Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Richtlijnen standaarden gelijke behandelingsinstanties (Kamerstuk 22112-3594)
2023D06242 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
enkele vragen en opmerkingen over de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken
d.d. 20 januari 2023 inzake het Fiche: Richtlijnen standaarden gelijke behandelingsinstanties
(Kamerstuk 22 112, nr. 3594).
De voorzitter van de commissie,
Hagen
De griffier van de commissie,
De Vos
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
II Antwoord/ reactie van het kabinet
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche
met betrekking tot de Richtlijnen standaarden gelijke behandelingsinstanties. Graag
willen zij het kabinet een aantal vragen stellen.
Allereerst vragen de leden van de VVD-fractie het kabinet nog eens nader uit te leggen
op welke punten precies de voorgestelde richtlijnen verschillen van de huidige Nederlandse
wet- en regelgeving op het onderhavige terrein. Wellicht dat een schema daarbij behulpzaam
kan zijn. In het fiche wordt vermeld dat verkend wordt of het College voor de Rechten
van de Mens de bevoegdheid moet krijgen om over al het overheidshandelen, waaronder
de sociale zekerheid, moet oordelen. Het kabinet heeft nog geen standpunt over het
onderwerp van die erkenning ingenomen. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister
hoe deze verkenning en het nog te bepalen standpunt zich verhouden tot de onderhavige
richtlijnen. In hoeverre heeft Nederland de ruimte om bij de aanpassingen aan de wet-
en regelgeving die moeten worden gedaan, daaraan een eigen invulling te geven? Wanneer
is de verkenning gereed en is de Minister voornemens een standpunt naar de Kamer te
sturen? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister op deze
vragen.
Met betrekking tot de antidiscriminatievoorzieningen (adv’s) vragen de leden van de
VVD-fractie of al bekend is of deze voorzieningen ook onder de EU-voorstellen vallen.
Ten aanzien van het proportionaliteitsvereiste is het oordeel van het kabinet positief.
De Minister stelt dat het voorgestelde optreden niet verder gaat dan noodzakelijk
omdat de voorstellen de bevoegdheden en procedurele autonomie van lidstaten respecteert
en discretionaire ruimte laat om te bepalen hoe de voorgestelde maatregelen worden
geïmplementeerd. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister dit te verduidelijken.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om nog eens nader te reflecteren op
de subsidiariteitstoets.
Tot slot vragen deze leden aandacht voor de financiële gevolgen van de twee richtlijnen.
De Minister geeft aan dat het College voor de Rechten van de Mens mogelijk te maken
zal krijgen met een toename van het aantal zaken dat aan dit college wordt voorgelegd
en dat nog niet is in te schatten hoe groot die stijging zal zijn en dus nog niet
in te schatten is wat de financiële gevolgen zullen zijn. Wanneer verwacht de Minister
daarover meer duidelijkheid te krijgen, ook als het gaat om de decentrale overheden
en de uitvoeringsorganisaties? Overigens vragen de leden van de VVD-fractie of de
kosten die voortvloeien uit de richtlijnen in verhouding tot de opbrengst zullen staan.
Zij vragen de Minister daarop in te gaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de nationale gelijkebehandelingsinstanties
en zien dan ook meerwaarde in de voorstellen voor de twee nieuwe Europese richtlijnen.
Deze leden lezen dat Nederland al grotendeels voldoet aan de gestelde eisen in deze
voorstellen en hebben nog enkele vragen over de (voorgestelde) eisen waar Nederland
nog niet of onvoldoende aan voldoet.
Een van de eisen is dat gelijkebehandelingsinstanties onafhankelijk moeten zijn en
voldoende middelen dienen te krijgen. De D66-fractie heeft al eerder aangekaart dat
de mate waarin lokale adv’s uitgerust zijn met voldoende mensen en middelen, in sterke
mate varieert per gemeente en afhankelijk is van lokale financiering. Daartoe is de
motie ingediend en aangenomen van het lid Belhaj over onderzoek naar een andere inrichting
van de adv's naar voorbeeld van het juridisch loket.1 De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft aangegeven
dat het onderzoek naar de financiën van de adv’s in maart 2023 wordt afgerond. In
hoeverre worden deze twee voorstellen voor Europese richtlijnen in het onderzoek meegenomen?
Is de Minister van BZK bereid in de kabinetsreactie op het onderzoek ook in te gaan
op de eisen uit de voorgestelde richtlijnen, en hoe een eventueel voorstel tot extra
of andersoortige financiering daaraan kan voldoen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de fractie van de SP hebben het fiche over de Richtlijnen standaarden
voor instanties voor gelijke behandeling, om discriminatie te bestrijden, gelezen
en hebben hierover nog een enkele vraag en opmerking. Deze leden ondersteunen dat
er een sterke onafhankelijke instantie dient te zijn die gelijke behandeling bevordert
en toeziet op naleving daarvan door andere instanties. Zij vragen echter wel naar
de reden waarom er in Europees verband een richtlijn wordt opgesteld en waarom dit
niet primair een zaak en taak is van de lidstaten zelf? Wat de mening van het kabinet
hierover?
De leden van de SP-fractie lezen dat er de nieuwe bevoegdheid aan het College dient
te worden gegeven op basis van deze richtlijn op het gebied van de sociale zekerheid.
Kan er concreet worden aangegeven wat deze bevoegdheid behelst en of het kabinet dit
wenselijk vindt?
Kan de Minister nader ingaan op de voor- en nadelen ten aanzien van het mogelijk toekennen
van de nieuwe bevoegdheid aan het College op het gebied van de sociale zekerheid,
zoals in het voorstel wordt beoogd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met interesse kennisgenomen van het
fiche over de Richtlijnen standaarden gelijke behandelingsinstanties. Deze leden hebben
voor dit moment een vraag aan het kabinet. Deze leden begrijpen dat de Richtlijnen
ook zien op voldoende financiering van de gelijkebehandelingsinstanties. Kan de regering
dit nader duiden? Wat wordt precies de definitie van «voldoende financiering»? En
hoe wordt op dit moment door Nederland bepaald wat voldoende financiering is? Welke
criteria worden hiervoor gebruikt?
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister
van Buitenlandse Zaken van 20 januari 2023.
De Europese Commissie heeft op woensdag 7 december 2022 twee voorstellen gepubliceerd
die moeten zorgen voor een betere toepassing en handhaving van de antidiscriminatieregels
van de EU. Hierin staan standaarden voor instanties voor gelijke behandeling om ervoor
te zorgen dat mensen in alle lidstaten kunnen rekenen op een gemeenschappelijk minimumniveau
van bescherming tegen discriminatie. Het lid van de fractie BBB hoort graag van de
Minister of er al meer zicht is op de planning ten aanzien van de onderhandelingen
over de voorstellen om te kunnen inschatten of de twee voorstellen, die verschillende
goedkeuringsprocedures vereisen, synchroon lopen?
De voorstellen leiden, naast de aangescherpte standaarden, ook tot toekenning van
een nieuwe bevoegdheid voor de instanties voor gelijke behandeling. Deze instanties
krijgen nu ook bevoegdheden toegewezen in het kader van de richtlijn gelijke behandeling
in arbeid en beroep (2000/78/EG) en de richtlijn gelijke behandeling van mannen en
vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid (79/7/EEG). Het College heeft nu nog
geen bevoegdheid om te oordelen over Richtlijn 79/7/EEC. Dit zou dus een uitbreiding
vormen van het huidige nationale wettelijke kader op grond waarvan het College nu
oordelen geeft over discriminatie.
Het lid van de BBB-fractie vraagt het kabinet wanneer zij dit jaar denkt de verkenning
naar de Kamer te kunnen versturen of het College de bevoegdheid moet krijgen om ook
over de sociale zekerheid te oordelen. Kan de Minister nader ingaan op de voor- en
nadelen ten aanzien van het mogelijk toekennen van de nieuwe bevoegdheid aan het College
op het gebied van de sociale zekerheid, zoals in het voorstel wordt beoogd?
Volgens de EU-voorstellen moeten de lidstaten de instanties voor gelijke behandeling
voldoende personele, technische en financiële middelen geven om al hun bevoegdheden
doeltreffend uit te oefenen. Aannemelijk is, zoals ook het kabinet concludeert in
het BNC-fiche, dat daaronder ook voldoende financiering van de adv’s moet worden begrepen.
Wanneer stuurt de Minister de tweede ZBO-evaluatie over het College naar de Kamer,
zodat kan worden ingeschat of het College voldoende wordt gefinancierd om te voldoen
aan de voorwaarden in de EU-voorstellen? Heeft de Minister inmiddels meer zekerheid
over of de adv’s in Nederland ook onder de EU-voorstellen vallen?
Wanneer heeft het kabinet meer zicht op of de adv’s ook onder de richtlijnen vallen?
Hoe handelt het College en hoe handelen de adv’s op dit moment als er een melding
komt op het gebied van discriminatie door algoritmen? Zit er voldoende kennis om hier
advies over te geven en/of door te geleiden? Welke stappen worden doorlopen? Hoe wordt
het Meldpunt internet Discriminatie (MiND) betrokken bij de voorlichtende taken van
het College en de adv’s? Wat gebeurt er nu met deze meldingen? Worden deze doorgeleid
naar het College en daar geregistreerd? Zoals u leest, er zijn nog veel vragen waar
het lid van de BBB-fractie graag aandacht voor vraagt. Dit lid bedankt de EU-adviseur
Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer voor de ondersteuning bij dit onderwerp.
II Antwoord/ Reactie van het kabinet
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.