Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over examens 2023 (Kamerstuk 31289-526)
2023D01865 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 21 november 2022 inzake de resultaten van
de eindexamens 2022, de vaardigheidsontwikkeling van examenleerlingen en het besluit
om voor de examens van 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie van voor corona
(Kamerstuk 31 289, nr. 526).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie,
Huls
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de CDA-fractie
• Inbreng van de leden van de SP-fractie
• Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
• Inbreng van de leden van de SGP-fractie
• Inbreng van de leden van de Groep Van Haga-fractie
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Examens 2023» van de
Minister en onderschrijven het besluit van de Minister om zoveel mogelijk terug te
gaan naar de situatie voor corona. De leden hebben nog enkele vragen hierover.
De leden vragen of de Minister in gesprek is met het onderwijsveld over hoe scholen
omgaan met de problematiek rond examens, zoals het mogelijk ontoereikende niveau vanwege
leerachterstanden en de mentale gezondheid van leerlingen. In hoeverre heeft de Minister
hier zicht en vat op, zo vragen zij.
De leden als voornoemd vragen verder hoe de Minister ervoor zorgt dat de NPO-gelden
doelgericht besteed worden, zodat leerlingen die ernstige hinder hebben ondervonden
tijdens de coronacrisis, bijvoorbeeld doordat veel lessen uitvielen of doordat online
lessen niet altijd van voldoende kwaliteit zijn geweest, nu goed voorbereid aan hun
examen kunnen beginnen. Is duidelijk in hoeverre die achterstanden nu allemaal zijn
ingelopen of ingelopen worden voordat de centrale eindexamens van start gaan, zo vragen
zij.
Voornoemde leden vragen waarom de Minister ervoor kiest om het tweede tijdvak opnieuw
te verlengen en de afnameperiode van bepaalde digitale flexibele examens te verbreden.
Is de Minister het met de leden eens dat het in het belang van eindexamenleerlingen
zelf is om het vastgestelde kennisniveau te verwachten en daarmee ook de waarde van
het diploma te borgen? Wat is de ratio om de examenperiode uit te breiden? Is dat
om leerlingen meer flexibiliteit te bieden of wordt rekening gehouden met een scenario
waarin een nieuwe golf coronabesmettingen voor veel ziekte zal zorgen? Hoe wordt bepaald
of deze aanpassingen proportioneel zijn, nu verlenging ook gevolgen heeft voor werkdruk
van leraren, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over
de examens 2023. Zij hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen voorleggen
aan de Minister.
De leden constateren dat uit de derde voortgangsrapportage Nationaal Programma Onderwijs1 nog steeds veel zorgen naar voren komen over het welzijn van leerlingen. Vooral meisjes
in het vo2 scoren op het vlak van welbevinden en concentratie veel lager dan voor corona. Ook
ervaren ze meer prestatiedruk, aldus de leden. De leden vinden dit erg zorgelijk.
Is de Minister van mening dat de het Nationaal Programma Onderwijs voldoende handvatten
biedt aan scholen en docenten om het welzijn van leerlingen te bevorderen? Kan de
Minister extra stappen zetten om het welzijn van leerlingen te bevorderen? Is hij
het met deze leden eens dat het zorgelijk is dat het welbevinden nog steeds laag is,
ondanks extra inzet van de gelden uit het Nationaal Programma Onderwijs, zo vragen
zij.
Voornoemde leden vragen de Minister wat de laatste stand van zaken is omtrent de verbeteragenda
staatsexamens. Welke stappen heeft de Minister genomen om de rol van de vertrouwenspersoon/bijzitdocent
voor het mondelingcollege-examen te verduidelijken en beter te laten aansluiten op
de praktijk? Daarbij vragen deze leden wat de huidige achterstanden zijn van leerlingen
in het voortgezet speciaal onderwijs en welke invloed dit heeft op de af te nemen
examens. Herkent en erkent de Minister de signalen van het LBVSO3 dat de corona-achterstanden, het lerarentekort en de impact van de problemen in het
leerlingenvervoer een negatieve impact hebben op leerlingen en hun welzijn? Is de
Minister van mening dat het Nationaal Programma Onderwijs inmiddels voldoende handvatten
biedt voor het vso4 om de achterstanden te beperken, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief Examens
2023.
Deze leden steunen het voorstel van de Minister om voor de examens in 2023 grotendeels
terug te gaan naar de situatie van voor corona en kwaliteit voorop te stellen. Zij
hebben momenteel geen verdere vragen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over examens 2023. Zij
hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.
Examens 2023: terug naar normaal, wel meer flexibiliteit
De leden van de SP-fractie zijn het niet eens met de Minister dat leerlingen die in
2023 examen doen een prestatie leveren die vergelijkbaar is met die van voor corona.
De omstandigheden waarin de examens worden afgenomen zijn misschien weer zoals normaal,
maar de periode ervoor was dat zeker niet, aldus deze leden. Juist de leerlingen die
in 2023 examen doen hebben de afgelopen jaren veel last ondervonden van de coronapandemie.
Het langdurig doorlopen van de gelden van het Nationaal Programma Onderwijs toont
aan dat achterstanden niet even snel ingehaald zijn. Al helemaal niet voor de leerlingen
die dit jaar examen doen, want zij krijgen volgens de leden die kans niet meer. Welke
verschillen ziet de Minister tussen 2023 en 2022 wanneer het gaat om de examenregeling
en de tweede herkansing? En de verspreiding over twee tijdvakken zoals die eerder
wel gold? Is het niet zo dat ook deze leerlingen vol last hebben gehad van het onderwijs
in coronatijden? En als leerlingen geacht worden om nu al hun achterstanden te hebben
ingelopen, waarom hebben we dan juist bij de inzet van de middelen uit het Nationaal
Programma Onderwijs besloten dat die over een langere periode mogen worden uitgegeven?
Kan de Minister expliciet reageren op de voorstellen van het LAKS5 in hun actie #REDMIJNDIPLOMA6 en kan hij de voorstellen langslopen, zo vragen zij.
De leden als voornoemd constateren dat er daarnaast veel problemen spelen in het voortgezet
speciaal onderwijs. Naast de nog bestaande corona-achterstanden, zorgen ook het lerarentekort
en de chaos in het leerlingenvervoer voor grote problemen, aldus deze leden. Allereerst
vragen de leden of de Minister bereid is de duimregeling voort te zetten voor de leerlingen
die in de periode 2020 tot en met 2023 begonnen zijn aan hun examens, zoals ook LBVSO
voorstelt. Daarnaast blijkt dat de uitvoering van de motie Kwint c.s.7 nog altijd te wensen overlaat. Op welke wijze heeft de Minister dit gecommuniceerd?
En is hij bereid dit nogmaals te doen en erop te wijzen dat examenvragen herhaald
mogen worden en verhelderende opmerkingen mogen worden gemaakt door de mentor of vertrouwenspersoon,
zo vragen zij.
Overige vragen met betrekking tot examens
Voornoemde leden geven aan dat, om ervoor te zorgen dat er genoeg staatsexaminatoren
zijn om het staatsexamen goed te laten verlopen, een passende vergoeding die aansluit
bij de bekostiging van het voortgezet onderwijs noodzakelijk is. Wat vindt de Minister
hiervan? En is hij bereid om al dit jaar te zorgen voor een hogere en passende vergoeding
voor alle examenbetrokkenen vooroplopend op het onderzoek daartoe, zo vragen zij.
Daarnaast vragen deze leden hoe het staat het met het gelijktrekken van de examenuitslag
van staatsexamenkandidaten en kandidaten uit het voortgezet onderwijs. Klopt het dat
de Minister dit gaat regelen, maar het door verouderde systemen nog jaren kan duren?
Waarom is dat zo? Hoe kan dit proces versneld worden? Is de Minister bereid om door
te pakken zodat dit in 2023 al geregeld is, zoals ook Henk Vegter wil bereiken met
zijn petitie8, 9, zo vragen zij.
Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie signalen ontvangen dat het examen Nederlands
dit jaar op het vmbo10 als een van de laatste vakken wordt getoetst. Het nakijken van dit examen is zeer
arbeidsintensief, zo hebben deze leden vernomen. Is het mogelijk dit examen nog naar
voren te verplaatsen? Of in ieder geval dit vanaf volgend jaar zodanig te regelen
dat het examen vroeg in de examenperiode wordt afgenomen, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de brief over examens
2023.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Minister heeft besloten om voor de eindexamens
van 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie van voor corona en alleen nog
kleine maatregelen te treffen in de vorm van verlenging van het tweede tijdvak en
de afnameperiodes van de digitale examens in het vmbo en het centraal schriftelijk
en praktisch examen. Doet de Minister daarmee voldoende recht aan de gevolgen van
de coronapandemie, welke gevolgen nog altijd worden gevoeld, zo vragen zij.
Volgens de leden als voornoemd benoemt de Minister terecht ook zelf dat er veel zorgen
zijn over het welbevinden van leerlingen, dat een deel van de leerlingen meer moeite
heeft om tot leren te komen, minder gemotiveerd is en moeite heeft met plannen. Scholierenorganisatie
LAKS wijst daarnaast in de petitie, die zij afgelopen dinsdag aan de Kamer heeft aangeboden11, erop dat vmbo’ers geen enkel jaar op de middelbare school hebben gezeten zonder
corona en dat ditzelfde geldt voor de bovenbouw van leerlingen op havo12 en vwo13. Bovendien wijst het LAKS op de problematiek van lesuitval door ziekteverzuim en
het lerarentekort, waarmee leerlingen nog steeds veel mee te maken krijgen. Waarom
weegt de Minister deze problemen zo anders dan het LAKS, zo vragen de leden.
Voornoemde lezen hebben bijzondere belangstelling voor de in de brief vermelde Tabel
1 over de slagingspercentages per examenniveau voor de jaren 2016 tot en met 2022.
Volgens de leden heeft de Minister in zijn brief over staatsexamens van 22 december
202214 een vergelijkbare tabel opgenomen: «Tabel 2: slagingspercentages». Het valt de leden
op dat de slagingspercentages bij alle examenniveaus van het vso structureel fors
lager liggen. Hoe verklaart de Minister dit? Moet zijn «Verbeteragenda staatsexamen
vo» ook hierin verbetering brengen? Zo ja, kan de Minister dan ook kwantificeren welke
verbetering hij op dit punt wil realiseren, zo vragen zij.
Volgens deze leden stelt het LAKS voor om in 2023 de examenkandidaten een extra herkansing
te bieden en hen de mogelijkheid te geven om hun examen te spreiden over twee tijdvakken.
De leden lijken dit bescheiden wensen. Nu al ondertekenden ruim 6.000 scholieren de
petitie en ook de Vo-Raad en SPV15 ondersteunen hun wensen. Wat zegt dit de Minister? Kan de Minister nader toelichten
waarom hij niet aan deze wensen tegemoet komt? Kan de Minister zich voorstellen dat
de behoefte aan spreiding van de examens over twee tijdvakken en een extra herkansing
juist zal groeien, nu de duimregeling van eerdere coronajaren komt te vervallen? De
leden vragen of de Minister nu met zijn starre houding een risico accepteert dat dit
jaar de eindexamens uitlopen op een massaslachting. Of verwacht de Minister dan enkel
met zeer soepele N-termen16 de dramatische resultaten te gaan maskeren? Zouden een spreiding van de examens en
een extra herkansing dan geen betere waarborg vormen van de waarde van de diploma’s,
omdat deze maatregelen niets afdoen aan het kunnen van de examenkandidaten, maar hen
wel betere kansen bieden op slagen, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse de brief gelezen van de Minister
over de Examens 2023. De leden begrijpen het dilemma waar de Minister voor heeft gestaan
en hebben nog enkele vragen over het genomen besluit.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister heeft besloten om bij de
examens in 2023 grotendeels terug te gaan naar de situatie voor corona en enkel het
tweede tijdvak te verlengen van het centraal examen en de afnameperiodes van de digitale
examens in het vmbo en het centraal schriftelijk en praktisch examen. Deze leden kunnen
zich goed vinden in het verlengen van het tijdvak. Wel vragen de leden of de Minister
nog iets uitgebreider kan toelichten waarom er niet gekozen is voor het toekennen
van een extra herkansing. In de beslisnota van 3 oktober 202217 wordt namelijk nog het voorstel gedaan om te kiezen voor een extra herkansing en
een verlengd tweede tijdvak. In de volgende beslisnota van 16 november 202218 is dit voorstel ineens verdwenen en wordt enkel gekozen voor het verlengen van het
tweede tijdvak. Waarom is uiteindelijk besloten om niet te kiezen voor een extra herkansing,
zoals wordt voorgesteld in de beslisnota van 3 oktober 2022? De leden begrijpen dat
de Minister strategisch gedrag van leerlingen wil ondermijnen en een gebrek aan motivatie
en beheersing van vaardigheden wil voorkomen door verzachtende maatregelen. Maar dit
lijkt bij een extra herkansing niet het geval, aldus de leden. Ook bij een extra herkansing
moeten leerlingen de stof beheersen en zullen hun vaardigheden op peil blijven. Is
de Minister het hiermee eens? Hebben financiële consequenties een reden gespeeld bij
het nemen van dit besluit, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Examenbrief
2023. Deze leden vragen met name af of de voorgestelde regeling voldoende recht doet
aan de fase waarin leerlingen examen moeten maken, terwijl ze nauwelijks een normaal
schooljaar in de bovenbouw hebben meegemaakt.
Effecten van de maatregelen
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister de specifieke effecten van maatregelen
in voorgaande jaren heeft gewogen in zijn besluit voor dit jaar. In de brief wordt
bijvoorbeeld beschreven dat de groep (vmbo)leerlingen, die dit vak wel konden duimen,
een substantiëlere daling van de resultaten te zien is. Deelt de Minister de inschatting
dat het duimen van een vak een ander, voor de kwaliteit ongunstiger effect heeft dan
het bieden van een extra herkansing en biedt dit ruimte om ook dit jaar soepeler te
zijn met herkansingen, zo vragen zij.
De leden als voornoemd vragen of de voorgestelde beleidslijn voldoende recht doet
aan het gegeven dat dit examencohort de langste coronageschiedenis heeft, die de hele
bovenbouwperiode heeft bestempeld. Deze leden vragen ook een reactie op het praktijkvoorbeeld
dat een leerling dit jaar bijvoorbeeld op 16 mei het examen Grieks en Economie dient
te maken, waarbij het vak Economie populair was in de duimregeling en bovendien dit
jaar sprake is van een nieuw examenonderdeel. Is het voorgestelde afbouwpad tegen
deze achtergrond niet te abrupt, zo vragen zij.
Extra herkansingen en spreiding
Voornoemde leden lezen dat volgens de Minister het beperkte gebruik van de mogelijkheden
tot spreiding en herkansing verband kan houden met de mogelijkheid om te duimen. Deze
leden vragen waarom deze constatering geen aanleiding vormt om de uitgebreidere mogelijkheid
tot spreiding en herkansing juist dit jaar nog te behouden, zodat leerlingen de gevolgen
van het vervallen van de duimregeling op verantwoorde wijze kunnen dempen en op geleidelijke
wijze kunnen toewerken naar de oude situatie. Bovendien biedt deze tussenstap meer
mogelijkheden om het gedrag van leerlingen te vergelijken dan het afschaffen ineens
van de belangrijkste maatregelen, aldus de leden.
Speciaal onderwijs
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de Minister de situatie in het speciaal onderwijs
heeft gewogen, waar leerlingen vaak nog met extra problemen, zoals gebrekkig leerlingenvervoer,
te maken hebben gehad. Waarom heeft de Minister er bijvoorbeeld niet voor gekozen
om de duimregeling in het voortgezet speciaal onderwijs wel dit jaar ook te laten
gelden? Kan de Minister ook toelichten in hoeverre de duimregeling van toepassing
is op resultaten die in de coronajaren zijn behaald wanneer een leerling pas volgend
jaar opgaat voor een diploma?
De leden van de SGP-fractie vragen of de Minister de zorgen van het LBVSO herkent
dat de regeling voor de vertrouwenspersoon bij het mondeling examen niet goed werkt
en onduidelijk zou zijn. Is de Minister bereid om met het LBVSO te bezien hoe verduidelijking
mogelijk is, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van Groep Van Haga-fractie
De leden van de Groep Van Haga-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de eindexamens
2023 en hebben nog enkele opmerkingen.
De leden lezen dat leraren zich zorgen maken en denken dat qua examens nu voortaan
altijd genoegen moet worden genomen met «minder», maar dat lijkt deze leden een voorbarige
conclusie. De leden menen dat deze zorgen vooralsnog niet nodig zijn, dat het terug
gaan naar «normaal» zeker zal volgen in 2024 of later en zij denken dat de impact
van de coronamaatregelen en het lerarentekort momenteel meer reden tot zorg zijn.
Het peil met betrekking tot de eindexamens van vóór de coronacrisis zal absoluut terugkeren,
maar de leden geven aan dit niet te overhaasten. Zij geven aan dat de jongeren natuurlijk
goed moeten worden voorbereid op de samenleving en op de arbeidsmarkt en succesvol
kunnen beginnen aan hun vervolgopleiding, maar dit hangt volgens de leden als voornoemd
meer af van de kwaliteit van het onderwijs gedurende de gehele schoolperiode dan van
enkel het laatste testmoment.
Voornoemde leden hebben zeker begrip voor het feit dat de Minister stelt dat er qua
normering weer terug moet worden gegaan naar de periode van vóór corona. Deze periode
is wellicht voor volwassenen relatief makkelijker achter zich te laten dan voor jonge
geesten die de wereld nog moeten ontdekken, aldus deze leden. Zij vinden dat de schade
die is opgelopen dan ook niet een-twee-drie kan worden weggevaagd. De meeste scholieren,
die nu eindexamen doen, waren destijds in de leeftijd van 14 of 15 jaar en dat zijn
enorm belangrijke jaren op zowel cognitief als emotioneel gebied, aldus de leden.
De leden zijn van mening dat de nasleep van de lockdown niet moet worden onderschat.
Het enige positieve dat het leren op afstand tijdens de coronaperiode wellicht heeft
opgeleverd, is volgens de leden dat men het belang van fysieke lessen nu zoveel meer
inziet.
De voornoemde leden snappen dat leerkrachten graag snel weer willen overgaan tot «normaal»
en dat de Minister hen tegemoet wil komen, echter deze leden zouden ten zeerste willen
bepleiten om dit niet te overhaasten. De leden zijn van mening dat voor dit examenjaar
minimaal de mogelijkheid om één extra herkansing te geven geen overbodigheid is, bij
voorkeur aangevuld met de mogelijkheid om de examens te spreiden over twee periodes.
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.