Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de voortgang nationaal historisch museum (Kamerstuk 31495-37)
2023D04527 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 januari 2023 inzake de oprichting Stichting
Nationaal Historisch Museum (Kamerstuk 31 495, nr. 37).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
– Inbreng van de leden van de D66-fractie
– Inbreng van de leden van de CDA-fractie
– Inbreng van de leden van de SP-fractie
– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
– Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderliggende
stukken en hebben nog enkele vragen.
De leden constateren dat er weinig voortgang is met betrekking tot het oprichten van
het Nationaal Historisch Museum. Zij lezen dat er een rondetafelbijeenkomst en een
jongerenpanel zijn georganiseerd. Zijn er andere ontwikkelingen geweest die relevant
zijn om te melden? Daarnaast lezen deze leden dat er behoefte is aan koppeling van
het Nederlandse culturele aanbod op het terrein van geschiedenis. Ziet de Staatssecretaris
mogelijkheden om deze koppeling plaats te laten vinden binnen het nog op te richten
museum, waar mogelijk in een hybride of digitale vorm?
De Staatssecretaris stelt dat zij – indachtig het voornemen in het coalitieakkoord
om een bijdrage te leveren aan een nationaal historisch museum – eraan werkt om die
bijdrage te leveren. Waar ligt volgens haar inmiddels het voortouw bij het verwezenlijken
van een nationaal historisch museum? Wie is de trekker van het proces waar de Staatssecretaris
aan bijdraagt? Hoe verhoudt de beperkte voortgang zich tot de voortvarendheid waarmee
nu een slavernijmuseum wordt opgericht en ziet de Staatssecretaris kansen of mogelijkheden
om beide initiatieven samen te laten vloeien en hierdoor congruentie én kostenefficiëntie
te verwezenlijken?
Ook lezen de leden dat de Staatssecretaris belang hecht aan voldoende draagvlak binnen
de samenleving voor dit Nationaal Historisch Museum. Hoe wordt gemeten of er ook sprake
is van een breed maatschappelijk draagvlak? In de brief staat daarnaast aangegeven
dat er een publieksonderzoek wordt gehouden om inzicht te krijgen in de wensen van
bezoekers. Wanneer verwacht de Staatssecretaris de uitkomsten van dit publieksonderzoek?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie wat de ambitie van de Staatssecretaris
is met betrekking tot dit project voor 2023. Kan de Staatssecretaris schetsen welke
vorderingen zij voor het einde van dit jaar hoopt te hebben gemaakt?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en willen de Staatssecretaris
nog enkele vragen stellen over de voortgang van het proces.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris nauw contact houdt met de
culturele sector bij het opzetten van dit museum, maar deze leden zien ook dat er
al verschillende musea zijn die de Nederlandse historische canon vertellen. Hoe ziet
de Staatssecretaris een nieuw historisch museum aansluiten bij deze bestaande historische
musea? Op welke manier zal dit museum een toevoeging zijn aan bijvoorbeeld het Rijksmuseum,
het Archeon, het Prinsenhof, het Scheepvaartmuseum en andere Nederlandse musea die
zich bezighouden met het vertellen en verbeelden van de Nederlandse geschiedenis?
Is de Staatssecretaris voornemens om ook erfgoedmonumenten, zoals de Nederlandse waterlinies
of de hunebedden, te betrekken in haar verkenningen voor een nationaal historisch
museum? De leden zien in een coherente uitwisseling tussen Nederlandse historische
musea een kans voor het Nederlands Historisch Museum. Kan de Staatssecretaris enkele
concrete voorstellen doen hoe zij dit voor zich ziet? Zij zien ook potentie in digitalisering
van bestaande collecties om langs die weg de Nederlandse geschiedenis toegankelijker
te maken voor een breder publiek. Kan de Staatssecretaris daarop reflecteren?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het goed is om een zo breed mogelijk
publiek aan te spreken en zijn daarom ook van mening dat de gesprekken die de Staatssecretaris
met jongeren gevoerd heeft hierover van groot belang zijn. Zij vragen aan de Staatssecretaris
hoe zij jongeren verder zal betrekken bij dit proces. Ook zijn zij benieuwd naar het
publieksonderzoek dat de Staatssecretaris wil laten verrichten. Hoe gaat zij dit inrichten
en welke factoren gaat zij hierin betrekken?
De leden zijn te spreken over de innovatieve aanpak die de Staatssecretaris kiest
in haar verkenning, en zij zijn nieuwsgierig naar de ideeën van de Staatssecretaris
om bijvoorbeeld serieus gaming te betrekken bij dit initiatief. Kan de Staatssecretaris
verder uitweiden hoe zij dat voor zich zou zien? Gaat zij ook met de game-industrie
in gesprek hierover? Er zijn ook enkele wetenschappelijke onderzoeken beschikbaar
die de relatie tussen erfgoed, identiteit en digitale werelden bevestigen. Zal de
Staatssecretaris die ook betrekken bij haar verkenningen?
Het draagt de goedkeuring van de leden van de D66-fractie dat de Staatssecretaris
een prioriteit heeft gesteld om diverse groepen naar dit museum te trekken. Het is
goed dat de Staatssecretaris zich daarbij specifiek op jongeren richt. Waar het om
de diversificatie van het museumpubliek gaat, valt er wat betreft de toegankelijkheid
voor visueel beperkte mensen nog veel te winnen. Tegelijkertijd benadrukt de Staatssecretaris
een samenwerking met de audiovisuele sector. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen
dat dit museum toegankelijk wordt voor een zo breed mogelijk publiek? Kan de Staatssecretaris
een overzicht geven van de verschillende doelgroepen die zij nog wenst te spreken
in haar verkennende fase?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Staatssecretaris over de voortgang van de verkenning naar een nationaal historisch
museum. Met de Staatssecretaris hechten deze leden aan de totstandkoming van een nationaal
historisch museum om de aandacht voor onze gezamenlijke geschiedenis te bevorderen.
Deze leden onderschrijven de woorden van de Staatssecretaris: «Historische kennis
en verhalen van mensen over ons gedeeld verleden zorgen voor begrip over waar wij
vandaan komen, en hoe wij gezamenlijk, als Koninkrijk, een gedeelde toekomst kunnen
vormgeven. Dit gedeelde begrip is fundamenteel voor onze democratische samenleving.»
De leden van de CDA-fractie waarderen het dat de Staatssecretaris ruimte neemt voor
een zorgvuldige verkenning omdat het belangrijk is dat een initiatief uit de samenleving
komt en op voldoende draagvlak kan rekenen. Deze leden lezen dat er dat tot nu toe
een rondetafelgesprek heeft plaatsgevonden met betrokkenen uit de sectoren onderwijs,
cultuur en wetenschap en een jongerenpanel. Welke stappen heeft de Staatssecretaris
nog meer gezet om de verkenning vorm te geven?
Het jongerenpanel geeft terecht aan dat geschiedenis ook te vinden is in hun belevingswereld
dicht bij huis, in familiegeschiedenissen of de eigen leefomgeving. De leden van de
CDA-fractie zijn blij dat er in Nederland een groot netwerk bestaat van historische
verenigingen die de belangstelling voor geschiedenis en de actieve geschiedbeoefening
stimuleren. Ook de lokale, regionale en landelijke archieven spelen een belangrijke
rol: deze instellingen maken bronnen toegankelijk en zijn een ontmoetingsplaats voor
onderzoekers en liefhebbers van geschiedenis. Deze leden vragen op welke wijze de
Staatssecretaris deze instellingen en hun activiteiten betrekt bij de totstandkoming
van een nationaal historisch museum.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze het Nationaal Historisch Museum
wordt verbonden met historische plaatsen in het land die het verhaal van onze geschiedenis
vertellen. De geschiedenis gaat immers door de eigen stad, door het eigen dorp. In
dit verband noemen deze leden bijvoorbeeld de «Ridders van Gelre», het geschiedenisplatform
van Omroep Gelderland. De Ridders van Gelre vertellen het verhaal van Gelderland aan
de hand van kunstwerken, archeologische vondsten en belangrijke archiefstukken. Deelt
de Staatssecretaris de mening van deze leden, dat het verhaal van de geschiedenis
van heel Nederland alleen verteld kan worden als regionale perspectieven met elkaar
worden verbonden?
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze ervaringen in het buitenland worden
betrokken bij de vormgeving van het Nationaal Historisch Museum. Deze leden noemen
in dit verband het «Haus der Geschichte», met vestigingen in Bonn, Leipzig en Berlijn,
BELvue in Brussel, het museum over België en zijn geschiedenis en centrum voor democratie,
en het National Museum of American History in Washington D.C. Maar ook «A History
of The World in 100 Objects» van het British Museum in Londen is naar de mening van
deze leden een inspirerend concept.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over de voortgang van het Nationaal Historisch Museum. Zij zijn verheugd te lezen
dat de Staatssecretaris er nog steeds voortvarend mee aan de slag is. Zij hebben hierover
nog wel enkele vragen en opmerkingen.
In de brief lezen de leden dat de Staatssecretaris in gesprek is met betrokkenen uit
de sectoren van onderwijs, cultuur en wetenschap. De leden ontvangen graag een volledige
lijst van de gesprekspartners waarmee de Staatssecretaris in gesprek is. Tijdens een
rondetafelbijeenkomst op 2 juni 2022 is verkend op welke wijze de Nederlandse geschiedenis
toegankelijker gemaakt kan worden voor een divers publiek. Deze leden zijn benieuwd
naar de resultaten van deze verkenning en willen de Staatssecretaris vragen om deze
met de Kamer te delen.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
brief. De Staatssecretaris laat zich informeren en wil ruimte bieden voor een zorgvuldige
afweging. In vervolg hierop wil zij haar gesprekken voortzetten en komend jaar staat
voor haar in het teken van publieksonderzoek en gesprekken. Het valt deze leden op
dat het lijkt alsof alle afwegingen nu weer opnieuw beginnen, terwijl de geschiedenis
van het Nationaal Historisch Museum, teruggaat naar een debat in 2005 en een motie
van de toenmalige leden Verhagen, Marijnissen, Slob, Van der Vlies, Kraneveldt, Nijs
en Leerdam; een tijd dat een belangrijk deel van de doelgroep van dit museum nog moest
worden geboren. Welke overwegingen liggen ten grondslag aan de terughoudendheid van
de Staatssecretaris?
In het verleden stagneerde de voortgang toen er discussie ontstond over de vraag of
Arnhem wel de beste vestigingsplaats zou zijn voor het museum en ondanks een budget
van 50 miljoen euro lukte het niet om de plannen te realiseren, zodat er in 2012 een
einde aan het project kwam. Welke lessen trekt de Staatssecretaris uit deze geschiedenis?
Bestaat er een risico dat opnieuw nadat de Staatssecretaris tot een afronding is gekomen
van alle gesprekken en publieksonderzoek, het project stuk gaat lopen op een discussie
over de vestigingsplaats? Zo nee, hoe wil zij dit voorkómen?
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de desbetreffende brief niet erg
veelzeggend is over de voortgang rondom een nationaal historisch museum. Een «zorgvuldige
verkenning» is prima, maar de voornoemde leden hebben wel behoefte aan een tijdspad.
Wanneer denkt de Staatssecretaris een concreet plan en tijdspad te kunnen voorleggen
aan de Kamer? De voornoemde leden merken op dat er nog verschillende vervolggesprekken
moeten plaatsvinden, maar vragen in hoeverre ook culturele instellingen en musea zelf
worden meegenomen in de totstandkoming van de plannen. Tevens vragen zij wat de eerste
contouren zijn van de plannen rondom een nationaal historisch museum; is het de bedoeling
om een geheel nieuw museum te bouwen? Of onderzoekt de Staatssecretaris ook mogelijkheden
om diverse bestaande musea aan te wijzen die gezamenlijk een nationaal historisch
museum vormen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel geld de Staatssecretaris heeft gereserveerd
voor het Nationaal Historisch Museum en per welk begrotingsjaar? Tevens vragen de
voornoemde leden of het Nationaal Historisch Museum ook een rol moet krijgen om onderwijsdoelstellingen
te behalen. Zo ja, wat voor rol en wordt hiervoor budget beschikbaar gesteld? Tot
slot begrijpen zij dat er een «publieksonderzoek» wordt verricht naar de wensen van
potentiële bezoekers. Hoeveel gaat dit publieksonderzoek kosten?
De leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgnomen van de
voortgangsbrief over het Nationaal Historisch Museum. Zij hebben hierover nog enkele
vragen.
Deze leden merken op dat het samenlevingsdenken van de ChristenUnie-fractie zich niet
kenmerkt door eenheidsdenken, maar door verbondenheid over soms grote verschillen
heen. Kennis vergaren over, en verhalen horen van een historie waar we allemaal in
delen, draagt bij aan die verbondenheid. Zij zijn het met de Staatssecretaris eens
dat musea hier een belangrijke rol in kunnen spelen.
Op dit moment ontbreekt die plek in ons land. De leden zijn blij dat er gesprekken
gevoerd worden over een nationaal historisch museum. De Staatssecretaris schrijft
dat een gedeeld begrip fundamenteel is voor onze democratische samenleving. In 2023
vieren we dat de Grondwet 175 jaar bestaat. De leden van de ChristenUnie-fractie vinden
het van belang dat er blijvend aandacht is voor die democratische samenleving, onze
Grondwet en onze geboortepapieren in algemene zin. Zij vragen de Staatssecretaris
hoe zij staat tegenover het idee van een Huis van de Democratische Rechtsstaat, al
dan niet ingebed in een bestaand museum. In het belang van de verbondenheid in onze
democratische samenleving kunnen hier verhalen klinken over de Unie van Utrecht, de
Acte van Verlatinghe, de verschillende grondwetsherzieningen en het ontstaan van kostbare
rechten en vrijheden die in de Grondwet verankerd zijn. De leden vragen de Staatssecretaris
of zij op dit idee kan reflecteren.
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.