Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 358 Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 en enkele andere wetten in verband met het treffen van een tijdelijke voorziening voor het benoemen van rechters-plaatsvervangers in hun eenenzeventigste levensjaar
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE BEROEPSWET
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET BESTUURSRECHTSPRAAK BEDRIJFSORGANISATIE
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE TWEEDE VERZAMELSPOEDWET COVID-19
ARTIKEL V. OVERGANGSRECHT
ARTIKEL VI. OVERGANGSRECHT
ARTIKEL VII. OVERGANGSRECHT
ARTIKEL VIII. OVERGANGSRECHT
ARTIKEL IX. EVALUATIE
ARTIKEL X. INWERKINGTREDING
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om tijdelijk rechters-plaatsvervangers
in hun eenenzeventigste levensjaar te benoemen zodat de achterstanden in de rechtspraak
bij de afdoening van zaken sneller kunnen worden ingelopen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET RECHTSPOSITIE RECHTERLIJKE AMBTENAREN
De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Veiligheid en Justitie»
vervangen door «Onze Minister voor Rechtsbescherming».
B
Na artikel 54 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 54a
1. Bij een gebrek aan capaciteit aan rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast
kunnen rechterlijke ambtenaren als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 2° en
3°, van de Wet op de rechterlijke organisatie die op grond van artikel 46h, derde
lid, worden ontslagen vervolgens worden benoemd tot raadsheren-plaatsvervangers of
rechters-plaatsvervangers.
2. Het betrokken bestuur van het gerechtshof of de rechtbank doet een aanbeveling aan
de Raad voor de rechtspraak voor de benoeming als bedoeld in het eerste lid uiterlijk
binnen drie maanden nadat de rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel
b, onder 2° en 3°, van de Wet op de rechterlijke organisatie op grond van artikel
46h, derde lid, is ontslagen.
3. Artikel 4a, eerste lid, is niet van toepassing op raadsheren-plaatsvervangers en
rechters-plaatsvervangers die op grond van het eerste lid worden benoemd.
4. Raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers die op grond van het eerste
lid zijn benoemd, worden met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die
waarin zij de leeftijd van drieënzeventig jaren hebben bereikt bij koninklijk besluit
op voordracht van Onze Minister ontslagen.
ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE BEROEPSWET
De Beroepswet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
De leden met rechtspraak belast worden voor de overeenkomstige toepassing van artikel
54a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gelijkgesteld met een rechterlijk
ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 2° en 3°, van de Wet op de
rechterlijke organisatie.
ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE WET BESTUURSRECHTSPRAAK BEDRIJFSORGANISATIE
De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 5 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5a
De leden met rechtspraak belast worden voor de overeenkomstige toepassing van artikel
54a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren gelijkgesteld met een rechterlijk
ambtenaar als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 2° en 3°, van de Wet op de
rechterlijke organisatie.
ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE TWEEDE VERZAMELSPOEDWET COVID-19
De Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.3 vervalt.
B
Artikel 5.1 vervalt.
C
Artikel 5.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde
en vijfde lid.
2. In het vijfde lid (nieuw) wordt «het vierde en vijfde lid» vervangen door «het vierde
lid».
ARTIKEL V. OVERGANGSRECHT
De benoemingen tot raadsheren-plaatsvervangers en rechters-plaatsvervangers die tot
stand zijn gekomen op grond van artikel 3.3 van de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19,
zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet,
worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet geacht tot stand
te zijn gekomen op grond van artikel 54a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren,
artikel 4a van de Beroepswet, of artikel 5a van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.
ARTIKEL VI. OVERGANGSRECHT
Voor de benoeming van rechterlijke ambtenaren als bedoeld in artikel 1, onderdeel
b, onder 2° en 3°, van de Wet op de rechterlijke organisatie die negen tot drie maanden
voor inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 46h, derde lid, van de Wet
rechtspositie rechterlijke ambtenaren zijn ontslagen, doet het betrokken bestuur van
het gerechtshof of de rechtbank in afwijking van artikel 54a, tweede lid, op de dag
na inwerkingtreding van deze wet een aanbeveling aan de Raad voor de rechtspraak.
ARTIKEL VII. OVERGANGSRECHT
1. Artikel 54a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, artikel 4a van de Beroepswet
en artikel 5a van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie vervallen drie jaar
na inwerkingtreding van de Wet van [datum] tot wijziging van de Wet rechtspositie
rechterlijke ambtenaren, de Tweede Verzamelspoedwet COVID-19 en enkele andere wetten
in verband met het treffen van een tijdelijke voorziening voor het benoemen van rechters-plaatsvervangers
in hun eenenzeventigste levensjaar (Stb. ..., ...).
2. Indien binnen drie jaar na inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde wet
bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal een voorstel van wet wordt ingediend tot het
regelen van de leeftijd waarop rechterlijke ambtenaren als bedoeld in artikel 1, onderdeel
b, onder 2° en 3°, van de Wet op de rechterlijke organisatie kunnen worden benoemd
of ontslagen, vervallen artikel 54a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren,
artikel 4a van de Beroepswet en artikel 5a van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie
in afwijking van het eerste lid:
a. indien het in de aanhef van dit artikellid bedoelde voorstel wordt ingetrokken of
indien een van de beide Kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te
nemen: op een onverwijld bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip;
b. indien het in de aanhef van dit artikellid bedoelde voorstel tot wet wordt verheven:
op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.
ARTIKEL VIII. OVERGANGSRECHT
Wanneer artikel 54a van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, artikel 4a van
de Beroepswet en artikel 5a van de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie vervallen
op grond van artikel VII, blijven de benoemingen tot raadsheren-plaatsvervangers en
rechters-plaatsvervangers die tot stand zijn gekomen op grond van artikel 54a, artikel
4a, of artikel 5a van kracht tot de eerste dag van de maand volgende op die waarin
de raadsheer-plaatsvervanger of rechter-plaatsvervanger de leeftijd van drieënzeventig
jaren heeft bereikt. Het ontslag vindt plaats bij koninklijk besluit op voordracht
van Onze Minister.
ARTIKEL IX. EVALUATIE
Onze Minister voor Rechtsbescherming zendt binnen anderhalf jaar na de inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten
van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL X. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.