Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van wet zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
35 999 Voorstel van wet van de leden Koerhuis, Van der Plas, Grinwis en Westerveld tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet in verband met het bieden van huurbescherming aan weeskinderen (Wet huurbescherming weeskinderen)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
Nr. 6 VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE AFDELING ADVISERING
VAN DE RAAD VAN STATE
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gewenst is Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek en de Woningwet te wijzigen om betere huurbescherming te bieden aan weeskinderen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In artikel 274 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt, onder vervanging
van de punt aan het slot van het laatste onderdeel door een puntkomma, een onderdeel
[waarvan de letteraanduiding alfabetisch aansluit op het laatste onderdeel] toegevoegd,
luidende:
#. indien de huurder die op grond van artikel 54d van de Woningwet als oudste bewoner
de huur heeft voortgezet de leeftijd van achtentwintig jaren heeft bereikt of, indien
deze overleden is, zou hebben bereikt, en tevens blijkt dat de huurder en eventuele
medehuurders als bedoeld in het zesde lid van dat artikel andere passende woonruimte
kan of kunnen verkrijgen.
ARTIKEL II
Na artikel 54b van de Woningwet worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 54c
1. Indien na overlijden van de huurder van de woning van een toegelaten instelling geen
persoon de huur krachtens artikel 268 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek voortzet,
informeert de toegelaten instelling de andere bewoner die zijn hoofdverblijf heeft
bij de overleden huurder op het moment van diens overlijden, ten minste over zijn
contractuele rechten en plichten.
2. De toegelaten instelling zendt de informatie, bedoeld in het eerste lid, bij aangetekende
brief en niet eerder dan twee weken maar uiterlijk binnen een maand na het overlijden
van de huurder.
Artikel 54d
1. Bij overlijden van de huurder van de woning van een toegelaten instelling zet, onverminderd
artikel 234 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 268, tweede lid, van
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en in afwijking van het zesde lid van dat artikel,
de bewoner, bedoeld in het tweede lid, de huur voort tot hij de leeftijd van achtentwintig
jaren bereikt. Artikel 268, eerste lid, tweede volzin, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek is van overeenkomstige toepassing.
2. De bewoner, bedoeld in het eerste lid:
a. heeft de leeftijd van zestien jaren bereikt, doch niet de leeftijd van achtentwintig
jaren;
b. heeft zijn hoofdverblijf bij de overleden huurder; en
c. is door het overlijden van de huurder ouderloos geworden.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als ouderloos aangemerkt de bewoner,
bedoeld in het tweede lid, over wie de overlevende ouder gedurende ten minste een
aaneengesloten periode van drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan de dag van overlijden
van de huurder niet de gezamenlijke zorg met de overleden ouder voor de bewoner heeft
gehad dan wel, indien de bewoner meerderjarig is, niet in nauwe persoonlijke betrekking
tot hem heeft gestaan.
4. Indien de bewoner, bedoeld in het tweede lid, wat betreft draagkracht als bedoeld
in artikel 7, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, in aanmerking komt voor verkrijging
van huurtoeslag, wordt, in afwijking van artikel 246 van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek, de huurprijs verlaagd:
a. tot ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder b, van de Wet
op de huurtoeslag, indien de bewoner nog niet de leeftijd van drieëntwintig jaren
heeft bereikt;
b. tot ten hoogste het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet
op de huurtoeslag, indien de bewoner nog niet de leeftijd van achtentwintig jaren
heeft bereikt.
5. Indien de huurprijs is verlaagd op grond van het vierde lid, kan, in afwijking van
artikel 246 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de toegelaten instelling een voorstel
tot verhoging van de huurprijs niet eerder doen dan nadat de bewoner, bedoeld in het
tweede lid, de leeftijd van drieëntwintig jaren respectievelijk achtentwintig jaren
heeft bereikt. Artikel 248 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige
toepassing.
6. Indien meerdere bewoners op grond van het eerste lid de huur kunnen voortzetten,
wordt de oudste bewoner huurder en worden, in afwijking van artikel 266, eerste lid,
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de jongere bewoners, die de leeftijd van ten
minste zestien jaren hebben bereikt, medehuurder. Bij vertrek of overlijden van de
huurder, bedoeld in de eerste volzin, kunnen de medehuurders, in afwijking van het
eerste lid, de huur voortzetten gedurende de periode dat de huurder, bedoeld in de
eerste volzin, de huur kon voortzetten op grond van het eerste lid.
ARTIKEL III
Indien het bij koninklijke boodschap van 23 februari 2023 ingediende voorstel van
wet tot wijziging van de Wet op de huurtoeslag (vereenvoudiging van de huurtoeslag)
(Kamerstukken 36 311) tot wet is of wordt verheven en artikel I van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel II van deze wet, wordt in artikel II,
artikel 54d, vierde en vijfde lid, van deze wet «drieëntwintig jaren» vervangen door «eenentwintig jaren»;
b. later in werking treedt dan artikel II van deze wet, wordt in die wet na artikel I
een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IA
In artikel 54d, vierde en vijfde lid, van de Woningwet wordt «drieëntwintig jaren» vervangen door «eenentwintig jaren».
ARTIKEL IV
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
ARTIKEL V
Deze wet wordt aangehaald als: Wet huurbescherming weeskinderen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 23 | Voor | |
PVV | 16 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
BBB | 4 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
SGP | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 2 | Voor | |
Volt | 2 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Voor | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Voor | |
JA21 | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.