Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 377 Regels over een bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal (Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal)
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is bestuursrechtelijk op
te treden tegen de opslag en doorgifte van online kinderpornografisch materiaal;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Paragraaf 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1. Definities
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– aanbieder van een communicatiedienst:
de aanbieder van een communicatiedienst als bedoeld in artikel 138g van het Wetboek
van Strafvordering;
– aanbieder van hostingdiensten:
de aanbieder van een communicatiedienst bestaande in de opslag van gegevens die van
een ander afkomstig zijn;
– Autoriteit:
de Autoriteit, genoemd in artikel 2;
– geautomatiseerd werk:
een geautomatiseerd werk als bedoeld in artikel 80sexies van het Wetboek van Strafrecht;
– kinderpornografisch materiaal:
afbeeldingen als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht;
– ontoegankelijk maken:
het treffen van maatregelen ter voorkoming dat van online kinderpornografisch materiaal
wordt kennisgenomen, alsmede ter voorkoming van de verdere verspreiding van dit materiaal,
dan wel het verwijderen van het materiaal uit het geautomatiseerde werk, met behoud
van de gegevens ten behoeve van de strafvordering en de bestuursrechtelijke procedure;
– Onze Minister:
Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
Paragraaf 2. De Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal
Artikel 2. De Autoriteit
1. Er is een Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal.
2. De Autoriteit heeft tot taak:
a. de ontoegankelijkmaking van online kinderpornografisch materiaal af te dwingen;
b. onderzoek te doen naar, en informatie te verstrekken over, de aanwezigheid van online
kinderpornografisch materiaal teneinde de verspreiding daarvan onder het publiek te
beperken, waar mogelijk in samenwerking met private en publieke partijen.
3. De leden van de Autoriteit en de bij besluit van de Autoriteit aangewezen ambtenaren
zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
wet.
Artikel 2a. Inrichting
1. De Autoriteit bestaat uit drie leden, onder wie de voorzitter.
2. De leden van de Autoriteit worden op voordracht van Onze Minister bij Koninklijk
Besluit benoemd, geschorst of ontslagen.
3. Benoeming vindt plaats op grond van de deskundigheid die nodig is voor de uitoefening
van de taken van de Autoriteit, alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
4. De voorzitter wordt benoemd voor een periode van vijf jaar. De overige leden worden
benoemd voor een periode van vier jaar. De voorzitter en de overige leden kunnen worden
herbenoemd voor eenzelfde periode.
5. Schorsing en ontslag van de leden van de Autoriteit vindt slechts plaats wegens ongeschiktheid
of onbekwaamheid dan wel wegens andere zwaarwegende in de persoon van de betrokkene
gelegen redenen en geschiedt bij Koninklijk Besluit. De voordracht voor schorsing
of ontslag wordt niet gedaan dan nadat de Autoriteit daarover is gehoord.
6. Ontslag van een lid van de Autoriteit vindt voorts plaats op eigen verzoek.
Artikel 2b. Bestuursreglement
1. De Autoriteit stelt een bestuursreglement vast.
2. De Autoriteit maakt het bestuursreglement bekend in de Staatscourant, na de goedkeuring,
bedoeld in artikel 11 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.
Artikel 2c. Afwijking Kaderwet
1. De artikelen 12, 21 en 22 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn niet
van toepassing op de Autoriteit.
2. In afwijking van artikel 20 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is de Autoriteit
slechts verplicht aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken of inzage te geven
in zakelijke gegevens en bescheiden met betrekking tot het gevoerde financiële beheer
en de administratieve organisatie.
3. Artikel 23 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vindt slechts toepassing
ten aanzien van het door de Autoriteit gevoerde financiële beheer en de administratieve
organisatie.
Artikel 3. Strafuitsluitingsgrond
Artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op de Autoriteit
en de onder de Autoriteit werkzame personen, voor zover deze handelingen verrichten
ter uitvoering van de bij deze wet aan de Autoriteit opgedragen taken en bevoegdheden.
Artikel 4. Elektronisch verkeer
1. In afwijking van de artikelen 2:14, eerste lid, en 2:15, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht wordt in het verkeer tussen de Autoriteit en een aanbieder van hostingdiensten
een bericht uitsluitend elektronisch verzonden.
2. Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop
het elektronisch berichtenverkeer plaatsvindt.
Artikel 5. Afstemming
1. Over de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden overlegt de Autoriteit met de
politie en het openbaar ministerie.
2. De Autoriteit kan persoonsgegevens of inlichtingen, verkregen bij de uitvoering van
de aan hem krachtens deze wet opgedragen taken, aan de politie verstrekken voor zover
deze persoonsgegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de uitoefening van diens
wettelijke taak, bedoeld in artikel 3 van de Politiewet 2012.
Paragraaf 3. Maatregelen en sancties
Artikel 6. Aanwijzing
1. De Autoriteit kan een aanbieder van hostingdiensten die online kinderpornografisch
materiaal heeft opgeslagen een aanwijzing geven alle redelijkerwijs te nemen maatregelen
te treffen om dit materiaal ontoegankelijk te maken.
2. Indien de aanwijzing niet kan worden gericht tot een aanbieder van hostingdiensten,
kan deze worden gericht tot een aanbieder van een communicatiedienst.
3. De aanbieder tot wie de aanwijzing is gericht handelt overeenkomstig die aanwijzing.
4. De aanwijzing is schriftelijk en vermeldt:
a. de feiten en omstandigheden waar, naar het oordeel van de Autoriteit, uit blijkt dat
kennelijk sprake is van online kinderpornografisch materiaal;
b. welke gegevens ontoegankelijk moeten worden gemaakt;
c. de termijn waarbinnen dat moet gebeuren.
Artikel 7. Zorgplicht
1. De Autoriteit kan een aanbieder van hostingdiensten opdragen passende en evenredige
maatregelen te treffen om de opslag en doorgifte van online kinderpornografisch materiaal
middels zijn diensten te beperken.
2. Desgevraagd verstrekt een aanbieder van hostingdiensten aan de Autoriteit informatie
over de door hem getroffen maatregelen.
3. Een aanbieder van hostingdiensten kan de Autoriteit verzoeken om wijziging of intrekking
van een besluit als bedoeld in het eerste lid. De Autoriteit beslist zo spoedig mogelijk
op het besluit, doch uiterlijk 3 maanden na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 8. Last onder dwangsom
De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving
van de in artikel 6, derde lid, en de in artikel 7, eerste en tweede lid, opgenomen
verplichtingen.
Artikel 9. Bestuurlijke boete
1. De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete bij overtreding
van artikel 6, derde lid. De op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste
het bedrag dat is vastgesteld voor de tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde
lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2. De Autoriteit is bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete bij niet-nakoming
van een opdracht als bedoeld in artikel 7, eerste lid. De op te leggen bestuurlijke
boete bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie,
bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3. Indien de overtreding bestaat uit het systematisch of aanhoudend overtreden van artikel
6, derde lid, bedraagt de bestuurlijke boete ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld
voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht
of, indien die boetecategorie geen passende bestraffing toelaat, ten hoogste 4% van
de omzet van de onderneming, onderscheidenlijk, indien de overtreding door een ondernemersvereniging
is begaan, van de gezamenlijke omzet van de ondernemingen die van de vereniging deel
uitmaken, in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking waarin de bestuurlijke boete
wordt opgelegd.
Artikel 10. Openbaarmaking
1. De Autoriteit kan een beschikking tot oplegging van een bestuurlijke boete als bedoeld
in artikel 9, eerste lid, openbaar maken.
2. Op de openbaarmaking is artikel 5.1 van de Wet open overheid van overeenkomstige
toepassing.
3. De openbaarmaking geschiedt niet eerder dan nadat twee weken zijn verstreken na de
dag waarop het besluit bekend is gemaakt.
4. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van
de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter
uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.
5. Bij de openbaarmaking wordt vermeld of tegen het besluit tot oplegging van een bestuurlijke
boete een rechtsmiddel is ingesteld dan wel of daartoe de mogelijkheid bestaat.
6. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot
de openbaar te maken gegevens, waaronder de wijze waarop de openbaarmaking plaatsvindt
en de mogelijke reactie van de geadresseerde in verband met de openbaarmaking van
zijn gegevens.
Paragraaf 4. Persoonsgegevens
Artikel 11. Bijzondere persoonsgegevens
1. Gelet op artikel 9, aanhef en tweede lid, onderdeel g, van de Algemene verordening
gegevensbescherming, is het verbod om bijzondere categorieën van persoonsgegevens,
als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming,
te verwerken niet van toepassing indien de verwerking geschiedt door de Autoriteit
voor zover de verwerking van deze gegevens noodzakelijk is voor de uitoefening van
zijn bevoegdheden op grond van deze wet.
2. Gelet op artikel 10 van de Algemene verordening gegevensbescherming mag de Autoriteit
persoonsgegevens van strafrechtelijke aard, als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringswet
Algemene verordening gegevensbescherming, verwerken voor zover de verwerking noodzakelijk
is voor de uitoefening van zijn bevoegdheden op grond van deze wet.
Artikel 12. Rechten van betrokkenen
1. De verplichtingen en rechten als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Algemene
verordening gegevensbescherming, kunnen worden beperkt indien dit noodzakelijk en
evenredig is ter waarborging van een in artikel 23, eerste lid, onderdelen a, c, d,
of i van de Algemene verordening gegevensbescherming genoemd belang.
2. Indien de Autoriteit gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid,
deelt hij dit voorzien van een dragende onderbouwing schriftelijk mee aan de betrokkene
wiens rechten worden beperkt.
3. In afwijking van het tweede lid, wordt geen mededeling gedaan aan de betrokkene indien
dit afbreuk doet aan het doel van de beperking.
Artikel 13. Behoud van kinderpornografisch materiaal
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot
het behoud van het kinderpornografisch materiaal en de daarbij bijbehorende persoonsgegevens
door de Autoriteit, en regels over de wijze waarop dit materiaal kan worden gebruikt
ten behoeve van de strafvordering of de bestuursrechtelijke procedure.
Paragraaf 5. Slotbepalingen
Artikel 14. Vervolgingsuitsluitingsgrond
In artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht wordt na «artikel 125p van het Wetboek
van Strafvordering» ingevoegd: of een aanwijzing als bedoeld in artikel 6, eerste
lid, van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal.
Artikel 15. Samenloop Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud
Indien artikel 2 van de Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud eerder
in werking treedt of is getreden dan artikel 2 van deze wet, wordt deze wet als volgt
gewijzigd:
1. Artikel 2 komt te luiden:
Artikel 2. De Autoriteit
1. De Autoriteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringswet verordening
terroristische online-inhoud, heeft mede tot taak:
a. de ontoegankelijkmaking van online kinderpornografisch materiaal af te dwingen, en
b. onderzoek te doen naar, en informatie te verstrekken over, de aanwezigheid van online
kinderpornografisch materiaal teneinde de verspreiding daarvan onder het publiek te
beperken, waar mogelijk in samenwerking met private en publieke partijen.
2. De leden van de Autoriteit en de bij besluit van de Autoriteit aangewezen ambtenaren
zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
wet.
2. De artikelen 2a, 2b en 2c vervallen.
3. Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13. Vervolgingsuitsluitingsgrond
In artikel 54a van het Wetboek van Strafrecht wordt na «of een beslissing als bedoeld
in artikel 3, eerste lid, van verordening (EU) 2021/784 van het Europees Parlement
en de Raad van 29 april 2021 inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische
online-inhoud (PbEU 2021, L 172)» ingevoegd: of een aanwijzing als bedoeld in artikel
6, eerste lid, van de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch materiaal.
Artikel 16. Wijziging Uitvoeringswet TOI-verordening
Artikel 19 van de Uitvoeringswet verordening terroristische online-inhoud vervalt.
Artikel 17. Samenloopbepaling Wet modernisering elektronisch bestuurlijk verkeer
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2019 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de herziening van afdeling
2.3 van die wet (Kamerstuknummer 35261) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel D, van die wet eerder in werking
treedt dan artikel 4 van deze wet, wordt in artikel 4 van deze wet «de artikelen 2:14,
eerste lid, en 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door
»artikel 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht».
Artikel 18. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij Koninklijk Besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 19. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderpornografisch
materiaal.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.