Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 176 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE MEDIAWET 2008
ARTIKEL II
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen over
een investeringsverplichting ten behoeve van Nederlands cultureel audiovisueel product
en dat het daartoe noodzakelijk is de Mediawet 2008 aan te passen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE MEDIAWET 2008
De Mediawet 2008 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.29a komt te luiden:
Artikel 3.29a
In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
animatie:
audiovisuele productie met toepassing van een filmtechniek waarbij de illusie van
beweging wordt gecreëerd door verschillende stilstaande beelden na elkaar af te spelen;
commerciële mediadienst op aanvraag:
mediadienst op aanvraag die door een commerciële media-instelling wordt verzorgd en
waarbij het media-aanbod betrekking heeft op producten met bewegende beeldinhoud al
dan niet mede met geluidsinhoud. Daaronder worden ook begrepen bijbehorende ondertitelingsdiensten
en elektronische programmagidsen;
documentairefilm:
audiovisuele productie in het genre non-fictie waarbij de eigen visie van de regisseur
wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke
stijl, met een vertoningsduur van ten minste 50 minuten;
documentaireserie:
audiovisuele productie in het genre non-fictie, waarbij de eigen visie van de regisseur
wordt vormgegeven met creatieve gebruikmaking van filmische middelen in een persoonlijke
stijl, met een doorlopende verhaallijn en in een beperkte reeks, met een totale vertoningsduur
van ten minste 120 minuten, verdeeld over meerdere afleveringen van ieder ten minste
twintig minuten;
dramaserie:
audiovisuele productie in het genre fictie, met een doorlopende verhaallijn en in
een beperkte reeks, met een totale vertoningsduur duur van ten minste 120 minuten,
verdeeld over afleveringen van ieder ten minste twintig minuten, dan wel in het geval
van een serie die in het bijzonder bestemd is voor kinderen jonger dan twaalf jaar
of van een animatie, met een totale vertoningsduur van ten minste 100 minuten, verdeeld
over afleveringen van ieder ten minste tien minuten;
speelfilm:
audiovisuele productie in het genre fictie met een vertoningsduur van ten minste 60
minuten.
B
Na artikel 3.29d worden vijf artikelen ingevoegd, die luiden:
Artikel 3.29e
1. Een media-instelling die een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt, investeert
in Nederlands cultureel audiovisueel product.
2. De investering bedraagt viereneenhalf procent van de relevante omzet per boekjaar.
3. De relevante omzet per boekjaar bestaat uit alle in Nederland gegenereerde omzet
die verband houdt met het aanbieden van de betreffende commerciële mediadienst op
aanvraag. Hiertoe wordt gerekend omzet uit:
a. reclameboodschappen;
b. abonnementen;
c. gebruikerstransacties;
d. sponsoring; en
e. productplaatsing.
4. Het eerste lid is niet van toepassing indien de relevante omzet per boekjaar minder
dan € 30 miljoen bedraagt.
5. Het Commissariaat kan een media-instelling als bedoeld in het eerste lid ontheffing
verlenen van het eerste lid indien toepassing gelet op de aard of het onderwerp van
de betreffende mediadienst, of het gebruik van innovatieve formats, praktisch onuitvoerbaar
of ongerechtvaardigd zou zijn.
6. Het Commissariaat kan nadere regels stellen over de ontheffing, bedoeld in het vijfde
lid, welke regels de goedkeuring behoeven van Onze Minister.
Artikel 3.29f
Onder Nederlands cultureel audiovisueel product wordt verstaan een Europese productie
in de zin van artikel 1, onderdeel n, van de Europese richtlijn, die een documentairefilm,
documentaireserie, dramaserie of speelfilm is, en voldoet aan ten minste twee van
de volgende voorwaarden:
a. het originele scenario is in overwegende mate geschreven in de Nederlandse of Friese
taal;
b. de hoofdpersonages drukken zich in overwegende mate uit in de Nederlandse of Friese
taal;
c. het scenario is gebaseerd op een origineel literair werk in de Nederlandse of Friese
taal;
d. het hoofdthema houdt verband met de Nederlandse cultuur, geschiedenis, maatschappij
of politiek.
Artikel 3.29g
1. De investering, bedoeld in artikel 3.29e, eerste lid, wordt uitgevoerd voordat twee
boekjaren zijn verstreken sinds het einde van het boekjaar waarin de relevante omzet,
bedoeld in artikel 3.29e, is gegenereerd.
2. Indien een media-instelling in één boekjaar meer investeert dan waartoe hij op grond
van artikel 3.29e verplicht is, telt het meer geïnvesteerde mee in het daarop volgende
boekjaar.
3. De investering vindt plaats in media-aanbod dat kwalificeert als Nederlands cultureel
audiovisueel aanbod en bestaat uit:
a. een investering in een productie of coproductie;
b. de verkrijging vooraf van een exploitatielicentie ten aanzien van een nog niet voltooide
productie; of
c. de verkrijging van een exploitatielicentie ten aanzien van een productie die op het
moment van de verkrijging niet ouder is dan vier jaar.
4. Een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage van het te investeren
bedrag wordt aangewend ten behoeve van onafhankelijke producties als bedoeld in artikel
3.22, eerste lid. Artikel 3.22, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
5. De investering is uitgevoerd wanneer een of meer overeenkomsten zijn gesloten ten
behoeve van een investering of verkrijging als bedoeld in het tweede lid dan wel,
voor zover het betreft een investering, bedoeld in het tweede lid, onder a, het te
investeren bedrag op andere wijze aantoonbaar daarvoor is aangewend.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de gevolgen voor het uitvoeren van de investering van de ontbinding of niet nakoming
van een overeenkomst als bedoeld in het vierde lid, dan wel van het niet langer op
aantoonbare wijze aanwenden van het te investeren bedrag.
Artikel 3.29h
1. Een media-instelling als bedoeld in artikel 3.29e, eerste lid, informeert het Commissariaat
jaarlijks vóór 1 juli met betrekking tot het voorgaande boekjaar over het volgende:
a. de samenstelling en hoogte van de relevante omzet; en
b. de uitvoering van de investering bedoeld in artikel 3.29e, eerste lid.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een media-instelling waarvan de totale in
Nederland gegenereerde omzet minder dan € 30 miljoen per boekjaar betreft.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de aanlevering
van informatie of stukken bij het Commissariaat ter uitvoering van het eerste lid.
Artikel 3.29i
1. De artikelen 3.29e, 3.29g en 3.29h zijn eveneens van toepassing op een aanbieder
van mediadiensten die krachtens artikel 2 van de Europese richtlijn onder de bevoegdheid
van een andere lidstaat valt en een commerciële mediadienst op aanvraag verzorgt die
zich geheel of gedeeltelijk richt op publiek in Nederland, behalve wanneer de mediadienst
een klein publiek heeft.
2. Het Commissariaat kan een aanbieder van mediadiensten als bedoeld in het eerste lid
ontheffing verlenen van artikel 3.29e, eerste lid, indien toepassing gelet op de aard
of het onderwerp van de betreffende mediadienst, of het gebruik van innovatieve formats,
praktisch onuitvoerbaar of ongerechtvaardigd zou zijn. Artikel 3.29e, zesde lid, is
van overeenkomstige toepassing.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen indicatoren worden vastgesteld
waaruit kan worden opgemaakt dat een mediadienst zich richt op publiek in Nederland.
C
Na titel 9.2 wordt een titel ingevoegd, die luidt:
TITEL 9.2A OVERGANGSBEPALINGEN EN EVALUATIEBEPALING INVESTERINGSVERPLICHTING COMMERCIËLE
MEDIADIENSTEN OP AANVRAAG
Artikel 9.14g
De relevante omzet, bedoeld in artikel 3.29e, wordt voor het eerst bepaald over het
boekjaar dat aanvangt op of na de datum van inwerkingtreding van dit artikel.
Artikel 9.14h
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding
van de artikelen 3.29e tot en met 3.29i aan de Staten-Generaal een verslag over de
doeltreffendheid en de effecten van die bepalingen in de praktijk.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor
de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 23 | Voor | |
PVV | 17 | Tegen | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Tegen | |
SP | 9 | Tegen | |
GroenLinks | 8 | Tegen | |
PvdD | 6 | Tegen | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Voor | |
DENK | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 3 | Tegen | |
JA21 | 3 | Tegen | |
SGP | 3 | Voor | |
Volt | 2 | Tegen | |
BBB | 1 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Tegen | |
Gündogan | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.