Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 263 Regels inzake specifieke wettelijke voorzieningen voor het uitvoeren van onderzoeken door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst naar landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland of Nederlandse belangen (Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma)
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in aanvulling op en deels
in afwijking van hetgeen in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017
is bepaald, randvoorwaarden te scheppen waarbinnen de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst op een effectieve wijze onderzoek
kunnen doen naar landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland of Nederlandse
belangen, met onder meer als doel beter zicht te krijgen op de daarmee samenhangende
bekende en verborgen dreigingen, de door deze landen gehanteerde werkwijzen en de
specifieke aandachtsgebieden waarop die dreigingen zich richten, alsmede te voorzien
in de mogelijkheid van bindend toezicht door de afdeling toezicht van de Commissie
van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en de mogelijkheid van beroep
bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Paragraaf 1 Definitiebepaling
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. dienst:
de Algemene- en Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en
Veiligheidsdienst;
b. Wiv 2017:
de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017;
c. Onze betrokken Minister:
1°. ten aanzien van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst: Onze Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
2°. ten aanzien van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst: Onze Minister van
Defensie;
d. afdeling toezicht:
de afdeling toezicht van de commissie, bedoeld in artikel 97 van de Wiv 2017;
e. toetsingscommissie:
de commissie, bedoeld in artikel 32 van de Wiv 2017.
Paragraaf 2 Reikwijdte wet en van toepassingverklaring wet
Artikel 2
1. In het kader van de in artikel 8, tweede lid, onder a en d, onderscheidenlijk 10,
tweede lid, onder a, c en e, van de Wiv 2017 aan de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
onderscheidenlijk de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in het belang van
de nationale veiligheid opgedragen taak, zijn de diensten belast met het verrichten
van onderzoek naar landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland of Nederlandse
belangen.
2. Op de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak is de Wiv 2017 van toepassing
met inachtneming van het bepaalde in deze wet.
3. In een verzoek om toestemming, alsmede een verzoek om verlenging van een toestemming,
voor de uitoefening van een bijzondere bevoegdheid als bedoeld in paragraaf 3.2.5
van de Wiv 2017 wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 29, tweede lid, van
die wet tevens vermeld of daarbij toepassing wordt gegeven aan deze wet.
Paragraaf 3 De uitoefening van de toetsbevoegdheid door de toetsingscommissie
Artikel 3
1. Indien de toetsingscommissie van oordeel is dat met betrekking tot de aan haar voorgelegde
toestemming ten onrechte is bepaald dat daarmee uitvoering wordt gegeven aan deze
wet, doet zij daarvan terstond mededeling aan Onze betrokken Minister. Bij de aansluitende
toetsing van de door Onze betrokken Minister verleende toestemming laat ze het bepaalde
in deze wet buiten toepassing.
2. De toetsingscommissie doet van een oordeel, inhoudende rechtmatigheid van een door
Onze betrokken Minister verleende toestemming, waarbij toepassing is gegeven aan het
bepaalde in artikel 2, derde lid, terstond mededeling aan de afdeling toezicht. De
mededeling betreft het uniek identificerend kenmerk van de aanvraag, datum toestemming
en datum oordeel.
3. Bij de mededeling, bedoeld in het tweede lid, kan de toetsingscommissie de afdeling
toezicht wijzen op mogelijk voor het toezicht relevante aandachtspunten in verband
met de uitvoering van de verleende toestemming.
Paragraaf 4 Verkennen van geautomatiseerde werken en enkele nadere voorzieningen inzake
de bevoegdheid tot binnendringen in een geautomatiseerd werk
Artikel 4
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 45, derde lid, van de Wiv 2017 wordt de
toestemming voor de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 45, eerste
lid, onder a, van die wet verleend door het hoofd van de betrokken dienst. Het bepaalde
in de artikelen 32, tweede lid, en 36, eerste lid, van de Wiv 2017 vindt geen toepassing
met betrekking tot die toestemming.
2. Het hoofd van de betrokken dienst doet van een verleende toestemming als bedoeld
in het eerste lid terstond mededeling aan de afdeling toezicht. De mededeling blijft
beperkt tot het uniek identificerend kenmerk van de aanvraag en de datum van toestemming.
Artikel 5
1. Bij een verzoek om toestemming als bedoeld in artikel 45, derde lid, juncto eerste
lid, onder b, van de Wiv 2017 blijft het bepaalde in artikel 45, vierde lid, aanhef
en onder a, van die wet buiten toepassing.
2. In aanvulling op het bepaalde in artikel 45, achtste lid, van de Wiv 2017, omvat
de verleende toestemming tevens de bevoegdheid om, voor de duur van de verleende toestemming,
binnen te dringen in een ander geautomatiseerd werk dat door de desbetreffende persoon
of organisatie in gebruik is voor zover dat in de plaats treedt van of een aanvulling
is op het geautomatiseerde werk waar oorspronkelijk de toestemming voor is verleend.
3. Van de toepassing van het tweede lid wordt terstond mededeling gedaan aan de afdeling
toezicht.
Paragraaf 5 Verkenning ten behoeve van OOG-interceptie, OOG-interceptie en GDA op
OOG-metadata
Artikel 6
1. De diensten zijn bevoegd met het oog op toepassing van de bevoegdheid, bedoeld in
artikel 48, eerste lid, van de Wiv 2017, tot het met een technisch hulpmiddel aftappen,
ontvangen, opnemen en afluisteren van elke vorm van telecommunicatie of gegevensoverdracht
door middel van een geautomatiseerd werk ongeacht waar een en ander zich bevindt,
met het uitsluitende doel vast te stellen op welke gegevensstromen een verzoek om
toestemming als bedoeld in artikel 48, tweede lid, van die wet, betrekking dient te
hebben.
2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid mag slechts worden uitgeoefend, indien
door Onze betrokken Minister daarvoor op een daartoe strekkend verzoek toestemming
is verleend aan het hoofd van de dienst. De toestemming wordt verleend voor een periode
van ten hoogste een jaar en kan telkens op een daartoe strekkend verzoek worden verlengd
voor eenzelfde periode.
3. De artikelen 36 en 37 van de Wiv 2017 zijn van overeenkomstige toepassing op de door
Onze betrokken Minister verleende toestemming als bedoeld in het tweede lid. De toetsingscommissie
doet van een oordeel, inhoudende rechtmatigheid van een door Onze betrokken Minister
verleende toestemming terstond mededeling aan de afdeling toezicht. De mededeling
betreft de operatienaam, datum toestemming en datum oordeel. Bij de mededeling kan
de toetsingscommissie de afdeling toezicht wijzen op mogelijk voor het toezicht relevante
aandachtspunten in verband met de uitvoering van de verleende toestemming.
4. Artikel 26, vijfde lid, van de Wiv 2017 blijft buiten toepassing.
5. De artikelen 52 en 53 van de Wiv 2017 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking
tot de uitvoering van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, waarvoor op grond
van het tweede lid toestemming is verleend. Artikel 36 van de Wiv 2017 is van overeenkomstige
toepassing op een door Onze betrokken Minister verleende toestemming als bedoeld in
artikel 53, tweede lid, van die wet.
6. Onze betrokken Minister of namens deze het hoofd van de dienst wijst bij besluit
aan hem ondergeschikte ambtenaren aan die bij uitsluiting van anderen kennis mogen
nemen van de ingevolge de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, verworven gegevens
ten behoeve van het aldaar vermelde doel. De gegevens worden niet verwerkt voor andere
doeleinden. Na een periode van ten hoogste zes maanden worden de desbetreffende gegevens
voor zover deze niet bijdragen aan het doel van de verwerking vernietigd. Van de vernietiging
wordt aantekening gehouden.
7. Onverminderd het bepaalde in dit artikel wordt de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid
voor de toepassing van de Wiv 2017 als bijzondere bevoegdheid aangemerkt.
Artikel 7
Bij de toepassing van de in artikel 26, tweede en vijfde lid, van de Wiv 2017 neergelegde
voorwaarde in verband met de uitvoering van de in artikel 48, eerste lid, van die
wet, geregelde bevoegdheid tot onderzoeksopdrachtgerichte interceptie, worden met
name de navolgende aspecten betrokken:
a. een indicatie van de te verwerven gegevensstromen;
b. een indicatie van de wijze waarop de reductie van gegevens binnen de gehele keten
van verwerving invulling krijgt.
Artikel 8
In afwijking van het bepaalde in artikel 36, eerste lid, van de Wiv 2017 wordt een
door Onze betrokken Minister verleende toestemming als bedoeld in artikel 50, vierde
lid, van die wet niet voor toetsing voorgelegd aan de toetsingscommissie. Artikel 32,
tweede lid, van die wet blijft buiten toepassing.
Paragraaf 6 Bijschrijfmogelijkheid bij toepassing artikel 47 en 54 Wiv 2017
Artikel 9
1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 47, zevende lid, van de Wiv 2017, omvat
de verleende toestemming tevens de bevoegdheid om, voor de duur van de verleende toestemming,
de telecommunicatie te ontvangen of op te nemen aan de hand van na de toestemmingverlening
bekend geworden andere nummers of technische kenmerken die in gebruik worden genomen
door de desbetreffende persoon of organisatie.
2. Van de toepassing van het eerste lid wordt terstond mededeling gedaan aan de afdeling
toezicht.
Artikel 10
1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 54 van de Wiv 2017 omvat een verleende toestemming
tevens de bevoegdheid voor de dienst om:
a. zich te wenden tot een andere aanbieder dan de aanbieder, bedoeld in artikel 54, eerste
lid, onder a, van die wet, onderscheidenlijk een andere persoon of instantie dan de
persoon of instantie, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onder b, van die wet, ingeval
die andere aanbieder onderscheidenlijk die andere persoon of instantie in de plaats
treedt van de aanbieder onderscheidenlijk de persoon of instantie ten aanzien waarvan
oorspronkelijk de toestemming is verleend dan wel naast de oorspronkelijke aanbieder
of persoon of instantie wordt ingeschakeld;
b. de bevoegdheid, bedoeld in artikel 54, eerste lid, van die wet, uit te oefenen ingeval
een ander nummer of een andere aanduiding waarmee de gebruiker of derde kan worden
geïdentificeerd in de plaats treedt van of een aanvulling is op het nummer dan wel
de andere aanduiding, bedoeld in artikel 54, derde lid, onder a, van die wet.
2. Van de toepassing van het eerste lid wordt terstond mededeling gedaan aan de afdeling
toezicht.
Paragraaf 7 Inlichtingen-uitwisseling toetsingscommissie en afdeling toezicht
Artikel 11
1. De toetsingscommissie en de afdeling toezicht zijn met het oog op een effectieve
uitvoering van de aan hen in het kader van deze wet opgedragen taak bevoegd tot het
verstrekken van inlichtingen aan elkaar omtrent bevindingen die bij de uitvoering
van de aan de toetsingscommissie onderscheidenlijk afdeling toezicht opgedragen taken
zijn gebleken en blijft beperkt tot die inlichtingen die voor de uitvoering van de
aan de toetsingscommissie onderscheidenlijk afdeling toezicht opgedragen taken noodzakelijk
zijn. De verstrekking van inlichtingen die betrekking hebben op personen met wier
medewerking door de diensten gegevens worden verzameld blijft achterwege.
2. Van de toepassing van het eerste lid doen de toetsingscommissie onderscheidenlijk
de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten verslag in het
verslag als bedoeld in artikel 35, derde lid, juncto artikel 132 onderscheidenlijk
artikel 132 van de Wiv 2017.
Paragraaf 8 Bindend toezicht door de afdeling toezicht, de mogelijkheid van beroep
en een voorlopige voorziening bij de Afdeling bestuursrechtspraak
Artikel 12
1. Indien de afdeling toezicht in het kader van haar toezichthoudende taak tot het voorlopige
oordeel komt dat de toepassing door de diensten van:
a. artikel 45, eerste lid, onder a, van de Wiv 2017, juncto artikel 4,
b. artikel 45, eerste lid, onder b, van de Wiv 2017, juncto artikel 5, eerste lid, uitsluitend
voor zover dat betrekking heeft op daaraan verbonden technische risico’s,
c. artikel 5, tweede lid,
d. artikel 50, vierde lid, van de Wiv 2017, juncto artikel 8,
e. artikel 9, of
f. artikel 10,
in een onderzoek van een dienst als bedoeld in artikel 2, eerste lid, niet rechtmatig
is, kan zij daarvan met redenen omkleed mededeling doen aan Onze betrokken Minister.
Daarbij deelt zij ook mede of zij aan dit voorlopige oordeel gevolgen verbindt.
2. De aan een oordeel als bedoeld in het eerste lid te verbinden gevolgen kunnen uitsluitend
bestaan uit:
a. de beëindiging van de desbetreffende bevoegdheid;
b. de verwijdering en vernietiging van de bij de uitvoering van de desbetreffende bevoegdheid
verwerkte gegevens.
3. De afdeling toezicht stelt Onze betrokken Minister in de gelegenheid om op het voorlopige
oordeel en de daaraan door de afdeling toezicht verbonden gevolgen te reageren binnen
drie dagen na ontvangst van het voorlopige oordeel.
4. Na ontvangst van de reactie van Onze betrokken Minister, of bij het uitblijven daarvan
binnen de termijn, bedoeld in het derde lid, stelt de afdeling toezicht het oordeel
en de daaraan te verbinden gevolgen vast. Dit oordeel is bindend. Het vastgestelde
oordeel met de daaraan verbonden gevolgen wordt schriftelijk en met redenen omkleed
aan Onze betrokken Minister bekendgemaakt.
5. Behoudens toepassing van artikel 14 geeft Onze betrokken Minister binnen drie dagen
na ontvangst van het vastgestelde oordeel daaraan uitvoering.
6. Onze betrokken Minister doet van een oordeel van de afdeling toezicht alsmede van
diens reactie daarop terstond mededeling aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Artikel 12, derde en vierde lid, van de Wiv 2017 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13
1. Onze betrokken Minister kan door middel van het indienen van een beroepschrift beroep
instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen:
a. een oordeel, de daaraan door de afdeling toezicht verbonden gevolgen dan wel zowel
het oordeel als de daaraan door de afdeling toezicht verbonden gevolgen, als bedoeld
in artikel 12, vierde lid;
b. een oordeel van de toetsingscommissie als bedoeld in artikel 3, eerste lid;
c. een oordeel van de toetsingscommissie inzake een door Onze betrokken Minister verleende
toestemming in een onderzoek als bedoeld in artikel 2, eerste lid.
2. Het instellen van beroep heeft geen schorsende werking.
3. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt twee weken en vangt aan
met ingang van de dag na die waarop de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie
het oordeel schriftelijk aan Onze betrokken Minister heeft medegedeeld.
4. Bij de indiening van het beroepschrift worden de op de zaak betrekking hebbende stukken
ter vertrouwelijke kennisneming aan de Afdeling bestuursrechtspraak ter beschikking
gesteld. Onze betrokken Minister zendt een afschrift van het beroepschrift en de daarbij
meegezonden stukken onverwijld aan de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie.
5. Behoudens gevallen als bedoeld in het negende lid, stelt de Afdeling bestuursrechtspraak
de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie in de gelegenheid een verweerschrift
in te dienen. De termijn voor het indienen van een verweerschrift bedraagt twee weken
en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het beroepschrift is ingediend.
6. Bij indiening van het verweerschrift kunnen op de zaak betrekking hebbende stukken
die niet reeds op grond van het vierde lid zijn verstrekt, ter vertrouwelijke kennisneming
aan de Afdeling bestuursrechtspraak ter beschikking worden gesteld. De afdeling toezicht
dan wel de toetsingscommissie zendt Onze betrokken Minister onverwijld een afschrift
van het verweerschrift en de bijgevoegde stukken.
7. Op een daartoe strekkend verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak wordt, binnen
een daarbij te stellen termijn, door Onze betrokken Minister, de afdeling toezicht
dan wel de toetsingscommissie alle door de Afdeling bestuursrechtspraak relevante
geachte inlichtingen, mondeling dan wel schriftelijk, ter vertrouwelijke kennisneming
verstrekt. Een zakelijke weergave van de mondelinge inlichtingen dan wel een afschrift
van de schriftelijke inlichtingen wordt door Onze betrokken Minister, de afdeling
toezicht dan wel de toetsingscommissie verstrekt aan respectievelijk de afdeling toezicht
of de toetsingscommissie dan wel aan Onze betrokken Minister.
8. Na indiening van het verweerschrift, dan wel na het verstrijken van de termijn daarvoor,
worden Onze betrokken Minister en de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie
zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en
tijdstip op een zitting te verschijnen. De uitnodiging wordt uiterlijk 24 uur voor
de zitting verstuurd.
9. Indien de Afdeling bestuursrechtspraak kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk
niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan de Afdeling bestuursrechtspraak
uitspraak doen zonder toepassing van het achtste lid.
10. De Afdeling bestuursrechtspraak kan deskundigen benoemen. De deskundige die zijn
benoeming heeft aanvaard en door de Afdeling bestuursrechtspraak wordt opgeroepen,
is verplicht aan de oproeping gevolg te geven en zijn opdracht onpartijdig en naar
beste weten te vervullen. In de oproeping worden de opdracht die moet worden vervuld,
de plaats en het tijdstip waarop de opdracht moet worden vervuld en de gevolgen die
zijn verbonden aan het niet verschijnen vermeld. Naam en woonplaats van de opgeroepen
deskundige en de feiten waarop het horen betrekking zal hebben onderscheidenlijk de
opdracht die moet worden vervuld, worden bij de uitnodiging, bedoeld in het achtste
lid, aan partijen zoveel mogelijk medegedeeld.
11. De behandeling van de zaak heeft plaats met gesloten deuren.
12. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak kan een persoon, niet zijnde rechterlijk
ambtenaar, als deskundig lid toevoegen aan de meervoudige kamer die het beroep behandelt.
13. De Afdeling bestuursrechtspraak kan een tussenuitspraak doen en kan daarbij zo nodig
een voorlopige voorziening treffen. In dat geval bepaalt zij wanneer de voorlopige
voorziening vervalt.
14. De Afdeling bestuursrechtspraak doet zo spoedig mogelijk uitspraak.
15. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is gemotiveerd en strekt tot gehele
of gedeeltelijke:
a. onbevoegdverklaring van de Afdeling bestuursrechtspraak;
b. niet-ontvankelijkverklaring van het beroep;
c. ongegrondverklaring van het beroep;
d. gegrondverklaring van het beroep.
16. Indien de Afdeling bestuursrechtspraak het beroep gegrond verklaart, vernietigt zij
het bestreden oordeel geheel of gedeeltelijk. De vernietiging van een oordeel of een
gedeelte van een oordeel brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit
of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
17. De Afdeling bestuursrechtspraak kan:
a. bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde oordeel of het vernietigde gedeelte
daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven;
b. bepalen dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde oordeel of het
vernietigde gedeelte daarvan; of
c. een voorlopige voorziening treffen.
18. In afwijking van artikel 36, derde lid, van de Wiv 2017, kan de Afdeling bestuursrechtspraak
bij toepassing van het zeventiende lid, onder b, bepalen dat de door Onze betrokken
Minister verleende toestemming rechtmatig is verleend. De toestemming van Onze betrokken
Minister herleeft alsdan van rechtswege met terugwerkende kracht.
19. De Afdeling bestuursrechtspraak kan, indien toepassing van het zeventiende lid niet
mogelijk is, de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie opdragen een nieuw
oordeel uit te brengen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van
haar aanwijzingen. Daarbij kan zij:
a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe oordeel
of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
b. de afdeling toezicht dan wel de toetsingscommissie een termijn stellen voor het uitbrengen
van een nieuw oordeel of het verrichten van de andere handeling.
20. De Afdeling bestuursrechtspraak zendt de uitspraak in afschrift aan Onze betrokken
Ministers, de afdeling toezicht en de toetsingscommissie.
21. De Afdeling bestuursrechtspraak maakt de uitspraak openbaar. In de openbaar gemaakte
uitspraak blijven gegevens als bedoeld in artikel 12, derde lid, van de Wiv 2017,
achterwege.
22. Eenieder die betrokken is bij de behandeling van het beroep is verplicht tot geheimhouding.
23. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt een procesreglement vast voor de behandeling
van het beroep, bedoeld in dit artikel, en van het verzoek om een voorlopige voorziening,
bedoeld in artikel 14.
Artikel 14
1. De voorzitter van de kamer die over het beroepschrift oordeelt, kan op verzoek van
Onze betrokken Minister, ingediend voorafgaand aan of tegelijkertijd met het instellen
van beroep als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, een voorlopige voorziening
treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De termijn voor het verzoek om een voorlopige voorziening bedraagt drie dagen en
vangt aan met ingang van de dag na die waarop de afdeling toezicht het vastgestelde
oordeel schriftelijk aan Onze betrokken Minister heeft medegedeeld.
3. Indien een verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in het eerste lid wordt
gedaan, wordt de werking van het oordeel als bedoeld in artikel 12, vierde lid, opgeschort
vanaf het moment dat de afdeling toezicht het oordeel en de daaraan te verbinden gevolgen
vaststelt totdat de voorzitter, bedoeld in het eerste lid, op dat verzoek uitspraak
doet.
4. Artikel 13, vierde tot en met elfde, dertiende en vijftiende tot en met twinstigste
lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor indiening
van een verweerschrift drie dagen is.
5. De voorzitter, bedoeld in het eerste lid, doet zo spoedig mogelijk uitspraak en bepaalt
daarbij het tijdstip waarop de voorlopige voorziening vervalt. De voorlopige voorziening
vervalt in ieder geval zodra het beroep is ingetrokken.
6. Indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep is ingesteld
ingevolge artikel 13, eerste lid, onder a, en de voorzitter, bedoeld in het eerste
lid, van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in het vierde lid juncto artikel 13,
achtste lid, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling
van de zaak, kan hij onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
7. Het zesde lid kan slechts worden toegepast indien Onze betrokken Minister en de afdeling
toezicht daarvoor toestemming hebben gegeven.
Paragraaf 9 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 15
Artikel 145 van de Wiv 2017 is van overeenkomstige toepassing op besluiten die op
grond van deze wet worden genomen.
Artikel 16
Deze wet is niet van toepassing op verleende toestemmingen als bedoeld in artikel 36,
eerste lid, van de Wiv 2017, die op het moment van inwerkingtreding van deze wet reeds
aan de toetsingscommissie zijn voorgelegd.
Artikel 17
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld,
en vervalt vier jaren na het tijdstip van inwerkingtreding.
Artikel 18
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen
met een offensief cyberprogramma.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister van Defensie,
Ondertekenaars
-
, -
,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 23 | Voor | |
PVV | 16 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Tegen | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Tegen | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Tegen | |
BBB | 4 | Voor | |
DENK | 3 | Tegen | |
SGP | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 2 | Tegen | |
Volt | 2 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Tegen | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Voor | |
JA21 | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.