Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over afschrift van de adviesaanvraag aan de raad voor cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029 (Kamerstuk 32820-429)
2023D14874 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 maart 2023 inzake afschrift van de adviesaanvraag
aan de Raad voor Cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029 (Kamerstuk
32 820, nr. 492).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
II Antwoord/reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het afschrift van
de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel
vanaf 2029. Deze leden moedigen het aan dat vernieuwing plaatsvindt. Daarnaast zijn
ze erg blij te lezen dat in de aanvraag aandacht gevraagd wordt voor niet alleen de
starters/amateurs en professionals, maar ook een expliciete uitvraag gedaan wordt
naar de behoefte van mid-career talenten. Deze groep op de juiste wijze ondersteunen,
draagt bij aan het opleiden van succesvolle, zelfvoorzienende culturele en creatieve
makers. Wel zijn deze leden van mening dat in de aanvraag te weinig aandacht is voor
innovatie, maatschappelijke impact en cultureel ondernemerschap. Zij hebben daarom
nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd hoe de Staatssecretaris weegt dat een zeer
ruime Kamermeerderheid zich middels de motie van het lid Van Strien1 heeft uitgesproken om innovatie, ondernemerschap en maatschappelijke impact meer
mee te wegen in de nieuwe BIS2-periode. Is de Staatssecretaris het met de leden eens dat langdurige borging van
deze drie onderdelen daarmee wenselijk is? Zo ja, op welke manier komt dit terug in
de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur voor de opvolgende periode? En komen alle
drie deze onderdelen daarmee voldoende terug? Zo nee, waarom niet? Op welke manier
interpreteert de Staatssecretaris de wens van de Kamer?
De leden van de VVD-fractie constateren dat het begrip «maatschappelijke betekenis»
wel meerdere keren voor komt in de voorliggende brief. Heeft dit begrip dezelfde betekenis
als «maatschappelijke impact»? Zo ja, kan de Staatssecretaris een definitie geven
van «maatschappelijke betekenis»? Zo nee, wat zijn de verschillen tussen beide begrippen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat cultureel ondernemers eenmaal genoemd worden
wanneer het gaat om toegang tot financieringsmogelijkheden. Deze leden onderschrijven
het belang hiervan, maar verzoeken de Staatssecretaris ook te laten onderzoeken welke
andere barrières er voor cultureel ondernemers zijn en hoe deze opgelost kunnen worden
in het nieuwe stelsel. Daarnaast zijn zij van mening dat cultureel ondernemerschap
ook bij uitstek gestimuleerd moet worden bij gesubsidieerde instellingen. Kan de Staatssecretaris
hierop reflecteren? En is de Staatssecretaris bereid om de adviesaanvraag te verbreden
op dit thema?
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat er wel aandacht besteed wordt aan ontwikkelingen
en trends binnen het veld, maar innovatie wordt als concreet aandachtspunt slechts
kort genoemd. Is de Staatssecretaris van mening dat innovaties en innovatieve vormen
van cultuurbeoefening, buiten de vier muren van een museum of theater juist bij kan
dragen aan de door haar gestelde doelen in de brief? Zo ja, dient innovatie dan niet
een veel centralere rol te krijgen in de adviesaanvraag om zo deze gestelde doelen,
zoals het verbreden van cultuurbeoefening, aan te jagen? Is de Staatssecretaris eveneens
bereid om de adviesaanvraag op dit thema te verbreden?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Staatssecretaris aan de Raad voor Cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel
vanaf 2029. Het stemt deze leden positief te lezen dat de Staatssecretaris voornemens
is werk te maken van een brede vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029. Zij delen
veel van de vragen van de Staatssecretaris over de toegankelijkheid van cultuur, cultuurdeelname,
het gelijke speelveld van de cultuurmarkt en de markttoegankelijkheid voor makers.
Het is bovendien goed dat de Staatssecretaris aandacht vraagt voor cultuurdeelname
van jongeren, de regionale spreiding van cultuur en cultuur op Caribisch Nederland.
Deze leden zien uit naar op de adviezen van de Raad voor Cultuur en de kabinetsreactie
daarop.
De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat kunst en cultuur
onmisbaar zijn voor de samenleving. Het recht op kunst en cultuur is derhalve opgenomen
in artikel 27 in de UVRM3, alsmede de noodzaak om cultuur te beschermen4: «Eenieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van
de gemeenschap, om te genieten van kunst....». Het recht op kunst en cultuur zou,
als onderdeel van de vernieuwingsagenda van de Staatssecretaris, in lijn met de UVRM,
ook in de Nederlandse wetgeving steviger vastgelegd kunnen worden. Deelt de Staatssecretaris
deze visie en is zij van mening dat er mogelijkheden zijn om in de huidige wetgeving
de toegankelijkheid van cultuur verder te bevorderen? Is de Staatssecretaris bereid
ook hier advies over te vragen bij de Raad voor Cultuur, en dit aan haar adviesaanvraag
toe te voegen?
De leden van de D66-fractie merken op dat de afgelopen tijd het in toenemende mate
gaat over de regionale spreiding van cultuur en over de samenwerking tussen het Rijk,
de gemeenten, de provincies en het culturele veld zelf. Ook over de toekomstige positie
van de stedelijke cultuur regio’s bestaan vragen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris
het gehele stelsel, met de daarbij behorende samenhang tussen álle spelers, binnen
en buiten het gesubsidieerde stelsel, meeneemt om de vernieuwingsslag succesvol te
maken.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de adviesaanvraag
aan de Raad voor Cultuur over de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf 2029. Deze
leden hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris stelt dat het Rijk de
afgelopen jaren samen met andere overheden stappen heeft gezet om te zorgen voor een
betere spreiding en bereikbaarheid van het cultureel aanbod. Deze leden vragen de
Staatssecretaris in dit verband te reageren op de conclusies van het recent verschenen
adviesrapport van de Rli5, de ROB6 en de RVS7, «Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s»: «Volgens de
mensen met wie wij spraken is de schaarste van het cultuuraanbod in toenemende mate
een probleem. Voor de instandhouding van culturele voorzieningen zoals theaters en
musea in de regio, is een divers aanbod cruciaal. Een bloeiend cultureel leven is
binnen de regio echter moeilijk overeind te houden wanneer het aanbod zich steeds
meer concentreert in stedelijke kernen.»8
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris benadrukt, dat zij het
belangrijk vindt om verder te kijken dan de spreiding van bestaande fysieke voorzieningen.
Deze leden vragen de Staatssecretaris te bevestigen, dat er in de eerste plaats gekeken
moet worden naar de spreiding van bestaande fysieke voorzieningen. Zij vragen de Staatssecretaris
nader in te gaan op het advies van de Rli, de ROB en de RVS: «Om in heel Nederland
een acceptabel niveau van brede welvaart te kunnen waarborgen, zal een basis van maatschappelijke
voorzieningen en sociale verbindingen het ijkpunt moeten zijn. Alleen als onderwijs,
zorg, werk, cultuuraanbod en publieke ontmoetingsruimten bereikbaar en toegankelijk
zijn voor de bewoners, kunnen regio’s zich op een gezonde manier ontwikkelen en vitaal
blijven. Dat betekent niet dat Nederland er overal hetzelfde uit moet gaan zien, maar
wel dat een basis voor vitale gemeenschappen moet worden gegarandeerd. Hoe die basis
van bereikbare voorzieningen er in elke regio uitziet, kan verschillen en is afhankelijk
van de specifieke regionale structuur, het regionale karakter en de behoeften van
bewoners. Een mogelijke benadering is het expliciteren van een norm voor de bereikbaarheid
of beschikbaarheid van een bepaalde basisvoorziening, vergelijkbaar met de aanrijdtijden
voor brandweer en ambulances.»9 Is de Staatssecretaris bereid de Raad voor Cultuur op dit punt om advies te vragen?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Staatssecretaris stelt, dat de andere
overheden een belangrijke partner zijn. Daarom vraagt zij de Raad voor Cultuur hen
te betrekken bij zijn advies. Tegelijkertijd kondigt de Staatssecretaris aan dat dat
zij het advies van de Raad voor Cultuur in overleg met haar medebestuurders gebruikt
voor de inrichting van het cultuurbestel vanaf 2029. Wat is precies de rol van de
medeoverheden, zo vragen deze leden. Worden medeoverheden betrokken bij het advies
of worden medeoverheden betrokken bij de opvolging van het advies?
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling de adviesaanvraag gelezen
van de Staatssecretaris aan de Raad voor Cultuur. Deze leden hebben nog enkele vragen
hieromtrent. Allereerst vragen zij hoe de adviesaanvraag verband houdt met visiestukken
vanuit het veld zelf. Denk bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, aan het initiatief
Kunsten 203010. Tevens merken de voornoemde leden op dat de adviesaanvraag zich primair richt op
het gesubsidieerde deel van de sector. Moet een brede toekomstvisie op de culturele
en creatieve sector niet de basis zijn voor de vernieuwing van het cultuurbestel vanaf
2029? Deze leden vragen hoe de samenhang tussen Rijk, provincies en gemeenten wordt
meegenomen in de adviesaanvraag. Zij benadrukken het belang van een betere regiospreiding
rondom culturele middelen. Het is evident dat verschillende regio’s op gebied van
culturele voorzieningen minder financiële middelen ontvangen ten opzichte van anderen.
In hoeverre onderschrijft de Staatssecretaris het stimuleren van een landelijk dekkend
netwerk van bereikbare en beschikbare culturele voorzieningen? Tevens vragen deze
leden of de Raad voor Cultuur ook adviseert over welke vernieuwingen van het cultuurbestel
eerder dan 2029 plaats kunnen vinden.
De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken het belang van een betere positie van
makers op de arbeidsmarkt. Makers in deze sector ontvangen ten opzichte van andere
sectoren vaak lagere tarieven en de arbeidsvoorwaarden lopen notoir achter op andere
sectoren. Hoe wordt de positie van makers op de arbeidsmarkt meegenomen in voorgenoemde
adviesaanvraag? Wat is het mediane inkomen van zzp’ers en werknemers in deze sector?
Wat is het aandeel vast en flex? De Staatssecretaris heeft de Fair Practice Code omarmd
en tegelijkertijd heeft de Minister van SZW11 een pakket van samenhangende maatregelen aangekondigd voor de arbeidsmarkt. Beide
ontwikkelingen hebben financiële impact. Hoe ziet de Staatssecretaris de transitie
die de Minister van SZW voorstelt in relatie tot de culturele en creatieve sector,
zowel voor de aankomende cultuurnotaperiode als per 2029? Wat betekent dit voor de
omvang van de rijksmiddelen die beschikbaar worden gesteld? En hoe betrekt de Staatssecretaris
het Ministerie van SZW bij de vernieuwing van het cultuurbestel in 2029? Immers, de
inkomenspositie van makers is minstens óók een SZW-aangelegenheid.
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het rijksbudget wel toereikend
is voor de culturele doelen die worden nagestreefd. Deze leden willen de Staatssecretaris
nadrukkelijk vragen of deze vraag kan worden meegenomen in de adviesaanvraag. Het
formuleren van nieuwe doelen en ambities heeft immers vrijwel altijd ook financiële
effecten. Eerder heeft het Ministerie van OCW12 op verzoek van de Kamer een onderzoek laten verrichten naar de toereikendheid van
het macrobudget voor onderwijs afgezet tegen de doelstellingen en ambities. Zou een
dergelijk vergelijk niet ook moeten worden meegenomen in de adviesaanvraag van de
Raad voor Cultuur?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie wat de omvang is van de culturele
en creatieve sector in de Nederlandse economie. In andere woorden; wat is het aandeel
van de sector binnen ons bruto binnenlands product? En welke andere waarden voegt
deze sector toe aan ons economisch vestigingsklimaat én ons maatschappelijk welzijn?
Deze leden kijken uit naar de beantwoording.
II Antwoord/reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.