Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 414 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES in verband met de verhoging van de wettelijke strafmaxima van mensensmokkel en de uitbreiding van de toepasselijkheid van de strafwet op mensensmokkel begaan buiten Nederland
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is enkele bepalingen van
het Wetboek van Strafrecht te wijzigen, in verband met de verhoging van de wettelijke
strafmaxima van mensensmokkel en de toepasselijkheid van de strafwet op mensensmokkel
begaan buiten Nederland;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 4 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door
een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. aan het misdrijf omschreven in artikel 197a.
B
Artikel 197a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt «van ten hoogste zes jaren» vervangen door «van
ten hoogste acht jaren».
2. In het derde lid wordt «van ten hoogste acht jaren» vervangen door «van ten hoogste
tien jaren».
3. In het vierde lid wordt «van ten hoogste tien jaren» vervangen door «van ten hoogste
twaalf jaren».
4. In het vijfde lid wordt «van ten hoogste vijftien jaren» vervangen door «van ten
hoogste achttien jaren».
5. In het zesde lid wordt «van het hoogste achttien jaren» vervangen door «van ten hoogste
eenentwintig jaren».
ARTIKEL II
Het Wetboek van Strafrecht BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 4 wordt na onderdeel 4bis° een onderdeel ingevoegd, luidende:
4ter°. aan het misdrijf omschreven in artikel 203a;.
B
Artikel 203a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste en tweede lid wordt telkens «van ten hoogste vier jaren» vervangen
door «van ten hoogste acht jaren».
2. In het derde lid wordt «van ten hoogste zes jaren» vervangen door «van ten hoogste
tien jaren».
3. In het vierde lid wordt «van ten hoogste acht jaren» vervangen door «van ten hoogste
twaalf jaren».
4. In het vijfde lid wordt «van ten hoogste twaalf jaren» vervangen door «van ten hoogste
achttien jaren».
5. In het zesde lid wordt «van het hoogste vijftien jaren» vervangen door «van ten hoogste
eenentwintig jaren».
ARTIKEL III
Onze Minister van Justitie en Veiligheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.