Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Raad voor Concurrentievermogen van 29 september 2022 (Kamerstuk 21501-30-565)
2022D37349 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de Geannoteerde agenda
Raad voor Concurrentievermogen / Interne Markt & Industrie (formeel) d.d. 29 en 30 september
2022 van 16 september 2022, de brief van de regering betreffende de Voortgang ruimtevaartbeleid
2022 (Kamerstuk 24 446, nr. 77), het Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda van de
informele Raad voor Concurrentievermogen van 20 en 22 juli 2022 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 562) en het Verslag Informele Raad voor Concurrentievermogen 20 en 22 juli 2022 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 563).
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
3
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige
en aanverwante stukken.
De leden van de VVD-fractie lezen dat bepaalde noodvoorraden aangehouden zullen worden
voor bepaalde producten in noodsituaties. Kan de Minister nader ingaan op deze noodvoorraden?
Op welke goederen ziet deze maatregel exact?
De leden van de VVD-fractie lezen dat informatieverzoeken door de Europese Commissie
kunnen worden ingediend bij bedrijven. Is er al meer bekend over hoe een dusdanig
verzoek er in de praktijk uit zal gaan zien?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af wanneer er precies sprake is van een crisissituatie.
Kan de Minister hier nader op ingaan?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Commissie de bevoegdheid heeft lidstaten
te dwingen bepaalde voorraden aan te leggen. Wat is de rol voor lidstaten hierin?
Hoe beoordeelt de Minister de verhouding tussen lidstaten en de Commissie?
De leden van de VVD-fractie ontvangen daarnaast verontrustende signalen vanuit de
ruimtevaartsector over het voorgenomen ambitieniveau van Nederland. Op welke wijze
is de sector actief betrokken bij de totstandkoming van de inzet van het kabinet?
Het is gebruikelijk dat het Netherlands Space Office (NSO) een advies opstelt ter
voorbereiding van de Nederlandse inzet tijdens de ministeriële conferentie van het
European Space Agency (ESA). Welk advies heeft het NSO dit voorjaar gegeven? Kan de
Minister die zo snel mogelijk met de Kamer delen ter voorbereiding van het debat dat
wij nog zullen voeren over de inzet van het kabinet tijdens deze conferentie?
De leden van de VVD-fractie merken daarnaast op dat versterking van het ruimtevaartcluster
ook staat genoemd in het coalitieakkoord en in diverse Kamerbrieven (ook van andere
ministeries) aan de orde komt. Daarin wordt gesteld dat Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen
een concurrentienadeel ervaren omdat Nederland in verhouding tot andere lidstaten
relatief weinig in optionele ESA-programma’s heeft ingeschreven. De leden vragen zich
daarom af welke stappen op korte termijn gezet zullen worden voor de versterking van
het cluster. Daarnaast willen zij graag weten op welke wijze de Minister uitvoering
geeft aan de terechte appreciatie die zij geeft aan de bijdragen die ruimtevaart kan
leveren aan het oplossen van bijvoorbeeld stikstof- en klimaatproblematiek. Op welke
wijze stimuleert de Minister dat vanuit andere departementen, fondsen en ministeries
zoals het Ministerie van Defensie aan deze mogelijkheden wordt bijgedragen? Ruimtevaart
is immers een interdepartementaal beleidsterrein. Welke financieringsopties worden
verkend? Wat zijn andere ministeries bereid te investeren?
De leden van de VVD-fractie hebben tot slot de volgende vragen met betrekking tot
de ministeriële ESA-conferentie. Welke inzet verwacht de Minister uit de andere landen?
Wat zijn de voornaamste trends die de Minister voorziet? Wat denkt de Minister dat
verwacht mag worden vanuit andere landen, gezien ook de aangekondigde ambities van
bijvoorbeeld België, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Luxemburg? Wat denkt de Minister
dat verwacht mag worden vanuit deze en andere landen en houdt Nederland daarmee gelijke
tred?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderhavige
stukken. Zij wensen de Minister enkele vragen voor te leggen en voor enkele andere
belangrijke zaken aandacht te vragen.
De leden van de D66-fractie weten dat bij de afgelopen Raad voor Concurrentievermogen
op 20 en 22 juli 2022 is besproken dat verschillen tussen Europese regio’s moeten
worden verkleind voor het belang van innovatie voor de digitale en groene transities.
De leden vragen zich af welke stappen hier in de afgelopen Raad al op zijn gezet?
Gaat het hierbij vooral om de manier van financieren? Met welke verschillen heeft
Nederland te maken? Heeft het verkleinen van deze verschillen invloed in de interne
markt op het gebied van investeringen die innovatie bevorderen? Hoe beïnvloedt dit
Nederlandse doelen?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland in de Raad van 20
en 22 juli 2022 heeft onderstreept dat het belangrijk is om binnen ecosystemen sterke
connecties en interacties te hebben tussen het midden- en kleinbedrijf, industrie
en onderzoeks- en innovatie-instellingen, bijvoorbeeld in de vorm van publiek-private
partnerschappen. De leden van de D66-fractie onderschrijven dat een dergelijke link
belangrijk is om te werken aan duurzame innovaties die aansluiten bij de vraag van
bedrijven en industrie om te verduurzamen enerzijds en investeringen van het bedrijfsleven
in innovatief onderzoek anderzijds. De leden vragen zich af of Nederland in deze samenwerking
in Europa koploper is, vergeleken met andere lidstaten? Zo ja, welke best practices
deelt Nederland om ook andere landen te stimuleren op deze samenwerking in te zetten?
Zo nee, welke lessen kunnen wij leren van andere landen die hiermee verder zijn dan
wij? Hoever zijn we met het behalen van de Lissabondoelstelling? Hoe verhoudt zich
dat tot andere lidstaten?
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de discussie omtrent afhankelijkheid
van andere landen, zoals op dit moment onder andere de energieafhankelijkheden van
Rusland. Nederland benadrukte hierbij dat de Europese Unie haar geo-economische positie
moet versterken. De leden staan erachter dat innovatieve sleuteltechnologieën moeten
worden gestimuleerd, maar vragen zich wel af hoe de Raad hiermee aan de slag gaat.
Hoe worden deze sleuteltechnologieën gekozen? Worden onafhankelijke experts uitgenodigd
om mee te denken over de keuze betreffende deze innovatieve sleuteltechnologieën?
De leden willen tevens benadrukken dat het belangrijk is dat er wordt gekeken naar
ieders krachten. Is het de Minister duidelijk welke landen het best kunnen inzetten
op welke sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld omdat ze hier al voortvarend mee bezig
zijn? Op welke sleuteltechnologieën kan Nederland het beste inzetten volgens de Minister?
Kunnen wij daarbij een kopgroep vormen met andere landen die al voortvarend bezig
zijn met deze sleuteltechnologie?
II Antwoord / reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.D. van Dijke, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.