Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over investeringen in Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten en beleidsreactie evaluatie financieringswijze ambtsopleidingen aan de Vrije Universiteit (Kamerstuk 31288-990)
2022D56232 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 22 november 2022 inzake investeringen in
Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten en beleidsreactie evaluatie financieringswijze
ambtsopleidingen aan de Vrije Universiteit (Kamerstuk 31 288, nr. 990).
De voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie
Bosnjakovic
Inhoud
I. Vragen en opmerkingen uit de fracties
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
– Inbreng van de leden van de D66-fractie
– Inbreng van de leden van de CDA-fractie
– Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
– Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
– Inbreng van de leden van de SGP-fractie
II. Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Investeringen
in Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten en beleidsreactie evaluatie financieringswijze
ambtsopleidingen aan de Vrije Universiteit». De leden hebben nog een enkele vraag.
De leden van de VVD-fractie lezen dat met de uitvoering van de motie van de leden
Van der Molen en Tielen1, seminaries die zich willen koppelen aan een andere onderwijsinstelling, hun financiering
van voor 2016 mee kunnen nemen. De leden vragen of alle ambtsopleidingen ook voor
2016 een financiering hadden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister over de investeringen in Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten
en de beleidsreactie op de evaluatie financieringswijze ambtsopleidingen aan de Vrije
Universiteit. De leden hebben enkele vragen.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister de lumpsumvoorziening voor de ambtsopleidingen
met 250.000 euro structureel verhoogt en dit bekostigt uit het macrobudget. Daarbij
geeft de Minister aan dat de Vrije Universiteit in de samenwerkingsafspraken met seminaria
in moet gaan op de manier waarop zij omgaan met de situatie waarin nieuwe ambtsopleidingen
willen toetreden of aan de Vrije Universiteit verbonden ambtsopleidingen willen uittreden.
Wat is de inschatting van de Minister met betrekking tot deze ontwikkeling? Voorziet
de Minister dat een verhoging van de lumpsumvoorziening nog vaker nodig zal zijn,
zo vragen de leden.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten
op dit moment werken aan samenwerkingsplan voor de periode 2023–2029. De leden zien
mogelijkheid tot synergie met de samenwerkingsafspraken die de Vrije Universiteit
zal gaan maken. Hierdoor kan de vijf miljoen euro structurele investering ook strategisch
worden ingezet voor toekomstige tekorten. Ziet de Minister een kans om de Netwerk
van Levensbeschouwelijke Universiteiten, de Vrije Universiteit en de seminaries hier
gezamenlijk afspraken over te laten maken, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief «Investeringen
in Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten en beleidsreactie evaluatie financieringswijze
ambtsopleidingen aan de Vrije Universiteit». Zij zijn verheugd met de extra aanvullende
structurele middelen van 250.000 euro voor de ambtsopleidingen. Zij hebben tevens
nog een enkele vraag.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de brief van 6 december 20192 de Minister heeft aangekondigd dat met ingang van die brief het voor seminaries mogelijk
wordt om zich te verbinden aan een andere onderwijsinstelling, met medeneming van
de oorspronkelijke individuele financiering die gold onder de regeling vóór de wijziging
in 2016, exclusief indexatie en op structurele voet. In de onderhavige brief wordt
aangegeven dat de 250.000 euro zijn bedoeld om de samenwerking succesvol voort te
zetten en verder te kunnen blijven werken aan de beoogde doelen en afspraken uit 2017
wat betreft samenwerking, synergie en kwaliteitsborging. Klopt het dat niet alle ambtsopleidingen
die nu verbonden zijn aan de Vrije Universiteit een oorspronkelijke individuele financiering
hebben? Hoe verhouden de extra middelen voor de ambtsopleidingen zich ten opzichte
van de ambtsopleidingen die geen oorspronkelijke individuele financiering hebben?
Is de Minister bereid om de samenwerkingsafspraken die de Vrije Universiteit gaat
maken met de ambtsopleidingen naar de Kamer te sturen, zo vragen zij.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
brief. Zij vinden het niet vanzelfsprekend dat het Ministerie van OCW religieuze stromingen
een bijdrage geeft voor het vormgeven van ambtsopleidingen van de vier levensbeschouwelijke
universiteiten en vooral van de Vrije Universiteit. Zij onderkennen dat dit zo historisch
is gegroeid en vinden het consequent dat inmiddels niet alleen religieuze stromingen
hiervan profiteren, maar ook de Universiteit voor Humanistiek wordt gefinancierd door
de overheid. Niettemin hechten zij aan een zekere scheiding zowel tussen kerk en staat
als tussen religie en wetenschap en voelen zij behoefte aan een toelichting op het
voortbestaan van deze bijdragen vanuit OCW ten principale.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de onderzoekers die in 2017 de gewijzigde
financieringssystematiek evalueerden, wezen op de ongelijkheid tussen seminaria als
het gaat om medeneming van het oorspronkelijk bedrag bij een eventueel vertrek bij
de Vrije Universiteit. De Minister reageert hierop door de lumpsumvoorziening voor
de ambtsopleidingen op te hogen met structureel 250.000 euro. Nu werd de motie van
de leden Van der Molen en Tielen3 destijds aangenomen met steun van de PvdA-fractie, maar deze motie vroeg niet expliciet
om een structurele ophoging van de lumpsumvoorziening. Kan de Minister nader toelichten
waarom hij niet kan volstaan met een andere verdeling van het bestaande budget, zo
vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat de Minister op basis van conclusies uit
het PwC rapport4 jaarlijks structureel vijf miljoen euro in de Nederlandse Levensbeschouwelijke Universiteiten
investeert. De Minister noemt de structurele investeringen nodig om de basis van het
onderwijs en onderzoek bij het Netwerk van Levensbeschouwelijke Universiteiten op
peil te brengen en om de maatschappelijke relevantie van het levensbeschouwelijke
onderwijs en onderzoek te versterken. Kan de Minister nader toelichten hoe hij wil
dat met deze middelen de maatschappelijke relevantie gestalte krijgt, zo vragen de
leden
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen
van de investeringen van structureel vijf miljoen euro in de Nederlandse Levensbeschouwelijke
Universiteiten en de verhoging van de lumpsumvoorziening voor de ambtsopleidingen
van structureel 250.000 euro. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de NLU5-instellingen van waarde zijn voor het gehele universitaire landschap doordat ze levensbeschouwelijke
perspectieven inbrengen in de academie. De leden constateren dat met de structurele
investeringen eerder gemaakte afspraken nagekomen worden. Zij zijn blij dat de NLU-instellingen
de ruimte krijgen om de middelen op maat te kunnen inzetten. De voornoemde leden horen
dat de NLU-instellingen buitengewoon constructief samenwerken en hopen dat zij vanuit
hun eigenheid de gelegenheid krijgen zorg te dragen voor een goed vervolg daarvan.
De leden vragen de Minister of hij de NLU-instellingen deze ruimte voldoende kan bieden.
Voorts vragen de leden de Minister hoe hij die ruimte wil waarborgen, ook wanneer
de NLU-instellingen in maart hun samenwerkingsplan moeten overhandigen.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Minister. Deze leden vinden het belangrijke dat de Minister een extra investering
wil doen in de levensbeschouwelijke universiteiten en de seminaria.
Financiering ambtsopleidingen
De leden van de SGP-fractie maken de Minister attent op de toezegging dat hij bij
de eindevaluatie ook de analyse in het onderzoek van dr. T. van Kooten zou betrekken
inzake de juridische positie van seminaria6. Deze leden constateren dat aan dit onderzoek geen aandacht wordt besteed, behoudens
de vermelding in de literatuurlijst van de eindevaluatie. De eindevaluatie lijkt volgens
deze leden te bevestigen wat ook door Van Kooten wordt opgemerkt, namelijk dat een
overeenkomst tussen de Vrije Universiteit en de seminaria voor alle betrokkenen, waaronder
OCW, onvoldoende duidelijkheid en waarborgen biedt. Zij vragen de Minister te reflecteren
op de conclusie van Van Kooten dat in basale mate een wettelijke richtingwijzer nodig
is om de seminaria voldoende rechtszekerheid te bieden.
De leden van de SGP-fractie vragen welke uitgangspunten de Minister hanteert inzake
een eventueel vertrek van een seminarium bij de Vrije Universiteit. Het is deze leden
bijvoorbeeld niet duidelijk welk bedrag seminaria bij vertrek kunnen meenemen. Hoe
kan het bedrag uit 2016 nog als uitgangspunt genomen worden nu twee seminaria zijn
toegetreden en de berekening van de bijdragen sindsdien is gewijzigd? Wordt het bedrag
uit 2016 ten minste geïndexeerd, zo vragen zij.
De leden van de SGP-fractie vragen welke waarborgen er zijn dat de kosten die gemoeid
zijn met de kwaliteitsbevordering door de Vrije Universiteit niet een te groot beslag
gaat leggen op het beschikbare budget.
Levensbeschouwelijke universiteiten
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de twee geformuleerde doelstellingen, te weten
het op peil brengen van de basis van onderwijs en onderzoek en het versterken van
de maatschappelijke relevantie, meewegen bij de besteding van de extra middelen die
deze universiteiten ontvangen. Klopt het dat de eerste prioriteit ligt bij het orde
brengen van de basis van onderwijs en onderzoek en dat vandaaruit ook verder gewerkt
kan worden aan maatschappelijke relevantie, zo vragen zij.
De leden van de SGP-fractie vragen welke rol de NWO7 kan vervullen om de positie van onderzoekers aan deze kleine universiteiten beter
te faciliteren en de maatschappelijke meerwaarde duidelijker te benutten. Hoe wordt
dat in de nieuwe agenda van de NWO ingepast, zo vragen zij.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.