Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 449 Vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met een arbeidsbeperking (Wet banenafspraak)
HOOFDSTUK I BEPALINGEN INZAKE DE BANENAFSPRAAK EN QUOTUMREGELING VOOR ARBEIDSBEPERKTEN
Artikel 1 Definities
Artikel 2 Doelgroep banenafspraak
Artikel 3 Registratie doelgroep banenafspraak
Artikel 4 Monitoring banenafspraak
Artikel 5 Activering van de quotumregeling
Artikel 6 Inclusiviteitsopslag Aof-premie
HOOFDSTUK II WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
Artikel 7 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen
Artikel 8 Wijziging van de Wet teogemoetkoningen loondomein
Artikel 9 Wijziging van de Ziektewet
Artikel 10 Wijziging van de WEt allocatie arbeidskrachten door intermediairs
HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN
Artikel 11 Evaluatiebepaling
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Inwerkingtreding
Artikel 14 Citeertitel
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de arbeidsdeelname van
mensen met een arbeidsbeperking te verbeteren en daarbij de regels inzake de banenafspraak
en de quotumregeling voor mensen met een arbeidsbeperking te vereenvoudigen;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK I BEPALINGEN INZAKE DE BANENAFSPRAAK EN QUOTUMREGELING VOOR ARBEIDSBEPERKTEN
Artikel 1 Definities
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder
– Onze Minister:
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
– premieplichtig loon:
het loon, bedoeld in paragraaf 1 van afdeling 1 van hoofdstuk 3 van de Wfsv, waarover
op grond van hoofdstuk 3 van de Wfsv premies worden geheven;
– quotumregeling:
de regeling waarbij na een activering op grond van artikel 5 de inclusiviteitsopslag,
bedoeld in artikel 6, van kracht wordt waarbij tevens het loonkostenvoordeel doelgroep
banenafspraak, bedoeld in artikel 2.10 van de Wtl, wordt verhoogd met de banenafspraakbonus,
bedoeld in artikel 2.13, tweede lid, van de Wtl;
– uitgeleende werknemer:
1°. werknemer die werkzaam is op grond van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel
690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; of
2°. werknemer die werkzaam is in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de Wet
sociale werkvoorziening, waarbij bij de uitvoering van dat artikel die werknemer ter
beschikking wordt gesteld aan een andere werkgever;
– UWV:
het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet
structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
– verloonde uren:
de uren waarover loon is betaald en waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28,
eerste lid, onderdeel d, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de inspecteur
is gedaan;
– werkgever:
de werkgever in de zin van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
– Wfsv:
de Wet financiering sociale verzekeringen;
– Wtl:
de Wet tegemoetkomingen loondomein.
Artikel 2 Doelgroep banenafspraak
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een arbeidsbeperkte verstaan
de persoon die is opgenomen in de registratie doelgroep banenafspraak, bedoeld in
artikel 3, eerste lid, zijnde de persoon:
a. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester
en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet
naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid of ten behoeve van wie loonkostensubsidie
wordt verstrekt op grond van artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet, en van
wie op verzoek van het college van burgemeester en wethouders of op eigen verzoek
door het UWV is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk
minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet, dan wel van
wie door het college van burgemeester en wethouders in overeenstemming met de eisen
gesteld aan een loonwaardevaststelling op grond van artikel 10d, eerste of tweede
lid, van de Participatiewet een loonwaarde is vastgesteld die bij voltijdse arbeid
minder bedraagt dan het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c,
van de Participatiewet;
b. die geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende
indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel
luidde op 31 december 2014;
c. die recht op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond
van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten heeft, tenzij deze
persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel
1a:1 van die wet;
d. die voldoet aan een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde indicatie;
e. die op of na 1 januari 2013 een persoon was als bedoeld in onderdeel b of c, en op
1 mei 2015 niet langer een zodanige persoon was, met uitzondering van de persoon,
bedoeld in onderdeel c, die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer
heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
f. die naar het oordeel van het UWV wegens ziekte of gebrek ontstaan voordat de leeftijd
van 18 jaren is bereikt of in de tijd dat hij studerende was als bedoeld in artikel
1:4 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten een belemmering
ondervindt in het verrichten van arbeid in dienstbetrekking, en zonder een voorziening
als bedoeld in artikel 10 van de Participatiewet of artikel 35 van de Wet werk en
inkomen naar arbeidsvermogen niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk
minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet; of
g. die als werknemer werkzaam is in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 78d,
eerste lid, van de Participatiewet of werkzaam is op basis van een arbeidsovereenkomst
als bedoeld in dat artikel.
2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder arbeidsbeperkte tevens
verstaan de persoon die niet langer aan de voorwaarden op grond van het eerste lid,
onderdelen a tot en met g, voldoet, zolang zijn opname in de registratie doelgroep
banenafspraak nog niet is geëindigd.
3. In afwijking van het eerste lid wordt de persoon, van wie door het college van burgemeester
en wethouders is vastgesteld dat hij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste
omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel
10b, eerste lid, van de Participatiewet, niet opgenomen in de registratie doelgroep
banenafspraak.
4. Met betrekking tot de beoordeling door het UWV of een persoon de kenmerken heeft,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of f, en met betrekking tot de voorzieningen,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, worden bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur regels gesteld.
Artikel 3 Registratie doelgroep banenafspraak
1. Het UWV draagt zorg voor de inrichting en de adequate werking van de registratie
van arbeidsbeperkten in de registratie doelgroep banenafspraak en is de verwerkingsverantwoordelijke
in de zin van artikel 4, onderdeel 7, van de Algemene verordening gegevensbescherming
met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens als bedoeld in die verordening,
ten behoeve van deze registratie.
2. Het UWV verwerkt in de registratie, bedoeld in het eerste lid, de gegevens over arbeidsbeperkten
met het oog op het bevorderen van de arbeidsdeelname van deze personen, en ten behoeve
van de uitvoering van de artikelen 4 en 5 van deze wet en van de quotumregeling.
3. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt het UWV uit eigen beweging en
verplicht op verzoek van het UWV kosteloos de gegevens over de arbeidsbeperkten, bedoeld
in artikel 2, eerste lid, onderdelen a, b, d, f en g, die noodzakelijk zijn voor de
taak, bedoeld in het eerste lid.
4. Het UWV verstrekt het college van burgemeester en wethouders en de Belastingdienst
uit eigen beweging en verplicht op verzoek kosteloos gegevens uit de registratie,
bedoeld in het eerste lid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn taken.
5. Het UWV is bevoegd gegevens die het verwerkt voor de uitvoering van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten en voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 30d van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, te verwerken ten behoeve van
de registratie, bedoeld in het eerste lid.
6. Het UWV en de Belastingdienst zijn bevoegd de gegevens, die zij verwerken op grond
van artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen tevens
te verwerken voor zover deze noodzakelijk zijn voor de bevordering van arbeidsdeelname
van arbeidsbeperkten en voor de uitvoering van de quotumregeling.
7. Het UWV deelt op verzoek aan een werkgever over een door middel van het burgerservicenummer
aangeduide persoon mede:
a. of de door de werkgever aangeduide werknemer, persoon met wie hij verwacht een dienstbetrekking
aan te gaan, of persoon die onder zijn toezicht en leiding arbeid verricht of ter
beschikking is gesteld als bedoeld in artikel 4, derde lid, is opgenomen in de registratie,
bedoeld in het eerste lid; of
b. gedurende welke periode in een lopend kalenderjaar of in het voorgaande kalenderjaar
deze persoon is opgenomen in de registratie, bedoeld in het eerste lid.
8. Het college van burgemeester en wethouders en het UWV informeren de persoon op wie
de gegevens betrekking hebben over de verwerking van zijn gegevens op grond van dit
artikel voordat de gegevens worden vastgelegd in de registratie, bedoeld in het eerste
lid, of worden verstrekt met het oog op die vastlegging, tenzij deze persoon redelijkerwijs
hiervan kennis draagt.
9. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld, in
ieder geval met betrekking tot:
a. de inrichting, de gegevensset en de wijze van verkrijging van de gegevens ten behoeve
van de registratie, bedoeld in het eerste lid, en
b. de geldigheidsduur van de registratie van de persoon en het vervallen van de registratie
van de persoon.
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
met betrekking tot:
a. de verstrekking door het UWV van gegevens uit de registratie, bedoeld in het eerste
lid, aan de werkgevers, bedoeld in het zevende lid; en
b. de verstrekking van gegevens aan het UWV door de werkgevers, bedoeld in het zevende
lid, in verband met het verrichten van arbeid door arbeidsbeperkten als bedoeld in
artikel 4, derde lid.
Artikel 4 Monitoring banenafspraak
1. Indien het aantal banen voor arbeidsbeperkten in een bepaald kalenderjaar in onvoldoende
mate is toegenomen ten opzichte van het aantal van deze banen op 1 januari 2013, wordt
dit bij regeling van Onze Minister vastgesteld.
2. Ten behoeve van de vaststelling van de toename, bedoeld in het eerste lid, wordt
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur het aantal te realiseren banen in
een kalenderjaar bepaald voor arbeidsbeperkten, uitgedrukt in verloonde uren op 1 januari
2013, en wordt per kalenderjaar bepaald:
a. het cumulatief aantal extra te realiseren banen voor deze arbeidsbeperkten uitgedrukt
in verloonde uren;
b. het cumulatief aantal gerealiseerde banen voor deze arbeidsbeperkten uitgedrukt in
verloonde uren, en
c. de uitkomst van de vergelijking tussen het cumulatief aantal banen, bedoeld in de
onderdelen a en b, uitgedrukt in verloonde uren.
3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt niet als arbeidsbeperkte beschouwd de
persoon die arbeid verricht in een dienstbetrekking in de zin van artikel 2 van de
Wet sociale werkvoorziening, met dien verstande dat deze persoon voor zover het betreft
de verloonde uren in aangiftetijdvakken waarin hij ter beschikking is gesteld aan
een andere werkgever om onder zijn leiding en toezicht arbeid te verrichten, wel als
arbeidsbeperkte wordt beschouwd.
Artikel 5 Activering van de quotumregeling
1. De quotumregeling wordt niet uitgevoerd dan nadat bij regeling van Onze Minister,
in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, tot activering is besloten
indien is gebleken dat het aantal banen voor arbeidsbeperkten in een bepaald kalenderjaar
in onvoldoende mate is toegenomen ten opzichte van het aantal van deze banen op 1 januari
2013.
2. Een krachtens het eerste lid vastgestelde ministeriële regeling wordt gelijktijdig
aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De ministeriële regeling treedt
niet eerder in werking dan vier weken na de overlegging.
Artikel 6 Inclusiviteitsopslag Aof-premie
1. De premie, bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Wfsv, wordt na een activering
als bedoeld in artikel 5, eerste lid, verhoogd met een inclusiviteitsopslag. De inclusiviteitsopslag
is verschuldigd met ingang van 1 januari van het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar
waarin tot activering is besloten.
2. De inclusiviteitsopslag is verschuldigd door de werkgever.
3. De inclusiviteitsopslag is niet verschuldigd indien het een kleine werkgever betreft,
als bedoeld in artikel 36 van de Wfsv.
4. De inclusiviteitsopslag is tevens niet verschuldigd:
a. door een werkgever met betrekking tot een uitgeleende werknemer;
b. door een werkgever met betrekking tot een werknemer die werkzaam is in een dienstbetrekking
in de zin van artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening, waarbij die werknemer
niet ter beschikking wordt gesteld aan een andere werkgever, dan wel werkzaam is in
een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet;
c. over een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet
op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf
1, of de artikelen 4:2b, eerste tot en met zesde lid, en 6.3, eerste tot en met zesde
lid, van de Wet arbeid en zorg, de Werkloosheidswet, en de aanvullingen op deze uitkeringen
van degene tot wie de werknemer in dienstbetrekking staat, en over een toeslag op
grond van de Toeslagenwet. Met een uitkering op grond van de Werkloosheidswet wordt
gelijkgesteld een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet overheidspersoneel
onder de werknemersverzekeringen.
5. Het UWV stelt het gemiddelde premieplichtig loon per werknemer vast.
6. De inclusiviteitsopslag wordt vastgesteld bij regeling van Onze Minister als een
voor alle takken van bedrijf en beroep gelijk opslagpercentage op het in artikel 36
van de Wfsv bedoelde hoge premiepercentage. Artikel 35 van de Wfsv is van overeenkomstige
toepassing.
7. Op de heffing en invordering van de inclusiviteitsopslag zijn de artikelen 57, 59
en 60 van de Wfsv van overeenkomstige toepassing.
8. Voor de vaststelling of de inclusiviteitsopslag op grond van het vierde lid voor
een bepaalde werknemer niet is verschuldigd is de situatie op de eerste dag dat de
werknemer in dienst is in het betreffende aangiftetijdvak bepalend voor het gehele
aangiftetijdvak.
HOOFDSTUK II WIJZIGING VAN ANDERE WETTEN
Artikel 7 Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «, quotumheffing».
2. In het eerste lid vervalt «, de quotumheffing, bedoeld in artikel 38h».
B
In de paragraafaanduiding van Hoofdstuk 3, afdeling 4, paragraaf 2, vervalt «en quotumheffing».
C
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «en quotumheffing».
2. Het derde tot en met het achtste lid vervallen.
D
Artikel 35, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervalt.
E
Hoofdstuk 3, Afdeling 4, paragraaf 4a, vervalt.
F
In artikel 38b, tweede lid, wordt «op grond van artikel 10 van de Participatiewet
of artikel 35 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen een voorziening ontvangt
en zonder die voorziening niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon,
bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet» vervangen door «en zonder
een voorziening als bedoeld in artikel 10 van de Participatiewet of artikel 35 van
de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet in staat is tot het verdienen van
het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet».
G
Artikel 38d, zevende lid, komt te luiden:
7. Het UWV deelt op verzoek aan een werkgever over een door middel van het burgerservicenummer
aangeduide persoon mede:
a. of de door de werkgever aangeduide werknemer, persoon met wie hij verwacht een dienstbetrekking
aan te gaan, of persoon die onder zijn toezicht en leiding arbeid verricht of ter
beschikking is gesteld als bedoeld in artikel 38g, tweede lid, is opgenomen in de
registratie, bedoeld in het eerste lid; of
b. gedurende welke periode in een lopend kalenderjaar of in het voorgaande kalenderjaar
deze persoon is opgenomen in de registratie, bedoeld in artikel 38d, eerste lid.
H
Artikel 114, onderdeel d, vervalt.
I
Artikel 115, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel g wordt «artikel 118, onderdeel a» vervangen door «artikel 118».
2. Onderdeel h vervalt.
J
Artikel 118, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
K
De artikelen 122n tot en met 122o vervallen.
L
Artikel 122na wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «tot 2022».
2. In het eerste lid wordt «1 januari 2026» vervangen door «het tijdstip van inwerkingtreding
van artikel 2 van de Wet banenafspraak».
M
Artikel 124b vervalt.
Artikel 8 Wijziging van de Wet teogemoetkoningen loondomein
De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van Hoofdstuk II komt te luiden:
Hoofdstuk II. Tegemoetkomingen loondomein op verzoek van de werkgever
B
In artikel 2.1, onderdeel c, vervalt «en scholingsbelemmerden».
C
In de artikelen 2.2, tweede lid, onderdeel b, 2.6, derde lid, onderdeel b, en 2.14,
tweede lid, onderdeel b wordt «de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking»
steeds vervangen door «het verzoek betrekking heeft op een dienstbetrekking».
D
In het opschrift van § 2.4 vervalt «en scholingsbelemmerden».
E
Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht
op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak indien bij deze werkgever een werknemer
in een of meerdere dienstbetrekkingen is die in het aangiftetijdvak waarover het loonkostenvoordeel
wordt verstrekt een arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering
sociale verzekeringen, of daarmee gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde
lid, van die wet.
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een werkgever die een verzoek als bedoeld in artikel 2.1 heeft gedaan, heeft recht
op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak indien bij deze werkgever een werknemer
in een of meerdere dienstbetrekkingen is die in het aangiftetijdvak waarover het loonkostenvoordeel
wordt verstrekt een arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 2 van de Wet banenafspraak.
3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt na de puntkomma «of» toegevoegd.
b. Onderdeel b komt te luiden:
b. voor zover de werknemer arbeid verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel
2 van de Wet sociale werkvoorziening, waarbij die werknemer niet ter beschikking wordt
gesteld aan een andere werkgever.
c. Onderdeel c vervalt.
4. Het derde lid komt te luiden:
3. Het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak eindigt als de periode,
bedoeld in artikel 2.12 of artikel 6.2, eerste lid, is verstreken.
5. Het vierde lid vervalt.
F
Artikel 2.11 vervalt.
G
Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt «en scholingsbelemmerden».
2. In het eerste lid vervalt «en scholingsbelemmerden» en wordt «over een aaneengesloten
periode van drie jaar vanaf de aanvang van de eerste dienstbetrekking tussen de werkgever
en de werknemer waarbij aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, wordt voldaan
«vervangen door «voor de periode waarin de betreffende werknemer in dienstbetrekking
staat tot de betreffende werkgever en voor zo lang aan de voorwaarden, bedoeld in
artikel 2.10, wordt voldaan».
3. In het tweede lid vervalt «en scholingsbelemmerden».
H
Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift en de tekst van artikel 2.13 vervalt «en scholingsbelemmerden».
2. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak wordt in het kalenderjaar na een activering
als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet banenafspraak verhoogd met een banenafspraakbonus.
3. De hoogte van de banenafspraakbonus wordt als bedrag per verloond uur vastgesteld
bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, waarbij in afwijking
van het eerste lid het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak ten hoogste een
bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te bepalen bedrag
per werknemer per kalenderjaar bedraagt.
I
Het opschrift van Hoofdstuk III komt te luiden:
Hoofdstuk III. Tegemoetkoming lage-inkomensvoordeel
J
Artikel 4.6, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «polisadministratie» wordt ingevoegd «en op grond van artikel 38d van de Wet financiering
sociale verzekeringen verwerken in de registratie van arbeidsbeperkten».
2. «en op grond van artikel 38d van de Wet financiering sociale verzekeringen verwerken
in de registratie van arbeidsbeperkten» wordt vervangen door «en op grond van artikel
3 van de Wet banenafspraak verwerken in de registratie doelgroep banenafspraak».
K
Artikel 6.2 komt te luiden:
Artikel 6.2 Overgangsrecht loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak
1. Indien het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van
artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3, 4 en 5, van de Wet banenafspraak, is aangevangen
voor die datum van inwerkingtreding, en dat recht voor die datum niet is geëindigd,
wordt dat loonkostenvoordeel ten hoogste verstrekt:
a. voor de resterende duur op grond van artikel 2.12 zoals dat luidde voor die datum
van inwerkingtreding, en waarbij aan de voorwaarden van artikel 2.10 wordt voldaan
zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding, indien het een werknemer betreft
die geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale
verzekeringen, en daarmee ook niet gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde
lid, van die wet;
b. voor de periode waarin de betreffende werknemer in dienstbetrekking staat tot de betreffende
werkgever en voor zo lang aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, wordt voldaan,
indien het een werknemer betreft die arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 38b
van de Wet financiering sociale verzekeringen, of daarmee gelijkgesteld is op grond
van artikel 38f, vijfde lid, van die wet.
2. Op de aanvraag van een doelgroepverklaring voor het loonkostenvoordeel doelgroep
banenafspraak met betrekking tot dienstbetrekkingen die zijn aangegaan voor de datum
van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel F, van de Wet banenafspraak is artikel
2.11 van toepassing, zoals dat luidde op de dag voor die datum van inwerkingtreding.
3. De werkgever bewaart de doelgroepverklaring met betrekking tot een loonkostenvoordeel
waarop het eerste lid van toepassing is bij de loonadministratie.
4. Indien het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van
artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3, 4 en 5, van de Wet banenafspraak, is aangevangen
voor die datum van inwerkingtreding, en dat recht voor die datum niet is geëindigd,
wordt dat loonkostenvoordeel ten hoogste verstrekt voor de resterende duur op grond
van artikel 2.12, en waarbij aan de voorwaarden van artikel 2.10 wordt voldaan, zoals
die artikelen luidden voor die datum van inwerkingtreding, indien de registratie van
die werknemer in de registratie arbeidsbeperkten is beëindigd op zijn verzoek.
5. Vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 8, onderdeel E, onderdelen 1, 3,
4 en 5, van de Wet banenafspraak wordt onder een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak
mede verstaan een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding.
L
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «indien het een werknemer betreft die geen arbeidsbeperkte is
als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, en daarmee
ook niet gelijkgesteld is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet» vervangen
door «indien het een werknemer betreft die geen arbeidsbeperkte is als bedoeld in
artikel 2 van de Wet banenafspraak».
b. In onderdeel b wordt «indien het een werknemer betreft die arbeidsbeperkte is als
bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen, of daarmee gelijkgesteld
is op grond van artikel 38f, vijfde lid, van die wet» vervangen door «indien het een
werknemer betreft die arbeidsbeperkte is als bedoeld in artikel 2 van de Wet banenafspraak».
2. In het vierde lid wordt «registratie van arbeidsbeperkten» vervangen door «registratie
doelgroep banenafspraak».
Artikel 9 Wijziging van de Ziektewet
Artikel 29b van de Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel d wordt «of een dienstbetrekking had, die is aangewezen op grond van
artikel 38f, vijfde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen» vervangen
door «of een dienstbetrekking had of werkzaam was op grond van een arbeidsovereenkomst
als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel g, van de Wet banenafspraak».
b. In het naschrift na onderdeel f wordt «artikel 38b, eerste of tweede lid, van de
Wet financiering sociale verzekeringen» vervangen door «artikel 2 van de Wet banenafspraak».
2. Het elfde lid komt te luiden:
11. Het bepaalde in het tweede en derde lid inzake het tweede lid, onderdeel e, is van
overeenkomstige toepassing op een arbeidsbeperkte als bedoeld in artikel 2, eerste
lid, onderdelen d, e en f van de Wet banenafspraak.
3. In het twaalfde lid wordt «artikel 38b, zesde lid, van de Wet financiering sociale
verzekeringen» vervangen door «artikel 2, tweede lid, van de Wet banenafspraak» en
wordt «artikel 38d, eerste lid» vervangen door «artikel 3, eerste lid».
Artikel 10 Wijziging van de WEt allocatie arbeidskrachten door intermediairs
In artikel 8a, negende lid, onderdeel b, van de Wet allocatie arbeidskrachten door
intermediairs wordt «als bedoeld in artikel 38b van de Wet financiering sociale verzekeringen,
of met arbeidsbeperkten worden gelijkgesteld als bedoeld in artikel 38f, vijfde lid,
van die wet,» vervangen door «als bedoeld in artikel 2 van de Wet banenafspraak».
HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN
Artikel 11 Evaluatiebepaling
Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van artikel 2 van deze
wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van
deze wet in de praktijk.
Artikel 12 Overgangsrecht
1. Deze wet is niet van toepassing met betrekking tot kalenderjaren, gelegen voor de
datum van inwerkingtreding van artikel 2 van deze wet.
2. Over de in het eerste lid bedoelde kalenderjaren blijven de bepalingen bij of krachtens
hoofdstuk 3, afdeling 4, en de artikelen 122n en 122na van de Wfsv inzake het quotum
van arbeidsbeperkten van toepassing, zoals deze luidden op de dag voorafgaand aan
de in het eerste lid bedoelde datum van inwerkingtreding.
Artikel 13 Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 14 Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet banenafspraak.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.