de landbouw opgenomen te blokkeren? Hoe gaat de Minister bijvoorbeeld in
dit kader voldoen aan de aangenomen motie om de Ontbossingsverordening niet te laten
ondermijnen door afspraken in het EU-Mercosur verdrag (Kamerstuk 21501-32, nr. 1582)?
De leden van de Partij voor de Dieren lezen hier ook dat er op dit moment consultaties
plaatsvinden met landen in Latijns-Amerika en Afrika om de mogelijkheid tot bilaterale
strategische partnerschappen op kritieke grondstoffen te verkennen. Deze leden vragen
of het maatschappelijk middenveld in deze regio’s in dit stadium (verkenning) al betrokken
is bij de consultaties of dat dit pas bij invulling van de partnerschappen zal gebeuren.
Als dit nog niet gebeurt, gaat de Minister alsnog het maatschappelijk middenveld betrekken
in deze fase, specifiek als het gaat om landen waar de regering onvoldoende democratische
legitimiteit heeft?
Het standpunt van het kabinet over diepzeemijnbouw baart de leden van de PvdD-fractie
ernstig zorgen. Terwijl steeds meer ecosystemen op instorten staan, wil het kabinet
inzetten op zogenaamde «duurzame» diepzeemijnbouw. Deze leden wijzen erop dat het
plunderen van de diepzee per definitie niet «duurzaam» is. Uit recent onderzoek van
het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) blijkt dat de oceaanbodem veel
meer biodiversiteit bevat en dat diepzeemijnbouw veel meer leven kan verstoren dan
eerder werd gedacht. Deze biodiversiteit moet worden beschermd, in plaats van dat
we het ernstig schaden voor mijnbouw. Hoe reageert de Minister op het recente onderzoek
van NIOZ? Is de Minister zich bewust van de onherstelbare schade die wordt aangericht
aan de natuur door diepzeemijnbouw? Verder, is de Minister op de hoogte van de capaciteit
van de zee om CO2 op te slaan? En, is de Minister het ermee eens dat het afbreken van natuurlijk voorkomende
CO2-opslag, tegenstrijdig is met de wens van het kabinet om CO2 op te slaan? Is de Minister het ermee eens dat de kabinetsbijdrage aan ecologisch
onderzoek de impact van diepzeemijnbouw niet vermindert? Met het oog op bestaand onderzoek
dat al lang en breed aantoont wat de ecologische gevolgen van diepzeemijnbouw zijn,
is de Minister bereid om zijn standpunt over diepzeemijnbouw te wijzigen en zich klip
en klaar uit te spreken tegen diepzeemijnbouw en voor dit standpunt actief steun te
vergaren bij andere landen? Wat is de reactie van de Minister op het rapport van het
World Wide Fund for Nature (WWF), The future is circular, waaruit blijkt dat diepzeemijnbouw
onnodig is voor de energietransitie en dat de vraag naar mineralen voor de overgang
van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energiebronnen en batterijopslag met maar
liefst 58 procent kan worden verminderd door innovaties in hernieuwbare technologie
en recycling? Is de Minister bereid om in de Nationale grondstoffenstrategie, in plaats
van in te zetten op plundering van de diepzeebodem, zich actief uit te spreken en
in te zetten voor energiebesparing, recycling en innovaties in hernieuwbare technologie?
Is de Minister het met deze leden eens dat dit een voor de toekomst veel houdbaarder
inzet is dan het nog meer plunderen van onontgonnen gebieden op aarde, waarmee de
leefbaarheid voor mens en dier verder wordt aangetast?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat het PBL de milieueffecten in kritieke grondstoffenketens
in kaart brengt. Kan de Minister aangeven welke methode het PBL zal toepassen om de
milieu-impact in kaart te brengen? Welke drukfactoren op het milieu worden hierin
meegenomen? Betreft dit bijvoorbeeld ook ontbossing, vervuiling en aantasting van
waterbronnen en andere vormen van vernietiging van ecosystemen?
De leden van de PvdD-fractie zien dat het kabinet consistentie tussen wetgevende initiatieven
over grondstoffen en internationale IMVO -standaarden een speerpunt vindt. Deze leden
constateren echter dat het recente akkoord over de Corporate Sustainability Due Diligence
Directive (CSDDD) ambitie mist op cruciale punten: de aanpak van de klimaatcrisis
is beperkt, de wet geldt beperkt voor de financiële sector en slachtoffers van misstanden
door bedrijven hebben beperkte mogelijkheden om recht te halen. Kan het kabinet zich
herinneren dat het heeft beloofd met een nationale IMVO-wet te komen? Wat is de stand
van zaken omtrent het advies van de Raad van State over het gewijzigde initiatiefwetsvoorstel
over deze nationale IMVO-wet? Kan het kabinet zich ook herinneren dat het eerder heeft
aangegeven dat een nationale IMVO-wet ambitieuzer kan zijn dan een Europese1? Zo ja, houdt het kabinet ruimte in de grondstoffenstrategie om de strategie aan
te passen aan ambitieuzere nationale IMVO-doelen?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat het terugtrekken van bedrijven pas plaatsvindt
als risico’s «onbeheersbaar» blijken te zijn. Bij de overweging tot terugtrekking
wordt onder andere meegenomen hoe cruciaal de zakenrelatie is voor het bedrijf. Die
aanpak moet zorgen voor minimale handelsverstoring. Hoe wordt rekening gehouden met
de lokale impact op zowel mens als milieu wanneer een bedrijf zich terugtrekt? Is
dan een transitieplan voor de locatie, de mensen en het milieu vereist?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat de exportkredietverzekering (ekv) volgens deze
voortgangsrapportage mogelijk interessant kan zijn voor het afdekken van betalingsrisico’s
gepaard gaande met de export, import en investeringen in het kader van grondstoffen
en halffabricaten. Deze leden zien ekv’s echter als instrument totaal niet bruikbaar
om gelijkwaardige partnerschappen te bevorderen, onder meer omdat lokale waardetoevoeging
niet meegenomen wordt binnen het ekv-instrumentarium. Is de Minister van plan ekv’s
als financieringsinstrument significant te hervormen om deze te laten aansluiten bij
de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid in de EU en Nederland en duurzaam bij
te dragen aan gelijkwaardige partnerschappen met lokale waardetoevoeging? Gaat de
Minister zich tevens houden aan publieke transparantie-normen en consistente rapportagediscipline
ten opzichte van publieke belanghebbenden, zodat controle mogelijk is? Gezien de vele
overtredingen van het eigen beleid door ekv’s uit te geven die niet in lijn zijn met
klimaatneutraliteit in 2050 of niet toetsen op milieu- of dierenwelzijnscriteria (zie
hiervoor ook de recente schriftelijke vragen van deze leden over ekv’s in de veehouderij),
waarom denkt de Minister dat het hier wel lukt om ekv’s duurzaam en effectief in te
zetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgangsrapportage
Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat er een Speciaal Vertegenwoordiger zal worden
geworven. Wat is de stand van zaken van het wervingsproces? En wanneer zal de Speciaal
Vertegenwoordiger naar verwachting aan de slag gaan?
De leden van de SGP-fractie constateren dat gewerkt wordt aan de implementatie van
de Critical Raw Materials Act. Kan de Minister aangeven hoe zij deze implementatie
in Nederland ter hand wil nemen? Welke voorbereidende werkzaamheden worden daarvoor
verricht cq. zijn daarvoor nodig?
De leden van de SGP-fractie zien dat bij strategische afhankelijkheden verwezen wordt
naar de non-paper on the external dimensions of the Critical Raw Materials Act. Daarin
valt te lezen dat Nederland de suggestie doet een subgroep in het leven te roepen
die zich specifiek richt op duurzaamheid («environmental and social issues») en de
CRMA-board voorziet van advies. Het compromisvoorstel (november 2023) noemt verschillende
subgroepen, onder andere op circulariteit, maar geen subgroep op environmental & social
issues in het algemeen. Is de conclusie juist dat de aanbeveling van het kabinet niet
is overgenomen? Zo ja, waarom niet? In hoeverre ziet het kabinet ruimte om alsnog
een dergelijke subgroep in te richten die de Commissie adviseert op duurzaamheidsaspecten
van partnerschappen?
De leden van de SGP-fractie brengen in herinnering dat Nederland de totstandkoming
van een Critical Raw Materials Club heeft aangemoedigd, waarmee derde landen worden
uitgenodigd om een wederkerig en inclusief partnerschap aan te gaan met de EU en haar
lidstaten. Wat is de status van deze Club? Welke landen hebben zich inmiddels aangesloten?
De leden van de SGP-fractie lezen dat Nederland zich strategischer op wil stellen
ten aanzien van normalisatie en standaardisatie-activiteiten. Hoe wordt hieraan invulling
gegeven? Kan de Minister inzicht geven in de hoofdlijnen van de Nederlandse inbreng
op dit punt?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de behoefte aan schaarse grondstoffen
wat betreft de energievoorziening sterk afhankelijk is van de gekozen energiebronnen
en opslagsystemen. Zo zijn volgens de International Energy Agency (IAE) voor wind
op zee per megawatt drie keer meer schaarse mineralen nodig dan voor kerncentrales.
Deze leden horen graag of en in hoeverre het kabinet de afhankelijkheid van schaarse
grondstoffen meeweegt bij beleidskeuzes ten aanzien van de energievoorziening en het
energiesysteem. In het Nationaal Plan Energiesysteem heeft het kabinet aangegeven
dat het verkent hoe de grondstoffenvoetafdruk beter meegewogen kan worden in de keuzes
voor het energiesysteem. Deze leden horen graag hoe hier uitvoering aangegeven wordt.
De leden van de SGP-fractie lezen wat betreft het onderdeel circulariteit en innovatie
vooral over de vermindering van de vraag naar grondstoffen door meer terugwinning
en hergebruik. Deze leden constateren dat ook vermindering van de vraag mogelijk is
door omschakeling naar al dan niet innovatieve technieken die minder of geen schaarse
grondstoffen nodig hebben. Op welke wijze wordt hierop ingezet?
De leden van de SGP-fractie vinden het van strategisch belang om te voorkomen dat
schaarse grondstoffen ons land uit gaan, via directe export dan wel via afvalstromen.
De regels voor vrij verkeer van grondstoffen en producten op de interne markt belemmeren
echter nationale maatregelen. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om export van schaarse
grondstoffen zoveel mogelijk te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
voortgang van de Nationale Grondstoffenstrategie en hebben daarover enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat strategische partnerschappen een
pijler zijn onder de CRMA en de Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden vragen
hoe (lokale) stakeholders worden gehoord en betrokken in de totstandkoming en monitoring
van strategische partnerschappen tussen landen. Op welke manier wordt informatie,
zoals rapporten, overeenkomsten, impact assessment, et cetera gedeeld met (lokale)
maatschappelijke organisaties, gemeenschappen en andere belanghebbenden? Is Nederland
bereid zich in te zetten voor transparantie en inclusiviteit van de partnerschappen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat Nederland toegang tot beleids- en besluitvorming
vanuit lokale gemeenschappen, vakbonden en (zuidelijke) maatschappelijke organisaties
bevordert om beter geïnformeerde keuzes te kunnen maken die bovendien op draagvlak
kunnen rekenen. Deze leden lezen dat bijvoorbeeld via ambassades consultaties worden
georganiseerd met relevante lokale partijen. Op basis van welke criteria worden deze
relevante lokale partijen geselecteerd voor consultaties? Kan de Minister aangeven
hoe dit concreet handen en voeten wordt gegeven? Hoe borgt de Minister de consistentie
en de kwaliteit van deze consultaties? Hoe worden (lokale) maatschappelijke organisaties
geïnformeerd over de consultaties, in het bijzonder vrouwen, jongeren, inheemse en
andere gemarginaliseerde groepen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister stelt dat de basis is gelegd
voor een Nationaal Observatorium waarin cruciale kennis wordt opgebouwd over voor
Nederland kritieke grondstoffenketens, TNO werkt hiervoor de inhoudelijke reikwijdte
uit en een kwartiermaker zal de bestuursstructuur verder uitwerken. Deze leden vragen
de Minister wat de formele rol van het maatschappelijk middenveld – dat veel kennis
heeft over de grondstoffenketens en lokale impacts in grondstofrijke landen – is in
dit Nationaal Observatorium.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
I. van Tilburg, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.