Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 389 Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023
Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Vastgesteld 5 september 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
                  van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen
                  en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare
                  behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
               
I.
Algemeen
2
1.
Inleiding
3
2.
Inhoud wetsvoorstel
3
                         
                         
2.1.
Energietoeslag voor huishoudens op of rond het sociaal minimum
3
                         
                         
2.2.
Eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor uitwonende studenten met een aanvullende
                                 beurs
12
                         
                         
2.4.
Ambtshalve vaststellen
21
                         
                         
2.5.
Bevorderen uniforme uitvoering
21
                         
                         
2.6.
Onbelaste verstrekking
22
3.
Uitkeringslasten en uitvoeringskosten
23
4.
Financiering en verantwoording uitvoering
24
                         
                         
4.1.
Middelen gemeenten t.b.v. eenmalige energietoeslag 2023
24
                         
                         
4.2.
Middelen Dienst Uitvoering Onderwijs t.b.v. eenmalige tegemoetkoming energiekosten
                                 studenten
26
7.
Uitvoering
27
8.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
28
11.
Ontvangen commentaren
28
I. Algemeen
               
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Participatiewet in verband
                  met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met
                  een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten
                  aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023. Deze leden hebben nog
                  enkele vragen.
               
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de wijziging van de Participatiewet met
                  betrekking tot het toekennen van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen
                  en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan studenten.
                  Ten eerste zijn deze leden gemeenten zeer erkentelijk voor het feit dat zij nogmaals
                  deze taak op zich willen nemen, ondanks het feit dat dit veel van hen vraagt. Zij
                  vinden de bestrijding van armoede zeer belangrijk, dus ze zijn zeer verheugd dat deze
                  effectieve maatregel nu weer doorgang vindt. Zij zijn daarnaast verheugd dat de studenten
                  die dat het meest kunnen gebruiken nu ook eindelijk financiële ondersteuning krijgen
                  voor de gestegen prijzen. Wel hebben zij nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel wijziging Participatiewet
                  in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens
                  met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten
                  aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023. Deze leden onderschrijven
                  van harte het doel om huishoudens die de sterke stijging van de energieprijzen financieel
                  niet kunnen opvangen, eenmalig tegemoet te komen. Zij hebben nog wel enkele vragen.
               
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wetswijziging. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Wijziging van de Participatiewet
                  in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens
                  met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten
                  aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel omvat
                  een significante energietoeslag voor minima. Gezien de nood uit deze doelgroep hechten
                  deze leden aan een spoedige behandeling van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele
                  vragen.
               
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel «Wijziging van de Participatiewet
                  in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens
                  met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten
                  aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023». Dit lid is blij dat huishoudens
                  die de sterke stijging van de energieprijzen niet financieel kunnen opvangen eenmalig
                  tegemoet worden komen.
               
1. Inleiding
               
De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke manier zij de zin «Voor de langere termijn wordt onderzocht
                  hoe moet worden omgegaan met de energiekosten als die lange tijd hoog zullen blijven»
                  moeten interpreteren. Deze leden vragen de regering of toegelicht kan worden welke
                  mogelijke opties worden onderzocht inclusief mogelijke financiële consequenties voor
                  de begroting.
               
De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen
                     er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde
                     augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag geïnformeerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er voor Caribisch Nederland ook middelen beschikbaar zijn gesteld voor
                  een energietoeslag. Deze leden vragen of er voor de uitvoering van deze energietoeslag
                  geen wetsvoorstel nodig is. Hoe is de uitvoering van deze energietoeslag juridisch
                  geborgd?
               
Ook in Caribisch Nederland kan het voorkomen dat inwoners problematische schulden
                     hebben bij de energieleverancier op het eiland. In Caribisch Nederland voert het Rijk
                     de (bijzondere) onderstand uit en zijn de openbare lichamen verantwoordelijk voor
                     het eilandelijke armoede- en schuldenbeleid. Om aan te sluiten bij het lokale armoedebeleid
                     is er in 2022 voor gekozen om de energietoelage, net zoals in Europees Nederland,
                     door de openbare lichamen uit te laten voeren. De openbare lichamen kunnen zo kwetsbare
                     huishoudens gericht ondersteuning bieden. Hiervoor wordt ook voor 2023 geld beschikbaar
                     gesteld. De openbare lichamen hebben het beleid rondom de toelage in eilandelijke
                     verordeningen vastgelegd. Over de uitvoering vindt regelmatig contact plaats met de
                     openbare lichamen. Daarin wordt ook bezien of nadere ondersteuning wenselijk is.
2. Inhoud wetsvoorstel
               
2.1. Energietoeslag voor huishoudens op of rond het sociaal minimum
               
De leden van de VVD-fractie zien de voordelen met betrekking tot de uitvoeringscapaciteit van gemeenten bij het
                  besluit om via de categoriale bijzondere bijstand de energietoeslag uit te keren.
                  Echter, deze leden vragen de regering of de kans aanwezig is dat groepen in de samenleving
                  wél de energietoeslag ontvangen die dit niet nodig hebben, gezien het feit dat gemeenten
                  zelf bepalen wat onder «laag inkomen» verstaan moet worden en welk vermogen in aanmerking
                  komt. Zij vragen de regering om in de beantwoording op deze vraag ook het gegeven
                  mee te nemen dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met de vermogenspositie
                  van huishoudens.
               
De leden van de VVD-fractie vragen naar de kans dat mensen de energietoeslag krijgen
                     die dat niet nodig hebben. De regering erkent dat verstrekking via de categoriale
                     bijzondere bijstand minder gericht is, waardoor er ook huishoudens kunnen worden ondersteund
                     die dat niet of minder nodig hebben. Verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand
                     betekent immers dat gemeenten niet hoeven vast te stellen dat het huishouden ook daadwerkelijk
                     is geconfronteerd met een sterk gestegen energierekening en deze financieel niet zelf
                     kan dragen. De noodzaak om de complexiteit van de uitvoeringslast voor gemeenten te
                     beperken is hierbij een belangrijke overweging geweest. Daarnaast heeft de verstrekking
                     via de categoriale bijzondere bijstand nadrukkelijk ook tot doel het beroep op de
                     individuele bijzondere bijstand zoveel mogelijk te voorkomen en (daarmee) de uitvoeringsdruk
                     op gemeenten te verlichten. Deze meer generieke oplossing is beperkt is tot een afgebakende
                     groep, namelijk huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum. De
                     regering acht het minder gerichte karakter van de energietoeslag om die reden acceptabel.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe gemeenten de huishoudens die net
                  buiten het bereik van de regeling vallen actief benaderen om gebruik te maken van
                  maatwerkoplossingen zoals het instrument van de individuele bijzondere bijstand
               
Bij iedere nadere invulling van het begrip «laag inkomen» is het onvermijdelijk dat
                     er huishoudens zijn, die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij
                     kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben met een financieel
                     probleem als gevolg van een sterk gestegen energierekening. Ook dit jaar komt er een
                     pakket aan voorlichtingsmateriaal beschikbaar voor gemeenten om mensen die buiten
                     bereik van de regeling vallen te informeren over maatwerkoplossingen via het instrument
                     van de individuele bijzondere bijstand.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of gemeenten, ondanks gemeentelijke
                  vrijheid, minimaal de grens van 120% van het sociaal minimum hanteren. Zo nee, wat
                  gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat gemeenten deze grens wel gaan hanteren?
                  Daarnaast vragen deze leden of gemeenten bij een hogere bepaalde inkomensgrens dan
                  de richtlijn, het gat tot 120% van het sociaal minimum uit het eigen gemeentelijke
                  budget zullen betalen?
               
De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. De gemeentelijke uitvoering
                        was in 2022 redelijk uniform voor wat betreft de onderkant van de inkomensgrens (vrijwel
                        alle gemeenten hanteerden een grens vanaf 120% van het sociaal minimum1). Ook voor de eenmalige energietoeslag 2023 zal het Rijk een inkomensgrens van 120%
                        adviseren om het bereik van de regeling te maximaliseren.
Een aantal gemeenten heeft in de loop der tijd de inkomensgrens hoger gesteld, bijvoorbeeld
                        vanwege lokale politieke besluitvorming. Indien gemeenten ervoor kiezen een hogere
                        inkomensgrens te hanteren dan 120% sociaal minimum en hierdoor niet uitkomen met het
                        ontvangen budget, is het aan de gemeente zelf om het verschil te financieren.
De leden van de D66-fractie zouden het fijn vinden als op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt kan worden op welke
                  manier (de uitvoering van) de energietoeslag 2023 afwijkt van die van 2022.
               
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Een verschil ten opzichte
                     van 2022 is dat de uitzonderingen voor jongeren tot 21 jaar, dak- of thuislozen en
                     studenten, die in 2022 werden geadviseerd, voor 2023 in het wetsvoorstel zijn vastgelegd.
                     Een tweede belangrijk verschil ten opzichte van 2022 is dat dit wetsvoorstel voor
                     2023 voorziet in een eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor studenten met recht
                     op een uitwonende basisbeurs en recht op een aanvullende beurs. Deze tegemoetkoming
                     is een gift die ambtshalve wordt uitgekeerd via de dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
                     DUO keert de tegemoetkoming uit aan studenten die uiterlijk op 31 juli 2024 een basisbeurs
                     uitwonend en een aanvullende beurs voor de maand oktober 2023 hebben aangevraagd en
                     aan wie deze zijn toegekend.
Voor wat betreft de uitvoering geldt dat de eenmalige energietoeslag 2023 (voor huishoudens
                     met een laag inkomen) door gemeenten grotendeels ambtshalve zal kunnen worden verstrekt.
                     In 2022 vond ongeveer de helft van de verstrekkingen ambtshalve plaats.2 Het Inlichtingenbureau kan gemeenten ondersteunen om in 2023 een zo groot mogelijk
                     deel ambtshalve te verstrekken. Hiertoe kunnen gemeenten het doelbestand van aanvragers
                     energietoeslag 2022 aanbieden voor een toets op inkomen aan het Inlichtingenbureau.
                     Een kanttekening hierbij is dat een aantal gemeenten in 2022 aan studenten de categoriale
                     energietoeslag hebben verstrekt. Het Inlichtingenbureau kan niet vaststellen of iemand
                     studeert en recht heeft op studiefinanciering. Gemeenten hadden de mogelijkheid om
                     bij de aanvraagprocedure bij te houden of de aanvrager een student was. Als dit het
                     geval is, kan aanvullend de dienst van het Inlichtingenbureau gebruikt worden. Tot
                     slot levert het Inlichtingenbureau aan alle gemeenten informatie van mensen die een
                     AIO uitkering van de SVB ontvingen. Aan deze mensen kan ook ambtshalve de energietoeslag
                     worden verstrekt. De verwachting is overigens dat het aandeel ambtshalve verstrekkingen
                     in 2023 hoger zal zijn dan in 2022.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de energieregelingen (energietoeslag, prijsplafond) niet blijken te
                  werken voor kleinschalige woonvormen, bijvoorbeeld ouderinitiatieven of de Thomashuizen,
                  waarbij de bewoners zelf huur- en energiekosten betalen en hun zorg via een persoonsgebonden
                  budget (pgb) inkopen. Door aan te geven dat de woonvorm geen inrichting is, lukte
                  het gelukkig in een aantal gemeenten wel om de energietoeslag aan te vragen (of met
                  succes bezwaar te maken tegen een afwijzing), maar dit is, naar deze leden begrijpen,
                  niet in alle gemeenten gelukt. In deze nieuwe regeling lijkt het wel mogelijk, nu
                  wonen in een «instelling» niet meer automatisch een uitsluitingsgrond voor de energietoeslag
                  is. Daarbij moet er wel gekeken worden of iemand wel of niet zelf de kosten voor energie
                  draagt. Kan de regering nog eens toelichten hoe de aanvraag voor energietoeslag voor
                  iemand in een kleinschalige woonvorm werkt?
               
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt.
                     Het komt vaak voor dat de kosten voor wonen inclusief energie en de kosten voor zorg
                     zijn gescheiden en de bewoner zelf de energiekosten moet voldoen, direct of indirect
                     (via de verhuurder, doorberekend). Wanneer de bewoner zelf voorziet in de energiekosten
                     en dit uit een energiecontract, een specificatie van de servicekosten of van de huurcomponenten
                     blijkt, kan er recht bestaan op de energietoeslag. In de wet eenmalige energietoeslag
                     2023 worden bewoners van een instelling (inrichting) daarom niet uitgesloten van de
                     energietoeslag. Bewoners van zorg-, revalidatie- en verpleeginstellingen en van instellingen
                     voor beschermd of begeleid wonen kunnen worden uitgesloten van de energietoeslag,
                     als de instelling voorziet in de energiekosten. Sommige bewoners van wooninitiatieven
                     betalen zelf de energiekosten, maar komen volgens het gemeentelijk beleid toch niet
                     in aanmerking voor energietoeslag. Het is daarom belangrijk als gemeente contact te
                     hebben met een wooninitiatief en als dat nodig is maatwerk te bieden, wanneer bewoners
                     van wooninitiatieven hierdoor in de knel komen. Hulp kan worden geboden via de individuele
                     bijzondere bijstand. De Handreiking eenmalige energietoeslag 2023 van Stimulansz is
                     op dit onderdeel aangepast.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er door studenten categoriaal uit te sluiten,
                  er volgens de Raad van State een vestzak-broekzakscenario kan ontstaan, door een toename
                  van beroep op individuele bijstand. Hoe ziet regering dit? Hoeveel aanvragen worden
                  verwacht voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot gestegen energiekosten,
                  specifiek van studenten?
               
De betreffende observatie, zo antwoordt de regering de leden van de CDA-fractie, gold
                        het wetsvoorstel zoals dat in december 2022 is voorgelegd van de Afdeling advisering
                        van de Raad van State. Mede naar aanleiding van dit advies is het wetsvoorstel vervolgens
                        aangepast. In het nu voorliggende wetsvoorstel worden studenten in 2023 weliswaar
                        uitgesloten van de categoriale bijzondere bijstand, maar wordt voor hen een regeling
                        getroffen voor een eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023.
Overigens heeft, volgens de informatie die de regering ter beschikking staat, dit
                        scenario zich in 2022 slechts in beperkte mate voorgedaan. Uit de monitor van Bureau
                        Bartels3 blijkt dat, hoewel iets minder dan twee derde van de gemeenten er in 2022 voor heeft
                        gekozen om studenten niet categoriaal uit te sluiten van de energietoeslag, de energietoeslag
                        maar op beperkte schaal is toegekend aan studenten. Dit valt te verklaren doordat
                        enerzijds het aantal aanvragen relatief laag lag, anderzijds doordat studenten in
                        veel gevallen niet in aanmerking kwamen op basis van de inkomenstoets.
De monitor van Bureau Bartels meldt dat naar schatting een paar procent van de uitwonende
                     studenten in 2022 individuele bijzondere bijstand heeft aangevraagd en/of ontvangen.
                     Gelet op het bovenstaande verwacht de regering dat het genoemde vestzak-broekzakscenario
                     in 2023 nauwelijks een rol zal spelen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering ervoor kiest om het totaal uit te keren bedrag in 2023 niet
                  te verhogen waardoor huishoudens ook dit jaar € 1.300 zouden kunnen krijgen. Waarom
                  is ervoor gekozen gemeenten de mogelijkheid te geven € 800 uit te keren dit jaar,
                  en niet een hoger bedrag? Kan de regering toelichten waar de hoogte van dit bedrag
                  op is gebaseerd?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het budget dat de regering,
                     via het Gemeentefonds, aan gemeenten beschikbaar heeft gesteld voor de energietoeslag
                     van respectievelijk 2022 en 2023 is gebaseerd op een bedrag van € 1.300 per huishouden
                     voor beide jaren. In september 2022 heeft de regering gemeenten de mogelijkheid geboden
                     om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als energietoeslag
                     2022 uit te keren aan huishoudens die in 2022 in aanmerking kwamen om huishoudens
                     die in grote financiële nood dreigden te komen extra te kunnen helpen. De begroting
                     voor het Gemeentefonds is hierop aangepast (kasschuif). Dat betekent dat als gemeenten
                     aldus hebben gekozen om € 500 van de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als
                     energietoeslag 2022 uit te keren, dat in beginsel gevolgen heeft voor de hoogte van
                     de energietoeslag in 2023. De energietoeslag voor 2022 is dan € 1.800 per huishouden
                     en voor 2023 € 800 per huishouden. Gemeenten hebben de vrijheid om hierin een andere
                     afweging in te maken.
De leden van de SP-fractie constateren dat er tijdens de uitvoering van de energietoeslag
                  in 2022 meerdere zorgen waren over het bereiken van de doelgroep. Uit de Memorie van
                  Toelichting blijkt dat in de grote steden 90% van de doelgroep is bereikt. Kan de
                  regering toelichten hoe dit zit in de rest van het land? De leden van de SP-fractie
                  vragen naar het bereik van de regeling buiten de groten steden.
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het bereik van de energietoeslag
                     2022 is hoog.4 Het bereik kan per gemeente verschillen tussen de 80%-90%, maar het algemene, landelijke
                     beeld is dat gemeenten zo’n 90% hebben bereikt van de huishoudens die volgens CBS-statistieken
                     in aanmerking zouden komen. Het hoge bereik is mede te danken aan de inzet van gemeenten
                     om huishoudens die in aanmerking komen te bereiken.
Waarom hebben mensen de energietoeslag niet aangevraagd terwijl zij er wel recht op
                  hebben? Wat gaat de regering doen om deze belemmeringen weg te nemen? Stelt de regering
                  zich tot doel om dit jaar 100% van de doelgroep te bereiken? Kan de regering toelichten
                  welke andere aanpak de regering gaat hanteren om het overgebleven deel van de doelgroep
                  dat de energietoeslag niet heeft bereikt toch te bereiken?
               
Het streven, zo antwoordt de regering de leden van de SP-fractie, is uiteraard om
                        alle mensen waarvoor de energietoeslag bedoeld is, te bereiken. In 2022 hebben gemeenten
                        zo’n 90% bereikt van de huishoudens die volgens CBS-statistieken in aanmerking zouden
                        komen. Dat is volgens gemeenten aanzienlijk hoger dan het bereik van de meeste andere
                        minimaregelingen.5
                        
Dit succes is o.a. te verklaren door de landelijke aandacht voor de energietoeslag
                        en de grote inzet van gemeenten om hun inwoners te informeren over de energietoeslag,
                        bijvoorbeeld via brieven en/of de gemeentelijke website. Ook merkten gemeenten op
                        dat de energietoeslag mogelijk minder stigma kent dan andere minimaregelingen. Tot
                        slot speelt de keuze voor verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand een
                        rol, omdat dit het mogelijk maakt een groot deel van de energietoeslag ambtshalve
                        te verstrekken.
Net als in 2022 zullen gemeenten ook in 2023 inzetten op het actief informeren van
                        hun inwoners over de energietoeslag. Verder zal het aandeel ambtshalve toekenningen
                        in 2023 naar verwachting hoger zijn dan in 2022, omdat gemeenten het bestand met alle
                        huishoudens die in 2022 de energietoeslag ontvingen in 2023 kan gebruiken voor ambtshalve
                        toetsen en toekennen. Daarin zitten ook de huishoudens aan wie in 2022 nog op aanvraag
                        is toegekend.
Welke methode gaat de regering hanteren om huishoudens waarvan het inkomen is gewijzigd
                  waardoor zij dit jaar wel recht hebben op de energietoeslag te bereiken?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De keuze voor verstrekking
                     via de categoriale bijzondere bijstand maakt het mogelijk een groot deel van de energietoeslag
                     ambtshalve te verstrekken. Zoals de energietoeslag in 2022 werd bepaald op basis van
                     een inkomensbepaling in 2022, wordt de energietoeslag in 2023 bepaald op basis van
                     een inkomensbepaling in 2023. Net als in 2022 zal een groot deel van de doelgroep
                     voor 2023 dus ambtshalve de energietoeslag ontvangen. Gemeenten informeren hun inwoners
                     ook in 2023 over de energietoeslag en over het feit dat wie de toeslag niet automatisch
                     ontvangt maar wel denkt in aanmerking te komen, zelf een aanvraag kan indienen.
De leden van de SP-fractie merken op dat in 2022 bleek dat er tussen gemeenten grote
                  verschillen kunnen zijn of een huishouden recht heeft op de energietoeslag of niet.
                  Deze leden hebben deze willekeur meermaals aangekaart via schriftelijke vragen. Zij
                  zijn dan ook negatief verrast dat de regering er opnieuw voor kiest om deze willekeur
                  in stand te houden. Is de regering het met hen eens dat dit voor ongewenste, ongelijke
                  situaties tussen gemeenten zorgt?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De energietoeslag maakt
                     deel uit van de bijzondere bijstand. De uitvoering van bijzondere bijstand is zowel
                     financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd.
                     Dat betekent dat colleges van B&W veel beleidsvrijheid hebben bij de vormgeving en
                     uitvoering van de energietoeslag. Zo bepaalt het college welke inkomens in aanmerking
                     komen. De beleidsvrijheid maakt het mogelijk dat het college bij het bepalen van de
                     doelgroep kan aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale
                     gemeentelijke minimabeleid. Op deze wijze kan de gemeente een zo groot mogelijk deel
                     van de doelgroep snel bedienen door ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige
                     energietoeslag. Deze gemeentelijke beleidsvrijheid en de daaruit voortvloeiende verschillen
                     volgen uit de noodzaak om op relatief korte termijn een uitvoerbare regeling tot stand
                     te brengen die de mensen die het nodig hebben zo snel en gemakkelijk mogelijk bereikt.
                     Daarbij wil de regering ook in 2023 bevorderen dat deze verschillen beperkt zullen
                     zijn.
Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om de door gemeenten veel gebruikte
                  grens van 130% van het sociaal minimum te hanteren?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Voor de uitvoering van
                     de energietoeslag heeft de regering een eenmalig budget beschikbaar gesteld in het
                     gemeentefonds. Het beschikbare budget is bedoeld voor het verstrekken van de energietoeslag
                     aan alle huishoudens met een inkomen tot 120%. Gemeenten die een inkomensgrens van
                     130% hanteren en hierdoor niet uitkomen met het ontvangen budget, betalen het verschil
                     vanuit de eigen middelen. Er is geen financiële ruimte om het budget uit te breiden
                     voor alle huishoudens tot 130% sociaal minimum. Een uitbreiding van de doelgroep zou
                     daarnaast ook grote gevolgen hebben voor de uitvoeringscapaciteit bij gemeenten.
               
De leden van de SP-fractie merken ook op dat er gemeenten zijn die door een uitspraak
                  van de rechter gedwongen zijn de energietoeslag toch uit te keren aan studenten. Deze
                  gemeenten hebben meermaals aangegeven hierdoor in financiële problemen te kunnen komen.
                  Kan de regering aangeven waarom deze gemeenten nu alsnog niet tegemoet gekomen worden?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Na signalen van gemeenten
                     en de VNG en rekening houdend met enkele rechterlijke uitspraken heeft de regering
                     € 35 miljoen extra beschikbaar gesteld om studenten die in ernstige financiële problemen
                     (dreigden te) komen door de sterk stijgende energieprijzen, alsnog via individuele
                     bijzondere bijstand te kunnen helpen.
Kan de regering aangeven of zij verwachten dat de rechter in het vervolg anders zal
                     oordelen?
                  
Vindt de regering dat alle studenten in een gemeente waar een rechter in het voordeel
                     van studenten heeft geoordeeld met terugwerkende kracht recht hebben op energietoeslag?
                  
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Zoals ook in de Memorie
                     van Toelichting is opgetekend, is de regering van mening dat studenten niet gelijk
                     kunnen worden gesteld aan mensen met een laag inkomen op of rond het sociaal minimum.
                     Zo is bijvoorbeeld hun woonsituatie onderling zo verschillend dat het niet haalbaar
                     was om hen in aanmerking te laten komen voor de energietoeslag. Het advies aan gemeenten
                     om studenten in 2022 uit te sluiten voor categoriale bijzondere bijstand is overwegend
                     daarop gestoeld, waarbij de beleidsvrijheid die gemeenten hierin hadden diende te
                     worden gerespecteerd en daardoor de uitvoeringspraktijk tussen gemeenten kon verschillen.
                     Dit leidde tot onduidelijkheid en soms ook onbegrip over het gemaakte onderscheid
                     tussen sociale minima en studenten. Na signalen van gemeenten en de VNG en rekening
                     houdend met enkele rechterlijke uitspraken heeft de regering € 35 miljoen extra beschikbaar
                     gesteld om studenten die in ernstige financiële problemen (dreigden te) komen door
                     de sterk stijgende energieprijzen, alsnog via individuele bijzondere bijstand te kunnen
                     helpen. In voorliggend wetsvoorstel is de uitsluiting van studenten wel vastgelegd:
                     studenten komen niet in aanmerking voor de energietoeslag 2023. Tegelijk is voor 2023
                     een separate regeling voor studenten getroffen: een eenmalige tegemoetkoming energiekosten.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie krijgen signalen dat er zorgen leven bij gemeenten over de energietoeslag 2023. Gemeenten
                  die in 2023 alvast € 500 hebben uitgekeerd op grond van de Wet energietoeslag 2022
                  mogen in 2023 nog € 800 uitkeren wanneer de Wet energietoeslag 2023 is aangenomen.
                  Deze leden ontvangen berichten uit gemeenten dat dit tot problemen kan leiden, omdat
                  de doelgroep van de energietoeslag 2023 door de verhoging van het wettelijk minimumloon
                  en de daaraan gekoppelde uitkeringen en veranderingen in individuele levens niet exact
                  hetzelfde is als de doelgroep van de energietoeslag 2022. Herkent de regering dat
                  er zorgen leven bij gemeenten dat zij ook de groep die pas sinds 2023 in aanmerking
                  komt voor de energietoeslag maar € 800 uit kunnen keren, ondanks het feit dat zij
                  het voorschot van € 500 niet hebben ontvangen? Welke oplossing ziet de regering voor
                  gemeenten om dit bureaucratische probleem op te lossen? Hoe gaat de regering gemeenten
                  hierbij ondersteunen?
               
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Het bedrag
                     van € 500 dat sommige gemeenten in 2022 extra hebben uitgekeerd betreft geen «voorschot»
                     op de energietoeslag 2023, maar een ophoging van de energietoeslag 2022 als gevolg
                     van een kasschuif van 2023 naar 2022. Sommige gemeenten hebben gebruik gemaakt van
                     de door de regering geboden mogelijkheid6 om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023 naar voren te halen, omdat de
                     nood voor inwoners eind 2022 hoog was. Dit werd verantwoord geacht als een van de
                     maatregelen om de financiële gevolgen van de hoge energieprijzen te dempen. De regering
                     geeft graag een nadere toelichting.
Het budget dat de regering, via het Gemeentefonds, aan gemeenten beschikbaar heeft
                     gesteld voor de energietoeslag van respectievelijk 2022 en 2023 is gebaseerd op een
                     bedrag van € 1.300 per huishouden voor beide jaren. In september 2022 heeft de regering
                     gemeenten de mogelijkheid geboden om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023
                     naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren aan huishoudens die in
                     2022 in aanmerking kwamen. De begroting voor het Gemeentefonds is hierop aangepast
                     (kasschuif). Dat betekent dat als gemeenten aldus hebben gekozen om € 500 van de energietoeslag
                     2023 naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren, dat in beginsel
                     gevolgen heeft voor de hoogte van de energietoeslag in 2023. De energietoeslag voor
                     2022 is dan € 1.800 per huishouden en voor 2023 € 800 per huishouden. Gemeenten zijn
                     hierover via verschillende kanalen en verschillende momenten over deze mogelijkheid
                     geïnformeerd (o.a. via SZW Gemeentenieuws7). De regering ziet dan ook geen reden om het financiële kader aan te passen. Daarbij
                     geldt dat de doelgroepen voor de energietoeslag 2022 en de energietoeslag 2023 niet
                     per definitie precies gelijk zijn, aangezien het inkomen in beide jaren kan verschillen.
                     Het was en is aan gemeenten om hierin keuzes te maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering ervan overtuigd is dat het opnieuw kiezen voor hetzelfde instrument,
                  namelijk het verstrekken van de energietoeslag via de categoriale bijzondere bijstand,
                  duidelijkheid schept. Deze leden kunnen zich hierin vinden. Zij vragen zich hierover
                  af of inwoners die in 2022 recht hadden op de energietoeslag automatisch ook recht
                  hebben op de energietoeslag 2023.
               
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. De doelgroepen
                     voor de energietoeslag 2022 en de energietoeslag 2023 zijn niet per definitie precies
                     gelijk, aangezien het inkomen in beide jaren kan verschillen. Bij de energietoeslag
                     2022 gaat het om een inkomensbepaling in 2022 en bij de energietoeslag 2023 gaat het
                     om een inkomensbepaling in 2023. Daarbij zijn de uitzonderingen die in 2022 nog als
                     advies aan gemeenten golden, voor 2023 als wettelijke uitzonderingen vormgegeven (groepen
                     aan wie de eenmalige energietoeslag 2023 op grond van dit wetsvoorstel niet kan worden
                     verstrekt). Het gaat hierbij om dak- en thuislozen, jongeren tot 21 jaar en studenten.
In hoeverre moeten inwoners die in 2022 recht hadden op de energietoeslag opnieuw
                  een aanvraag indienen voor energietoeslag?
               
Het Inlichtingenbureau verstrekt aan alle gemeenten informatie van mensen die een
                        AIO uitkering van de SVB ontvingen. Aan deze mensen kan de energietoeslag ambtshalve
                        worden verstrekt. Het Inlichtingenbureau kan gemeenten verder ondersteunen om ook
                        in 2023 een zo groot mogelijk deel ambtshalve te verstrekken.
Hiertoe kunnen gemeenten het doelbestand van aanvragers energietoeslag 2022 aanbieden
                        voor een toets op inkomen aan het Inlichtingenbureau. Op deze manier kan een zo groot
                        mogelijk deel van de boogde doelgroep worden bereikt. Huishoudens die de energietoeslag
                        2023 niet ambtshalve ontvangen en wel denken hiervoor in aanmerking te komen, kunnen
                        zelf een aanvraag doen.
Aangaande de beleidsvrijheid van gemeenten hebben de leden van de ChristenUnie-fractie
                  allereerst de vraag of de onderwerpen waarop gemeenten beleidsvrijheid hebben gelijk
                  zijn aan de energietoeslag voor 2022.
               
De onderwerpen waarop gemeenten voor 2023 beleidsvrijheid hebben zijn grotendeels
                     gelijk aan de onderwerpen waarop de gemeenten voor2022 beleidsvrijheid hadden. Eén
                     belangrijk verschil is dat voor 2023 de doelgroep voor de eenmalige energietoeslag
                     wettelijk verder wordt afgebakend. Voor 2022 waren de uitzonderingen niet in de wet
                     vastgelegd waren, maar viel dit onder de beleidsvrijheid van gemeenten. Daartoe waren
                     (niet bindende) adviezen opgesteld in de Landelijke richtlijn eenmalige energietoeslag
                     voor lage inkomens.8 Voor 2023 is gekozen voor een wettelijke uitzondering, waarbij de volgende categorieën
                     worden uitgesloten van de eenmalige energietoeslag 2023 voor huishoudens met een inkomen
                     op of net boven het sociaal minimum: dak- en thuislozen, jongeren tot 21 jaar en studenten.
Deze leden hebben vervolgens de vraag in hoeverre het klopt dat er aangaande deze
                  onderwerpen geen grenzen, richtlijnen of adviezen aan gemeenten worden meegegeven
                  over invulling van deze beleidsvrijheid. In hoeverre is de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid
                  van de uitvoering van de energietoeslag voldoende geborgd, vragen zij. De leden van
                  de ChristenUnie-fractie vragen de regering om de inhoud van de handreiking voor gemeenten
                  nader toe te lichten in relatie tot de beleidsvrijheid van gemeenten.
               
Om te bevorderen dat het wetsvoorstel door gemeenten zoveel mogelijk uniform wordt
                     uitgevoerd, zal ook voor 2023 een landelijke richtlijn eenmalige energietoeslag voor
                     lage inkomens worden opgesteld, met (niet bindende) adviezen ten aanzien van de doelgroep
                     en het uit te keren bedrag. Met deze richtlijn wil de regering bevorderen dat in ieder
                     geval huishoudens met een inkomen tot circa 120% van het sociaal minimum in aanmerking
                     komen voor de eenmalige energietoeslag. Daarbij wordt het richtbedrag voor de hoogte
                     van de toe te kennen eenmalige energietoeslag gesteld op € 800 per huishouden, indien
                     gemeenten ervoor hebben gekozen om de energietoeslag 2022 met € 500 op te hogen. Tegelijkertijd
                     hebben gemeenten beleidsvrijheid waardoor gemeenten bij de formulering van de doelgroep
                     kunnen aansluiten bij doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale minimabeleid.
                     Op deze wijze kan de gemeente een zo groot mogelijk deel van de doelgroep snel bedienen
                     door ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige energietoeslag. De richtlijn
                     dient, evenals in 2022, als informatiebron en naslagwerk voor gemeenten. Deze biedt
                     achtergrondinformatie, handvatten en inspiratie voor beleidskeuzes en uitvoering en
                     richtinggevende adviezen voor de daarin te maken keuzes. Deze richtlijn zal onderdeel
                     uitmaken van de Handreiking eenmalige energietoeslag 2023, die na publicatie van de
                     wet zal worden gepubliceerd.
Voor de eenmalige tegemoetkoming voor studenten geldt dat de uitvoering centraal is
                     belegd en wordt uitgevoerd door DUO. Deze uniforme uitvoering bevordert de rechtszekerheid
                     en rechtsgelijkheid.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de Raad van State erop wijst dat het gebruikte argument om studenten uit
                  te sluiten van de energietoeslag, namelijk dat overcompensatie moet worden voorkomen,
                  niet alleen geldt voor studenten. De regering stelt in het nader rapport dat het inherent
                  is aan de vormgeving van de energietoeslag dat deze een bepaalde mate van overcompensatie
                  kent. Dit lid vraagt de regering de mate van verwachte overcompensatie bij de beoogde
                  doelgroep voor de energietoeslag aan te geven en de verwachte mate van overcompensatie
                  aan te geven wanneer studenten in aanmerking zouden komen voor de energietoeslag.
               
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De mate van overcompensatie
                        is niet precies te becijferen. Dit hangt af van de individuele situatie van een huishouden.
                        Overcompensatie vindt plaats doordat niet getoetst wordt of en in welke mate een huishouden
                        dat aan de inkomenscriteria voldoet ook daadwerkelijk geconfronteerd is met gestegen
                        energiekosten, en de eventuele hoogte van die stijging. Gelijke huishoudens kunnen
                        daardoor zowel onder- als overgecompenseerd worden (overgecompenseerd bijvoorbeeld
                        doordat een huishouden nog een vast contract had, ondergecompenseerd indien de energiekosten
                        zeer hoog zijn).
Ook bij de tegemoetkoming energiekosten voor studenten zal sprake zijn van overcompensatie.
                        Hier spelen andere factoren een rol, doordat de tegemoetkoming per student wordt uitgekeerd
                        i.p.v. per huishouden. Bij studenten die met meer studenten in een huis wonen zal
                        daardoor eerder sprake kunnen zijn van overcompensatie.
Daarnaast leest het lid van de BBB-fractie dat de Raad van State opmerkt dat de wettelijke
                     categoriale uitsluiting van studenten als gevolg heeft dat ook gemeenten die wél aanleiding
                     en praktische mogelijkheden zagen om de toeslag aan studenten uit te keren, deze toeslag
                     niet meer mogen en kunnen uitkeren aan hen.
                  
Dit lid is dan ook benieuwd hoeveel aanvragen worden verwacht voor individuele bijzondere
                     bijstand in relatie tot de gestegen energiekosten, specifiek van studenten en hoe
                     dit volgens de regering door gemeenten moet worden opgevangen en hoe, wanneer en in
                     welke mate dit door de regering gecompenseerd gaat worden.
                  
De betreffende observatie van de Raad van State, zo antwoordt de regering het lid
                        van de BBB-fractie, gold het wetsvoorstel zoals dat in december 2022 is voorgelegd
                        van de Afdeling advisering van de Raad van State. Mede naar aanleiding van dit advies
                        is het wetsvoorstel vervolgens aangepast. In het nu voorliggende wetsvoorstel worden
                        studenten in 2023 weliswaar uitgesloten van de categoriale bijzondere bijstand, maar
                        wordt tevens een regeling getroffen voor een eenmalige tegemoetkoming energiekosten
                        2023 voor studenten. Daarmee verwacht de regering dat het aantal studenten dat een
                        aanvraag doet voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot de gestegen energiekosten,
                        niet zal stijgen door de uitsluiting van studenten voor de categoriale bijzondere
                        bijstand.
Dit laat onverlet dat een individuele inwoner die in financiële problemen komt, altijd
                        bij diens gemeente om hulp kan vragen. Het feit dat studenten als groep zijn uitgesloten
                        van de eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een inkomen op of net boven het
                        sociaal minimum (die is vormgegeven als categoriale bijstand) sluit niet uit dat gemeenten
                        voor individuele studenten die door hoge (energie)kosten in financiële problemen komen
                        maatwerkoplossingen kunnen bieden via het bestaande instrument van de individuele
                        bijzondere bijstand. Daarbij wordt, indien de student een eenmalige tegemoetkoming
                        energiekosten van DUO heeft ontvangen, deze uiteraard meegenomen in de beoordeling
                        van de aanvraag tot individuele bijstand. Om hoeveel aanvragen het daarbij kan gaan,
                        is vooraf niet goed in te schatten.
Overigens meldt de monitor van Bureau Bartels9 dat in 2022 naar schatting een paar procent van de uitwonende studenten individuele
                        bijstand heeft aangevraagd en/of ontvangen.
2.2. Eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor uitwonende studenten met een aanvullende
                  beurs
               
De leden van de VVD-fractie vragen de regering welke criteria zij zal hanteren om te bepalen of de nu nog onbekende
                  groep studenten met alleen een rentedragende lening recht heeft op de eenmalige tegemoetkoming
                  energietoeslag.
               
                  Zoals in de brief van 3 juli 202310 is aangekondigd, heeft de regering in de afgelopen periode een ultieme poging gedaan
                     om te bezien of, en zo ja, hoe het mogelijk is om voor deze groep (studenten in de
                     leenfase) selectiecriteria te vinden die zo dicht mogelijk in de buurt komen bij de
                     regeling voor studenten in de basisbeursfase. Als resultaat daarvan wordt separaat
                     een nota van wijziging aan uw Kamer aangeboden, waarmee de regering een passende en
                     uitvoerbare regeling voor studenten in de leenfase aan het wetsvoorstel toevoegt.
Deze regeling houdt in dat de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023 wordt toegekend
                        aan studenten die op peildatum 1 oktober 2023:
• geen recht hebben op een basisbeurs en aanvullende beurs,
• nog wel gebruik maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening, en
• die in de laatste maand voordat de leenfase begon een aanvullende beurs ontvingen.
Deze criteria voor de studenten in de leenfase benaderen zoveel mogelijk de criteria
                        voor studenten in de basisbeursfase.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er een schatting gemaakt kan worden
                  van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023. Deze leden vragen
                  hierbij tevens de regering of het genoemde bedrag van € 400 in de media de hoogte
                  gaat zijn van deze eenmalige tegemoetkoming energiekosten.
               
De regering bevestigt de leden van de VVD-fractie dat de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming
                     energiekosten 2023 voor uitwonende studenten met een basisbeurs en een aanvullende
                     beurs € 400 zal bedragen, conform de brief van 3 juli 2023.11
                     
De leden van de D66-fractie lezen in de brief «Toelichting op het wetsvoorstel Energietoeslag en positie van
                  studenten»12 dat het bedrag per student € 400 zal bedragen. In de Memorie van Toelichting lezen
                  deze leden echter dat het bedrag nog nader bepaald zal worden. Zij vragen zich af
                  hoe deze twee passages zich tot elkaar verhouden.
               
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. In de Memorie van Toelichting
                     bij het wetsvoorstel is opgenomen dat de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor
                     energiekosten voor studenten bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Deze ministeriële
                     regeling wordt separaat uitgewerkt en maakt geen deel uit van de stukken die met het
                     wetsvoorstel aan uw Kamer werden aangeboden. Omdat de regering wel graag ten behoeve
                     van de wetsbehandeling aan uw Kamer inzichtelijk wil maken wat het bedrag van deze
                     tegemoetkoming zal zijn, is tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel uw Kamer
                     ook per brief geïnformeerd over de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten
                     voor studenten.13
                     
Daarnaast zijn zij benieuwd hoe dat bedrag van € 400 tot stand is gekomen. Zou de
                  regering inzichtelijk willen maken hoe groot de vermoedelijke doelgroep is en welk
                  deel van het budget van € 65 miljoen gereserveerd wordt voor de groep die de regering
                  wel wil bereiken, maar niet bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bekend is?
               
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Het bedrag van € 400
                     is door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het
                     bedrag van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag.
                     Het bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten
                     van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar
                     met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van
                     een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar
                     ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de
                     energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel
                     studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een
                     redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel voor uitwonende studenten en scholieren
                     van € 164,30 van de basisbeurs of basistoelage per maand voor het studiejaar 2023–2024.
De inschatting is dat zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en wetenschappelijk onderwijs
                        in aanmerking zullen komen voor de eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten. Dit
                        betreft de groep studenten die in aanmerking komt voor een prestatiebeurs en daarnaast
                        een aanvullende beurs ontvangt. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat
                        noodzakelijkerwijs op onderdelen gerekend is met data van voor de invoering van het
                        leenstelsel (2014).
Naast bovengenoemde groep studenten is het ondertussen ook gelukt om een passende
                        en uitvoerbare regeling voor studenten in de leenfase te treffen. Deze regeling wordt
                        aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat
                        aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting is dat van deze groep zo’n 67.000 studenten
                        in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming van € 400.
Over de studenten die uit beeld zijn omdat ze geen recht (meer) hebben op een basisbeurs
                     of aanvullende beurs, hebben de leden van de D66-fractie ook nog wat vragen.
                  
Klopt de inschatting van deze leden dat de omvang van de groep die de regering wel
                     zou willen bereiken maar waarvan dat tot op heden nog niet lukt, uit ongeveer 35.000–40.000
                     studenten bestaat? Voorgenoemde leden ondersteunen de ambitie van de regering om een
                     ultieme poging te doen om deze groep alsnog te bereiken volledig. Zou de regering
                     willen toelichten aan welke mogelijkheden zij denkt om dit te bewerkstellingen?
                  
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Zoals in de brief van
                     3 juli 202314 is gemeld, is over deze specifiek groep heel weinig informatie beschikbaar. Het totale
                     aantal studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende
                     lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun
                     studie doen dan de nominale duur van hun studie) is naar schatting 163.000.
Zoals hierboven gemeld, is het intussen ook gelukt om een passende en uitvoerbare
                     regeling voor studenten in de leenfase te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel
                     toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt
                     aangeboden.
Wel vragen deze leden zich af wat er met het resterende budget gebeurt, mocht het
                  onverhoopt toch onmogelijk blijken te zijn om deze groep te bereiken. Betekent dit
                  dat het resterende budget ingezet zal worden om de uitkering per student die wel bereikt
                  kan worden te verhogen?
               
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. De tegemoetkoming energiekosten
                     van € 400 voor studenten is naar het oordeel van de regering een redelijk bedrag.
                     Ook voor de groep studenten in de leenfase die in aanmerking komen voor de eenmalige
                     tegemoetkoming energiekosten zal de hoogte van de tegemoetkoming € 400 bedragen. Het
                     budget op de SZW-begroting is met € 6 miljoen opgehoogd tot € 71 miljoen om dit mogelijk
                     te maken.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie aan de regering of zij bereid is om de
                  landelijke studentenorganisaties te betrekken bij de uitvoering en monitoring van
                  de uitvoering van deze tegemoetkoming.
               
Begin juli, zo antwoordt de regering de leden van de D66-fractie, is meting 1 van
                     de Monitor uitvoering energietoeslag 202215 aan uw Kamer aangeboden. Deze monitor betreft geen evaluatie, maar een eerste inkijk,
                     met als doel inzicht te verkrijgen in hoe de uitvoering van het uitkeren van de energietoeslag
                     2022 door gemeenten verloopt. De monitor ziet op inhoud en vormgeving, uitvoering
                     en bereik en (eerste) resultaten. Wanneer het wetsvoorstel Eenmalige Energietoeslag
                     2023 is aangenomen, volgt een tweede meting hierover die ook de uitvoering van de
                     energietoeslag 2023 beslaat. De eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten voor studenten
                     wordt hierin meegenomen. De regering neemt ervaringen en signalen van de studentenorganisaties
                     mee en is graag bereid hier met deze organisaties over in gesprek te blijven.
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de regering is gekomen met een aanvullende regeling voor uitwonende
                  studenten als gift, aanvullend op de eerder voorziene tijdelijke ophoging van de basisbeurs
                  voor uitwonenden (en andere generieke maatregelen), en dat dit volgens DUO ook uitvoerbaar
                  lijkt.
               
Wel vragen deze leden hoe het zit met studenten die geen recht meer hebben op een
                  basisbeurs of aanvullende beurs. De regering geeft aan dat zo spoedig mogelijk in
                  kaart zal worden gebracht of het wenselijk, passend en uitvoerbaar is aan deze groep
                  studenten een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten te verstrekken. Binnen
                  welke termijn kan de regering hierover meer duidelijkheid verschaffen? Is er inmiddels
                  meer bekend over de omvang van de groep studenten die volgens onderhavig voorstel
                  recht heeft op de tegemoetkoming?
               
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. De regering zal uw Kamer
                        daarover op zo kort mogelijke termijn berichten, zodat de oplossing voor deze specifiek
                        groep kan worden meegenomen in uw verdere behandeling van het wetsvoorstel.
Zoals in de brief van 3 juli 202316 is gemeld, is over deze specifiek groep heel weinig informatie beschikbaar. Het totale
                        aantal studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende
                        lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun
                        studie doen dan de nominale duur van hun studie) is naar schatting 163.000. Zoals
                        hierboven gemeld, is het intussen ook gelukt om ook voor deze groep studenten een
                        passende en uitvoerbare regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel
                        toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt
                        aangeboden.
De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over het besluit om een deel van de studenten toch energietoeslag
                  toe te kennen. Deze leden vragen zich af waarom de regering er niet voor heeft gekozen
                  om dit met terugwerkende kracht te doen.
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Studenten waren in 2022
                     niet bij wet uitgesloten, wel was het advies aan gemeenten om studenten uit te sluiten
                     voor categoriale bijzondere bijstand. De woon- en inkomenssituatie van studenten is
                     niet vergelijkbaar met die van huishoudens met een inkomen op of rond het sociaal
                     minimum. Door verschillen in gemeentelijke invulling/uitvoering hiervan hebben rechtszaken
                     rondom het thema energietoeslag studenten verschillende uitkomsten gehad. Dit leidt
                     tot complexiteit en onduidelijkheid. Daarom is voor 2023 de uitsluiting van studenten
                     wel in de wet vastgelegd: studenten komen niet in aanmerking voor de energietoeslag
                     2023. Tegelijk is voor 2023 een separate regeling voor studenten getroffen: een eenmalige
                     tegemoetkoming energiekosten. De regering ziet geen noodzaak om voor 2022 met terugwerkende
                     kracht een zelfde regeling te treffen voor studenten.
Heeft de regering in beeld of de door de regering gekozen doelgroep het afgelopen
                  jaar financiële problemen heeft gehad door het late besluit om deze groep toch energietoeslag
                  toe te kennen? Kan de regering dit cijfermatig onderbouwen?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De regering heeft geen
                     (cijfermatig) inzicht in de financiële problemen van de studenten die onder doelgroep
                     vallen van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023. De vertraging in het wetsvoorstel
                     is ontstaan doordat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en
                     enkele rechterlijke uitspaken over het recht van studenten op energietoeslag reden
                     vormden het wetsvoorstel nader te bezien.
Daarnaast vinden de leden van de SP-fractie het opmerkelijk dat ervoor wordt gekozen
                  alleen uitwonende studenten met een aanvullende beurs aan te merken als doelgroep
                  voor de energietoeslag. Kan de regering onderbouwen hoeveel studenten zonder aanvullende
                  beurs geen financiële steun krijgen van hun ouders?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Net zoals voor de huishoudens
                        met een inkomen op of rond het sociaal minimum, wil de regering met dit wetsvoorstel
                        ook voor studenten een regeling treffen die ernstig in de financiële problemen komen
                        door de hogere energiekosten, maar daarbij overcompensatie zoveel mogelijk vermijden.
                        Voor studenten sluit de regering met dit wetsvoorstel zoveel mogelijk aan bij de systematiek
                        en uitgangspunten van de Wet studiefinanciering 2000, waarbij sprake is van een gedeelde
                        verantwoordelijkheid van overheid, de student zelf en ouders.
De regering heeft er daarom voor gekozen aan te sluiten bij het criterium van een
                        aanvullende beurs en daarmee bij het criterium van de (op basis van het inkomen van
                        ouders veronderstelde) ouderlijke bijdrage. Soms wordt de op basis van het inkomen
                        van de ouders veronderstelde ouderlijke bijdrage in de praktijk niet bijgedragen.
                        Indien er sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen ouder en
                        student of van onvindbaarheid van de ouder kan, op aanvraag van de student, de aan
                        hem toegekende aanvullende lening worden verstrekt in de vorm van een aanvullende
                        beurs (artikel 3.14 van de Wet studiefinanciering 2000). Er is niet bekend hoeveel
                        studenten zonder aanvullende beurs geen financiële steun van hun ouders krijgen.
Denkt de regering dat deze groep het zonder steun van ouders en regering redt zonder
                  heel veel te moeten werken naast de studie?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Over het algemeen hebben
                     uitwonende studenten met basisbeurs, maar zonder aanvullende beurs een voldoende financiële
                     positie. Gemiddeld genomen hebben zij met een bijbaan van 12 uur per week voldoende
                     financiële middelen zonder dat ze daarnaast nog een lening hoeven aan te gaan, zo
                     blijkt uit onderzoek van het Nibud.17 De regering wijst erop dat deze groep studenten voorts profiteert van de tijdelijke
                     verhoging van de basisbeurs voor uitwonenden voor het studiejaar 2023–2024. De regering
                     verwacht daarmee dat deze studenten in staat zullen zijn de (eventueel) hogere energiekosten
                     te dekken.
Kan de regering aangeven wanneer de groep studenten met alleen een rentedragende lening
                  uitsluitsel krijgen of zij dit jaar energietoeslag kunnen aanvragen?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Intussen is het gelukt
                     om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling te treffen.
                     Deze wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging
                     die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.
De leden van de SP-fractie vragen zich ook af hoe de regering tot het bedrag van € 400
                  energietoeslag voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs is gekomen. Kan
                  de regering cijfermatig onderbouwen waarom zij inschatten dat € 400 toereikend is
                  voor deze doelgroep? Kan de regering aangeven voor hoeveel studenten dit bedrag niet
                  toereikend zal zijn?
               
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het bedrag van € 400 is
                     door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het bedrag
                     van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag. Het
                     bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten
                     van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar
                     met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van
                     een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar
                     ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de
                     energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel
                     studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een
                     redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel voor het studiejaar 2023–2024.
Net als bij de energietoeslag zal ook bij de tegemoetkoming energiekosten voor studenten
                     sprake zijn van over- en ondercompensatie. Dit is inherent aan de noodzakelijke keuzes
                     die gemaakt zijn om tijdig en middels een uitvoerbaar systeem een tegemoetkoming uit
                     te kunnen keren. Mocht een student die niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming
                     toch in de financiële problemen dreigen te komen, dan kan altijd een aanvraag voor
                     individuele bijzondere bijstand gedaan worden. Hetzelfde geldt voor studenten die
                     wél in aanmerking komen voor de eenmalige tegemoetkoming, maar desondanks in de financiële
                     problemen komt vanwege stijgende energieprijzen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben vragen over de toekenning van de energietoeslag aan studenten. Hoe ver is
                  DUO op dit moment met de uitwerking van een oplossing voor niet-nominale studenten?
               
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Intussen
                     is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling
                     te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een
                     nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.
In hoeverre verwacht de regering problemen met de juridische houdbaarheid van het
                  uitzonderen van niet-nominale studenten en studenten die vanwege het inkomen van hun
                  ouders geen recht hebben op een aanvullende beurs, en het feit dat studenten een lagere
                  compensatie krijgen dan anderen?
               
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. De regering
                     ziet dat er naast sociale minima ook studenten zijn die door hoge energiekosten in
                     financiële problemen komen en heeft daarom ook voor studenten een regeling willen
                     treffen. Tegelijkertijd heeft de regering zich bij het opstellen van dit wetsvoorstel
                     als doel gesteld om te borgen dat de middelen terecht komen bij die groepen die de
                     ondersteuning het meest nodig hebben. Daarom is ervoor gekozen studenten uit te sluiten
                     van de energietoeslag 2023 en een separate regeling tegemoetkoming energiekosten 2023
                     voor studenten te treffen. Daarbij is gekozen voor een nadere afbakening van de doelgroep
                     en voor een voor deze groep geëigende hoogte van de tegemoetkoming.
Het bedrag voor de eenmalige tegemoetkoming voor studenten is gebaseerd op de woon-
                     en inkomenssituaties van studenten, die anders en diverser zijn dan die van huishoudens
                     met een inkomen op of rond het sociaal minimum. Daarbij is het goed om op te merken
                     dat anders dan bij de energietoeslag, die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming
                     op individueel studentenniveau wordt vastgesteld.
De afbakening van de doelgroep in de regeling voor studenten is gebaseerd op het uitgangspunt
                     van het studiefinancieringsstelsel dat de bekostiging van de studie een gedeelde verantwoordelijkheid
                     is van de overheid, de student zelf en diens ouders. Het is nooit de filosofie geweest,
                     en dat is het ook nu niet, om studenten vanuit de overheid zodanig te ondersteunen
                     dat zij kunnen studeren zonder daarnaast te werken of te lenen. Op basis van dit uitgangspunt
                     kiest de regering er in dit wetsvoorstel dan ook voor dat ook de gestegen energiekosten
                     voor studenten niet uitsluitend door de overheid worden opgevangen, maar vanuit deze
                     drie inkomstenbronnen: een bijdrage van de overheid, een bijdrage van de ouders, en
                     een bijdrage van de student zelf. De overheid doet reeds een extra bijdrage aan de
                     gestegen energiekosten voor alle studenten, door middel van de verhoging van de basisbeurs
                     van € 164,30. Voor wat betreft de studenten die een aanvullende beurs ontvangen, kan
                     worden verondersteld dat de ouderbijdrage in veel gevallen niet kan meestijgen met
                     de energieprijzen. Daarom wordt voor deze studenten een eenmalige tegemoetkoming voorgesteld.
                     Daarnaast wordt van alle studenten verwacht dat zij bijdragen aan hun eigen levensonderhoud
                     door te werken of te lenen. Daarom richt het wetsvoorstel zich op uitwonende studenten
                     waarvan ouders niet (volledig) in staat zijn om de ouderlijke bijdrage te leveren.
Dit onderscheid acht de regering legitiem, doelmatig en proportioneel, zoals is uitgewerkt
                     in paragraaf 2.2.1 van de Memorie van Toelichting, en daarmee juridisch houdbaar.
Voor studenten in de leenfase is inmiddels een passende en uitvoerbare regeling uitgewerkt.
                     Deze wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging
                     die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat bij de separate eenmalige tegemoetkoming aansluiting is gezocht bij de
                  uitgangspunten en systematiek van de studiefinanciering. Deze leden hebben hier begrip
                  voor. Evenwel hebben zij de vraag waarom de regering er bij de financiering niet voor
                  heeft gekozen ook aan te sluiten bij de financiering van de studiefinanciering en
                  de middelen te dekken uit de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
                  Wetenschap (OCW)? Zij vinden het, ondanks dat zij de ondersteuning van studenten van
                  harte steunen, teleurstellend dat de financiering van de tegemoetkoming voor studenten
                  ten koste gaat van het budget voor het reguliere armoede- en schuldenbeleid. Zij hadden
                  een voorkeur gehad voor dekking van de kosten vanuit de begroting van OCW.
               
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Zoals in juni
                     jl. aan uw Kamer gemeld18  was de eerste verwachting dat het wetsvoorstel in juni 2023 ingevoerd zou kunnen
                     worden. Omdat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en enkele
                     rechterlijke uitspaken over het recht van studenten op energietoeslag reden vormden
                     het wetsvoorstel nader te bezien, is deze termijn niet haalbaar gebleken. Met name
                     het uitwerken van een regeling voor studenten heeft enige tijd gevergd. Gelet op de
                     urgentie om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk af te ronden, te meer om mensen die
                     rekenen op deze toeslag niet langer te laten wachten, is ervoor gekozen om de regeling
                     voor studenten in dit wetsvoorstel te laten aansluiten bij de Participatiewet, waarin
                     ook de regeling voor huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum
                     wordt geregeld. De in dit wetsvoorstel geregelde eenmalige tegemoetkoming voor studenten
                     laat uiteraard onverlet de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur
                     en Wetenschap voor de financiële toegankelijkheid van het onderwijs.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het bedrag voor de tegemoetkoming voor
                  studenten wordt opgenomen in een ministeriële regeling. In de Memorie van Toelichting
                  staat dat de reden hiervoor is dat de «precieze omvang van de groep nog niet vaststaat».
                  Dit bedrag staat niet in het wetsvoorstel zelf, maar zal bij ministeriële regeling
                  worden vastgesteld. Betekent dit dat het totale budget vaststaat en daarmee het bedrag
                  per student afhankelijk is van de totale omvang van de groep, zo vragen deze leden.
               
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Het bedrag per
                        student (van de tegemoetkoming) bedraagt € 400 voor uitwonende studenten met een basisbeurs
                        en een aanvullende beurs. Dit staat niet in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel,
                        maar is, tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel, per brief aan uw Kamer gemeld.19
                        
In paragraaf 2.2.3 van de Memorie van Toelichting staat inderdaad nog de passage waaraan
                        de leden van de ChristenUnie-fractie refereren. Hierin is de worsteling zichtbaar
                        die is doorlopen om beter zicht te krijgen op (de kenmerken van) de doelgroep van
                        studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende
                        lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun
                        studie doen dan de nominale duur van hun studie). Uiteindelijk is ervoor gekozen om
                        deze groep in het huidige wetsvoorstel uit te sluiten (zie paragraaf 2.2.2.3) met
                        de toezegging een ultieme poging te doen om zo snel als mogelijk deze groep studenten
                        in kaart te krijgen en te bezien of het wenselijk, passend en uitvoerbaar is om deze
                        studenten een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten te verstrekken. Inmiddels
                        is het gelukt om ook voor deze groep studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare
                        regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel
                        van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de reden dat het bedrag bij ministeriële regeling wordt vastgesteld is dat
                  de precieze omvang van de groep nog niet vaststaat en leest dat «Bij het vaststellen
                  van het bedrag zal onder meer gekeken worden naar de specifieke situatie voor studenten».
               
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Het bedrag per student
                        (van de tegemoetkoming) bedraagt € 400 voor uitwonende studenten met een basisbeurs
                        en een aanvullende beurs. Dit staat niet in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel,
                        maar is, tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel, per brief aan uw Kamer gemeld.20
                        
Voor een nadere toelichting verwijst de regering naar het antwoord hierboven op de
                        vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie.
Dit lid hoort graag waar de regering nog meer naar zal kijken, behalve de «specifieke
                  situatie voor studenten» en wat zij verstaat onder deze situatie.
               
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Met de formulering «de
                     specifieke situatie voor studenten» is beoogd de complexiteit te omvatten van de specifieke
                     groep van studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende
                     lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun
                     studie doen dan de nominale duur van hun studie). Inmiddels is ook voor studenten
                     in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling uitgewerkt. Deze regeling wordt
                     aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat
                     aan uw Kamer wordt aangeboden.
Ook hoort zij graag of er inmiddels meer bekend is over de omvang van de groep studenten
                  die volgens dit voorstel recht heeft op de tegemoetkoming, gezien de Minister in de
                  toelichtende brief op het wetsvoorstel de hoogte van het bedrag à € 400 noemt.
               
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De inschatting is dat
                        zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en WO in aanmerking zullen komen voor een tegemoetkoming.
                        Dit betreft de groep studenten die in aanmerking komen voor een prestatiebeurs en
                        een aanvullende beurs. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat noodzakelijkerwijs
                        op onderdelen gerekend is data van voor de invoering van het leenstelsel (2014). Intussen
                        is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling
                        te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een
                        nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting is dat
                        van deze groep zo’n 67.000 studenten in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming
                        van € 400.
Het aantal studenten dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming is aanzienlijk
                        hoger dan het aantal studenten dat in aanmerking zou komen op basis van de door gemeenten
                        gehanteerde criteria voor de energietoeslag.
Het lid van de BBB-fractie wenst verder onderbouwing van de regering dat de in de
                  toelichtingsbrief genoemde € 400 een redelijke tegemoetkoming is en hoort graag waarop
                  het vaststellen van de hoogte van het bedrag gebaseerd wordt.
               
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Het bedrag van € 400 is
                     door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het bedrag
                     van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag. Het
                     bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten
                     van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar
                     met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van
                     een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar
                     ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de
                     energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel
                     studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een
                     redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel. Voor studiejaar 2023–2024 krijgen
                     uitwonende studenten en scholieren per maand een verhoging van € 164,30 van de basisbeurs
                     of basistoelage. Deze tijdelijke maatregel is bedoeld om studenten een jaar lang extra
                     te helpen, omdat ook studenten en scholieren te maken krijgen met sterk stijgende
                     prijzen.
2.4. Ambtshalve vaststellen
               
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie zijn benieuwd of de regering bereid is om gemeenten toestemming te geven om de inkomenstoets
                  via het inlichtingenbureau al uit te laten voeren voordat de wetswijziging van kracht
                  is, zodat zo snel mogelijk na de wetswijziging kan worden gestart met de ambtshalve
                  toekenningen. Hiermee kan ervoor worden gezorgd dat minimahuishoudens hun toeslag
                  circa een maand eerder kunnen ontvangen. Hoe beoordeelt de regering dit in het licht
                  van de aangenomen motie Tony van Dijck waarin de regering wordt gevraagd te zorgen
                  dat de energietoeslag zo snel mogelijk wordt uitgekeerd?21
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Voor
                     het toetsen van gegevens door het inlichtingenbureau is een wettelijke grondslag nodig.
                     Deze is er pas (voor 2023) nadat de wet in werking is getreden. Hoewel de regering
                     begrip heeft voor de wens van gemeenten om zich alvast voor te bereiden, is het niet
                     mogelijk om anticiperend op de wetswijziging alvast de toetsing via het inlichtingenbureau
                     op te starten.
2.5. Bevorderen uniforme uitvoering
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat zo goed als alle gemeenten bij de uitvoering van de energietoeslag 2022
                     een minimale inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum hebben gehanteerd. Verschillende
                     gemeenten hanteerden ook hogere grenzen.
                  
Deze leden vragen de regering voor welke inkomensgrens er budget is vastgesteld voor
                     gemeenten.
                  
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Het kabinet
                        heeft in de begroting 2023 een bedrag van € 900 miljoen gereserveerd voor een eenmalige
                        energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen. Dit is aanvullend op de € 500 miljoen
                        die gemeenten bij decembercirculaire 2022 al hebben ontvangen, en naar eigen inzicht
                        al ten behoeve va nde energietoeslag 2022 konden uitkeren of als onderdeel van de
                        energietoeslag 2023 kunnen uitkeren aan hun inwoners.
De € 900 miljoen wordt via de decentralisatie-uitkering verdeeld over gemeenten. Het
                        betreft hier een totaalbedrag waarin ook uitvoeringskosten en een tegemoetkoming voor
                        de verdeelproblematiek uit het jaar 2022 (en mogelijk 2023) zijn inbegrepen. Bij de
                        totstandkoming en verdeling van dit budget is uitgegaan van de doelgroep met een inkomensgrens
                        tot 120% van het sociaal minimum op basis van CBS-statistieken. Gemeenten hebben de
                        beleidsvrijheid om deze grens anders te bepalen om beter aan te sluiten bij hun lokale
                        minimabeleid. Indien gemeenten ervoor kiezen een hogere inkomensgrens te hanteren
                        dan 120% sociaal minimum en hierdoor niet uitkomen met het ontvangen budget, is het
                        aan de gemeente om het verschil te financieren.
Zijn gemeenten verplicht om bij de energietoeslag 2023 een bepaalde ondergrens te
                  hanteren met betrekking tot de inkomensgrens? Kan de regering nader toelichten waarom
                  hier wel of niet voor gekozen is?
               
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Gemeenten zijn
                     niet wettelijk verplicht om een minimale inkomensgrens te hanteren, net als dat zij
                     de vrijheid hebben om een hogere inkomensgrens te hanteren. Gemeenten wordt wel nadrukkelijk
                     geadviseerd om energietoeslag uit te keren aan huishoudens tot 120% sociaal minimum.
                     Het niet voorschrijven van te hanteren inkomensgrenzen sluit aan bij de verhoudingen
                     tussen het Rijk en gemeenten de daarbij behorende beleidsvrijheid. Het dwingend voorschrijven
                     van inkomensgrenzen zou maken dat de uitvoering van de wet voor gemeenten tot aanzienlijk
                     hogere uitvoeringskosten zou leiden, doordat men niet zou kunnen aansluiten bij hun
                     reguliere armoedebeleid en niet voor een groot deel van de doelgroep de energietoeslag
                     ambtshalve zou kunnen toekennen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de handreiking voor gemeenten kan delen met de Kamer, met een
                  toelichting waarin de handreiking precies verschilt met die van 2022. De leden van
                  de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen wanneer naar verwachting de handreiking en modelbeleidsregels zullen worden
                  gepubliceerd. Het lid van de BBB-fractie leest dat uniformiteit van de uitvoering van de energietoeslag wordt bevorderd door
                  net als in 2022 een handreiking op te stellen voor gemeenten. Dit lid ziet graag dat
                  de regering de handreiking zo spoedig mogelijk met de Tweede Kamer deelt en vraagt
                  de regering of zij kan aangeven waarin deze handreiking eventueel zal verschillen
                  met die van 2022.
               
De regering antwoordt de leden van de CDA-, PvdA-, GroenLinks en BBB-fractie als volgt.
                     De Handreiking
                  eenmalige energietoeslag 2023 zal na publicatie van de wet worden gepubliceerd. Daarbij
                     zal ook inzichtelijk worden gemaakt waarin de handreiking voor 2023 verschilt van
                     de handreiking voor 2022. De handreiking bevat tevens de modelbeleidsregels.
2.6. Onbelaste verstrekking
               
Het lid van de BBB-fractie leest dat de toeslag onbelast verstrekt kan worden, omdat deze eenmalig is en niet
                  periodiek verstrekt wordt. Dit lid hoort graag van de regering of de energietoeslag
                  nog onbelast verstrekt kan worden, als in 2024 eventueel weer een energietoeslag mogelijk
                  wordt gemaakt.
               
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De energietoeslag 2023
                        kan belastingvrij worden verstrekt omdat wederom geen sprake is van een periodieke
                        uitkering als bedoeld in afdeling 3.5 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001.
Een eenmalige uitkering kan onbelast worden verstrekt mits op het moment van toekennen
                        vaststaat dat de uitkering geen onderdeel is of kan zijn van een reeks uitkeringen
                        die afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis en de uitkering geen onderdeel vormt
                        van een complex van rechten en verplichtingen. Gezien de vormgeving en gekozen tekst,
                        zou een fiscale beoordeling van de eenmalige uitkering in 2023 op dezelfde wijze gebeuren
                        als voor 2022. Dat wil zeggen dat de energietoeslag in 2023 zou worden beoordeeld
                        als een eenmalige uitkering en dat er niet een reeks uitkeringen ontstaat omdat in
                        2022 tevens een eenmalige energietoeslag is uitgekeerd.
Bovenstaande betekent niet dat voor 2024 of andere jaren ook direct dezelfde redenering
                     kan worden toegepast bij een eventuele nieuwe energietoeslag. Dit zal iedere keer
                     opnieuw moeten worden beoordeeld.
3. Uitkeringslasten en uitvoeringskosten
               
De leden van de D66-fractie weten dat gemeenten worstelen met de uitvoering van deze regeling, en zoals vermeld
                  zijn deze leden gemeenten zeer dankbaar voor het feit dat ze dit opnieuw willen doen.
                  Zij zijn benieuwd of de regering kan omschrijven of, gegeven het feit dat gemeenten
                  dit al eens hebben uitgevoerd, de uitvoering dit jaar wellicht minder uitvoeringslasten
                  met zich meebrengt. Ook gegeven het feit dat er een bestaande infrastructuur is die
                  aangewend kan worden, de doelgroep wellicht al grotendeels in beeld is, en de gemeenteambtenaren
                  al ervaring hebben met de uitvoering van de regeling. Kan een inschatting gegeven
                  worden van hoeveel procent efficiënter de regeling dit jaar uitgevoerd kan worden?
               
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. De verwachting is inderdaad
                     dat de uitvoering van de eenmalige energietoeslag 2023 gemeenten minder uitvoeringlasten
                     met zich meebrengt dan in 2022. Belangrijkste winst ligt daarbij in de mogelijkheid
                     om een groter deel van de doelgroep via een ambtshalve toekenning in plaats van op
                     aanvraag de energietoeslag toe te kennen. Hoeveel procent efficiënter de regeling
                     uitgevoerd kan worden is niet bekend, en zal per gemeente verschillen, net zoals we
                     nu ook verschillen zien tussen gemeenten. Voor het macrobudget is dit in mindere mate
                     relevant, omdat de regering uitgaat van een ongedeeld budget voor toekenningen energietoeslag
                     en uitvoeringskosten. Tegenover lagere uitvoeringskosten staat bijvoorbeeld een mogelijk
                     grotere doelgroep in 2023 door stijging van het sociaal minimum.
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar welke alternatieven de regering
                     ziet, mocht het noodzakelijk blijken om ook volgend jaar nog een energietoeslag uit
                     te keren. Deze leden lezen dat veel alternatieven bekeken maar afgeserveerd zijn.
                  
Maar zijn er bijvoorbeeld maatregelen die genomen kunnen worden om de uitvoeringslasten
                     voor gemeenten te beperken?
                  
De regering antwoordt de leden van de leden van de D66-fractie als volgt. Of en, zo
                     ja, welke maatregelen er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel
                     uit van de zogenaamde augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag
                     geïnformeerd.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie constateren dat de Wet energietoeslag 2023 meermaals is uitgesteld. Hierdoor hebben
                  gemeenten lang in onduidelijkheid verkeerd en niet zelden kosten gemaakt, bijvoorbeeld
                  omdat zij een energieloket in stand hebben gehouden of omdat zij andere middelen hebben
                  aangewend om mensen met financiële problemen wegens hoge energiekosten te helpen.
                  Op welke manier gaat de regering de gemeenten die kosten hebben moeten maken vanwege
                  het uitblijven van de Wet energietoeslag 2023 tegemoetkomen?
               
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. De regering
                     erkent dat het wetsvoorstel eenmalige energietoeslag 2023 langer op zich heeft laten
                     wachten dan gehoopt. De regering ziet ook dat dit voor gemeenten niet ideaal is en
                     onzekerheid met zich meebrengt. Het betreft echter de eigen beleidsvrijheid van gemeenten
                     om in afwachting van het wetsvoorstel nog specifieke acties te ondernemen. De regering
                     ziet zich dan ook niet genoodzaakt om deze eventuele kosten te vergoeden.
4. Financiering en verantwoording uitvoering
               
4.1. Middelen gemeenten t.b.v. eenmalige energietoeslag 2023
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat er voor de eenmalige energietoeslag 2023 een budget van € 1,4 miljard
                     gereserveerd is. In 2022 heeft een deel van de gemeenten aangegeven middelen tekort
                     te komen op de energietoeslag, terwijl andere gemeenten overhielden. Goed dat de regering
                     dit erkent en de verdeelsystematiek in onderhavig wetsvoorstel aanpast. De Raad van
                     State merkt hierover op dat in de toelichting niet duidelijk wordt aangegeven hoe
                     de nieuwe verdeling ervoor gaat zorgen dat de middelen daadwerkelijk op een adequate
                     wijze verdeeld gaan worden. Kan de regering dit nog eens nader toelichten?
                  
Deze leden lezen in de Memorie van Toelichting dat in een bestuurlijk overleg met
                     de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is besloten om een deel van het budget
                     (de eerder genoemde € 900 miljoen?) in te zetten om verdeelproblematiek uit het jaar
                     2022 mee op te lossen. Kan de regering hierop een toelichting geven? Hoe verhoudt
                     dit zich tot de aangehouden motie Palland?22
De regering antwoord de leden van de CDA-fractie als volgt. De financiële middelen
                        voor de energietoeslag 2023 worden zo passend mogelijk verdeeld over gemeenten. Geconstateerd
                        is dat de verdeling van de middelen voor de energietoeslag in 2022 (via de algemene
                        uitkering – verdeelmodel cluster minimabeleid) niet geheel aansluit bij de kosten
                        van gemeenten. De verdeling van de middelen voor 2023 wordt dan ook aangepast. De
                        middelen zullen via een decentralisatie-uitkering worden verdeeld. Net als bij een
                        verdeling via de algemene uitkering behouden gemeenten hiermee hun beleidsvrijheid.
Voor de verdeelsystematiek wordt gebruik gemaakt van de CBS-statistiek «Huishoudens
                        met langdurig laag inkomen < 120% sociaal minimum».
Er wordt gewerkt met een driejaarsgemiddelde (2019–2021). VNG, Divosa en het Rijk
                        zijn op basis van gezamenlijke analyses tot de conclusie gekomen dat deze verdeelsystematiek
                        het meest passend is, en goed aansluit bij de te verwachten kosten van gemeenten.
Een deel van het budget voor de energietoeslag 2023 is gereserveerd en apart gehouden
                        om eventuele toekomstige problemen in de verdeelsystematiek die leiden tot tekorten
                        bij gemeenten te kunnen ondervangen. Dit wordt de komende tijd nog nader uitgewerkt.
Daarnaast is vanuit het budget voor 2023 een oplossing gecreëerd voor gemeenten die
                        in 2022 nadeel hadden van de verdeelsystematiek. Gemeenten die in 2022 minder budget
                        hebben ontvangen dan zij nodig hadden om 90% van de verwachte doelgroep te bereiken
                        ontvangen compensatie. Om 90% bereik vast te stellen, is gebruik gemaakt van de CBS-statistiek
                        «Huishoudens met een langdurig laag inkomen < 120% sociaal minimum». Deze statistiek
                        vormt ook de basis voor de verdeelsystematiek 2023. In de berekening van de hoogte
                        van de compensatie is rekening gehouden met uitvoeringskosten. Het gaat dus niet om
                        compensatie van het feitelijke tekort maar van een verwacht tekort. Deze compensatie
                        wordt automatisch toegekend. Gemeenten hoeven daar geen aanvraag voor in te dienen
                        of bewijslast voor te overleggen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben geconstateerd dat Divosa heeft onderzocht dat bijna de helft van de gemeenten
                  aangaven dat bij de uitkering van de energietoeslag 2022 het budget niet toereikend
                  was. Hoe kijkt de regering aan tegen deze bevinding? Op welke manier gaat zij zorgen
                  dat bij de energietoeslag 2023 gemeenten niet met de rekening blijven zitten? Op welke
                  manier gaat de regering zorgen dat gemeenten nu voldoende middelen hebben om de energietoeslag
                  uit te keren zonder andere middelen aan te hoeven wenden? Deze leden constateren in
                  dit licht ook dat bij het toekennen van de energietoeslag gemeenten mogen aansluiten
                  bij de grenzen van het eigen minimabeleid. Bij sommige gemeenten wordt bij het toekennen
                  van minimaregelingen gekeken naar het inkomen in het voorafgaande jaar (refertejaar).
                  Bij een inkomenstoets via het inlichtingenbureau (zoals opgenomen in het wetsvoorstel
                  eenmalige energietoeslag) wordt er gekeken naar een maandinkomen in het lopende jaar.
                  Dit leidt ertoe dat deze gemeenten zowel op basis van het inkomen in het huidige jaar
                  als in het voorafgaande jaar de toeslag mogen gaan toekennen. Dit kan leiden tot een
                  groter aantal verstrekkingen en meer kosten dan waarvoor budget beschikbaar wordt
                  gesteld. Op welke manier garandeert de regering dat gemeenten voldoende financiële
                  middelen ter beschikking krijgen om dit grotere aantal verstrekkingen te dekken? Op
                  welke manier wordt het peilmoment bepaald?
               
Voor 2023 is in overleg met VNG € 32,5 miljoen uit het budget apart gehouden. Mocht
                     er ondanks de verbetering in de verdeelsystematiek alsnog sprake zijn van problemen
                     in de verdeling van het budget, dan kunnen gemeenten een beroep doen op een deel van
                     deze gereserveerde middelen. Dit wordt de komende tijd, in afstemming met VNG, nog
                     nader uitgewerkt.
Het lid van de BBB-fractie leest dat er voor 2023 € 32,5 miljoen van de € 900 miljoen wordt gereserveerd voor
                     het geval er, ondanks de verbeterde verdeelsystematiek ten opzichte van 2022, weer
                     een verdeelprobleem optreedt. In de meegestuurde beslisnota’s wordt gesproken over
                     eventuele criteria waaraan gedacht wordt voor dit vangnet – zoals dat alleen kosten
                     hiermee kunnen worden opgevangen voor het uitkeren van energietoeslag aan huishoudens
                     tot 120% sociaal minimum, maar dit lid leest niets over eventuele criteria in de Memorie
                     van Toelichting. Zij is benieuwd aan welke criteria de regering denkt om gemeenten
                     in aanmerking te laten komen voor het vangnetbudget, en vraagt hoe dit vangnet wordt
                     ingericht.
                  
Verder hoort het lid van de BBB-fractie graag of de regering garant staat voor eventuele
                     hogere uitgaven dan ingeschat. In de beslisnota is te lezen dat VNG akkoord is met
                     een vangnet, maar de garantie wil dat wanneer het vangnet overvraagd wordt, er vanuit
                     het Rijk extra middelen beschikbaar worden gesteld. Kan de regering dit toezeggen?
                     En welk bereik kunnen gemeenten financieren wanneer men niet uitgaat van lagere uitvoeringskosten
                     door gemeenten?
                  
De regering antwoordt de leden van de BBB-fractie als volgt. Met de aangepaste verdeelsystematiek
                     voor het jaar 2023 zal het budget voor de energietoeslag 2023 passender worden verdeeld
                     over gemeenten. Desondanks kan op gemeenteniveau verschil ontstaan tussen de gebruikte
                     verdeelstatistiek en het werkelijke bereik. Om een oplossing te bieden voor te grote
                     afwijkingen (ten nadele van gemeenten), is vanuit het budget voor de energietoeslag
                     2023 € 32,5 miljoen gereserveerd. Hiermee kunnen gemeenten die een hoger bereik realiseren
                     dan waarvoor zij budget hebben ontvangen, gecompenseerd worden. In de vangnetconstructie
                     wordt uitgegaan van een bereik van het aantal huishoudens met een inkomen tot 120%
                     sociaal minimum.
De uitgangspunten die ten behoeve van de vangnetconstructie zijn afgesproken, betreffen:
• Drempel = 2% hoger bereik of + € 150.000. De drempel (% of €) welke als eerste overschreden
                           wordt geldt;
• Geen eigen risico – na overschrijding van de drempelwaarde wordt het volledige tekort
                           vergoed;
• Er geldt een standaardopslag van 5% uitvoeringskosten;
• Bij overschrijding van het gereserveerde budget, ontvangen gemeenten naar rato compensatie;
• Overgebleven middelen van het gereserveerde budget worden over alle gemeente verdeeld
                           o.b.v. de verdeelsystematiek van de energietoeslag 2023.
De verwachting is dat de apart gehouden middelen voldoende zijn om eventuele problemen
                     in de verdeling te compenseren. Indien het beroep op het vangnet groter is dan de
                     beschikbare middelen wordt de tegemoetkoming evenredig neerwaarts bijgesteld.
4.2. Middelen Dienst Uitvoering Onderwijs t.b.v. eenmalige tegemoetkoming energiekosten
                  studenten
               
De leden van de VVD-fractie vinden het onduidelijk waar de dekking op de begroting voor de energietoeslag voor
                  uitwonende studenten met een aanvullende beurs gevonden wordt. Deze leden vragen zich
                  af of er dekkingsmaatregelen genomen worden. Zo ja, welke? Of wordt de dekking gevonden
                  uit onderuitputting op de SZW-begroting?
               
De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Als gevolg van de mogelijkheid
                        om ook studenten in de leenfase een eenmalige tegemoetkoming uit te keren is het gereserveerde
                        budget met € 6 miljoen opgehoogd tot € 71 miljoen. Er zijn verschillende dekkingsbronnen
                        ingezet om een budget van € 71 miljoen vrij te maken voor studenten, zo meldt de regering
                        de leden van de VVD-fractie. Dekking is in 2023 gevonden in onderuitputting van het
                        Tijdelijk Noodfonds Energie (€ 17,5 miljoen), de reservering voor de Preventie van
                        Geldzorgen (€ 10 miljoen), de resterende incidentele middelen voor flankerend beleid
                        bij de aanpak van de energiecrisis (€ 5,75 miljoen) en een deel van de niet-benodigde
                        LPO-middelen (€ 14,25 miljoen). De overige € 17,5 miljoen komt van artikel 99 van
                        de SZW-begroting. Deze middelen zijn door middel van een kasschuif naar 2024 verschoven.
Dekking voor de ophoging van € 6 mln. loopt mee in de Ontwerpbegroting 2024. De uitbetaling
                        van de eenmalige tegemoetkoming door DUO is vanaf begin 2024 voorzien.
Om de effectiviteit van de wet te kunnen beoordelen hoort het lid van de BBB-fractie graag welk bereik van studenten met een uitwonende beurs en aanvullende beurs gefinancierd
                  kan worden met het gereserveerde budget. Verder hoort dit lid graag of los van deze
                  middelen ook middelen gereserveerd zijn voor de groep studenten ouder dan 21 jaar
                  die geen recht meer hebben op een prestatiebeurs en daardoor deze tegemoetkoming niet
                  ontvangen. En zo nee, waarom niet en waar kunnen deze studenten dan terecht voor een
                  tegemoetkoming?
               
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De inschatting is dat
                        zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en WO in aanmerking zullen komen voor een tegemoetkoming.
                        Dit betreft de groep studenten die in aanmerking komt voor een prestatiebeurs en een
                        aanvullende beurs. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat noodzakelijkerwijs
                        op onderdelen gerekend is data van voor de invoering van het leenstelsel (2014).
Intussen is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare
                        regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel
                        van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting
                        is dat in deze groep zo’n 67.000 studenten in aanmerking komen voor een eenmalige
                        tegemoetkoming van € 400. Dit is een hoger aantal dan wanneer precies dezelfde criteria
                        gehanteerd konden worden als voor de studenten met een prestatiebeurs. Dit heeft ermee
                        te maken dat het onderscheid uit- en thuiswonend niet gemaakt kan worden.
Het aantal studenten dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming is aanzienlijk
                     hoger dan het aantal studenten dat in aanmerking zou komen op basis van de door gemeenten
                     gehanteerde criteria voor de energietoeslag.
Om de tegemoetkoming energiekosten voor studenten uit te keren was € 65 miljoen gereserveerd.
                     Deze reservering betrof ook de groep studenten in de leenfase. Na doorrekening van
                     de uitwerking die nu voor studenten in de leenfase wordt gehanteerd, is € 6 miljoen
                     extra budget vrijgemaakt. In totaal is nu dus € 71 miljoen gereserveerd voor de eenmalige
                     tegemoetkoming aan studenten. Deze middelen kunnen ook worden ingezet voor studenten
                     in de leenfase. Dit budget is ook bedoeld voor de uitvoeringskosten van DUO.
7. Uitvoering
               
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe bij onverwachte uitvoeringsproblemen bij gemeenten snel en
                  daadkrachtig ingegrepen kan worden, zodat de doelgroep zo snel als mogelijk de toegezegde
                  eenmalige energietoeslag kan ontvangen.
               
De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Gedurende de voorbereidingen
                     en de daadwerkelijke uitvoering vindt continue overleg met de VNG en Divosa plaats.
                     Ook is er voor gemeenten een loket voor vragen geopend, zodat continue vinger aan
                     de pols wordt gehouden en op tijd eventuele onverwachte ontwikkelingen onderling kunnen
                     worden besproken. Mochten zich onverwachte uitvoeringsproblemen voordoen, dan treedt
                     de regering hierover in overleg om te bezien of en welke maatregelen nodig zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de energietoeslag kan worden verstrekt tot 31 augustus 2024 en dat gemeenten
                  zelf kunnen bepalen wanneer wordt uitgekeerd. Wordt er in de handreiking een voorkeursmaand
                  aangegeven? Is het niet wenselijk om de toeslag alsnog in 2023 uit te keren?
               
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Het streven is vanzelfsprekend
                     om de energietoeslag zo veel mogelijk in 2023 uit te keren. De regering heeft geen
                     twijfel dat gemeenten hier ook naar zullen streven. Zeker voor de groep waarvoor toekenning
                     ambtshalve mogelijk is. Niet ieder huishouden zal ambtshalve bereikt kunnen worden.
                     Er zal dan ook ruimte moeten zijn om op aanvraag de energietoeslag toe te kennen.
                     Vandaar dat tot en met 31 augustus 2024 de energietoeslag door gemeenten toegekend
                     kan worden.
8. Doeltreffendheid en doelmatigheid
               
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of een inschatting kan worden gemaakt van de effecten van deze maatregel
                  op de armoedecijfers. Ook zijn deze leden benieuwd of deze maatregel al meegenomen
                  was in de armoederamingen die de afgelopen maanden gepubliceerd zijn.
               
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Het CPB heeft de energietoeslag
                     voor 2023 meegenomen in zijn (armoede)ramingen sinds de Macro-economische Verkenning
                     2023 van Prinsjesdag in 2022. Als de energietoeslag voor 2023 geen doorgang zou vinden,
                     dan zou de armoede in 2023 toenemen. In het Centraal Economisch Plan 2023 (CEP) bedroeg
                     de armoede in personen 4,7% en kinderarmoede 6,1%. Zonder de energietoeslag zou de
                     armoede in personen 5,5% en kinderarmoede 6,4% bedragen in 2023.
11. Ontvangen commentaren
               
De leden van de CDA-fractie vinden het goed om te vernemen dat de VNG positief is over de wettelijke afbakening
                  van de doelgroep, zodat dit aansluit bij het lokale minimabeleid. Deze leden vinden
                  het begrijpelijk dat de VNG vraagt om een langetermijnvisie. De regering geeft aan
                  dat zij hier de komende periode aan gaat werken, samen met de gemeenten. Aan welke
                  maatregelen wordt dan gedacht, in geval van hoog blijvende energieprijzen?
               
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen
                        er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde
                        augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag geïnformeerd.
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen
                        nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde
                        augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover bij Prinsjesdag geïnformeerd.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de VNG een aantal keer wijst op de verantwoordelijkheid van het Rijk voor
                  landelijk inkomensbeleid en dat de VNG oproept tot een structurele aanpak, zodat gemeenten
                  zich kunnen richten op lokale ondersteuning aan mensen die ondanks landelijke inkomensondersteuning
                  alsnog in een financieel kwetsbare positie zitten en maatwerk nodig hebben. Het lid
                  leest dat de regering in reactie hierop aangeeft dat zij het belang van een langetermijnvisie
                  onderschrijft en stelt hier de komende periode aan te werken, samen met gemeenten.
                  Zij is dan ook benieuwd of de regering kan aangeven aan wat voor structurele maatregel(en)
                  wordt gedacht, in het geval de energieprijzen hoog blijven.
               
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen
                     er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde
                     augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover separaat nader geïnformeerd.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Indieners
- 
              
                  Indiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen 
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.