Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda OJCS Raad - Onderdeel Jeugd – 15 mei 2023
2023D19376 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
                  de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de:
               
– brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 24 april
                        2023 inzake geannoteerde agenda OJCS-raad van 15 mei 2023 (Jeugd) (Parlisnr. 2023Z07507);
                     
– brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 20 april 2023 inzake
                        geannoteerde agenda OJCS-raad van 15 en 16 mei 2023 (Onderwijs en Cultuur/AV) (Kamerstuk
                        21 501-34, nr. 397);
                     
– brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 18 april 2023 inzake geannoteerde
                        agenda OJCS-raad van 15 mei 2023 (Sport) (Kamerstuk 21 501-34, nr. 395);
                     
– Brief van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 22 maart 2023 Consultatie:
                        Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren – evaluatie (Kamerstuk 22 112, nr. 3633)
                     
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de OJCS-raad van 15 en 16 mei 2023. De leden hebben nog enkele vragen.
               
De leden van de VVD-fractie constateren dat Nederland het belang van gebalanceerde
                  studentenmobiliteit zal uitdragen in Europa. De leden onderschrijven dit belang en
                  zijn verheugd dat de Minister de toezegging aan deze leden om in Europa in gesprek
                  te gaan hiermee nakomt. Zij vragen de Minister om de Kamer te informeren op dit onderwerp
                  na afloop van de OJCS-raad. De leden verzoeken de Minister ook om in Europa specifiek
                  in te gaan op het ontvangen van cumulatieve studiefinanciering. De leden vragen hoe
                  andere landen daarmee omgaan, en of in Europees verband al afspraken zijn gemaakt
                  of gemaakt kunnen worden.
               
De leden van de VVD-fractie vernemen dat tijdens de OJCS-raad gesproken wordt over
                  de Europese Media Vrijheid Verordening. Alhoewel de leden zich kunnen vinden in het
                  doel van de Europese Media Vrijheid Verordening, namelijk het tegengaan van politieke
                  inmenging in journalistiek, maken zij zich zorgen over de manier waarop de verordening
                  dit wil bereiken.
               
Zo constateren de leden dat nationale bevoegdheden worden overgedragen aan de Europese
                  Unie, die daarmee veel te zeggen krijgt over de Nederlandse vrije pers zonder dat
                  daar voldoende waarborgen tegenover lijken te staan. De gedachtewisseling zoals deze
                  tijdens de zeer informatieve technische briefing op 17 november jl. plaatsvond, hebben
                  deze zorgen niet geheel weggenomen. Ook de ogenschijnlijk milde inzet van de Nederlandse
                  regering ten aanzien van dit punt in de geannoteerde agenda, stemt de leden van de
                  VVD-fractie niet gerust. De persvrijheid en pluriformiteit van het Nederlandse medialandschap
                  en de redactionele onafhankelijkheid is wat deze leden betreft een zeer kostbaar bezit
                  dat kritisch en assertief bewaakt moet worden. Kan de Staatssecretaris aangeven op
                  welke wijze zij apprecieert dat de Europese Media Vrijheid Verordening zoals deze
                  nu voorligt concreet de mediavrijheid, pluriformiteit van de media en redactionele
                  onafhankelijkheid in Nederland gaat verbeteren? Kan zij daarin ook specifiek en expliciet
                  de introductie van nieuw mediatoezicht op de onafhankelijke geschreven journalistiek
                  beschouwen, die voorheen niet was onderworpen aan mediatoezicht van overheidswege?
               
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de tweede afdeling van de verordening,
                  waarmee een Europese Raad voor mediadiensten wordt opgericht die naleving van de verordening
                  controleert. Omdat alle EU-lidstaten een lid afvaardigen voor deze raad, heeft dit
                  ook tot gevolg dat afgevaardigden van landen waar de persvrijheid niet gerespecteerd
                  wordt straks de persvrijheid in Nederland controleren. Dit lijkt de leden van de VVD-fractie
                  een onwenselijke situatie. Kan de Staatssecretaris hierop reflecteren? Hoe waardeert
                  zij het dat afgevaardigden van bijvoorbeeld Hongarije en Polen straks zich uitlaten
                  over mediavrijheid in Nederland? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen dat de onafhankelijkheid
                  van deze raad voldoende gewaarborgd wordt? Vindt de Staatssecretaris het wenselijk
                  dat andere landen een rol krijgen in het beoordelen en veroordelen van de Nederlandse
                  mediavrijheid? Zo nee: hoe gaat zij hiertegen teweerstellen?
               
Daarnaast lezen de leden dat ook de Europese Commissie zelf een rol krijgt in deze
                  raad. Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat de Europese
                  Commissie op geen enkele manier toezicht mag houden op de onafhankelijkheid van journalistieke
                  organisaties? Welke aanpassingen aan de verordening staat de Staatssecretaris voor
                  om de invloed van de Europese Commissie op de Europese Raad voor mediadiensten te
                  verkleinen?
               
Ook in de technische briefing is door de leden van de VVD-fractie ingebracht dat er
                  nog veel onduidelijkheden zijn in de verordening waar het onder andere definities
                  en de wijze van toezicht betreft. Begrippen en definities in dit soort verstrekkende
                  verordeningen dienen glashelder te zijn en niet multi-interpretabel, temeer daar de
                  verordening straks boven onze Grondwet gaat. Zo is in hoofdstuk 2 van de verordening
                  geregeld dat Europese burgers recht hebben op «een verscheidenheid aan inhoud op het
                  gebied van nieuws en actualiteit ten behoeve van het openbaar debat». Wat houden volgens
                  de Staatssecretaris deze termen in, wie houdt volgens haar toezicht op deze vereisten
                  uit hoofdstuk 2 (artikelen 3 t/m 6) uit de verordening en wie is daarop aanspreekbaar?
               
De leden hebben daarnaast nog enkele vragen over het begrip «pluriformiteit van de
                  media» in artikel 21 en artikel 22 van de verordening. Is de Staatssecretaris het
                  met de leden van de VVD-fractie eens dat deze artikelen nooit mogen leiden tot toetsing
                  van journalistieke inhoud? En dat dus niet getoetst mag worden of er voldoende «competing
                  views» zijn, zoals gesteld in Overweging 40 van de verordening? Hoe verhoudt daarnaast
                  de interpretatie van het woord «pluralism» door de Staatssecretaris zich tot de interpretatie
                  van de Europese Commissie? Kan de Staatssecretaris garanderen dat de beoordeling van
                  «reduction of competing views» nooit zal leiden tot toetsing van journalistieke inhoud?
                  Dat het hier dus niet gaat om diversiteit van media-aanbod, maar enkel om diversiteit
                  van mediadiensten? Is zij bereid deze duidelijkheid ook op Europees niveau vast te
                  leggen? Hoe kan op dit punt zekerheid worden geboden?
               
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten
                  behoeve van de OJCS-raad en hebben daarover nog de volgende vragen.
               
Jeugd
De leden van de D66-fractie merken op dat de Raadsconclusies inzake de sociale dimensie
                  van een duurzaam Europa voor jongeren niet bindend zijn en de aanbevelingen gezien
                  kunnen worden als uitnodigingen aan lidstaten, de Europese Commissie, jongerenorganisaties
                  en het jongerenwerk. Daarnaast merken de leden op dat Nederland belang hecht aan het
                  deelnemen van jongeren aan beslissingen over zaken die hen aangaan. Kan de Staatssecretaris
                  aangeven per conclusie/aanbeveling of het kabinet daar gevolg aan zal geven in het
                  beleid en zo ja, op welke manier? Kan de Staatssecretaris tevens ingaan op wat het
                  kabinet concreet bedoelt met het pleidooi dat de Raadsconclusies rekening moeten houden
                  met diversiteit in bevoegdheden binnen lidstaten?
               
De leden van de D66-fractie vinden het van belang dat de belangen van jongeren goed
                  betrokken zijn bij beleidskeuzes die hen aangaan. Vindt het kabinet dat er voldoende
                  verbinding bestaat tussen deze stukken, waarin het belang van jongerenparticipatie
                  wordt benadrukt, en de inhoudelijke beleidsterreinen zelf, waarin de participatie
                  zou moeten plaatsvinden? Met andere woorden: hebben jongeren echt een rol in Europese
                  besluitvorming rondom het Fit-for-55-pakket of andere grote Europese besluitvormingstrajecten
                  en op welke manier zou dat concreet versterkt kunnen worden? Vindt het kabinet dat
                  er op Europees niveau een goed equivalent bestaat van de Nationale Jeugdraad en zou
                  het effectief kunnen zijn zoiets te ontwikkelen, zodat jongeren een meer formele betrokkenheid
                  krijgen bij beleidsvorming?
               
Sport
De leden van de D66-fractie vragen of de huidige Wet uitvoering antidopingbeleid in
                  lijn is met de herziening van de WADA-resolutie of dat er mogelijk wijzigingen nodig
                  zullen zijn om daaraan te voldoen. Graag ontvangen deze leden een volledig overzicht
                  met alle mogelijke wijzigingen.
               
De leden van de D66-fractie wijzen op het belang van aandacht voor mensenrechten bij
                  de toewijzing van sportevenementen en steunen de oproep die het kabinet voornemens
                  is te gaan doen bij deze vergadering van de OJCS-raad. Wel vragen zij welke concrete
                  acties deze oproep tot gevolg zal hebben, mede gelet op de vele oproepen die Nederland
                  op dit vlak al gedaan heeft. Vindt het kabinet dat dit agendapunt ook aanleiding vormt
                  om ter discussie te stellen in hoeverre landen zoals Rusland en Belarus kunnen deelnemen
                  aan internationale sportevenementen? Kan de Minister een overzicht geven van mogelijke
                  sancties op Europees niveau ten aanzien van deelname aan sportevenementen, op grond
                  van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 215 van het
                  Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie? Is de Minister bereid sancties
                  op Europees niveau tegen deelname van Rusland en Belarus op internationale sportevenementen
                  te agenderen?
               
Onderwijs
De leden ondersteunen de positie van de Minister op het gebied van automatische wederzijdse
                  erkenning. Wederzijdse erkenning van leerperioden moet gelijk opgaan met de ontwikkeling
                  van kwaliteitszorg in de verschillende landen. Een aanmoediging aan de lidstaten is
                  daarvoor een goed middel.
               
De leden van de D66-fractie vinden verdere ontwikkeling van de Europese Onderwijsruimte
                  belangrijk. Zij roepen de Minister op dat expliciet te benoemen. De leden onderschrijven
                  ook dat een strategische dialoog over de Europese Onderwijsruimte nodig is en zien
                  de high-level group on education and training daarvoor als een logische plek. De leden vragen de Minister welke rol hij ziet voor
                  de Raad bij de doorontwikkeling van de Europese Onderwijsruimte. Daarnaast lezen de
                  leden van de D66-fractie dat de inzet van Nederland is om te komen tot gebalanceerde
                  studentmobiliteit. De leden vragen de Minister wat hij bedoelt met gebalanceerde mobiliteit
                  en welke concrete afspraken of voorstellen hij hierbij voor ogen heeft.
               
Media
De leden van de fractie van D66 zijn net als het kabinet positief over het voorstel
                  voor een Europese Media Vrijheid Verordening en zij onderschrijven het doel van het
                  voorstel om de interne markt zodanig te reguleren op het gebied van media dat de fundamentele
                  vrijheden van persvrijheid en het recht van de burger op een goede en pluriforme nieuwsvoorziening
                  ondersteund worden. Zij hebben nog enkele vragen over de uitvoering van het voorstel.
               
De leden van de fractie van D66 vinden, in lijn met het voorstel, dat naast marktbescherming
                  het van belang is om rekening te houden met pluriformiteit en redactionele onafhankelijkheid
                  in het oordeel over een voorgenomen fusie in de mediasector. Marktconcentratie kan
                  een negatief effect hebben op het recht van de burger op een kwalitatieve, pluriforme
                  nieuws- en actualiteitenvoorziening en daarnaast ook op de rechtspositie van journalisten
                  en medewerkers. In het BNC-fiche over het voorstel heeft het kabinet aangegeven deze
                  standpunten eveneens te onderschrijven, maar nog te bezien op welk niveau pluriformiteit
                  bezien moet worden bij een fusietoets. Is hierover reeds advies ingewonnen van het
                  Commissariaat voor de Media en kan het kabinet haar standpunt hierover inmiddels verder
                  toelichten?
               
De leden van de fractie van D66 onderschrijven de stelling van het kabinet dat bij
                  de bescherming van vrijheden ook verantwoordelijkheden horen. Het kabinet geeft aan
                  ingebracht te hebben dat het belangrijk is dat adresgegevens, die misbruikt kunnen
                  worden voor doxing, afgeschermd kunnen worden. De leden van de fractie van D66 benadrukken
                  dat het van belang is dat anderszins strafbare content, zoals bijvoorbeeld content
                  met een opruiende, bedreigende of racistische aard, door implementatie van het voorstel
                  geen bijzondere bescherming dient te genieten als deze afkomstig is van mediadiensten.
                  In het kader daarvan vragen de leden van D66 welke definitie in de praktijk zal worden
                  gehanteerd voor mediadiensten, voor wie online platformen middels dit voorstel mogen
                  afwijken van de regels van de Digital Services Act met betrekking tot het verwijderen
                  van online content. De leden zijn het met het kabinet eens dat de content van mediadiensten
                  online bijzondere bescherming verdient vanwege hun rol in het publieke debat, maar
                  stellen dat dat niet geldt voor zover het strafbare content betreft.
               
Cultuur
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de inzet van de
                  Raad om bedreigde en ontheemde kunstenaars opvang te bieden. De leden onderstrepen
                  dat artistieke vrijheid van ongekend belang is voor de democratie. Kunstenaars kunnen
                  kwetsbaarheden in de democratie blootleggen en kunnen ons uitdagen over de randen
                  van ons eigen wereldbeeld heen te kijken. De leden steunen dan ook de inzet van het
                  kabinet om hier in de Raadsconclusies aandacht aan te besteden.
               
De leden vragen wel waarom Nederland er niet voor heeft gekozen zich aan te sluiten
                  bij Polen, die expliciet gevraagd heeft om een verwijzing naar het Europees solidariteitsplan
                  ter ondersteuning van de bescherming en het herstel van de culturele en creatieve
                  sectoren in Oekraïne. De leden weten dat verschillende Nederlandse instellingen, zoals
                  bijvoorbeeld het nationaal ballet, al een bijdrage leveren aan het opvangen van gevluchte
                  kunstenaars (dansers in dit geval), maar zijn van mening dat de EU nog verder zou
                  kunnen gaan in het beschermen en opvangen van Oekraïense ontheemde en bedreigde kunstenaars.
                  Is de Minister bereid om hier alsnog steun voor uit te spreken? Hoe wordt de Oekraïense
                  creatieve en culturele sector betrokken bij het herstel en wederopbouw van Oekraïne?
                  Worden ontheemde kunstenaars die zich elders in Europa gevestigd hebben hier ook bij
                  betrokken?
               
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
                  agenda voor de OJCS-raad. Zij hebben nog enkele vragen.
               
Hoe ver moet redactionele vrijheid volgens de Staatssecretaris gaan in het licht dat
                  er steeds meer sprake is van desinformatie? Wat is daarbij haar inzet?
               
Hebben alle landen binnen de EU een journalistieke code? Welke rol speelt deze code
                  bij de Europese Media Vrijheid Verordening?
               
Wat is de reikwijdte van het beoordelen van de impact van marktconcentraties op pluriformiteit
                  en onafhankelijkheid? Gaat dit enkel over de publieke omroep of ook over commerciële
                  organisaties?
               
Wat is de inzet van de Staatssecretaris als het gaat om het beschermen van de nationale
                  veiligheid en het voorkomen dat er een Europese definitie wordt opgesteld aan de ene
                  kant en tevens het beschermen van journalisten, zodat zij niet ongewenst afgeluisterd
                  worden?
               
Wat wordt er volgens de Europese Commissie als ook de Staatssecretaris precies verstaan
                  onder het begrip «pluriformiteit van de media»? Hoe wordt voorkomen dat hiermee de
                  journalistieke inhoud beoordeeld gaat worden?
               
Klopt het dat de verordening nu dusdanig geformuleerd is, dat ambtenaren van de Europese
                     Commissie straks aan kunnen kloppen bij een Nederlandse redactie om te toetsen op
                     welke manier een redactie de onafhankelijkheid heeft gewaarborgd? Zo ja, wat vindt
                     u ervan dat nieuwsorganisaties onder rechtstreeks toezicht van een politiek orgaan
                     als de Europese Commissie zouden komen te vallen? Is hierbij potentieel sprake van
                     overheidsinmenging?
                  
Welke beperkingen kent de gekozen rechtsgrondslag van de verordening (interne markt,
                     artikel 114 VWEU) en wat is de reden dat uiteindelijk toch voor deze rechtsgrondslag
                     gekozen is?
                  
Hoe kijkt de Minister, gelet op de voor Nederland belangrijke aandachtspunten zoals
                  een gebalanceerde mobiliteit (in het kader van een hoge instroom van internationale
                  studenten) aan tegen de tekst die tijdens de komende OJCS-raad ter instemming zal
                  worden voorgelegd met betrekking tot de Europese Onderwijsruimte en de automatische
                  wederzijdse erkenning in het onderwijs? Is de Minister voornemens om met beiden in
                  te stemmen?
               
Hoe is de kwaliteitszorg in het hoger onderwijs geborgd in Europees verband?
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
