Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 389 Wijziging van de Participatiewet in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023
Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Vastgesteld 5 september 2023
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen
en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare
behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
I.
Algemeen
2
1.
Inleiding
3
2.
Inhoud wetsvoorstel
3
2.1.
Energietoeslag voor huishoudens op of rond het sociaal minimum
3
2.2.
Eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor uitwonende studenten met een aanvullende
beurs
12
2.4.
Ambtshalve vaststellen
21
2.5.
Bevorderen uniforme uitvoering
21
2.6.
Onbelaste verstrekking
22
3.
Uitkeringslasten en uitvoeringskosten
23
4.
Financiering en verantwoording uitvoering
24
4.1.
Middelen gemeenten t.b.v. eenmalige energietoeslag 2023
24
4.2.
Middelen Dienst Uitvoering Onderwijs t.b.v. eenmalige tegemoetkoming energiekosten
studenten
26
7.
Uitvoering
27
8.
Doeltreffendheid en doelmatigheid
28
11.
Ontvangen commentaren
28
I. Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Wijziging van de Participatiewet in verband
met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens met
een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten
aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023. Deze leden hebben nog
enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de wijziging van de Participatiewet met
betrekking tot het toekennen van een energietoeslag aan huishoudens met een laag inkomen
en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten aan studenten.
Ten eerste zijn deze leden gemeenten zeer erkentelijk voor het feit dat zij nogmaals
deze taak op zich willen nemen, ondanks het feit dat dit veel van hen vraagt. Zij
vinden de bestrijding van armoede zeer belangrijk, dus ze zijn zeer verheugd dat deze
effectieve maatregel nu weer doorgang vindt. Zij zijn daarnaast verheugd dat de studenten
die dat het meest kunnen gebruiken nu ook eindelijk financiële ondersteuning krijgen
voor de gestegen prijzen. Wel hebben zij nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel wijziging Participatiewet
in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens
met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten
aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023. Deze leden onderschrijven
van harte het doel om huishoudens die de sterke stijging van de energieprijzen financieel
niet kunnen opvangen, eenmalig tegemoet te komen. Zij hebben nog wel enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de wetswijziging. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Wijziging van de Participatiewet
in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens
met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten
aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel omvat
een significante energietoeslag voor minima. Gezien de nood uit deze doelgroep hechten
deze leden aan een spoedige behandeling van het wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele
vragen.
Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel «Wijziging van de Participatiewet
in verband met het eenmalig categoriaal verstrekken van een energietoeslag aan huishoudens
met een laag inkomen en het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten
aan uitwonende studenten met een aanvullende beurs in 2023». Dit lid is blij dat huishoudens
die de sterke stijging van de energieprijzen niet financieel kunnen opvangen eenmalig
tegemoet worden komen.
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie vragen de regering op welke manier zij de zin «Voor de langere termijn wordt onderzocht
hoe moet worden omgegaan met de energiekosten als die lange tijd hoog zullen blijven»
moeten interpreteren. Deze leden vragen de regering of toegelicht kan worden welke
mogelijke opties worden onderzocht inclusief mogelijke financiële consequenties voor
de begroting.
De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen
er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde
augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag geïnformeerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er voor Caribisch Nederland ook middelen beschikbaar zijn gesteld voor
een energietoeslag. Deze leden vragen of er voor de uitvoering van deze energietoeslag
geen wetsvoorstel nodig is. Hoe is de uitvoering van deze energietoeslag juridisch
geborgd?
Ook in Caribisch Nederland kan het voorkomen dat inwoners problematische schulden
hebben bij de energieleverancier op het eiland. In Caribisch Nederland voert het Rijk
de (bijzondere) onderstand uit en zijn de openbare lichamen verantwoordelijk voor
het eilandelijke armoede- en schuldenbeleid. Om aan te sluiten bij het lokale armoedebeleid
is er in 2022 voor gekozen om de energietoelage, net zoals in Europees Nederland,
door de openbare lichamen uit te laten voeren. De openbare lichamen kunnen zo kwetsbare
huishoudens gericht ondersteuning bieden. Hiervoor wordt ook voor 2023 geld beschikbaar
gesteld. De openbare lichamen hebben het beleid rondom de toelage in eilandelijke
verordeningen vastgelegd. Over de uitvoering vindt regelmatig contact plaats met de
openbare lichamen. Daarin wordt ook bezien of nadere ondersteuning wenselijk is.
2. Inhoud wetsvoorstel
2.1. Energietoeslag voor huishoudens op of rond het sociaal minimum
De leden van de VVD-fractie zien de voordelen met betrekking tot de uitvoeringscapaciteit van gemeenten bij het
besluit om via de categoriale bijzondere bijstand de energietoeslag uit te keren.
Echter, deze leden vragen de regering of de kans aanwezig is dat groepen in de samenleving
wél de energietoeslag ontvangen die dit niet nodig hebben, gezien het feit dat gemeenten
zelf bepalen wat onder «laag inkomen» verstaan moet worden en welk vermogen in aanmerking
komt. Zij vragen de regering om in de beantwoording op deze vraag ook het gegeven
mee te nemen dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met de vermogenspositie
van huishoudens.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de kans dat mensen de energietoeslag krijgen
die dat niet nodig hebben. De regering erkent dat verstrekking via de categoriale
bijzondere bijstand minder gericht is, waardoor er ook huishoudens kunnen worden ondersteund
die dat niet of minder nodig hebben. Verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand
betekent immers dat gemeenten niet hoeven vast te stellen dat het huishouden ook daadwerkelijk
is geconfronteerd met een sterk gestegen energierekening en deze financieel niet zelf
kan dragen. De noodzaak om de complexiteit van de uitvoeringslast voor gemeenten te
beperken is hierbij een belangrijke overweging geweest. Daarnaast heeft de verstrekking
via de categoriale bijzondere bijstand nadrukkelijk ook tot doel het beroep op de
individuele bijzondere bijstand zoveel mogelijk te voorkomen en (daarmee) de uitvoeringsdruk
op gemeenten te verlichten. Deze meer generieke oplossing is beperkt is tot een afgebakende
groep, namelijk huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum. De
regering acht het minder gerichte karakter van de energietoeslag om die reden acceptabel.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe gemeenten de huishoudens die net
buiten het bereik van de regeling vallen actief benaderen om gebruik te maken van
maatwerkoplossingen zoals het instrument van de individuele bijzondere bijstand
Bij iedere nadere invulling van het begrip «laag inkomen» is het onvermijdelijk dat
er huishoudens zijn, die net buiten het bereik van de regeling zullen vallen. Daarbij
kan het ook gaan om huishoudens die wel degelijk te maken hebben met een financieel
probleem als gevolg van een sterk gestegen energierekening. Ook dit jaar komt er een
pakket aan voorlichtingsmateriaal beschikbaar voor gemeenten om mensen die buiten
bereik van de regeling vallen te informeren over maatwerkoplossingen via het instrument
van de individuele bijzondere bijstand.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of gemeenten, ondanks gemeentelijke
vrijheid, minimaal de grens van 120% van het sociaal minimum hanteren. Zo nee, wat
gaat de regering doen om ervoor te zorgen dat gemeenten deze grens wel gaan hanteren?
Daarnaast vragen deze leden of gemeenten bij een hogere bepaalde inkomensgrens dan
de richtlijn, het gat tot 120% van het sociaal minimum uit het eigen gemeentelijke
budget zullen betalen?
De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. De gemeentelijke uitvoering
was in 2022 redelijk uniform voor wat betreft de onderkant van de inkomensgrens (vrijwel
alle gemeenten hanteerden een grens vanaf 120% van het sociaal minimum1). Ook voor de eenmalige energietoeslag 2023 zal het Rijk een inkomensgrens van 120%
adviseren om het bereik van de regeling te maximaliseren.
Een aantal gemeenten heeft in de loop der tijd de inkomensgrens hoger gesteld, bijvoorbeeld
vanwege lokale politieke besluitvorming. Indien gemeenten ervoor kiezen een hogere
inkomensgrens te hanteren dan 120% sociaal minimum en hierdoor niet uitkomen met het
ontvangen budget, is het aan de gemeente zelf om het verschil te financieren.
De leden van de D66-fractie zouden het fijn vinden als op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt kan worden op welke
manier (de uitvoering van) de energietoeslag 2023 afwijkt van die van 2022.
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Een verschil ten opzichte
van 2022 is dat de uitzonderingen voor jongeren tot 21 jaar, dak- of thuislozen en
studenten, die in 2022 werden geadviseerd, voor 2023 in het wetsvoorstel zijn vastgelegd.
Een tweede belangrijk verschil ten opzichte van 2022 is dat dit wetsvoorstel voor
2023 voorziet in een eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor studenten met recht
op een uitwonende basisbeurs en recht op een aanvullende beurs. Deze tegemoetkoming
is een gift die ambtshalve wordt uitgekeerd via de dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).
DUO keert de tegemoetkoming uit aan studenten die uiterlijk op 31 juli 2024 een basisbeurs
uitwonend en een aanvullende beurs voor de maand oktober 2023 hebben aangevraagd en
aan wie deze zijn toegekend.
Voor wat betreft de uitvoering geldt dat de eenmalige energietoeslag 2023 (voor huishoudens
met een laag inkomen) door gemeenten grotendeels ambtshalve zal kunnen worden verstrekt.
In 2022 vond ongeveer de helft van de verstrekkingen ambtshalve plaats.2 Het Inlichtingenbureau kan gemeenten ondersteunen om in 2023 een zo groot mogelijk
deel ambtshalve te verstrekken. Hiertoe kunnen gemeenten het doelbestand van aanvragers
energietoeslag 2022 aanbieden voor een toets op inkomen aan het Inlichtingenbureau.
Een kanttekening hierbij is dat een aantal gemeenten in 2022 aan studenten de categoriale
energietoeslag hebben verstrekt. Het Inlichtingenbureau kan niet vaststellen of iemand
studeert en recht heeft op studiefinanciering. Gemeenten hadden de mogelijkheid om
bij de aanvraagprocedure bij te houden of de aanvrager een student was. Als dit het
geval is, kan aanvullend de dienst van het Inlichtingenbureau gebruikt worden. Tot
slot levert het Inlichtingenbureau aan alle gemeenten informatie van mensen die een
AIO uitkering van de SVB ontvingen. Aan deze mensen kan ook ambtshalve de energietoeslag
worden verstrekt. De verwachting is overigens dat het aandeel ambtshalve verstrekkingen
in 2023 hoger zal zijn dan in 2022.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de energieregelingen (energietoeslag, prijsplafond) niet blijken te
werken voor kleinschalige woonvormen, bijvoorbeeld ouderinitiatieven of de Thomashuizen,
waarbij de bewoners zelf huur- en energiekosten betalen en hun zorg via een persoonsgebonden
budget (pgb) inkopen. Door aan te geven dat de woonvorm geen inrichting is, lukte
het gelukkig in een aantal gemeenten wel om de energietoeslag aan te vragen (of met
succes bezwaar te maken tegen een afwijzing), maar dit is, naar deze leden begrijpen,
niet in alle gemeenten gelukt. In deze nieuwe regeling lijkt het wel mogelijk, nu
wonen in een «instelling» niet meer automatisch een uitsluitingsgrond voor de energietoeslag
is. Daarbij moet er wel gekeken worden of iemand wel of niet zelf de kosten voor energie
draagt. Kan de regering nog eens toelichten hoe de aanvraag voor energietoeslag voor
iemand in een kleinschalige woonvorm werkt?
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt.
Het komt vaak voor dat de kosten voor wonen inclusief energie en de kosten voor zorg
zijn gescheiden en de bewoner zelf de energiekosten moet voldoen, direct of indirect
(via de verhuurder, doorberekend). Wanneer de bewoner zelf voorziet in de energiekosten
en dit uit een energiecontract, een specificatie van de servicekosten of van de huurcomponenten
blijkt, kan er recht bestaan op de energietoeslag. In de wet eenmalige energietoeslag
2023 worden bewoners van een instelling (inrichting) daarom niet uitgesloten van de
energietoeslag. Bewoners van zorg-, revalidatie- en verpleeginstellingen en van instellingen
voor beschermd of begeleid wonen kunnen worden uitgesloten van de energietoeslag,
als de instelling voorziet in de energiekosten. Sommige bewoners van wooninitiatieven
betalen zelf de energiekosten, maar komen volgens het gemeentelijk beleid toch niet
in aanmerking voor energietoeslag. Het is daarom belangrijk als gemeente contact te
hebben met een wooninitiatief en als dat nodig is maatwerk te bieden, wanneer bewoners
van wooninitiatieven hierdoor in de knel komen. Hulp kan worden geboden via de individuele
bijzondere bijstand. De Handreiking eenmalige energietoeslag 2023 van Stimulansz is
op dit onderdeel aangepast.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er door studenten categoriaal uit te sluiten,
er volgens de Raad van State een vestzak-broekzakscenario kan ontstaan, door een toename
van beroep op individuele bijstand. Hoe ziet regering dit? Hoeveel aanvragen worden
verwacht voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot gestegen energiekosten,
specifiek van studenten?
De betreffende observatie, zo antwoordt de regering de leden van de CDA-fractie, gold
het wetsvoorstel zoals dat in december 2022 is voorgelegd van de Afdeling advisering
van de Raad van State. Mede naar aanleiding van dit advies is het wetsvoorstel vervolgens
aangepast. In het nu voorliggende wetsvoorstel worden studenten in 2023 weliswaar
uitgesloten van de categoriale bijzondere bijstand, maar wordt voor hen een regeling
getroffen voor een eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023.
Overigens heeft, volgens de informatie die de regering ter beschikking staat, dit
scenario zich in 2022 slechts in beperkte mate voorgedaan. Uit de monitor van Bureau
Bartels3 blijkt dat, hoewel iets minder dan twee derde van de gemeenten er in 2022 voor heeft
gekozen om studenten niet categoriaal uit te sluiten van de energietoeslag, de energietoeslag
maar op beperkte schaal is toegekend aan studenten. Dit valt te verklaren doordat
enerzijds het aantal aanvragen relatief laag lag, anderzijds doordat studenten in
veel gevallen niet in aanmerking kwamen op basis van de inkomenstoets.
De monitor van Bureau Bartels meldt dat naar schatting een paar procent van de uitwonende
studenten in 2022 individuele bijzondere bijstand heeft aangevraagd en/of ontvangen.
Gelet op het bovenstaande verwacht de regering dat het genoemde vestzak-broekzakscenario
in 2023 nauwelijks een rol zal spelen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering ervoor kiest om het totaal uit te keren bedrag in 2023 niet
te verhogen waardoor huishoudens ook dit jaar € 1.300 zouden kunnen krijgen. Waarom
is ervoor gekozen gemeenten de mogelijkheid te geven € 800 uit te keren dit jaar,
en niet een hoger bedrag? Kan de regering toelichten waar de hoogte van dit bedrag
op is gebaseerd?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het budget dat de regering,
via het Gemeentefonds, aan gemeenten beschikbaar heeft gesteld voor de energietoeslag
van respectievelijk 2022 en 2023 is gebaseerd op een bedrag van € 1.300 per huishouden
voor beide jaren. In september 2022 heeft de regering gemeenten de mogelijkheid geboden
om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als energietoeslag
2022 uit te keren aan huishoudens die in 2022 in aanmerking kwamen om huishoudens
die in grote financiële nood dreigden te komen extra te kunnen helpen. De begroting
voor het Gemeentefonds is hierop aangepast (kasschuif). Dat betekent dat als gemeenten
aldus hebben gekozen om € 500 van de energietoeslag 2023 naar voren te halen en als
energietoeslag 2022 uit te keren, dat in beginsel gevolgen heeft voor de hoogte van
de energietoeslag in 2023. De energietoeslag voor 2022 is dan € 1.800 per huishouden
en voor 2023 € 800 per huishouden. Gemeenten hebben de vrijheid om hierin een andere
afweging in te maken.
De leden van de SP-fractie constateren dat er tijdens de uitvoering van de energietoeslag
in 2022 meerdere zorgen waren over het bereiken van de doelgroep. Uit de Memorie van
Toelichting blijkt dat in de grote steden 90% van de doelgroep is bereikt. Kan de
regering toelichten hoe dit zit in de rest van het land? De leden van de SP-fractie
vragen naar het bereik van de regeling buiten de groten steden.
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het bereik van de energietoeslag
2022 is hoog.4 Het bereik kan per gemeente verschillen tussen de 80%-90%, maar het algemene, landelijke
beeld is dat gemeenten zo’n 90% hebben bereikt van de huishoudens die volgens CBS-statistieken
in aanmerking zouden komen. Het hoge bereik is mede te danken aan de inzet van gemeenten
om huishoudens die in aanmerking komen te bereiken.
Waarom hebben mensen de energietoeslag niet aangevraagd terwijl zij er wel recht op
hebben? Wat gaat de regering doen om deze belemmeringen weg te nemen? Stelt de regering
zich tot doel om dit jaar 100% van de doelgroep te bereiken? Kan de regering toelichten
welke andere aanpak de regering gaat hanteren om het overgebleven deel van de doelgroep
dat de energietoeslag niet heeft bereikt toch te bereiken?
Het streven, zo antwoordt de regering de leden van de SP-fractie, is uiteraard om
alle mensen waarvoor de energietoeslag bedoeld is, te bereiken. In 2022 hebben gemeenten
zo’n 90% bereikt van de huishoudens die volgens CBS-statistieken in aanmerking zouden
komen. Dat is volgens gemeenten aanzienlijk hoger dan het bereik van de meeste andere
minimaregelingen.5
Dit succes is o.a. te verklaren door de landelijke aandacht voor de energietoeslag
en de grote inzet van gemeenten om hun inwoners te informeren over de energietoeslag,
bijvoorbeeld via brieven en/of de gemeentelijke website. Ook merkten gemeenten op
dat de energietoeslag mogelijk minder stigma kent dan andere minimaregelingen. Tot
slot speelt de keuze voor verstrekking via de categoriale bijzondere bijstand een
rol, omdat dit het mogelijk maakt een groot deel van de energietoeslag ambtshalve
te verstrekken.
Net als in 2022 zullen gemeenten ook in 2023 inzetten op het actief informeren van
hun inwoners over de energietoeslag. Verder zal het aandeel ambtshalve toekenningen
in 2023 naar verwachting hoger zijn dan in 2022, omdat gemeenten het bestand met alle
huishoudens die in 2022 de energietoeslag ontvingen in 2023 kan gebruiken voor ambtshalve
toetsen en toekennen. Daarin zitten ook de huishoudens aan wie in 2022 nog op aanvraag
is toegekend.
Welke methode gaat de regering hanteren om huishoudens waarvan het inkomen is gewijzigd
waardoor zij dit jaar wel recht hebben op de energietoeslag te bereiken?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De keuze voor verstrekking
via de categoriale bijzondere bijstand maakt het mogelijk een groot deel van de energietoeslag
ambtshalve te verstrekken. Zoals de energietoeslag in 2022 werd bepaald op basis van
een inkomensbepaling in 2022, wordt de energietoeslag in 2023 bepaald op basis van
een inkomensbepaling in 2023. Net als in 2022 zal een groot deel van de doelgroep
voor 2023 dus ambtshalve de energietoeslag ontvangen. Gemeenten informeren hun inwoners
ook in 2023 over de energietoeslag en over het feit dat wie de toeslag niet automatisch
ontvangt maar wel denkt in aanmerking te komen, zelf een aanvraag kan indienen.
De leden van de SP-fractie merken op dat in 2022 bleek dat er tussen gemeenten grote
verschillen kunnen zijn of een huishouden recht heeft op de energietoeslag of niet.
Deze leden hebben deze willekeur meermaals aangekaart via schriftelijke vragen. Zij
zijn dan ook negatief verrast dat de regering er opnieuw voor kiest om deze willekeur
in stand te houden. Is de regering het met hen eens dat dit voor ongewenste, ongelijke
situaties tussen gemeenten zorgt?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De energietoeslag maakt
deel uit van de bijzondere bijstand. De uitvoering van bijzondere bijstand is zowel
financieel als beleidsmatig gedecentraliseerd.
Dat betekent dat colleges van B&W veel beleidsvrijheid hebben bij de vormgeving en
uitvoering van de energietoeslag. Zo bepaalt het college welke inkomens in aanmerking
komen. De beleidsvrijheid maakt het mogelijk dat het college bij het bepalen van de
doelgroep kan aansluiten bij de doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale
gemeentelijke minimabeleid. Op deze wijze kan de gemeente een zo groot mogelijk deel
van de doelgroep snel bedienen door ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige
energietoeslag. Deze gemeentelijke beleidsvrijheid en de daaruit voortvloeiende verschillen
volgen uit de noodzaak om op relatief korte termijn een uitvoerbare regeling tot stand
te brengen die de mensen die het nodig hebben zo snel en gemakkelijk mogelijk bereikt.
Daarbij wil de regering ook in 2023 bevorderen dat deze verschillen beperkt zullen
zijn.
Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om de door gemeenten veel gebruikte
grens van 130% van het sociaal minimum te hanteren?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Voor de uitvoering van
de energietoeslag heeft de regering een eenmalig budget beschikbaar gesteld in het
gemeentefonds. Het beschikbare budget is bedoeld voor het verstrekken van de energietoeslag
aan alle huishoudens met een inkomen tot 120%. Gemeenten die een inkomensgrens van
130% hanteren en hierdoor niet uitkomen met het ontvangen budget, betalen het verschil
vanuit de eigen middelen. Er is geen financiële ruimte om het budget uit te breiden
voor alle huishoudens tot 130% sociaal minimum. Een uitbreiding van de doelgroep zou
daarnaast ook grote gevolgen hebben voor de uitvoeringscapaciteit bij gemeenten.
De leden van de SP-fractie merken ook op dat er gemeenten zijn die door een uitspraak
van de rechter gedwongen zijn de energietoeslag toch uit te keren aan studenten. Deze
gemeenten hebben meermaals aangegeven hierdoor in financiële problemen te kunnen komen.
Kan de regering aangeven waarom deze gemeenten nu alsnog niet tegemoet gekomen worden?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Na signalen van gemeenten
en de VNG en rekening houdend met enkele rechterlijke uitspraken heeft de regering
€ 35 miljoen extra beschikbaar gesteld om studenten die in ernstige financiële problemen
(dreigden te) komen door de sterk stijgende energieprijzen, alsnog via individuele
bijzondere bijstand te kunnen helpen.
Kan de regering aangeven of zij verwachten dat de rechter in het vervolg anders zal
oordelen?
Vindt de regering dat alle studenten in een gemeente waar een rechter in het voordeel
van studenten heeft geoordeeld met terugwerkende kracht recht hebben op energietoeslag?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Zoals ook in de Memorie
van Toelichting is opgetekend, is de regering van mening dat studenten niet gelijk
kunnen worden gesteld aan mensen met een laag inkomen op of rond het sociaal minimum.
Zo is bijvoorbeeld hun woonsituatie onderling zo verschillend dat het niet haalbaar
was om hen in aanmerking te laten komen voor de energietoeslag. Het advies aan gemeenten
om studenten in 2022 uit te sluiten voor categoriale bijzondere bijstand is overwegend
daarop gestoeld, waarbij de beleidsvrijheid die gemeenten hierin hadden diende te
worden gerespecteerd en daardoor de uitvoeringspraktijk tussen gemeenten kon verschillen.
Dit leidde tot onduidelijkheid en soms ook onbegrip over het gemaakte onderscheid
tussen sociale minima en studenten. Na signalen van gemeenten en de VNG en rekening
houdend met enkele rechterlijke uitspraken heeft de regering € 35 miljoen extra beschikbaar
gesteld om studenten die in ernstige financiële problemen (dreigden te) komen door
de sterk stijgende energieprijzen, alsnog via individuele bijzondere bijstand te kunnen
helpen. In voorliggend wetsvoorstel is de uitsluiting van studenten wel vastgelegd:
studenten komen niet in aanmerking voor de energietoeslag 2023. Tegelijk is voor 2023
een separate regeling voor studenten getroffen: een eenmalige tegemoetkoming energiekosten.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie krijgen signalen dat er zorgen leven bij gemeenten over de energietoeslag 2023. Gemeenten
die in 2023 alvast € 500 hebben uitgekeerd op grond van de Wet energietoeslag 2022
mogen in 2023 nog € 800 uitkeren wanneer de Wet energietoeslag 2023 is aangenomen.
Deze leden ontvangen berichten uit gemeenten dat dit tot problemen kan leiden, omdat
de doelgroep van de energietoeslag 2023 door de verhoging van het wettelijk minimumloon
en de daaraan gekoppelde uitkeringen en veranderingen in individuele levens niet exact
hetzelfde is als de doelgroep van de energietoeslag 2022. Herkent de regering dat
er zorgen leven bij gemeenten dat zij ook de groep die pas sinds 2023 in aanmerking
komt voor de energietoeslag maar € 800 uit kunnen keren, ondanks het feit dat zij
het voorschot van € 500 niet hebben ontvangen? Welke oplossing ziet de regering voor
gemeenten om dit bureaucratische probleem op te lossen? Hoe gaat de regering gemeenten
hierbij ondersteunen?
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Het bedrag
van € 500 dat sommige gemeenten in 2022 extra hebben uitgekeerd betreft geen «voorschot»
op de energietoeslag 2023, maar een ophoging van de energietoeslag 2022 als gevolg
van een kasschuif van 2023 naar 2022. Sommige gemeenten hebben gebruik gemaakt van
de door de regering geboden mogelijkheid6 om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023 naar voren te halen, omdat de
nood voor inwoners eind 2022 hoog was. Dit werd verantwoord geacht als een van de
maatregelen om de financiële gevolgen van de hoge energieprijzen te dempen. De regering
geeft graag een nadere toelichting.
Het budget dat de regering, via het Gemeentefonds, aan gemeenten beschikbaar heeft
gesteld voor de energietoeslag van respectievelijk 2022 en 2023 is gebaseerd op een
bedrag van € 1.300 per huishouden voor beide jaren. In september 2022 heeft de regering
gemeenten de mogelijkheid geboden om € 500 van het budget voor de energietoeslag 2023
naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren aan huishoudens die in
2022 in aanmerking kwamen. De begroting voor het Gemeentefonds is hierop aangepast
(kasschuif). Dat betekent dat als gemeenten aldus hebben gekozen om € 500 van de energietoeslag
2023 naar voren te halen en als energietoeslag 2022 uit te keren, dat in beginsel
gevolgen heeft voor de hoogte van de energietoeslag in 2023. De energietoeslag voor
2022 is dan € 1.800 per huishouden en voor 2023 € 800 per huishouden. Gemeenten zijn
hierover via verschillende kanalen en verschillende momenten over deze mogelijkheid
geïnformeerd (o.a. via SZW Gemeentenieuws7). De regering ziet dan ook geen reden om het financiële kader aan te passen. Daarbij
geldt dat de doelgroepen voor de energietoeslag 2022 en de energietoeslag 2023 niet
per definitie precies gelijk zijn, aangezien het inkomen in beide jaren kan verschillen.
Het was en is aan gemeenten om hierin keuzes te maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering ervan overtuigd is dat het opnieuw kiezen voor hetzelfde instrument,
namelijk het verstrekken van de energietoeslag via de categoriale bijzondere bijstand,
duidelijkheid schept. Deze leden kunnen zich hierin vinden. Zij vragen zich hierover
af of inwoners die in 2022 recht hadden op de energietoeslag automatisch ook recht
hebben op de energietoeslag 2023.
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. De doelgroepen
voor de energietoeslag 2022 en de energietoeslag 2023 zijn niet per definitie precies
gelijk, aangezien het inkomen in beide jaren kan verschillen. Bij de energietoeslag
2022 gaat het om een inkomensbepaling in 2022 en bij de energietoeslag 2023 gaat het
om een inkomensbepaling in 2023. Daarbij zijn de uitzonderingen die in 2022 nog als
advies aan gemeenten golden, voor 2023 als wettelijke uitzonderingen vormgegeven (groepen
aan wie de eenmalige energietoeslag 2023 op grond van dit wetsvoorstel niet kan worden
verstrekt). Het gaat hierbij om dak- en thuislozen, jongeren tot 21 jaar en studenten.
In hoeverre moeten inwoners die in 2022 recht hadden op de energietoeslag opnieuw
een aanvraag indienen voor energietoeslag?
Het Inlichtingenbureau verstrekt aan alle gemeenten informatie van mensen die een
AIO uitkering van de SVB ontvingen. Aan deze mensen kan de energietoeslag ambtshalve
worden verstrekt. Het Inlichtingenbureau kan gemeenten verder ondersteunen om ook
in 2023 een zo groot mogelijk deel ambtshalve te verstrekken.
Hiertoe kunnen gemeenten het doelbestand van aanvragers energietoeslag 2022 aanbieden
voor een toets op inkomen aan het Inlichtingenbureau. Op deze manier kan een zo groot
mogelijk deel van de boogde doelgroep worden bereikt. Huishoudens die de energietoeslag
2023 niet ambtshalve ontvangen en wel denken hiervoor in aanmerking te komen, kunnen
zelf een aanvraag doen.
Aangaande de beleidsvrijheid van gemeenten hebben de leden van de ChristenUnie-fractie
allereerst de vraag of de onderwerpen waarop gemeenten beleidsvrijheid hebben gelijk
zijn aan de energietoeslag voor 2022.
De onderwerpen waarop gemeenten voor 2023 beleidsvrijheid hebben zijn grotendeels
gelijk aan de onderwerpen waarop de gemeenten voor2022 beleidsvrijheid hadden. Eén
belangrijk verschil is dat voor 2023 de doelgroep voor de eenmalige energietoeslag
wettelijk verder wordt afgebakend. Voor 2022 waren de uitzonderingen niet in de wet
vastgelegd waren, maar viel dit onder de beleidsvrijheid van gemeenten. Daartoe waren
(niet bindende) adviezen opgesteld in de Landelijke richtlijn eenmalige energietoeslag
voor lage inkomens.8 Voor 2023 is gekozen voor een wettelijke uitzondering, waarbij de volgende categorieën
worden uitgesloten van de eenmalige energietoeslag 2023 voor huishoudens met een inkomen
op of net boven het sociaal minimum: dak- en thuislozen, jongeren tot 21 jaar en studenten.
Deze leden hebben vervolgens de vraag in hoeverre het klopt dat er aangaande deze
onderwerpen geen grenzen, richtlijnen of adviezen aan gemeenten worden meegegeven
over invulling van deze beleidsvrijheid. In hoeverre is de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid
van de uitvoering van de energietoeslag voldoende geborgd, vragen zij. De leden van
de ChristenUnie-fractie vragen de regering om de inhoud van de handreiking voor gemeenten
nader toe te lichten in relatie tot de beleidsvrijheid van gemeenten.
Om te bevorderen dat het wetsvoorstel door gemeenten zoveel mogelijk uniform wordt
uitgevoerd, zal ook voor 2023 een landelijke richtlijn eenmalige energietoeslag voor
lage inkomens worden opgesteld, met (niet bindende) adviezen ten aanzien van de doelgroep
en het uit te keren bedrag. Met deze richtlijn wil de regering bevorderen dat in ieder
geval huishoudens met een inkomen tot circa 120% van het sociaal minimum in aanmerking
komen voor de eenmalige energietoeslag. Daarbij wordt het richtbedrag voor de hoogte
van de toe te kennen eenmalige energietoeslag gesteld op € 800 per huishouden, indien
gemeenten ervoor hebben gekozen om de energietoeslag 2022 met € 500 op te hogen. Tegelijkertijd
hebben gemeenten beleidsvrijheid waardoor gemeenten bij de formulering van de doelgroep
kunnen aansluiten bij doelgroep van de bijzondere bijstand en het lokale minimabeleid.
Op deze wijze kan de gemeente een zo groot mogelijk deel van de doelgroep snel bedienen
door ambtshalve toekenning en betaling van de eenmalige energietoeslag. De richtlijn
dient, evenals in 2022, als informatiebron en naslagwerk voor gemeenten. Deze biedt
achtergrondinformatie, handvatten en inspiratie voor beleidskeuzes en uitvoering en
richtinggevende adviezen voor de daarin te maken keuzes. Deze richtlijn zal onderdeel
uitmaken van de Handreiking eenmalige energietoeslag 2023, die na publicatie van de
wet zal worden gepubliceerd.
Voor de eenmalige tegemoetkoming voor studenten geldt dat de uitvoering centraal is
belegd en wordt uitgevoerd door DUO. Deze uniforme uitvoering bevordert de rechtszekerheid
en rechtsgelijkheid.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de Raad van State erop wijst dat het gebruikte argument om studenten uit
te sluiten van de energietoeslag, namelijk dat overcompensatie moet worden voorkomen,
niet alleen geldt voor studenten. De regering stelt in het nader rapport dat het inherent
is aan de vormgeving van de energietoeslag dat deze een bepaalde mate van overcompensatie
kent. Dit lid vraagt de regering de mate van verwachte overcompensatie bij de beoogde
doelgroep voor de energietoeslag aan te geven en de verwachte mate van overcompensatie
aan te geven wanneer studenten in aanmerking zouden komen voor de energietoeslag.
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De mate van overcompensatie
is niet precies te becijferen. Dit hangt af van de individuele situatie van een huishouden.
Overcompensatie vindt plaats doordat niet getoetst wordt of en in welke mate een huishouden
dat aan de inkomenscriteria voldoet ook daadwerkelijk geconfronteerd is met gestegen
energiekosten, en de eventuele hoogte van die stijging. Gelijke huishoudens kunnen
daardoor zowel onder- als overgecompenseerd worden (overgecompenseerd bijvoorbeeld
doordat een huishouden nog een vast contract had, ondergecompenseerd indien de energiekosten
zeer hoog zijn).
Ook bij de tegemoetkoming energiekosten voor studenten zal sprake zijn van overcompensatie.
Hier spelen andere factoren een rol, doordat de tegemoetkoming per student wordt uitgekeerd
i.p.v. per huishouden. Bij studenten die met meer studenten in een huis wonen zal
daardoor eerder sprake kunnen zijn van overcompensatie.
Daarnaast leest het lid van de BBB-fractie dat de Raad van State opmerkt dat de wettelijke
categoriale uitsluiting van studenten als gevolg heeft dat ook gemeenten die wél aanleiding
en praktische mogelijkheden zagen om de toeslag aan studenten uit te keren, deze toeslag
niet meer mogen en kunnen uitkeren aan hen.
Dit lid is dan ook benieuwd hoeveel aanvragen worden verwacht voor individuele bijzondere
bijstand in relatie tot de gestegen energiekosten, specifiek van studenten en hoe
dit volgens de regering door gemeenten moet worden opgevangen en hoe, wanneer en in
welke mate dit door de regering gecompenseerd gaat worden.
De betreffende observatie van de Raad van State, zo antwoordt de regering het lid
van de BBB-fractie, gold het wetsvoorstel zoals dat in december 2022 is voorgelegd
van de Afdeling advisering van de Raad van State. Mede naar aanleiding van dit advies
is het wetsvoorstel vervolgens aangepast. In het nu voorliggende wetsvoorstel worden
studenten in 2023 weliswaar uitgesloten van de categoriale bijzondere bijstand, maar
wordt tevens een regeling getroffen voor een eenmalige tegemoetkoming energiekosten
2023 voor studenten. Daarmee verwacht de regering dat het aantal studenten dat een
aanvraag doet voor individuele bijzondere bijstand in relatie tot de gestegen energiekosten,
niet zal stijgen door de uitsluiting van studenten voor de categoriale bijzondere
bijstand.
Dit laat onverlet dat een individuele inwoner die in financiële problemen komt, altijd
bij diens gemeente om hulp kan vragen. Het feit dat studenten als groep zijn uitgesloten
van de eenmalige energietoeslag voor huishoudens met een inkomen op of net boven het
sociaal minimum (die is vormgegeven als categoriale bijstand) sluit niet uit dat gemeenten
voor individuele studenten die door hoge (energie)kosten in financiële problemen komen
maatwerkoplossingen kunnen bieden via het bestaande instrument van de individuele
bijzondere bijstand. Daarbij wordt, indien de student een eenmalige tegemoetkoming
energiekosten van DUO heeft ontvangen, deze uiteraard meegenomen in de beoordeling
van de aanvraag tot individuele bijstand. Om hoeveel aanvragen het daarbij kan gaan,
is vooraf niet goed in te schatten.
Overigens meldt de monitor van Bureau Bartels9 dat in 2022 naar schatting een paar procent van de uitwonende studenten individuele
bijstand heeft aangevraagd en/of ontvangen.
2.2. Eenmalige tegemoetkoming energiekosten voor uitwonende studenten met een aanvullende
beurs
De leden van de VVD-fractie vragen de regering welke criteria zij zal hanteren om te bepalen of de nu nog onbekende
groep studenten met alleen een rentedragende lening recht heeft op de eenmalige tegemoetkoming
energietoeslag.
Zoals in de brief van 3 juli 202310 is aangekondigd, heeft de regering in de afgelopen periode een ultieme poging gedaan
om te bezien of, en zo ja, hoe het mogelijk is om voor deze groep (studenten in de
leenfase) selectiecriteria te vinden die zo dicht mogelijk in de buurt komen bij de
regeling voor studenten in de basisbeursfase. Als resultaat daarvan wordt separaat
een nota van wijziging aan uw Kamer aangeboden, waarmee de regering een passende en
uitvoerbare regeling voor studenten in de leenfase aan het wetsvoorstel toevoegt.
Deze regeling houdt in dat de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023 wordt toegekend
aan studenten die op peildatum 1 oktober 2023:
• geen recht hebben op een basisbeurs en aanvullende beurs,
• nog wel gebruik maken van de mogelijkheid van een rentedragende lening, en
• die in de laatste maand voordat de leenfase begon een aanvullende beurs ontvingen.
Deze criteria voor de studenten in de leenfase benaderen zoveel mogelijk de criteria
voor studenten in de basisbeursfase.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er een schatting gemaakt kan worden
van de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023. Deze leden vragen
hierbij tevens de regering of het genoemde bedrag van € 400 in de media de hoogte
gaat zijn van deze eenmalige tegemoetkoming energiekosten.
De regering bevestigt de leden van de VVD-fractie dat de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming
energiekosten 2023 voor uitwonende studenten met een basisbeurs en een aanvullende
beurs € 400 zal bedragen, conform de brief van 3 juli 2023.11
De leden van de D66-fractie lezen in de brief «Toelichting op het wetsvoorstel Energietoeslag en positie van
studenten»12 dat het bedrag per student € 400 zal bedragen. In de Memorie van Toelichting lezen
deze leden echter dat het bedrag nog nader bepaald zal worden. Zij vragen zich af
hoe deze twee passages zich tot elkaar verhouden.
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. In de Memorie van Toelichting
bij het wetsvoorstel is opgenomen dat de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming voor
energiekosten voor studenten bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Deze ministeriële
regeling wordt separaat uitgewerkt en maakt geen deel uit van de stukken die met het
wetsvoorstel aan uw Kamer werden aangeboden. Omdat de regering wel graag ten behoeve
van de wetsbehandeling aan uw Kamer inzichtelijk wil maken wat het bedrag van deze
tegemoetkoming zal zijn, is tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel uw Kamer
ook per brief geïnformeerd over de hoogte van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten
voor studenten.13
Daarnaast zijn zij benieuwd hoe dat bedrag van € 400 tot stand is gekomen. Zou de
regering inzichtelijk willen maken hoe groot de vermoedelijke doelgroep is en welk
deel van het budget van € 65 miljoen gereserveerd wordt voor de groep die de regering
wel wil bereiken, maar niet bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bekend is?
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Het bedrag van € 400
is door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het
bedrag van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag.
Het bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten
van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar
met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van
een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar
ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de
energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel
studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een
redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel voor uitwonende studenten en scholieren
van € 164,30 van de basisbeurs of basistoelage per maand voor het studiejaar 2023–2024.
De inschatting is dat zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en wetenschappelijk onderwijs
in aanmerking zullen komen voor de eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten. Dit
betreft de groep studenten die in aanmerking komt voor een prestatiebeurs en daarnaast
een aanvullende beurs ontvangt. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat
noodzakelijkerwijs op onderdelen gerekend is met data van voor de invoering van het
leenstelsel (2014).
Naast bovengenoemde groep studenten is het ondertussen ook gelukt om een passende
en uitvoerbare regeling voor studenten in de leenfase te treffen. Deze regeling wordt
aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat
aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting is dat van deze groep zo’n 67.000 studenten
in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming van € 400.
Over de studenten die uit beeld zijn omdat ze geen recht (meer) hebben op een basisbeurs
of aanvullende beurs, hebben de leden van de D66-fractie ook nog wat vragen.
Klopt de inschatting van deze leden dat de omvang van de groep die de regering wel
zou willen bereiken maar waarvan dat tot op heden nog niet lukt, uit ongeveer 35.000–40.000
studenten bestaat? Voorgenoemde leden ondersteunen de ambitie van de regering om een
ultieme poging te doen om deze groep alsnog te bereiken volledig. Zou de regering
willen toelichten aan welke mogelijkheden zij denkt om dit te bewerkstellingen?
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Zoals in de brief van
3 juli 202314 is gemeld, is over deze specifiek groep heel weinig informatie beschikbaar. Het totale
aantal studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende
lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun
studie doen dan de nominale duur van hun studie) is naar schatting 163.000.
Zoals hierboven gemeld, is het intussen ook gelukt om een passende en uitvoerbare
regeling voor studenten in de leenfase te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel
toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt
aangeboden.
Wel vragen deze leden zich af wat er met het resterende budget gebeurt, mocht het
onverhoopt toch onmogelijk blijken te zijn om deze groep te bereiken. Betekent dit
dat het resterende budget ingezet zal worden om de uitkering per student die wel bereikt
kan worden te verhogen?
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. De tegemoetkoming energiekosten
van € 400 voor studenten is naar het oordeel van de regering een redelijk bedrag.
Ook voor de groep studenten in de leenfase die in aanmerking komen voor de eenmalige
tegemoetkoming energiekosten zal de hoogte van de tegemoetkoming € 400 bedragen. Het
budget op de SZW-begroting is met € 6 miljoen opgehoogd tot € 71 miljoen om dit mogelijk
te maken.
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie aan de regering of zij bereid is om de
landelijke studentenorganisaties te betrekken bij de uitvoering en monitoring van
de uitvoering van deze tegemoetkoming.
Begin juli, zo antwoordt de regering de leden van de D66-fractie, is meting 1 van
de Monitor uitvoering energietoeslag 202215 aan uw Kamer aangeboden. Deze monitor betreft geen evaluatie, maar een eerste inkijk,
met als doel inzicht te verkrijgen in hoe de uitvoering van het uitkeren van de energietoeslag
2022 door gemeenten verloopt. De monitor ziet op inhoud en vormgeving, uitvoering
en bereik en (eerste) resultaten. Wanneer het wetsvoorstel Eenmalige Energietoeslag
2023 is aangenomen, volgt een tweede meting hierover die ook de uitvoering van de
energietoeslag 2023 beslaat. De eenmalige tegemoetkoming voor energiekosten voor studenten
wordt hierin meegenomen. De regering neemt ervaringen en signalen van de studentenorganisaties
mee en is graag bereid hier met deze organisaties over in gesprek te blijven.
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de regering is gekomen met een aanvullende regeling voor uitwonende
studenten als gift, aanvullend op de eerder voorziene tijdelijke ophoging van de basisbeurs
voor uitwonenden (en andere generieke maatregelen), en dat dit volgens DUO ook uitvoerbaar
lijkt.
Wel vragen deze leden hoe het zit met studenten die geen recht meer hebben op een
basisbeurs of aanvullende beurs. De regering geeft aan dat zo spoedig mogelijk in
kaart zal worden gebracht of het wenselijk, passend en uitvoerbaar is aan deze groep
studenten een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten te verstrekken. Binnen
welke termijn kan de regering hierover meer duidelijkheid verschaffen? Is er inmiddels
meer bekend over de omvang van de groep studenten die volgens onderhavig voorstel
recht heeft op de tegemoetkoming?
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. De regering zal uw Kamer
daarover op zo kort mogelijke termijn berichten, zodat de oplossing voor deze specifiek
groep kan worden meegenomen in uw verdere behandeling van het wetsvoorstel.
Zoals in de brief van 3 juli 202316 is gemeld, is over deze specifiek groep heel weinig informatie beschikbaar. Het totale
aantal studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende
lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun
studie doen dan de nominale duur van hun studie) is naar schatting 163.000. Zoals
hierboven gemeld, is het intussen ook gelukt om ook voor deze groep studenten een
passende en uitvoerbare regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel
toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt
aangeboden.
De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over het besluit om een deel van de studenten toch energietoeslag
toe te kennen. Deze leden vragen zich af waarom de regering er niet voor heeft gekozen
om dit met terugwerkende kracht te doen.
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Studenten waren in 2022
niet bij wet uitgesloten, wel was het advies aan gemeenten om studenten uit te sluiten
voor categoriale bijzondere bijstand. De woon- en inkomenssituatie van studenten is
niet vergelijkbaar met die van huishoudens met een inkomen op of rond het sociaal
minimum. Door verschillen in gemeentelijke invulling/uitvoering hiervan hebben rechtszaken
rondom het thema energietoeslag studenten verschillende uitkomsten gehad. Dit leidt
tot complexiteit en onduidelijkheid. Daarom is voor 2023 de uitsluiting van studenten
wel in de wet vastgelegd: studenten komen niet in aanmerking voor de energietoeslag
2023. Tegelijk is voor 2023 een separate regeling voor studenten getroffen: een eenmalige
tegemoetkoming energiekosten. De regering ziet geen noodzaak om voor 2022 met terugwerkende
kracht een zelfde regeling te treffen voor studenten.
Heeft de regering in beeld of de door de regering gekozen doelgroep het afgelopen
jaar financiële problemen heeft gehad door het late besluit om deze groep toch energietoeslag
toe te kennen? Kan de regering dit cijfermatig onderbouwen?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. De regering heeft geen
(cijfermatig) inzicht in de financiële problemen van de studenten die onder doelgroep
vallen van de eenmalige tegemoetkoming energiekosten 2023. De vertraging in het wetsvoorstel
is ontstaan doordat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en
enkele rechterlijke uitspaken over het recht van studenten op energietoeslag reden
vormden het wetsvoorstel nader te bezien.
Daarnaast vinden de leden van de SP-fractie het opmerkelijk dat ervoor wordt gekozen
alleen uitwonende studenten met een aanvullende beurs aan te merken als doelgroep
voor de energietoeslag. Kan de regering onderbouwen hoeveel studenten zonder aanvullende
beurs geen financiële steun krijgen van hun ouders?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Net zoals voor de huishoudens
met een inkomen op of rond het sociaal minimum, wil de regering met dit wetsvoorstel
ook voor studenten een regeling treffen die ernstig in de financiële problemen komen
door de hogere energiekosten, maar daarbij overcompensatie zoveel mogelijk vermijden.
Voor studenten sluit de regering met dit wetsvoorstel zoveel mogelijk aan bij de systematiek
en uitgangspunten van de Wet studiefinanciering 2000, waarbij sprake is van een gedeelde
verantwoordelijkheid van overheid, de student zelf en ouders.
De regering heeft er daarom voor gekozen aan te sluiten bij het criterium van een
aanvullende beurs en daarmee bij het criterium van de (op basis van het inkomen van
ouders veronderstelde) ouderlijke bijdrage. Soms wordt de op basis van het inkomen
van de ouders veronderstelde ouderlijke bijdrage in de praktijk niet bijgedragen.
Indien er sprake is van een langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen ouder en
student of van onvindbaarheid van de ouder kan, op aanvraag van de student, de aan
hem toegekende aanvullende lening worden verstrekt in de vorm van een aanvullende
beurs (artikel 3.14 van de Wet studiefinanciering 2000). Er is niet bekend hoeveel
studenten zonder aanvullende beurs geen financiële steun van hun ouders krijgen.
Denkt de regering dat deze groep het zonder steun van ouders en regering redt zonder
heel veel te moeten werken naast de studie?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Over het algemeen hebben
uitwonende studenten met basisbeurs, maar zonder aanvullende beurs een voldoende financiële
positie. Gemiddeld genomen hebben zij met een bijbaan van 12 uur per week voldoende
financiële middelen zonder dat ze daarnaast nog een lening hoeven aan te gaan, zo
blijkt uit onderzoek van het Nibud.17 De regering wijst erop dat deze groep studenten voorts profiteert van de tijdelijke
verhoging van de basisbeurs voor uitwonenden voor het studiejaar 2023–2024. De regering
verwacht daarmee dat deze studenten in staat zullen zijn de (eventueel) hogere energiekosten
te dekken.
Kan de regering aangeven wanneer de groep studenten met alleen een rentedragende lening
uitsluitsel krijgen of zij dit jaar energietoeslag kunnen aanvragen?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Intussen is het gelukt
om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling te treffen.
Deze wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging
die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.
De leden van de SP-fractie vragen zich ook af hoe de regering tot het bedrag van € 400
energietoeslag voor uitwonende studenten met een aanvullende beurs is gekomen. Kan
de regering cijfermatig onderbouwen waarom zij inschatten dat € 400 toereikend is
voor deze doelgroep? Kan de regering aangeven voor hoeveel studenten dit bedrag niet
toereikend zal zijn?
De regering antwoordt de leden van de SP-fractie als volgt. Het bedrag van € 400 is
door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het bedrag
van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag. Het
bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten
van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar
met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van
een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar
ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de
energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel
studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een
redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel voor het studiejaar 2023–2024.
Net als bij de energietoeslag zal ook bij de tegemoetkoming energiekosten voor studenten
sprake zijn van over- en ondercompensatie. Dit is inherent aan de noodzakelijke keuzes
die gemaakt zijn om tijdig en middels een uitvoerbaar systeem een tegemoetkoming uit
te kunnen keren. Mocht een student die niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming
toch in de financiële problemen dreigen te komen, dan kan altijd een aanvraag voor
individuele bijzondere bijstand gedaan worden. Hetzelfde geldt voor studenten die
wél in aanmerking komen voor de eenmalige tegemoetkoming, maar desondanks in de financiële
problemen komt vanwege stijgende energieprijzen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben vragen over de toekenning van de energietoeslag aan studenten. Hoe ver is
DUO op dit moment met de uitwerking van een oplossing voor niet-nominale studenten?
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Intussen
is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling
te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een
nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.
In hoeverre verwacht de regering problemen met de juridische houdbaarheid van het
uitzonderen van niet-nominale studenten en studenten die vanwege het inkomen van hun
ouders geen recht hebben op een aanvullende beurs, en het feit dat studenten een lagere
compensatie krijgen dan anderen?
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. De regering
ziet dat er naast sociale minima ook studenten zijn die door hoge energiekosten in
financiële problemen komen en heeft daarom ook voor studenten een regeling willen
treffen. Tegelijkertijd heeft de regering zich bij het opstellen van dit wetsvoorstel
als doel gesteld om te borgen dat de middelen terecht komen bij die groepen die de
ondersteuning het meest nodig hebben. Daarom is ervoor gekozen studenten uit te sluiten
van de energietoeslag 2023 en een separate regeling tegemoetkoming energiekosten 2023
voor studenten te treffen. Daarbij is gekozen voor een nadere afbakening van de doelgroep
en voor een voor deze groep geëigende hoogte van de tegemoetkoming.
Het bedrag voor de eenmalige tegemoetkoming voor studenten is gebaseerd op de woon-
en inkomenssituaties van studenten, die anders en diverser zijn dan die van huishoudens
met een inkomen op of rond het sociaal minimum. Daarbij is het goed om op te merken
dat anders dan bij de energietoeslag, die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming
op individueel studentenniveau wordt vastgesteld.
De afbakening van de doelgroep in de regeling voor studenten is gebaseerd op het uitgangspunt
van het studiefinancieringsstelsel dat de bekostiging van de studie een gedeelde verantwoordelijkheid
is van de overheid, de student zelf en diens ouders. Het is nooit de filosofie geweest,
en dat is het ook nu niet, om studenten vanuit de overheid zodanig te ondersteunen
dat zij kunnen studeren zonder daarnaast te werken of te lenen. Op basis van dit uitgangspunt
kiest de regering er in dit wetsvoorstel dan ook voor dat ook de gestegen energiekosten
voor studenten niet uitsluitend door de overheid worden opgevangen, maar vanuit deze
drie inkomstenbronnen: een bijdrage van de overheid, een bijdrage van de ouders, en
een bijdrage van de student zelf. De overheid doet reeds een extra bijdrage aan de
gestegen energiekosten voor alle studenten, door middel van de verhoging van de basisbeurs
van € 164,30. Voor wat betreft de studenten die een aanvullende beurs ontvangen, kan
worden verondersteld dat de ouderbijdrage in veel gevallen niet kan meestijgen met
de energieprijzen. Daarom wordt voor deze studenten een eenmalige tegemoetkoming voorgesteld.
Daarnaast wordt van alle studenten verwacht dat zij bijdragen aan hun eigen levensonderhoud
door te werken of te lenen. Daarom richt het wetsvoorstel zich op uitwonende studenten
waarvan ouders niet (volledig) in staat zijn om de ouderlijke bijdrage te leveren.
Dit onderscheid acht de regering legitiem, doelmatig en proportioneel, zoals is uitgewerkt
in paragraaf 2.2.1 van de Memorie van Toelichting, en daarmee juridisch houdbaar.
Voor studenten in de leenfase is inmiddels een passende en uitvoerbare regeling uitgewerkt.
Deze wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging
die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat bij de separate eenmalige tegemoetkoming aansluiting is gezocht bij de
uitgangspunten en systematiek van de studiefinanciering. Deze leden hebben hier begrip
voor. Evenwel hebben zij de vraag waarom de regering er bij de financiering niet voor
heeft gekozen ook aan te sluiten bij de financiering van de studiefinanciering en
de middelen te dekken uit de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap (OCW)? Zij vinden het, ondanks dat zij de ondersteuning van studenten van
harte steunen, teleurstellend dat de financiering van de tegemoetkoming voor studenten
ten koste gaat van het budget voor het reguliere armoede- en schuldenbeleid. Zij hadden
een voorkeur gehad voor dekking van de kosten vanuit de begroting van OCW.
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Zoals in juni
jl. aan uw Kamer gemeld18 was de eerste verwachting dat het wetsvoorstel in juni 2023 ingevoerd zou kunnen
worden. Omdat het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en enkele
rechterlijke uitspaken over het recht van studenten op energietoeslag reden vormden
het wetsvoorstel nader te bezien, is deze termijn niet haalbaar gebleken. Met name
het uitwerken van een regeling voor studenten heeft enige tijd gevergd. Gelet op de
urgentie om het wetsvoorstel zo spoedig mogelijk af te ronden, te meer om mensen die
rekenen op deze toeslag niet langer te laten wachten, is ervoor gekozen om de regeling
voor studenten in dit wetsvoorstel te laten aansluiten bij de Participatiewet, waarin
ook de regeling voor huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum
wordt geregeld. De in dit wetsvoorstel geregelde eenmalige tegemoetkoming voor studenten
laat uiteraard onverlet de verantwoordelijkheid van de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voor de financiële toegankelijkheid van het onderwijs.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het bedrag voor de tegemoetkoming voor
studenten wordt opgenomen in een ministeriële regeling. In de Memorie van Toelichting
staat dat de reden hiervoor is dat de «precieze omvang van de groep nog niet vaststaat».
Dit bedrag staat niet in het wetsvoorstel zelf, maar zal bij ministeriële regeling
worden vastgesteld. Betekent dit dat het totale budget vaststaat en daarmee het bedrag
per student afhankelijk is van de totale omvang van de groep, zo vragen deze leden.
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Het bedrag per
student (van de tegemoetkoming) bedraagt € 400 voor uitwonende studenten met een basisbeurs
en een aanvullende beurs. Dit staat niet in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel,
maar is, tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel, per brief aan uw Kamer gemeld.19
In paragraaf 2.2.3 van de Memorie van Toelichting staat inderdaad nog de passage waaraan
de leden van de ChristenUnie-fractie refereren. Hierin is de worsteling zichtbaar
die is doorlopen om beter zicht te krijgen op (de kenmerken van) de doelgroep van
studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende
lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun
studie doen dan de nominale duur van hun studie). Uiteindelijk is ervoor gekozen om
deze groep in het huidige wetsvoorstel uit te sluiten (zie paragraaf 2.2.2.3) met
de toezegging een ultieme poging te doen om zo snel als mogelijk deze groep studenten
in kaart te krijgen en te bezien of het wenselijk, passend en uitvoerbaar is om deze
studenten een eenmalige tegemoetkoming in de energiekosten te verstrekken. Inmiddels
is het gelukt om ook voor deze groep studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare
regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel
van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de reden dat het bedrag bij ministeriële regeling wordt vastgesteld is dat
de precieze omvang van de groep nog niet vaststaat en leest dat «Bij het vaststellen
van het bedrag zal onder meer gekeken worden naar de specifieke situatie voor studenten».
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Het bedrag per student
(van de tegemoetkoming) bedraagt € 400 voor uitwonende studenten met een basisbeurs
en een aanvullende beurs. Dit staat niet in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel,
maar is, tegelijk met de aanbieding van het wetsvoorstel, per brief aan uw Kamer gemeld.20
Voor een nadere toelichting verwijst de regering naar het antwoord hierboven op de
vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie.
Dit lid hoort graag waar de regering nog meer naar zal kijken, behalve de «specifieke
situatie voor studenten» en wat zij verstaat onder deze situatie.
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Met de formulering «de
specifieke situatie voor studenten» is beoogd de complexiteit te omvatten van de specifieke
groep van studenten die nog wel gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van een rentedragende
lening, maar geen recht meer hebben op een prestatiebeurs (omdat zij langer over hun
studie doen dan de nominale duur van hun studie). Inmiddels is ook voor studenten
in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling uitgewerkt. Deze regeling wordt
aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een nota van wijziging die separaat
aan uw Kamer wordt aangeboden.
Ook hoort zij graag of er inmiddels meer bekend is over de omvang van de groep studenten
die volgens dit voorstel recht heeft op de tegemoetkoming, gezien de Minister in de
toelichtende brief op het wetsvoorstel de hoogte van het bedrag à € 400 noemt.
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De inschatting is dat
zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en WO in aanmerking zullen komen voor een tegemoetkoming.
Dit betreft de groep studenten die in aanmerking komen voor een prestatiebeurs en
een aanvullende beurs. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat noodzakelijkerwijs
op onderdelen gerekend is data van voor de invoering van het leenstelsel (2014). Intussen
is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare regeling
te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel van een
nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting is dat
van deze groep zo’n 67.000 studenten in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming
van € 400.
Het aantal studenten dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming is aanzienlijk
hoger dan het aantal studenten dat in aanmerking zou komen op basis van de door gemeenten
gehanteerde criteria voor de energietoeslag.
Het lid van de BBB-fractie wenst verder onderbouwing van de regering dat de in de
toelichtingsbrief genoemde € 400 een redelijke tegemoetkoming is en hoort graag waarop
het vaststellen van de hoogte van het bedrag gebaseerd wordt.
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Het bedrag van € 400 is
door de regering als een redelijk bedrag vastgesteld. Hier ligt, net als bij het bedrag
van € 1.300 van de energietoeslag, geen precieze berekening aan ten grondslag. Het
bedrag is tot stand gekomen door onder meer te kijken naar de te verwachten energiekosten
van studenten in verschillende woonvormen. Daarbij is meegewogen dat, vergelijkbaar
met de studiefinanciering, de overheid een rol wil spelen bij het mogelijk maken van
een studie, aanvullend op de verantwoordelijkheid die een student en zijn of haar
ouders daarin hebben. Daarnaast is het goed om op te merken dat anders dan bij de
energietoeslag die op huishoudniveau wordt toegekend, de tegemoetkoming op individueel
studentenniveau wordt vastgesteld. Ook dit is meegewogen bij de vaststelling van een
redelijk bedrag, evenals de koopkrachtmaatregel. Voor studiejaar 2023–2024 krijgen
uitwonende studenten en scholieren per maand een verhoging van € 164,30 van de basisbeurs
of basistoelage. Deze tijdelijke maatregel is bedoeld om studenten een jaar lang extra
te helpen, omdat ook studenten en scholieren te maken krijgen met sterk stijgende
prijzen.
2.4. Ambtshalve vaststellen
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie zijn benieuwd of de regering bereid is om gemeenten toestemming te geven om de inkomenstoets
via het inlichtingenbureau al uit te laten voeren voordat de wetswijziging van kracht
is, zodat zo snel mogelijk na de wetswijziging kan worden gestart met de ambtshalve
toekenningen. Hiermee kan ervoor worden gezorgd dat minimahuishoudens hun toeslag
circa een maand eerder kunnen ontvangen. Hoe beoordeelt de regering dit in het licht
van de aangenomen motie Tony van Dijck waarin de regering wordt gevraagd te zorgen
dat de energietoeslag zo snel mogelijk wordt uitgekeerd?21
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. Voor
het toetsen van gegevens door het inlichtingenbureau is een wettelijke grondslag nodig.
Deze is er pas (voor 2023) nadat de wet in werking is getreden. Hoewel de regering
begrip heeft voor de wens van gemeenten om zich alvast voor te bereiden, is het niet
mogelijk om anticiperend op de wetswijziging alvast de toetsing via het inlichtingenbureau
op te starten.
2.5. Bevorderen uniforme uitvoering
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat zo goed als alle gemeenten bij de uitvoering van de energietoeslag 2022
een minimale inkomensgrens van 120% van het sociaal minimum hebben gehanteerd. Verschillende
gemeenten hanteerden ook hogere grenzen.
Deze leden vragen de regering voor welke inkomensgrens er budget is vastgesteld voor
gemeenten.
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Het kabinet
heeft in de begroting 2023 een bedrag van € 900 miljoen gereserveerd voor een eenmalige
energietoeslag voor huishoudens met een laag inkomen. Dit is aanvullend op de € 500 miljoen
die gemeenten bij decembercirculaire 2022 al hebben ontvangen, en naar eigen inzicht
al ten behoeve va nde energietoeslag 2022 konden uitkeren of als onderdeel van de
energietoeslag 2023 kunnen uitkeren aan hun inwoners.
De € 900 miljoen wordt via de decentralisatie-uitkering verdeeld over gemeenten. Het
betreft hier een totaalbedrag waarin ook uitvoeringskosten en een tegemoetkoming voor
de verdeelproblematiek uit het jaar 2022 (en mogelijk 2023) zijn inbegrepen. Bij de
totstandkoming en verdeling van dit budget is uitgegaan van de doelgroep met een inkomensgrens
tot 120% van het sociaal minimum op basis van CBS-statistieken. Gemeenten hebben de
beleidsvrijheid om deze grens anders te bepalen om beter aan te sluiten bij hun lokale
minimabeleid. Indien gemeenten ervoor kiezen een hogere inkomensgrens te hanteren
dan 120% sociaal minimum en hierdoor niet uitkomen met het ontvangen budget, is het
aan de gemeente om het verschil te financieren.
Zijn gemeenten verplicht om bij de energietoeslag 2023 een bepaalde ondergrens te
hanteren met betrekking tot de inkomensgrens? Kan de regering nader toelichten waarom
hier wel of niet voor gekozen is?
De regering antwoordt de leden van de ChristenUnie-fractie als volgt. Gemeenten zijn
niet wettelijk verplicht om een minimale inkomensgrens te hanteren, net als dat zij
de vrijheid hebben om een hogere inkomensgrens te hanteren. Gemeenten wordt wel nadrukkelijk
geadviseerd om energietoeslag uit te keren aan huishoudens tot 120% sociaal minimum.
Het niet voorschrijven van te hanteren inkomensgrenzen sluit aan bij de verhoudingen
tussen het Rijk en gemeenten de daarbij behorende beleidsvrijheid. Het dwingend voorschrijven
van inkomensgrenzen zou maken dat de uitvoering van de wet voor gemeenten tot aanzienlijk
hogere uitvoeringskosten zou leiden, doordat men niet zou kunnen aansluiten bij hun
reguliere armoedebeleid en niet voor een groot deel van de doelgroep de energietoeslag
ambtshalve zou kunnen toekennen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de handreiking voor gemeenten kan delen met de Kamer, met een
toelichting waarin de handreiking precies verschilt met die van 2022. De leden van
de PvdA- en GroenLinks-fractie vragen wanneer naar verwachting de handreiking en modelbeleidsregels zullen worden
gepubliceerd. Het lid van de BBB-fractie leest dat uniformiteit van de uitvoering van de energietoeslag wordt bevorderd door
net als in 2022 een handreiking op te stellen voor gemeenten. Dit lid ziet graag dat
de regering de handreiking zo spoedig mogelijk met de Tweede Kamer deelt en vraagt
de regering of zij kan aangeven waarin deze handreiking eventueel zal verschillen
met die van 2022.
De regering antwoordt de leden van de CDA-, PvdA-, GroenLinks en BBB-fractie als volgt.
De Handreiking
eenmalige energietoeslag 2023 zal na publicatie van de wet worden gepubliceerd. Daarbij
zal ook inzichtelijk worden gemaakt waarin de handreiking voor 2023 verschilt van
de handreiking voor 2022. De handreiking bevat tevens de modelbeleidsregels.
2.6. Onbelaste verstrekking
Het lid van de BBB-fractie leest dat de toeslag onbelast verstrekt kan worden, omdat deze eenmalig is en niet
periodiek verstrekt wordt. Dit lid hoort graag van de regering of de energietoeslag
nog onbelast verstrekt kan worden, als in 2024 eventueel weer een energietoeslag mogelijk
wordt gemaakt.
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De energietoeslag 2023
kan belastingvrij worden verstrekt omdat wederom geen sprake is van een periodieke
uitkering als bedoeld in afdeling 3.5 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001.
Een eenmalige uitkering kan onbelast worden verstrekt mits op het moment van toekennen
vaststaat dat de uitkering geen onderdeel is of kan zijn van een reeks uitkeringen
die afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis en de uitkering geen onderdeel vormt
van een complex van rechten en verplichtingen. Gezien de vormgeving en gekozen tekst,
zou een fiscale beoordeling van de eenmalige uitkering in 2023 op dezelfde wijze gebeuren
als voor 2022. Dat wil zeggen dat de energietoeslag in 2023 zou worden beoordeeld
als een eenmalige uitkering en dat er niet een reeks uitkeringen ontstaat omdat in
2022 tevens een eenmalige energietoeslag is uitgekeerd.
Bovenstaande betekent niet dat voor 2024 of andere jaren ook direct dezelfde redenering
kan worden toegepast bij een eventuele nieuwe energietoeslag. Dit zal iedere keer
opnieuw moeten worden beoordeeld.
3. Uitkeringslasten en uitvoeringskosten
De leden van de D66-fractie weten dat gemeenten worstelen met de uitvoering van deze regeling, en zoals vermeld
zijn deze leden gemeenten zeer dankbaar voor het feit dat ze dit opnieuw willen doen.
Zij zijn benieuwd of de regering kan omschrijven of, gegeven het feit dat gemeenten
dit al eens hebben uitgevoerd, de uitvoering dit jaar wellicht minder uitvoeringslasten
met zich meebrengt. Ook gegeven het feit dat er een bestaande infrastructuur is die
aangewend kan worden, de doelgroep wellicht al grotendeels in beeld is, en de gemeenteambtenaren
al ervaring hebben met de uitvoering van de regeling. Kan een inschatting gegeven
worden van hoeveel procent efficiënter de regeling dit jaar uitgevoerd kan worden?
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. De verwachting is inderdaad
dat de uitvoering van de eenmalige energietoeslag 2023 gemeenten minder uitvoeringlasten
met zich meebrengt dan in 2022. Belangrijkste winst ligt daarbij in de mogelijkheid
om een groter deel van de doelgroep via een ambtshalve toekenning in plaats van op
aanvraag de energietoeslag toe te kennen. Hoeveel procent efficiënter de regeling
uitgevoerd kan worden is niet bekend, en zal per gemeente verschillen, net zoals we
nu ook verschillen zien tussen gemeenten. Voor het macrobudget is dit in mindere mate
relevant, omdat de regering uitgaat van een ongedeeld budget voor toekenningen energietoeslag
en uitvoeringskosten. Tegenover lagere uitvoeringskosten staat bijvoorbeeld een mogelijk
grotere doelgroep in 2023 door stijging van het sociaal minimum.
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar welke alternatieven de regering
ziet, mocht het noodzakelijk blijken om ook volgend jaar nog een energietoeslag uit
te keren. Deze leden lezen dat veel alternatieven bekeken maar afgeserveerd zijn.
Maar zijn er bijvoorbeeld maatregelen die genomen kunnen worden om de uitvoeringslasten
voor gemeenten te beperken?
De regering antwoordt de leden van de leden van de D66-fractie als volgt. Of en, zo
ja, welke maatregelen er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel
uit van de zogenaamde augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag
geïnformeerd.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie constateren dat de Wet energietoeslag 2023 meermaals is uitgesteld. Hierdoor hebben
gemeenten lang in onduidelijkheid verkeerd en niet zelden kosten gemaakt, bijvoorbeeld
omdat zij een energieloket in stand hebben gehouden of omdat zij andere middelen hebben
aangewend om mensen met financiële problemen wegens hoge energiekosten te helpen.
Op welke manier gaat de regering de gemeenten die kosten hebben moeten maken vanwege
het uitblijven van de Wet energietoeslag 2023 tegemoetkomen?
De regering antwoordt de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie als volgt. De regering
erkent dat het wetsvoorstel eenmalige energietoeslag 2023 langer op zich heeft laten
wachten dan gehoopt. De regering ziet ook dat dit voor gemeenten niet ideaal is en
onzekerheid met zich meebrengt. Het betreft echter de eigen beleidsvrijheid van gemeenten
om in afwachting van het wetsvoorstel nog specifieke acties te ondernemen. De regering
ziet zich dan ook niet genoodzaakt om deze eventuele kosten te vergoeden.
4. Financiering en verantwoording uitvoering
4.1. Middelen gemeenten t.b.v. eenmalige energietoeslag 2023
De leden van de CDA-fractie lezen dat er voor de eenmalige energietoeslag 2023 een budget van € 1,4 miljard
gereserveerd is. In 2022 heeft een deel van de gemeenten aangegeven middelen tekort
te komen op de energietoeslag, terwijl andere gemeenten overhielden. Goed dat de regering
dit erkent en de verdeelsystematiek in onderhavig wetsvoorstel aanpast. De Raad van
State merkt hierover op dat in de toelichting niet duidelijk wordt aangegeven hoe
de nieuwe verdeling ervoor gaat zorgen dat de middelen daadwerkelijk op een adequate
wijze verdeeld gaan worden. Kan de regering dit nog eens nader toelichten?
Deze leden lezen in de Memorie van Toelichting dat in een bestuurlijk overleg met
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is besloten om een deel van het budget
(de eerder genoemde € 900 miljoen?) in te zetten om verdeelproblematiek uit het jaar
2022 mee op te lossen. Kan de regering hierop een toelichting geven? Hoe verhoudt
dit zich tot de aangehouden motie Palland?22
De regering antwoord de leden van de CDA-fractie als volgt. De financiële middelen
voor de energietoeslag 2023 worden zo passend mogelijk verdeeld over gemeenten. Geconstateerd
is dat de verdeling van de middelen voor de energietoeslag in 2022 (via de algemene
uitkering – verdeelmodel cluster minimabeleid) niet geheel aansluit bij de kosten
van gemeenten. De verdeling van de middelen voor 2023 wordt dan ook aangepast. De
middelen zullen via een decentralisatie-uitkering worden verdeeld. Net als bij een
verdeling via de algemene uitkering behouden gemeenten hiermee hun beleidsvrijheid.
Voor de verdeelsystematiek wordt gebruik gemaakt van de CBS-statistiek «Huishoudens
met langdurig laag inkomen < 120% sociaal minimum».
Er wordt gewerkt met een driejaarsgemiddelde (2019–2021). VNG, Divosa en het Rijk
zijn op basis van gezamenlijke analyses tot de conclusie gekomen dat deze verdeelsystematiek
het meest passend is, en goed aansluit bij de te verwachten kosten van gemeenten.
Een deel van het budget voor de energietoeslag 2023 is gereserveerd en apart gehouden
om eventuele toekomstige problemen in de verdeelsystematiek die leiden tot tekorten
bij gemeenten te kunnen ondervangen. Dit wordt de komende tijd nog nader uitgewerkt.
Daarnaast is vanuit het budget voor 2023 een oplossing gecreëerd voor gemeenten die
in 2022 nadeel hadden van de verdeelsystematiek. Gemeenten die in 2022 minder budget
hebben ontvangen dan zij nodig hadden om 90% van de verwachte doelgroep te bereiken
ontvangen compensatie. Om 90% bereik vast te stellen, is gebruik gemaakt van de CBS-statistiek
«Huishoudens met een langdurig laag inkomen < 120% sociaal minimum». Deze statistiek
vormt ook de basis voor de verdeelsystematiek 2023. In de berekening van de hoogte
van de compensatie is rekening gehouden met uitvoeringskosten. Het gaat dus niet om
compensatie van het feitelijke tekort maar van een verwacht tekort. Deze compensatie
wordt automatisch toegekend. Gemeenten hoeven daar geen aanvraag voor in te dienen
of bewijslast voor te overleggen.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie hebben geconstateerd dat Divosa heeft onderzocht dat bijna de helft van de gemeenten
aangaven dat bij de uitkering van de energietoeslag 2022 het budget niet toereikend
was. Hoe kijkt de regering aan tegen deze bevinding? Op welke manier gaat zij zorgen
dat bij de energietoeslag 2023 gemeenten niet met de rekening blijven zitten? Op welke
manier gaat de regering zorgen dat gemeenten nu voldoende middelen hebben om de energietoeslag
uit te keren zonder andere middelen aan te hoeven wenden? Deze leden constateren in
dit licht ook dat bij het toekennen van de energietoeslag gemeenten mogen aansluiten
bij de grenzen van het eigen minimabeleid. Bij sommige gemeenten wordt bij het toekennen
van minimaregelingen gekeken naar het inkomen in het voorafgaande jaar (refertejaar).
Bij een inkomenstoets via het inlichtingenbureau (zoals opgenomen in het wetsvoorstel
eenmalige energietoeslag) wordt er gekeken naar een maandinkomen in het lopende jaar.
Dit leidt ertoe dat deze gemeenten zowel op basis van het inkomen in het huidige jaar
als in het voorafgaande jaar de toeslag mogen gaan toekennen. Dit kan leiden tot een
groter aantal verstrekkingen en meer kosten dan waarvoor budget beschikbaar wordt
gesteld. Op welke manier garandeert de regering dat gemeenten voldoende financiële
middelen ter beschikking krijgen om dit grotere aantal verstrekkingen te dekken? Op
welke manier wordt het peilmoment bepaald?
Voor 2023 is in overleg met VNG € 32,5 miljoen uit het budget apart gehouden. Mocht
er ondanks de verbetering in de verdeelsystematiek alsnog sprake zijn van problemen
in de verdeling van het budget, dan kunnen gemeenten een beroep doen op een deel van
deze gereserveerde middelen. Dit wordt de komende tijd, in afstemming met VNG, nog
nader uitgewerkt.
Het lid van de BBB-fractie leest dat er voor 2023 € 32,5 miljoen van de € 900 miljoen wordt gereserveerd voor
het geval er, ondanks de verbeterde verdeelsystematiek ten opzichte van 2022, weer
een verdeelprobleem optreedt. In de meegestuurde beslisnota’s wordt gesproken over
eventuele criteria waaraan gedacht wordt voor dit vangnet – zoals dat alleen kosten
hiermee kunnen worden opgevangen voor het uitkeren van energietoeslag aan huishoudens
tot 120% sociaal minimum, maar dit lid leest niets over eventuele criteria in de Memorie
van Toelichting. Zij is benieuwd aan welke criteria de regering denkt om gemeenten
in aanmerking te laten komen voor het vangnetbudget, en vraagt hoe dit vangnet wordt
ingericht.
Verder hoort het lid van de BBB-fractie graag of de regering garant staat voor eventuele
hogere uitgaven dan ingeschat. In de beslisnota is te lezen dat VNG akkoord is met
een vangnet, maar de garantie wil dat wanneer het vangnet overvraagd wordt, er vanuit
het Rijk extra middelen beschikbaar worden gesteld. Kan de regering dit toezeggen?
En welk bereik kunnen gemeenten financieren wanneer men niet uitgaat van lagere uitvoeringskosten
door gemeenten?
De regering antwoordt de leden van de BBB-fractie als volgt. Met de aangepaste verdeelsystematiek
voor het jaar 2023 zal het budget voor de energietoeslag 2023 passender worden verdeeld
over gemeenten. Desondanks kan op gemeenteniveau verschil ontstaan tussen de gebruikte
verdeelstatistiek en het werkelijke bereik. Om een oplossing te bieden voor te grote
afwijkingen (ten nadele van gemeenten), is vanuit het budget voor de energietoeslag
2023 € 32,5 miljoen gereserveerd. Hiermee kunnen gemeenten die een hoger bereik realiseren
dan waarvoor zij budget hebben ontvangen, gecompenseerd worden. In de vangnetconstructie
wordt uitgegaan van een bereik van het aantal huishoudens met een inkomen tot 120%
sociaal minimum.
De uitgangspunten die ten behoeve van de vangnetconstructie zijn afgesproken, betreffen:
• Drempel = 2% hoger bereik of + € 150.000. De drempel (% of €) welke als eerste overschreden
wordt geldt;
• Geen eigen risico – na overschrijding van de drempelwaarde wordt het volledige tekort
vergoed;
• Er geldt een standaardopslag van 5% uitvoeringskosten;
• Bij overschrijding van het gereserveerde budget, ontvangen gemeenten naar rato compensatie;
• Overgebleven middelen van het gereserveerde budget worden over alle gemeente verdeeld
o.b.v. de verdeelsystematiek van de energietoeslag 2023.
De verwachting is dat de apart gehouden middelen voldoende zijn om eventuele problemen
in de verdeling te compenseren. Indien het beroep op het vangnet groter is dan de
beschikbare middelen wordt de tegemoetkoming evenredig neerwaarts bijgesteld.
4.2. Middelen Dienst Uitvoering Onderwijs t.b.v. eenmalige tegemoetkoming energiekosten
studenten
De leden van de VVD-fractie vinden het onduidelijk waar de dekking op de begroting voor de energietoeslag voor
uitwonende studenten met een aanvullende beurs gevonden wordt. Deze leden vragen zich
af of er dekkingsmaatregelen genomen worden. Zo ja, welke? Of wordt de dekking gevonden
uit onderuitputting op de SZW-begroting?
De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Als gevolg van de mogelijkheid
om ook studenten in de leenfase een eenmalige tegemoetkoming uit te keren is het gereserveerde
budget met € 6 miljoen opgehoogd tot € 71 miljoen. Er zijn verschillende dekkingsbronnen
ingezet om een budget van € 71 miljoen vrij te maken voor studenten, zo meldt de regering
de leden van de VVD-fractie. Dekking is in 2023 gevonden in onderuitputting van het
Tijdelijk Noodfonds Energie (€ 17,5 miljoen), de reservering voor de Preventie van
Geldzorgen (€ 10 miljoen), de resterende incidentele middelen voor flankerend beleid
bij de aanpak van de energiecrisis (€ 5,75 miljoen) en een deel van de niet-benodigde
LPO-middelen (€ 14,25 miljoen). De overige € 17,5 miljoen komt van artikel 99 van
de SZW-begroting. Deze middelen zijn door middel van een kasschuif naar 2024 verschoven.
Dekking voor de ophoging van € 6 mln. loopt mee in de Ontwerpbegroting 2024. De uitbetaling
van de eenmalige tegemoetkoming door DUO is vanaf begin 2024 voorzien.
Om de effectiviteit van de wet te kunnen beoordelen hoort het lid van de BBB-fractie graag welk bereik van studenten met een uitwonende beurs en aanvullende beurs gefinancierd
kan worden met het gereserveerde budget. Verder hoort dit lid graag of los van deze
middelen ook middelen gereserveerd zijn voor de groep studenten ouder dan 21 jaar
die geen recht meer hebben op een prestatiebeurs en daardoor deze tegemoetkoming niet
ontvangen. En zo nee, waarom niet en waar kunnen deze studenten dan terecht voor een
tegemoetkoming?
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. De inschatting is dat
zo’n 100.000 studenten in het MBO, HBO en WO in aanmerking zullen komen voor een tegemoetkoming.
Dit betreft de groep studenten die in aanmerking komt voor een prestatiebeurs en een
aanvullende beurs. Deze raming is met enige onzekerheid omgeven doordat noodzakelijkerwijs
op onderdelen gerekend is data van voor de invoering van het leenstelsel (2014).
Intussen is het gelukt om ook voor studenten in de leenfase een passende en uitvoerbare
regeling te treffen. Deze regeling wordt aan het wetsvoorstel toegevoegd door middel
van een nota van wijziging die separaat aan uw Kamer wordt aangeboden. De inschatting
is dat in deze groep zo’n 67.000 studenten in aanmerking komen voor een eenmalige
tegemoetkoming van € 400. Dit is een hoger aantal dan wanneer precies dezelfde criteria
gehanteerd konden worden als voor de studenten met een prestatiebeurs. Dit heeft ermee
te maken dat het onderscheid uit- en thuiswonend niet gemaakt kan worden.
Het aantal studenten dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming is aanzienlijk
hoger dan het aantal studenten dat in aanmerking zou komen op basis van de door gemeenten
gehanteerde criteria voor de energietoeslag.
Om de tegemoetkoming energiekosten voor studenten uit te keren was € 65 miljoen gereserveerd.
Deze reservering betrof ook de groep studenten in de leenfase. Na doorrekening van
de uitwerking die nu voor studenten in de leenfase wordt gehanteerd, is € 6 miljoen
extra budget vrijgemaakt. In totaal is nu dus € 71 miljoen gereserveerd voor de eenmalige
tegemoetkoming aan studenten. Deze middelen kunnen ook worden ingezet voor studenten
in de leenfase. Dit budget is ook bedoeld voor de uitvoeringskosten van DUO.
7. Uitvoering
De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe bij onverwachte uitvoeringsproblemen bij gemeenten snel en
daadkrachtig ingegrepen kan worden, zodat de doelgroep zo snel als mogelijk de toegezegde
eenmalige energietoeslag kan ontvangen.
De regering antwoordt de leden van de VVD-fractie als volgt. Gedurende de voorbereidingen
en de daadwerkelijke uitvoering vindt continue overleg met de VNG en Divosa plaats.
Ook is er voor gemeenten een loket voor vragen geopend, zodat continue vinger aan
de pols wordt gehouden en op tijd eventuele onverwachte ontwikkelingen onderling kunnen
worden besproken. Mochten zich onverwachte uitvoeringsproblemen voordoen, dan treedt
de regering hierover in overleg om te bezien of en welke maatregelen nodig zijn.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de energietoeslag kan worden verstrekt tot 31 augustus 2024 en dat gemeenten
zelf kunnen bepalen wanneer wordt uitgekeerd. Wordt er in de handreiking een voorkeursmaand
aangegeven? Is het niet wenselijk om de toeslag alsnog in 2023 uit te keren?
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Het streven is vanzelfsprekend
om de energietoeslag zo veel mogelijk in 2023 uit te keren. De regering heeft geen
twijfel dat gemeenten hier ook naar zullen streven. Zeker voor de groep waarvoor toekenning
ambtshalve mogelijk is. Niet ieder huishouden zal ambtshalve bereikt kunnen worden.
Er zal dan ook ruimte moeten zijn om op aanvraag de energietoeslag toe te kennen.
Vandaar dat tot en met 31 augustus 2024 de energietoeslag door gemeenten toegekend
kan worden.
8. Doeltreffendheid en doelmatigheid
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of een inschatting kan worden gemaakt van de effecten van deze maatregel
op de armoedecijfers. Ook zijn deze leden benieuwd of deze maatregel al meegenomen
was in de armoederamingen die de afgelopen maanden gepubliceerd zijn.
De regering antwoordt de leden van de D66-fractie als volgt. Het CPB heeft de energietoeslag
voor 2023 meegenomen in zijn (armoede)ramingen sinds de Macro-economische Verkenning
2023 van Prinsjesdag in 2022. Als de energietoeslag voor 2023 geen doorgang zou vinden,
dan zou de armoede in 2023 toenemen. In het Centraal Economisch Plan 2023 (CEP) bedroeg
de armoede in personen 4,7% en kinderarmoede 6,1%. Zonder de energietoeslag zou de
armoede in personen 5,5% en kinderarmoede 6,4% bedragen in 2023.
11. Ontvangen commentaren
De leden van de CDA-fractie vinden het goed om te vernemen dat de VNG positief is over de wettelijke afbakening
van de doelgroep, zodat dit aansluit bij het lokale minimabeleid. Deze leden vinden
het begrijpelijk dat de VNG vraagt om een langetermijnvisie. De regering geeft aan
dat zij hier de komende periode aan gaat werken, samen met de gemeenten. Aan welke
maatregelen wordt dan gedacht, in geval van hoog blijvende energieprijzen?
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen
er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde
augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover met Prinsjesdag geïnformeerd.
De regering antwoordt de leden van de CDA-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen
nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde
augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover bij Prinsjesdag geïnformeerd.
Het lid van de BBB-fractie leest dat de VNG een aantal keer wijst op de verantwoordelijkheid van het Rijk voor
landelijk inkomensbeleid en dat de VNG oproept tot een structurele aanpak, zodat gemeenten
zich kunnen richten op lokale ondersteuning aan mensen die ondanks landelijke inkomensondersteuning
alsnog in een financieel kwetsbare positie zitten en maatwerk nodig hebben. Het lid
leest dat de regering in reactie hierop aangeeft dat zij het belang van een langetermijnvisie
onderschrijft en stelt hier de komende periode aan te werken, samen met gemeenten.
Zij is dan ook benieuwd of de regering kan aangeven aan wat voor structurele maatregel(en)
wordt gedacht, in het geval de energieprijzen hoog blijven.
De regering antwoordt het lid van de BBB-fractie als volgt. Of en zo ja welke maatregelen
er nodig zijn in het kader van het koopkrachtbeleid, maakt onderdeel uit van de zogenaamde
augustusbesluitvorming. Uw Kamer wordt hierover separaat nader geïnformeerd.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.