Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 11 mei 2022, over GGZ / Maatschappelijke opvang / Suïcidepreventie
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 610 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 24 mei 2022
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 11 mei 2022 overleg
                  gevoerd met mevrouw Helder, Minister voor Langdurige Zorg en Sport, en de heer Van
                  Ooijen, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:
               
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 december
                           2021 inzake reactie op toezeggingen uit commissiedebat Ggz / Maatschappelijke opvang
                           / Suïcidepreventie (Kamerstuk 25 424, nr. 597);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 6 januari
                           2022 inzake monitor Vektis niet-gecontracteerde ggz 2016–2019 (Kamerstuk 25 424, nr. 599);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 februari
                           2022 inzake reactie op verzoek commissie om een juridische analyse openstelling Wlz
                           voor jeugdigen met een psychische stoornis (Kamerstukken 34 104 en 25 295, nr. 351);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 14 februari
                           2022 inzake informatie over toezending reactie op het rapport van de Gezondheidsraad
                           «Mentale gevolgen van de coronapandemie: een eerste inventarisatie» (Kamerstuk 25 295, nr. 1783);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 23 februari 2022 inzake
                           stand van zaken wachttijden ggz (Kamerstuk 25 424, nr. 602);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 24 februari 2022 inzake
                           afsluitbrief Parnassia februari 2021 (Kamerstuk 25 424, nr. 603);
– de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 maart 2022
                           inzake rapport «Verkenning afrekening eigen risico ggz» (Kamerstuk 25 424, nr. 604);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 9 mei 2022 inzake berichten
                           over (voorgenomen) sluitingen en financiële positie van ggz-aanbieders (Kamerstuk
                           25 424, nr. 608);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 9 mei 2022 inzake antwoorden
                           op vragen commissie over de stand van zaken wachttijden ggz (Kamerstuk 25 424, nr. 602) (Kamerstuk 25 424, nr. 606);
– de brief van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport d.d. 9 mei 2022 inzake evaluatierapport
                           «Actieprogramma lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag» (Kamerstuk 25 424, nr. 607);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 december
                           2021 inzake voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen (Kamerstuk
                           29 325, nr. 130);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 februari
                           2022 inzake uitstel invoering woonplaatsbeginsel per 1 januari 2023 (Kamerstuk 29 325, nr. 131);
– de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 april
                           2022 inzake stand van zaken over de doordecentralisatie van beschermd wonen (Kamerstuk
                           29 325, nr. 132).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Smals
De griffier van de commissie, Esmeijer
Voorzitter: Smals
Griffier: Heller
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Agema, Van den Berg, Bikker, Den Haan,
                  Hijink, Kuiken, De Neef, Van der Plas, Raemakers, Smals, Van der Staaij en Westerveld,
               
en mevrouw Helder, Minister voor Langdurige Zorg en Sport, en de heer Van Ooijen,
Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Aanvang 9.59 uur.
De voorzitter:
Goedemorgen collega's, goedemorgen Minister en ondersteuning en goedemorgen mensen
                     op de tribune. Het is voor het eerst dat we met VWS weer vergaderen met publiek erbij.
                     Van harte welkom. Komt u vaak en vooral vaak en veel de komende tijd. We zijn bij
                     elkaar met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het commissiedebat
                     over ggz, maatschappelijke opvang en suïcidepreventie. Vandaag was oorspronkelijk
                     een debat gepland over arbeidsmarktbeleid in de zorg, maar dat hebben wij in de vorige
                     pv omgewisseld met dit debat. Vandaar dat we dit nu doen. Mijn voorstel is: maximaal
                     vijf minuten spreektijd per fractie. Ik hoop op tijd te kunnen eindigen, dus ik geef
                     snel het woord aan mevrouw Den Haan. O, mevrouw Van den Berg.
                  
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Even een mededeling: ik heb om 13.00 uur een procedurevergadering, waardoor
                     ik even een halfuur weg ben.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Mevrouw Den Haan heeft ook aangegeven dat ze tussentijds
                     weg moet. Mevrouw Kuiken heeft aangegeven dat ze later zal aansluiten vanwege openbaarvervoerperikelen.
                     Dat nog even voor de administratie.
                  
Mevrouw Den Haan, ik geef u het woord voor uw termijn.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter. Inderdaad is het heel fijn dat er ook weer publiek bij onze
                     vergaderingen kan en mag zijn. Vandaag spreken we over de ggz, de maatschappelijke
                     opvang en de suïcidepreventie. Dat zijn hele belangrijke onderwerpen waar we als Kamerleden
                     maar zeer weinig tijd voor krijgen. Dat doet geen recht aan de enorm grote problemen
                     in de sector, maar vooral niet aan de problemen die mensen ervaren en aan het feit
                     dat zij niet de juiste hulp krijgen die ze nodig hebben. Het doet ook geen recht aan
                     het personeel dat zich inzet en niet de passende hulp kan bieden. We voeren dit debat,
                     zoals de voorzitter al aangaf, eerder dan gepland. Dat is terecht.
                  
De wachtlijsten in de ggz worden niet minder en de ene na de andere instelling schaalt
                     af. Ook sluiten afdelingen hun deuren door financiële tekorten of door personeelstekorten.
                     Heeft de Minister in beeld welke andere instellingen in de nabije toekomst op het
                     punt staan hun deuren te sluiten of moeten afschalen? Wordt hierop geanticipeerd?
                     Hoe kan de zorg voor patiënten gegarandeerd worden? Hoe zorgen we ervoor dat hierdoor
                     niet nog meer mensen op de wachtlijsten komen? Naast financiële problemen en personeelstekorten
                     zijn er nog andere redenen waarom de ggz overbelast is. Te veel mensen komen bij de
                     ggz terecht met problemen die überhaupt niet in de ggz thuishoren. Denk bijvoorbeeld
                     aan schuldenproblematiek, armoede, gezinsproblemen. Er wordt bij dit soort problematiek
                     te weinig aan de voorkant ondersteund. Gemeenten, zorgverzekeraars en instellingen
                     werken op dit punt nog te weinig samen. Hoe ziet de Minister dit? Hoe ziet zij haar
                     rol om die samenwerking te verbeteren?
                  
De Nederlandse ggz heeft op één pagina alle programma's en akkoorden per VWS-bewindspersoon
                     in kaart gebracht. Het geeft een versnipperd beeld. Het maakt duidelijk dat het op
                     deze manier heel moeilijk is om te monitoren wat de voortgang is en of doelstellingen
                     wel of niet gehaald worden. Het zou goed zijn als VWS de Kamer in een integrale rapportage
                     zou informeren over gezondheidsdoelstellingen en afspraken over de verschillende programma's
                     en akkoorden. Kunnen de bewindspersonen dat toezeggen?
                  
Met de invoering van het zorgprestatiemodel begin dit jaar zou onder andere een einde
                     komen aan het lonend zijn van het overbehandelen van en voorrang geven aan patiënten
                     met lichte problematiek en het onderbehandelen van mensen met zware problematiek.
                     De sector zelf geeft aan daar nog weinig van te zien. Is het mogelijk dat de NZa onderzoekt
                     of de doelstellingen van het zorgprestatiemodel zijn behaald? Daarbij zien we ook
                     dat er te vaak medicijnen worden voorgeschreven, zoals antidepressiva, omdat behandeling
                     door wachtlijsten niet voorhanden is. Collega Paulusma van D66 en ik stelden hier
                     al Kamervragen over. Wat vindt de Minister hiervan? Hoe kan ervoor gezorgd worden
                     dat dit niet meer gebeurt, bijvoorbeeld door overbruggingszorg? Omdat de wachtlijsten
                     niet korter worden, is de overbruggingszorg heel erg belangrijk. Neem het initiatief
                     de WachtVerzachter, waarbij wachtenden worden gekoppeld aan ervaringsdeskundigen.
                     Uw voorganger zei dat de zorgverzekeraars de mogelijkheid hebben om de overbruggingszorg
                     in te zetten, maar dat gebeurt nog veel te weinig. Is de Minister bereid in gesprek
                     te gaan met zorgverzekeraars, zodat zij dit wel vaker en proactief gaan inzetten voor
                     mensen die moeten wachten op een behandeling? Ook zou uw voorganger eraan gaan werken
                     dat er een nieuwe cultuur komt bij gemeenten om budget vrij te maken voor mensen die
                     die overbruggingssituatie nodig hebben. Zijn gemeenten daarvoor voldoende toegerust?
                     Wil de Minister in gesprek gaan met de gemeenten om vast te stellen wat nodig is voor
                     hen om de overbruggingszorg dan toch echt vaker in te gaan zetten?
                  
Voorzitter. Tot slot nog iets over suïcidepreventie. Er stonden nog geen stukken op
                     de agenda over dit onderwerp, maar ik wil er toch aandacht voor blijven vragen. In
                     2021 waren er 1.859 suïcides in Nederland. Dat is niet meer dan de voorgaande jaren,
                     maar helaas ook niet minder. Ik ben blij met de derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie.
                     Ik vroeg me af of de Staatssecretaris iets kan zeggen over de voortgang daarvan.
                  
Tot slot wil ik nog iets kwijt over de kennis over dementie bij de meldpunten voor
                     verward gedrag. In het vorige debat is toegezegd dat ingezet zou worden op het stimuleren
                     van meldpunten voor verward gedrag om kennis te delen over dementie. Ik hoor heel
                     graag van de Minister wat de laatste stand van zaken daarover is.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Den Haan. Ik ben nog twee dingen vergeten te zeggen bij aanvang
                     van dit debat. Ik ben namelijk vergeten om de Staatssecretaris ook nog van harte welkom
                     te heten. Mijn excuses daarvoor. Van harte welkom. Ten tweede heb ik geen voorstel
                     gedaan voor het aantal interrupties of vragen. Ik wil voorstellen om te beginnen met
                     drie per persoon.
                  
Dan geef ik nu graag het woord aan meneer De Neef. Hij spreekt namens de VVD.
De heer De Neef (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik ben verkouden, maar ik heb me vanochtend getest. Ik heb geen
                     corona, dus geen nood. Het is hooguit een beetje verkoudheid; vandaar mijn nasale
                     stem.
                  
Voorzitter. Dank voor de mogelijkheid om het debat over de ggz vandaag te voeren.
                     Dat is nodig, want er is veel aan de hand: dreigende sluitingen, grote veranderingen,
                     personeelstekorten en ziekteverzuim. Dat geeft een hoop onrust, terwijl de geestelijke
                     gezondheidszorg vooral rust, voorspelbaarheid en continuïteit nodig heeft, want het
                     draait uiteindelijk om de patiënt en de behandelaar. Zij verdienen kalme grond onder
                     hun voeten.
                  
Ik lees datzelfde streven terug in de brieven met de antwoorden op de Kamervragen
                     en het schriftelijk overleg, die de Minister eergisteren naar de Kamer stuurde. De
                     Minister heeft hart voor de sector, maar ik mis het gevoel van urgentie in al die
                     stukken. Ik snap dat vooral zorgverzekeraars en aanbieders aan zet zijn in de volgordelijkheid
                     der dingen, maar ik wil ook weten wat de Minister zelf kan doen. Ik lees over een
                     hoop punten aan de horizon, zoals het Integraal Zorgakkoord, de toekomstagenda ggz
                     en de aanpak van mentale gezondheid. Maar wat kan de Minister nu al doen, bijvoorbeeld
                     voor de patiënten van het CvP Lunteren of de KIB in Amsterdam? Wat kan de Minister
                     betekenen voor de 40.000 mensen die nu al langer dan veertien weken op een wachtlijst
                     staan voor een passend zorgaanbod? Hoe is zij van plan om de regionale doorzettingsmacht
                     in te zetten, die vorige week van start is gegaan? Het is goed dat er een escalatieladder
                     wordt ingesteld om ervoor te zorgen dat mensen niet tussen wal en schip raken, maar
                     hoe ziet de Minister haar eigen rol hierin? Ik ben echt benieuwd wat de Minister doet
                     en kan doen om de huidige nood te lenigen. Hoe werkt zij nu passende zorg in de hand?
                     Hoe kan zij nu zorgen voor rust, voorspelbaarheid en continuïteit?
                  
Voorzitter. Ik heb de afgelopen maanden veel bezoeken gebracht aan ggz-instellingen.
                     Ik heb veel mensen gesproken die dagelijks met ziel en zaligheid werken aan geestelijkezorgverlening.
                     Ik hoor overal hetzelfde, namelijk: het is hard werken en het vraagt veel van medewerkers,
                     zeker tegen de achtergrond van de coronapandemie en de nijpende personeelstekorten.
                     Maar de medewerkers die zich nog iedere dag melden bij klinieken, instellingen, huisartsenpraktijken
                     en mensen thuis, werken zich eerder een slag in de rondte dan dat ze werk laten liggen.
                     Er zijn gewoon te weinig psychologen en psychiaters in verhouding tot het aantal mensen
                     met psychische problemen.
                  
Ik lees dat VWS momenteel samenwerkt met de Nederlandse ggz en de Nederlandse Vereniging
                     voor Psychiatrie om te komen tot afspraken met alle werkenden in de ggz. Hoe staat
                     het hiermee? Ik lees ook dat het streven is om voor het zomerreces van dit jaar «gedragen
                     oplossingsrichtingen en afspraken uitgewerkt te hebben». Ik vraag de Minister: gaat
                     dit nog steeds lukken? Wordt hierbij ook gekeken naar wellicht wat onorthodoxe maatregelen?
                     Mijn zeer gewaardeerde collega Jacqueline van den Hil heeft hier eerder een idee voor
                     geopperd, namelijk taakherschikking. Hierbij zou bijvoorbeeld een hbo-geschoolde psycholoog
                     taken kunnen overnemen of kunnen oppakken met een universitair geschoolde psychiater.
                     Is de Minister bereid om taakherschikking als optie mee te nemen om het personeelstekort
                     aan te pakken? Het is geen panacee – dat snap ik – maar de sector staat momenteel
                     onder zo'n hoogspanning dat dit soort ideeën wellicht voor meer lucht kunnen zorgen.
                  
De voorzitter:
Meneer De Neef, er zijn twee vragen voor u. Om te beginnen is er een vraag van meneer
                     Hijink.
                  
De heer Hijink (SP):
De heer De Neef heeft het over rust, voorspelbaarheid en continuïteit. Ik zou hem
                     willen vragen hoe hij dan terugkijkt op wat de VVD de afgelopen jaren zelf heeft gedaan
                     voor de ggz. Onder het vorige kabinet is 5% tot 20% van alle plekken gesloten. Daar
                     is niets voor teruggekomen. Dat heeft de Rekenkamer ook laten zien. Er is marktwerking
                     in de sector, waar de VVD altijd een groot voorstander van was. Je kunt verwachten
                     dat mensen die lichte zorg nodig hebben makkelijker aan de beurt komen dan de mensen
                     die de meest complexe zorg nodig hebben. Waarom? Omdat dat een stuk lucratiever is.
                     Ik zou de VVD willen vragen: wat moet je, los van het verwijzen naar de Minister en
                     de zorgverzekeraars, veranderen in de manier waarop wij de ggz hebben georganiseerd,
                     om dit soort fouten te kunnen herstellen?
                  
De heer De Neef (VVD):
Je moet altijd voorwaarts bedenken wat uiteindelijk goed is voor de mensen. In de
                     periode voor de Zorgverzekeringswet waren er ook wachtlijsten en ging het ook niet
                     goed. In deze periode zijn we wel in situaties terechtgekomen waarin tussen aanbieders
                     en zorgverzekeraars een systeem is ontstaan waarvan je zou kunnen zeggen: er is een
                     wat specifieker vraag en aanbod gecreëerd. Persoonlijk denk ik daarvan dat daar fouten
                     in zitten en dat het niet goed gaat. In deze periode willen we dat herstellen. In
                     deze tijd, met te weinig mensen die aan de zorgkant zitten, moeten we nu erover denken
                     en ernaar kijken waar de mogelijkheden zitten om er nu reparaties aan te plegen. Het
                     recenseren van het verleden is niet echt mijn stiel.
                  
De voorzitter:
Meneer Hijink voor een tweede vraag.
De heer Hijink (SP):
Het gaat er natuurlijk om dat je ziet wat er in het verleden is gebeurd, wat er fout
                     is gegaan en dat je ook bereid bent om dingen recht te zetten als het helemaal verkeerd
                     uitpakt, bijvoorbeeld als het gaat om het maken van winst in deze sector. Dat moedigt
                     natuurlijk aan om de verkeerde dingen te doen. Dat zie je ook in andere sectoren in
                     de zorg. Denk aan het sluiten van de intramurale plekken. Een vijfde van alle plekken
                     is weg. Ook de Rekenkamer zegt: daar is geen alternatief voor in de plaats gekomen.
                     Ik vind dat nogal wat. Het is net als bij de verzorgingshuizen: het gaat dicht, maar
                     er komt niks voor in de plaats. Als je al die problemen opstapelt, moet je toch ook
                     met voorstellen komen om die weer te kunnen oplossen. Maar die hoor ik helemaal niet.
                     U wilt niet terugkijken, maar u wilt ook niet echt met voorstellen komen om de verkeerde,
                     de foute elementen in het stelsel eruit te halen.
                  
De heer De Neef (VVD):
Ik zou voor vandaag een onderverdeling willen maken. Er is nu een acute zorg. Daar
                     wil ik de Minister ook op bevragen. Ik ben daarom ook wel heel benieuwd wat er in
                     de komende periode gaat verschijnen vanuit het kabinet om op de lange termijn stelselmatige
                     fouten weer te spalken. Ik zou voor vandaag de Minister willen vragen wat we uiteindelijk
                     gaan doen om rust en stabiliteit voor de komende periode in te schakelen en hoe we
                     er de komende jaren voor gaan zorgen dat op de lange termijn de rust er weer in wordt
                     gebracht. Daar wil ik in feite ook eerst voorstellen voor zien vanuit het kabinet,
                     want er zullen heel veel zaken naar voren gaan komen in de komende periode waar we
                     nu nog geen zicht op hebben.
                  
De heer Hijink (SP):
Dit is echt het verhaal dat ik al jaren hoor van de VVD: er is een acuut probleem
                     en dat moeten we spalken. Wat is dat dan precies? Dat betekent dus noodmaatregelen,
                     noodoplossingen verzinnen voor een structureel probleem. Structurele problemen in
                     de ggz zijn er al jaren. Er zijn te lange wachtlijsten, de kosten lopen hoog op en
                     de mensen die de meest complexe zorg nodig hebben, kunnen die zorg niet krijgen. Dat
                     is niet iets acuuts, maar dat is een probleem dat al jaren speelt. Ik vind ook dat
                     u de mensen die werken in de ggz tekortdoet als u spreekt van een acuut probleem,
                     want dit is geen acuut probleem. Dit speelt al jaren. Dat heeft alles te maken met
                     de manier waarop wij de ggz op dit moment hebben ingericht. Ik vind dat de VVD daar
                     ook naar zou moeten kijken, omdat je dit probleem echt niet meer gaat oplossen met
                     spalken, pleisters plakken en noodverbanden.
                  
De voorzitter:
Kunt u dat nog in een vraagvorm gieten, meneer Hijink ... Meneer De Neef. Nee? Oké.
                     Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Westerveld voor een vraag.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
De heer Hijink heeft natuurlijk helemaal gelijk dat er al jarenlang problemen zitten
                     in de ggz. Dat zie je ook als je oude verslagen van debatten terugkijkt. Dat zijn
                     vragen die ook hier weer voor ons liggen. Maar er is ook nu een acuut probleem. Waar
                     ik een beetje bang voor ben, is dat we straks in dit debat van de Minister horen wat
                     zij allemaal op de lange termijn gaat doen, dat er een agenda komt en dat er richting
                     de zomer nog allemaal brieven komen, terwijl er nu instellingen sluiten, terwijl er
                     nu mensen op straat staan, die echt nu hulp nodig hebben. Ik zou het volgende aan
                     de VVD willen vragen. Als we in de antwoorden van de Minister en in de brieven lezen
                     dat zij wijst naar de NZa en naar de verzekeraars en zij eigenlijk zegt dat ze niet
                     zo heel erg veel kan, wat vindt de VVD daar dan van?
                  
De heer De Neef (VVD):
Tegen die achtergrond ben ik dus heel benieuwd wat de regionale doorzettingsmacht
                     hierin gaat betekenen, want hierbij kan de Minister in positie gebracht worden om
                     juist tussen de zorgverzekeraars en de aanbieders een rol te kunnen spelen. Een deel
                     van mijn inbreng is daar ook zeer op gericht, namelijk om van de Minister te weten
                     hoe zij dat zelf ziet en hoe wij er als Kamer misschien aan kunnen bijdragen om wederom
                     te zorgen voor wat meer rust en stabiliteit in de sector.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, tweede vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik stel de vraag misschien wat scherp, maar dat komt omdat verschillende collega's
                     de Minister ook verschillende sets met schriftelijke vragen hebben gesteld en daarin
                     bespeur ik niet per se de urgentie die er volgens mij wel is en die er volgens de
                     heer De Neef ook is. Daarom zou ik de heer De Neef willen vragen of hij, als de Minister
                     blijft wijzen naar de NZa, de zorgverzekeraars en langetermijnplannen, het met me
                     eens is dat we dan misschien als Kamer via een Kameruitspraak maar moeten zeggen:
                     stop nou de sluiting van die instellingen totdat het op orde is, er goede vervolgzorg
                     voor anderen geregeld kan worden en er echt onderzoeken zijn gedaan naar wat nou die
                     oorzaken zijn van de sluiting. Misschien kunnen we het dan wel voorkomen.
                  
De heer De Neef (VVD):
Ik sta natuurlijk altijd open voor denkwerk verderop in het debat, maar ik zou in
                     eerste instantie ook het antwoord van de Minister hierop af willen wachten. Dat geldt
                     met name voor het onderdeel van de regionale doorzettingsmacht.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg heeft ook nog een vraag.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Ik ga toch even door op de vragen die meneer Hijink en mevrouw Westerveld hebben gesteld.
                     Het CDA pleit al jaren voor meer regionale doorzettingsmacht aan de ene kant en voor
                     meer regie bij de Minister aan de andere kant. Die regionale doorzettingsmacht is
                     er nu ongeveer als een gunst, want het is een onderlinge afspraak dat er in uiterste
                     nood geëscaleerd kan worden naar de Minister. Dat geeft mij nog niet gelijk vertrouwen
                     dat dit nu ook adequaat toegepast kan worden. Maar over de regie is er nog helemaal
                     niets. Ik zal in mijn inbreng straks ook zeggen dat het beter is om eerst nieuwe schoenen
                     in te lopen voordat je oude schoenen weggooit. We zien nu dus dat één instelling zegt:
                     ik ga gewoon meer ambulante plekken doen en minder bedden. We hebben dat de afgelopen
                     jaren eerder gezien. De ambulante zorg was gewoon niet voldoende opgelijnd en die
                     bedden werden al wel afgeschaald. Is meneer De Neef het dus met het CDA eens dat de
                     Minister veel meer inzicht moet krijgen in welke bedden waar zijn en dat zij daarover
                     ook wat te zeggen krijgt? Het gaat er dus om dat er meer regie bij de Minister komt
                     te liggen.
                  
De heer De Neef (VVD):
Ik ben het wel eens met de notie meer inzicht en meer regie. Ik ben ook wel benieuwd
                     naar de inbreng van het CDA op dit punt. Ik ben ook wel benieuwd naar de antwoorden
                     van de Minister hierop, wederom in combinatie met de regionale doorzettingsmacht.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met uw betoog, meneer De Neef.
De heer De Neef (VVD):
Kan de Minister inzicht bieden in hoe wachttijden momenteel worden overbrugd? Wat
                     doet zij bijvoorbeeld met uitstekende initiatieven – mijn buurvrouw noemde die net
                     ook al – vanuit ervaringsdeskundigen die zijn opgestart, zoals de WachtVerzachter?
                     Wat doet de Minister met de noodkreet van de Landelijke Huisartsen Vereniging, die
                     vorige week meldde dat de wachtlijsten in de ggz nu overstromen naar de huisartsenpraktijken?
                     Huisartsen en POH's-ggz melden dat patiënten zich logischerwijs bij hen melden als
                     zij na een doorverwijzing op een lange wachtlijst terechtkomen. Wat kan de Minister
                     doen om de huisartsen en POH's-ggz te helpen zich te richten op hun primaire functie?
                     Ik ontvang daarop graag een reactie.
                  
Ook wil de VVD-fractie graag een reactie op het Rekenkamerrapport over zorgfraude.
                     Mijn fractie is erg geschrokken van dit rapport. Het is een gotspe dat publiek zorggeld
                     door fraudeurs weglekt in eigen zakken. Dat is vooral zo omdat het onderzoek uitwijst
                     dat als fraude wordt aangetoond, de fraudeur doodleuk kan verdergaan. Hoe rijmt het
                     kabinet dit met het werk van de IGJ en het Informatie Knooppunt Zorgfraude? Wat gaat
                     het kabinet doen om zorgfraude in de ggz tegen te gaan? Geeft het rapport van de Rekenkamer
                     hierbij genoeg handvatten om door te pakken?
                  
Tot slot laat het kwartaalonderzoek van het Netwerk Gezondheidsonderzoek bij Rampen,
                     GOR, zien dat een op de vijf jongeren tijdens de laatste coronalockdown suïcidale
                     gedachten had. Dit betrof jongeren die al kampten met psychische klachten. Vorig jaar
                     pleegden 237 jongeren tussen de 20 en 30 jaar daadwerkelijk zelfmoord. Dat zijn afschuwelijke
                     cijfers. Ik heb indertijd zelf met jongeren gebeld en gemaild die erdoorheen zaten.
                     Ik hoorde via hen dat er goede initiatieven waren die hen erdoorheen hielpen, bijvoorbeeld
                     coronabuddy's, telefoonbomen en wandelclubs. Ik vraag me af of de Minister zicht heeft
                     op dit soort initiatieven. Wat doet zij met dit soort informatie? Zeker met het oog
                     op pandemische paraatheid lijkt het me logisch dat we juist van deze afgelopen twee
                     jaar leren.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Neef. Dan geef ik graag het woord aan de heer Raemakers namens
                     D66.
                  
De heer Raemakers (D66):
Voorzitter, dank u wel. Vandaag spreken we over mensen die in een enorm benarde positie
                     zitten. Mensen die worstelen met de mentale gezondheid. Mensen met suïcidale gedachten.
                     Mensen die geen woning hebben. In deze sectoren wordt hard gewerkt. Er gaat veel goed,
                     maar er gaat ook te veel niet goed. Ik constateer dat dit vooral het geval is bij
                     mensen bij wie de situatie al extra zorgwekkend is.
                  
Laat ik beginnen met de ggz-instellingen en -afdelingen die moeten sluiten. Het valt
                     mij op dat de situatie vooral nijpend is voor afdelingen met complexe behandelingen.
                     Er is veel ziekteverzuim, er zijn personeelstekorten en ze zijn financieel niet stabiel.
                     Ik heb de antwoorden op onze schriftelijke vragen gelezen en ik heb de volgende vragen.
                     Wat gaat de Minister doen als uit het onderzoek van de NZa blijkt dat het hier om
                     een breder probleem gaat? Is het verstandig nu al scenario's uit te werken? Is de
                     Minister bereid dichter op de bal te zitten bij dreigende nieuwe sluitingen? Zij antwoordt
                     nu dat dit een kwestie is tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder. Daar heb ik ook
                     een vraag over. Volgens de wet hebben de zorgverzekeraars een zorgplicht. Zij zijn
                     verplicht de zorg te leveren, linksom of rechtsom. Je bent als Nederlander immers
                     ook verplicht verzekerd bij een van hen. Maar hoever rijkt het? Wanneer is het overmacht?
                     Welke rechten heb je als patiënt in deze situaties?
                  
Voorzitter. Vorige week las ik een interview met de psychiater Christiaan Vinkers
                     die onlangs is benoemd tot hoogleraar aan het Amsterdam UMC. Hij zei het mooi: «Lichaam
                     en geest, neurologie en psychiatrie, onzinnig om het onderscheid te maken. De mens
                     is één geheel en ziekten hebben altijd een biologische oorsprong.» Daarom vraag ik
                     de Minister: waarom is de wachttijd bij een acute psychose langer dan de wachttijd
                     als je een gebroken been hebt? Waarom kan je in de ggz wel geweigerd worden, omdat
                     je te complex bent, of kan zelfs je behandeling worden gestaakt? Dat zal een dokter
                     in een ziekenhuis je nooit aandoen. Ik wil graag weten hoe de Minister aankijkt tegen
                     deze verschillen.
                  
Voorzitter. Dan een onderwerp dat gaat over kwetsbaren, waarbij het taboe doorbroken
                     dient te worden. Dat betreft suïcidale gedachten en de preventie van suïcide. Het
                     is goed dat het kabinet extra geld vrij heeft gemaakt in het coalitieakkoord. Vorig
                     jaar waren er ongeveer vijf zelfdodingen per dag. Daarbij was het tweeënhalf keer
                     vaker een man dan een vrouw. In 2021 waren het ook nog eens vaker jonge mannen van
                     tussen de 20 en 30 jaar. Stromae zong er indrukwekkend over. Wanneer verwacht de Minister
                     meer duidelijkheid te geven over de verdere uitwerking van het coalitieakkoord over
                     dit thema?
                  
Voorzitter. Tot slot wil ik het graag hebben over de maatschappelijke opvang en over
                     beschermd wonen. In de coronacrisis werden dakloze moeders en kinderen opgevangen
                     in de zogenaamde noodopvang, maar nu de coronacrisis voorbij is, is men met deze opvang
                     in Amsterdam gestopt. Deze moeders en kinderen dreigen op straat gezet te worden.
                     Dit is in strijd met de rechten van het kind, zo stelde ook de rechter. Die wijst
                     erop dat dit de verantwoordelijkheid is van de landelijke overheid. Eerder heb ik
                     het kabinet gevraagd om een reactie hierop, maar ik heb die nog niet gezien. Daarom
                     heb ik alvast wat vragen aan de Staatssecretaris. Hoe kon het dat deze moeders en
                     kinderen blijkbaar zijn vergeten bij het opstellen van regelgeving en dat ze daardoor
                     op straat komen te staan? Wat gaat hij eraan doen om ervoor te zorgen dat deze kwetsbare
                     groep mensen niet langer tussen wal en schip valt, maar gelijke rechten krijgt om
                     opgevangen te worden?
                  
Dan over beschermd wonen.
De voorzitter:
Naar aanleiding van het vorige punt is er nog een vraag van mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb een vraag aan de heer Raemakers over suïcide. Ik hoorde vanmorgen het bericht
                     dat tijdens de laatste lockdown een op de vijf jongeren zelfmoord overwogen heeft.
                     Ik vind dat nogal choquerend. Wat vindt de heer Raemakers hiervan? Wat moet het kabinet
                     volgens hem gaan doen om een volgende lockdown te voorkomen?
                  
De heer Raemakers (D66):
Ik denk dat die laatste vraag van mevrouw Agema vooral ook besproken moet worden tijdens
                     de corona- en zorggerelateerde debatten die daarover gaan. Maar ik kan wel antwoorden
                     op de vraag wat dit kabinet moet doen als het gaat om het voorkomen van suïcidegedachten
                     en daadwerkelijke suïcides. Dat is het doorbreken van het taboe. Het doorbreken van
                     een taboe kan door er met elkaar over te spreken. Mochten we ooit weer in een coronacrisis
                     of in een lockdownachtige situatie komen – we hopen natuurlijk van niet – dan moeten
                     er ook via e-health mogelijkheden zijn om met elkaar daarover te spreken. En ik zie
                     het liefst dan ook nog fysieke ontmoetingen met hulpverleners. Als een jongere of
                     oudere zich niet goed voelt, moet hij kunnen zeggen: ik wil nu dat gesprek voeren.
                     Dat moet heel laagdrempelig beschikbaar zijn. Fysiek, online, telefonisch et cetera.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Agema, tweede vraag?
Mevrouw Agema (PVV):
Ik vind dit toch een wat teleurstellend antwoord van de heer Raemakers van D66. Het
                     is overduidelijk dat het ziektebeeld van COVID-19 een ziektebeeld is dat blijft, dat
                     het gewoon een extra ziekte is geworden, waarvoor je capaciteit zult moeten hebben.
                     Op dit moment liggen nog steeds 600 mensen met corona in het ziekenhuis. Wat er dus
                     gaat gebeuren aan het einde van het jaar, is dat de dijk weer te laag blijkt te zijn
                     als het aantal gevallen en het aantal opnames weer toeneemt. Dan vraag ik mij af waarom
                     D66 in de tussentijd niet van het kabinet heeft geëist dat de capaciteit van die ziekenhuizen
                     opgehoogd wordt, zodat we aan het einde van het jaar misschien wel voldoende capaciteit
                     hebben, zowel gewone ziekenhuiscapaciteit alsook intensivecarecapaciteit en er niet
                     weer een nieuwe panieklockdown nodig zal zijn. Als D66 en de heer Raemakers zich oprecht
                     zorgen maken over suïcides en over het schrikbarende aantal van een op vijf jongeren
                     die tijdens de lockdown gedacht heeft aan zelfmoord en als hij dat wil voorkomen,
                     dan verwacht ik van D66 meer dan een zorgelijk praatje hier in het commissiedebat.
                     Ik verwacht dat D66 gaat eisen van de eigen Minister dat de capaciteit in de ziekenhuizen
                     omhooggaat en ik hoop dat de heer Raemakers daar een wat welwillender antwoord op
                     wil geven. Ik word dit namelijk ook een beetje zat. We kunnen niet iedere keer gaan
                     zeggen dat we ons over van alles zorgen maken, terwijl er in de praktijk gewoon helemaal
                     niets gedaan wordt.
                  
De heer Raemakers (D66):
Mevrouw Agema wil met mij hier een debat gaan voeren over de beddencapaciteit. Dat
                     ga ik niet doen, want dit is daar niet de goede plaats voor. We hebben in deze commissie
                     echt andere gelegenheden om dat debat te voeren. Het probleem van de suïcides neem
                     ik heel serieus. We moeten echt alles doen om dat taboe te doorbreken. Daar zijn ook
                     extra middelen voor vrijgemaakt in het regeerakkoord. We kunnen het kabinet ook vragen
                     of zij signalen hebben dat dit voldoende is. Is er meer nodig? Voor alles sta ik bereid
                     om te kijken naar dat ernstige vraagstuk van suïcidepreventie, maar ik ga niet hier
                     in dit debat over de ggz, beschermd wonen en suïcidepreventie de discussie over corona
                     voeren.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Agema, een derde vraag?
Mevrouw Agema (PVV):
Volgens mij voeren wij dat debat hier wel. We voeren hier wel het debat over de ggz
                     en over suïcide. Uiteindelijk kun je de zorg niet opknippen in allemaal losse partjes:
                     het een is onlosmakelijk verbonden met het andere. Het is bijzonder zorgelijk. Als
                     een op vijf van onze jongeren tijdens de laatste lockdown zelfmoord overwogen heeft,
                     is dat bizar veel. En dat is dus gekoppeld aan het feit dat zomaar het land op slot
                     gegooid wordt, terwijl corona niet hun ziekte is. Het ziektebeeld COVID-19 is niet
                     een ziektebeeld van onze jongeren, maar ze worden wel heel hard getroffen door lockdowns.
                     In december 2020 had Nederland als enige een hele zware lockdown en in december 2021
                     waren we het enige land in Europa met een lockdown. Dat komt doordat wij een gebrekkige
                     ziekenhuiscapaciteit hebben en ik hoop echt dat de heer Raemakers dat niet los van
                     elkaar blijft knippen. Als hij hier zijn zorgen uit over suïcides, wat ik helemaal
                     met hem eens ben, dan zal hij ook moeten voorkomen dat er aan het einde van het jaar
                     weer een lockdown wordt ingesteld omdat onze ziekenhuiscapaciteit en onze intensivecarecapaciteit
                     simpelweg niet voldoen.
                  
De heer Raemakers (D66):
Laat ik dan eindigen met waar wij het wel over eens zijn, namelijk de ernst van het
                     feit dat een op de vijf jongeren in een onderzoek zegt suïcide te hebben overwogen.
                     Dat is buitengewoon ernstig. Ik kan me ook heel goed voorstellen dat het voor heel
                     veel ongemak en ellende zorgt als je sport, je hobby's, je uitgaansleven, je onderwijs,
                     als dat alles je ontnomen wordt of soms half ontnomen wordt. Ik kan me voorstellen
                     dat het met name in de doelgroep van jongeren extra ingrijpend is als je weinig sociale
                     ontmoetingen hebt. Ik vind het ook heel goed dat het kabinet heeft gezegd: we moeten
                     alles op alles zetten om het onderwijs altijd zo veel mogelijk open te houden. Ik
                     denk dat dat heel belangrijk is voor het mentale welzijn van jongeren.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog, meneer Raemakers.
De heer Raemakers (D66):
Ik was gebleven bij het beschermd wonen. Het is wijs dat de Staatssecretaris invoering
                     van het woonplaatsbeginsel en de doordecentralisatie beschermd wonen nog even heeft
                     uitgesteld en zaken nu goed uitzoekt. Mijn vraag is: wordt er straks daadwerkelijk
                     aan alle randvoorwaarden voldaan? We zien echter dat nu veel meer cliënten beschermd
                     wonen een indicatie via de Wlz krijgen in plaats van via de Wmo zoals voorheen. Dat
                     kan de ontwikkeling richting zelfstandigheid remmen, in gevallen waarin daar mogelijk
                     wel perspectief op is. Kan de Staatssecretaris precies aangeven dat een indicatie
                     Wlz deze ontwikkelingen niet hoeft af te remmen? En hoe gaat de Minister om met de
                     groei van de ggz in de Wlz? Waar komt de eventuele extra financiële ruimte daar vandaan?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raemakers. Nog een vraag van mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik heb een vraag over wat er nu eigenlijk zou moeten gebeuren, want als je kijkt naar
                     het verkiezingsprogramma van D66, dan staat daar flink wat in over de ggz. Als we
                     dan kijken naar wat er in het regeerakkoord staat, dan is dat een stuk minder. Ik
                     zou de heer Raemakers willen vragen wat er nu zou moeten gebeuren om te voorkomen
                     dat we over vijf jaar of over tien jaar weer hier zitten om precies hetzelfde debat
                     te voeren, omdat nu alles weer op de lange baan wordt geschoven. Is hij bereid om
                     met ons de Minister op te dragen om echt vaart te maken met de hervorming van de ggz,
                     zowel in het stelsel als om te voorkomen dat instellingen die nu dreigen om te vallen,
                     definitief gaan sluiten?
                  
De heer Raemakers (D66):
Ja. Ik heb de Minister dus ook gevraagd om meer actie, want die acties van de NZa
                     en het verwijzen naar de zorgverzekeraars vinden wij onvoldoende. Wij willen meer
                     actie van de Minister. Maar er zal ook in de sector meer moeten gebeuren. We kennen
                     natuurlijk allemaal het probleem dat personeel vertrekt uit de ggz-sector of zelfstandige
                     wordt. Dat is bijvoorbeeld een heel groot probleem. Daarom zul je ook het werk in
                     de sector aantrekkelijk moeten maken. Je zult iets moeten doen aan de administratieve
                     lasten die er zijn nu er heel veel moet worden geregistreerd in de ggz. Dat geldt
                     misschien zorgbreed, maar daar zal ook iets aan moeten gebeuren. We zijn als D66 zeker
                     bereid om het mooie verkiezingsprogramma dat we geschreven hebben en ook het coalitieakkoord
                     op zo veel mogelijk punten te realiseren.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Kort, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Mijn punt is juist dat er een groot verschil zit tussen wat er in het verkiezingsprogramma
                     van D66 staat en het coalitieakkoord. In het coalitieakkoord staat niet zo heel erg
                     veel over de ggz. Wat er staat, kun je op verschillende manieren interpreteren, terwijl
                     we nu, nadat het coalitieakkoord er kwam, zien dat verschillende instellingen omvallen.
                     Zou er meer moeten gebeuren dan wat er in het coalitieakkoord staat?
                  
De heer Raemakers (D66):
Ik vind dat deze Minister, gezien wat er de afgelopen maanden is gebeurd bij PsyQ
                     Amsterdam en ook een aantal andere instellingen, waarover we natuurlijk allemaal gehoord
                     hebben, voor de zomer meer zou moeten doen. We kunnen niet wachten op het onderzoek
                     van de NZa en we kunnen ook niet zeggen: dit is iets tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder.
                     Ik verwacht dus vandaag van de Minister een antwoord op de vraag wat zij concreet
                     gaat doen om dreigende sluitingen elders in het land te voorkomen. Ik weet niet of
                     daar zicht op is. Dat is ook een vraag aan de Minister.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raemakers. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van den Berg
                     namens het CDA.
                  
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. De directe aanleiding dat dit debat nú wordt gehouden en niet
                     in juli zijn berichten – de collega's zeiden het ook al – over de voorgenomen sluiting
                     van diverse zorgvoorzieningen in de ggz. Genoemd is de Kliniek Intensieve Behandeling
                     en de afschaling van Eikenboom bij Altrecht. Dit soort besluiten nemen de instellingen
                     nog steeds zelf, waarbij niet wordt gekeken naar de totale landelijke beschikbaarheid
                     en/of spreiding. Altrecht geeft aan meer ambulante plaatsen te creëren, maar is het
                     niet verstandig om eerst te zien of dat goed werkt, in plaats van de oude schoenen
                     weg te gooien voordat de nieuwe zijn ingelopen? Graag een reactie van de Minister.
                  
Voorzitter. De trieste constatering is dat de problemen in de ggz nog steeds dezelfde
                     zijn als een paar jaar geleden. Ik kon haast stukken uit andere debatten citeren.
                     Er zijn nog steeds lange wachtlijsten. Er is nog steeds een tekort aan plaatsen voor
                     met name gespecialiseerde ggz, hoogcomplexe, ernstige psychiatrische aandoeningen
                     en multizorg, terwijl juist díé mensen als eersten geholpen moeten worden. De actie
                     Lijm de Zorg is van maart 2020, maar er lijkt nog weinig veranderd. Dat is extra wrang
                     omdat de Minister mij op mijn schriftelijke vragen antwoordde dat ggz-aanbieders inderdaad
                     reclame mogen maken. Er is nog steeds onvoldoende opvang voor personen met verward
                     gedrag en dat leidt nog steeds tot ernstige situaties, zoals we afgelopen week in
                     Alblasserdam weer hebben kunnen zien.
                  
De administratievelastendruk is 40% van de arbeidstijd, zo concludeerde Berenschot
                     al in 2019. Die druk is er nog steeds, terwijl vermindering onmiddellijk zou leiden
                     tot meer inzet en minder werkdruk voor alle zorgverleners. Het CDA pleit daarom al
                     jaren, en ook nu weer, voor niet alleen echte doorzettingsmacht, maar ook meer regie
                     door de Minister. Wat gaat de Minister doen om dit nu aan te pakken en ook te realiseren?
                     Is de Minister bereid om ook de regie te nemen in het terugbrengen van administratieve
                     lasten, bijvoorbeeld door te zorgen voor eenduidige registratie-eisen door zorgverzekeraars
                     en gemeenten, door het uniformeren van inkoop en contracteisen, zodat de administratie
                     echt wordt gereduceerd, en door gebruik van dezelfde administratieve taal? Ook daarop
                     graag een reactie van de Minister.
                  
Voorzitter. De ggz-instellingen geven aan financiële problemen te hebben, waarbij
                     het zorgprestatiemodel als oorzaak wordt genoemd. Dat vindt het CDA vreemd, want het
                     zpm is pas een paar maanden van kracht en is er ook nog op verzoek van de sector gekomen.
                     Hoe kan dit? Graag horen wij een reactie van de Minister. We begrijpen nu dat de zorgvraagtypering
                     nog steeds niet rond is, volgens ons tegen de afspraken in. Dat is wat ons betreft
                     een verklaring waarom dat zorgprestatiemodel niet goed werkt. Onzes inziens had het
                     dan ook nog niet ingevoerd mogen worden. Waarom is dat toch gebeurd? Graag een reactie.
                     Als andere oorzaak voor de financiële problemen wordt genoemd dat er geen coronasteun
                     meer is, maar dat er door het hoge ziekteverzuim veel afspraken afgezegd moeten worden
                     en dat er dan, door het nieuwe model, geen inkomsten zijn. Zou de Minister daar ook
                     nog een reactie op kunnen geven?
                  
Voorzitter. Ten slotte de medewerkers. Avond-, nacht- en weekenddiensten eerlijk samen
                     opvangen was al een afspraak in het hoofdlijnenakkoord in de zomer van 2018. Het is
                     nog steeds niet gebeurd. De psychiaters blijven praten, en met name de instellingen
                     zitten met de gebakken peren, want die moeten alle crisisdiensten nu opvangen. Wat
                     gaat de Minister doen om dit op korte termijn op te lossen? Ten tweede: de Minister
                     schrijft dat er naar schatting 4.200 vacatures zijn. Begin 2020 is er een breed gedragen
                     motie aangenomen om ervaringsdeskundigen in te zetten, betaalde ervaringsdeskundigen.
                     De zorgverzekeraars waren bereid om daarnaar te kijken, maar in de praktijk wordt
                     er blijkbaar geen gebruik van gemaakt. Is de Minister bereid om in kaart te brengen
                     waarom dit nu niet gebeurt?
                  
Er is nog steeds veel agressie richting de medewerkers. Begin 2020 heb ik de toenmalige
                     Staatssecretaris een casus overhandigd naar aanleiding van een werkbezoek. Die ging
                     erover dat de rechter-commissaris besluit dat degene die agressief is geweest direct
                     weer in dezelfde zorginstelling wordt teruggeplaatst, waardoor het slachtoffer de
                     volgende dag weer zorg moet verlenen aan degene die hem de vorige dag gemept heeft.
                     Agressie komt ook doordat rechters bijvoorbeeld een ggz-behandeling opleggen als strafmaat.
                     Echter, die personen zouden onzes inziens in de forensische ggz behandeld dienen te
                     worden en niet in de reguliere ggz.
                  
Voorzitter. Ten slotte de niet-gecontracteerde zorg en de zzp'ers. De collega's refereerden
                     daar ook al aan. De Rekenkamer heeft een rapport uitgegeven waaruit blijkt dat er
                     slecht wordt gehandhaafd op schijnzelfstandigheid. Is de Minister bereid om de Belastingdienst
                     specifiek te vragen om de ggz daarop door te lichten?
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Westerveld
                     namens GroenLinks.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter, de bel gaat.
De voorzitter:
De bel is zachter gezet, is mij verteld. Gaat uw gang, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dat gevoel had ik laatst ook toen ik mijn werkkamer zat. Ik dacht: hé, gelukkig is
                     die bel een stuk minder hard. Soms schrik je echt enorm als die gaat.
                  
Voorzitter. Allereerst dank aan de collega's dat zij ons verzoek hebben gesteund om
                     dit debat naar voren te halen. Er is nogal wat aan de hand in de ggz en dat is een
                     understatement. De afgelopen maanden verschenen verschillende berichten over instellingen
                     die gaan sluiten. Achter elk bed, achter elke afdeling en achter elke instelling zit
                     een verhaal. Ik noem het verhaal van een vader van drie kinderen met zware jeugdtrauma's,
                     die na jaren eindelijk de juiste hulp vond, hulp bij een van de instellingen die nu
                     gaan sluiten. En wat is het gevolg? De vader viel terug in zijn verslaving en komt
                     nu waarschijnlijk terecht in een gedwongen gesloten behandeling. Dat kost maatschappelijk
                     natuurlijk veel meer, maar het zorgt ook – dat is veel belangrijker – voor een enorme
                     afstand tussen hem en zijn gezin. Dus dit moeten we echt niet willen. Ook het verhaal
                     van een vrouw die mij mailde. Zij heeft ernstige depressieve klachten en ze was eindelijk
                     aan de beurt voor een behandeling. Maar ze werd daarna gebeld met slecht nieuws, want
                     de instelling gaat sluiten. Het gevolg is dat ze elders op een wachtlijst terechtkomt
                     van meer dan een jaar, echt, meer dan een jaar, terwijl je nu acute hulp nodig hebt.
                     Het zal je maar gebeuren. Dat slaat ook de hoop bij mensen weg. De gevolgen zijn desastreus.
                     Ik durf hier wel te zeggen dat dit echt spelen met levens van mensen is.
                  
Voorzitter. Dit zijn maar twee voorbeelden. Sinds de berichten over de sluitingen
                     hoorde ik er vele. Mijn eerste vraag aan de Minister is dan ook: hoe kan dit? Hoe
                     kan het dat cliënten en werknemers via de media moeten vernemen dat hun instelling
                     sluit? Hoe kan het dat zorgaanbieders en zorgverzekeraars ineens bepalen dat klinische
                     zorg, waar mensen 24 uur per dag intern zitten, ook wel ambulant kan, op afstand,
                     en dat ze dan ook aan de zorgplicht voldoen? Wat is volgens de Minister de definitie
                     van zorgplicht? Wordt hier wel aan voldaan, en wat is de rol van de Minister zelf?
                     Ik wil daar heel graag een heel helder antwoord op.
                  
Voorzitter. De Minister schrijft dat ze de NZa – dat is de Nederlandse Zorgautoriteit –
                     heeft gevraagd om naar verschillende casussen te kijken om te zien of er een breder
                     onderliggend probleem is. Dat zou dan richting de zomer moeten komen, maar dat is
                     natuurlijk te laat. Is zij het met ons eens dat verdere sluitingen opgeschort moeten
                     worden? Kan zij ook bij het bekijken van deze verschillende casussen de vraag meenemen
                     of wel wordt voldaan aan de zorgplicht? Hoe kan het dat sommige cliënten als ze eindelijk
                     aan de beurt zijn toch niet geholpen kunnen worden, omdat bijvoorbeeld hun budget
                     van de zorgverzekeraar op is? Ik vind dat echt bizar.
                  
Voorzitter. Dan over de Kliniek Intensieve Behandeling in Amsterdam, een plek voor
                     mensen die op andere plekken vastlopen. Het is echt een laatste redmiddel voor deze
                     mensen, die zware zorg nodig hebben. Die kliniek is per 29 april gesloten en daarmee
                     is bijna de helft van het totale aanbod voor volwassenen verdwenen. Ik wil de Minister
                     vragen: waar zijn deze mensen nou naartoe gegaan, en hoe kan het dat er binnen vier
                     weken is overgegaan tot sluiting, terwijl de vervolgzorg voor deze mensen niet op
                     orde is? Is de Minister het met mij eens dat ook hier niet aan de zorgplicht wordt
                     voldaan? Waar is de Nederlandse Zorgautoriteit in dit verhaal en waar is de Minister?
                     Hoe kan het dat het sluitingsprotocol ggz pas deze maand door de inspectie gepubliceerd
                     gaat worden, terwijl deze kliniek op 29 april is gesloten?
                  
Voorzitter. Een paar losse punten. De Minister schrijft dat gemeenten en zorgkantoren
                     aan zet zijn als het gaat om wachttijdbegeleiding, het ondersteunen van mensen als
                     ze op de wachtlijst staan. Wie ziet erop toe dat gemeenten deze belangrijke taak naar
                     behoren vervullen? Wij horen dat het best wel afhangt van de gemeente. Wat is de rol
                     van de zorgverzekeraars?
                  
Dan over capaciteitstekorten. We hebben al vaker gevraagd om in kaart te brengen hoe
                     groot die tekorten zijn, per aandoening of per voorziening. In 2020 is daar een motie
                     van mijn collega Renkema, ingediend samen met de VVD, over aangenomen. Die motie is
                     toen niet uitgevoerd en nu schrijft de Minister zelf dat ze signalen ontvangt over
                     capaciteitstekorten, met name bij complexe multidisciplinaire zorg. Ik wil haar vragen
                     waarom deze motie dan nog steeds niet wordt uitgevoerd.
                  
Dan maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Dat is mijn laatste punt. Een vraag
                     aan de Staatssecretaris. Mijn fractie maakt zich al vanaf dag één zorgen over het
                     voornemen van het vorige kabinet om beschermd wonen door te decentraliseren. Ik vind
                     dat kabinet en parlement lessen moeten trekken uit de jeugdzorg, waar de decentralisatie
                     ook niet bepaald heel goed is gegaan; dat is weer een understatement. Ik wil graag
                     van de Staatssecretaris weten welk probleem doordecentralisatie daadwerkelijk oplost,
                     want de sector weet dat zelf ook niet. Erkent de Staatssecretaris dat deze doordecentralisatie
                     in combinatie met het woonplaatsbeginsel zorgwekkende, maar ook perverse prikkels
                     met zich meebrengt? Is de Staatssecretaris bereid om alternatieve scenario's voor
                     de invoering van het woonplaatsbeginsel te ontwikkelen, zoals een kostenverrekeningsmodel?
                  
Tot slot vraagt mijn fractie zich af waar het kabinetsplan blijft voor de extra middelen
                     om dakloosheid te bestrijden. Eerder gaf de Staatssecretaris aan dat dit plan medio
                     april zou verschijnen, maar ik heb nog niets voorbij zien komen. Dus ook graag daar
                     een reactie op.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik graag het woord aan meneer Hijink namens
                     de SP.
                  
De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. Hoe complexer het probleem, hoe langer de wachttijd. Dat is een
                     conclusie die de Algemene Rekenkamer in 2020 al trok, en inmiddels staan er nog steeds
                     vele tienduizenden mensen op de wachtlijst voor ggz-zorg. We zien – het is al vaak
                     genoemd – dat heel veel instellingen ook de afgelopen maanden in zware problemen zijn
                     gekomen. Het is alsof ik opnieuw verlaten word, zegt iemand die haar zorg kwijtraakt
                     bij het Centrum voor Psychotherapie in Lunteren. Ik wil de Minister vragen hoe zij
                     hierop reageert. Erkent zij dat zeker bij de specialistische ggz-zorg continuïteit
                     en zekerheid extreem belangrijk zijn? Hoe kan het dat de Minister geen enkele grip
                     meer heeft op deze sector? Mijn vraag is ook: wil deze Minister eigenlijk wel grip
                     hebben op de ggz? In Lunteren worden mensen met ernstige persoonlijkheidsstoornissen
                     geholpen en op andere plekken is die zorg er simpelweg niet. We hebben dit in de jeugdzorg
                     ook gezien: kwetsbare jongeren die van het kastje naar de muur worden gestuurd, die
                     midden in hun behandeling plotseling alles kwijtraken. De SP vraagt zich af hoe het
                     kan dat wij in ons land accepteren dat financiële problemen zo veel kwetsbare mensen
                     verder in de vernieling helpen.
                  
Volgens de Algemene Rekenkamer zijn foute financiële prikkels in de bekostiging van
                     de ggz een belangrijke oorzaak van de problemen. Die maken het namelijk voor de aanbieders,
                     de ggz-aanbieders, aantrekkelijker op zich te richten op patiënten met de minst zware
                     problemen. Ik wil de Minister vragen wat zij hieraan gaat doen, want net als in de
                     jeugdzorg lopen de kosten hierdoor alleen maar op, terwijl de mensen die de zorg,
                     de meest complexe zorg, het hardst nodig hebben, die niet kunnen krijgen.
                  
De SP heeft ook al vaker opgemerkt dat het heel dom was om intramurale plekken in
                     de ggz te sluiten zonder dat je er zeker van bent dat er elders goede zorg geregeld
                     wordt. Nu is een vijfde van de capaciteit verdwenen zonder dat daar een alternatief
                     voor is gekomen. Dit is precies wat ook bij de verzorgingshuizen is gebeurd: je bezuinigt
                     een hoop weg en vervolgens moeten mensen het maar uitzoeken. Wat gaat de Minister
                     doen om de capaciteit in de ggz weer op orde te krijgen?
                  
Wat doet zij om de grote tekorten aan personeel op te lossen? In antwoord op Kamervragen
                     die wij hebben gesteld over de tekorten in de ggz, schrijft de Minister dat ggz-organisaties
                     en verzekeraars – ik citeer – «gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor een financieel
                     verantwoorde, zorgvuldige en macroneutrale overgang naar het zorgprestatiemodel».
                     Je moet zo'n zin 25 keer lezen voordat je weet wat er staat. Die vraag leg ik dan
                     hier ook maar neer: wat bedoelt zij nou eigenlijk precies met deze zin als het gaat
                     over «zorgvuldig» en «verantwoord»? Vindt de Minister dat er sprake is van een verantwoorde
                     aanpak en zorgvuldigheid als de sector in het eerste kwartaal op verlies staat en
                     verschillende instellingen hun deuren moeten sluiten? Moet er niet nu acuut ingegrepen
                     worden om te voorkomen dat de komende maanden nog meer aanbieders onderuitgaan, met
                     alle gevolgen van dien voor de patiënten die nu hun zorg nog daar krijgen? Kan de
                     Minister garanderen dat geen enkele instelling onderuitgaat als gevolg van de nieuwe
                     financiering die vanaf dit jaar wordt ingevoerd? Kan de sector ook de zekerheid krijgen
                     dat de komende maanden als gevolg hiervan geen faillissementen of sluitingen gaan
                     plaatsvinden?
                  
De SP wil ook van het kabinet weten hoe lang nog geaccepteerd wordt dat zorgverzekeraars
                     veel minder uitgeven aan de ggz dan voor sector beschikbaar is. Als de wachtlijsten
                     niet korter worden, als instellingen failliet gaan en als er een chronisch tekort
                     is aan personeel, is het toch heel logisch dat er meer moet gebeuren? Waarom staat
                     het kabinet dan nog toe dat verzekeraars al jaren te weinig uitgeven aan de ggz, ook
                     minder dan er beschikbaar is? Wat de SP betreft is de huidige ellende het zoveelste
                     bewijs dat de ingevoerde marktwerking een totale mislukking is. De ggz moet weg uit
                     de markt en anders georganiseerd worden: meer op wijk- en buurtniveau, dichter bij
                     de zorgverleners en dichter bij de gemeenten en andere betrokkenen. Wij kunnen veel
                     meer doen aan preventie en het tegengaan van medicalisering. Dan kun je er ook voor
                     zorgen dat er juist voor de mensen die complexe zorg nodig hebben veel meer budget
                     en mensen, zorgverleners, beschikbaar komen.
                  
Tot slot de zorg voor dak- en thuislozen. Daar zit wat ons betreft ook een groot probleem.
                     In de Zorgverzekeringswet is bepaald dat iedereen in Nederland verzekeringsplichtig
                     is. Het idee daarachter is logisch: we willen dat iedereen recht heeft op de zorg
                     die nodig is, waar we allemaal aan bijdragen. Hierop is echter één rare uitzondering
                     gemaakt en dat zijn de dak- en thuislozen. Deze groep, die juist vaak kampt met een
                     kwetsbare gezondheid, wordt automatisch uit de zorgverzekering gezet als zij geen
                     adres meer hebben. Daardoor hebben zij een minder goede toegang tot zorg, omdat de
                     zorgverzekeraars afhankelijk zijn van een bureaucratische subsidieregeling die op
                     dit moment onvoldoende goed werkt. Daarom vraag ik de Staatssecretaris: als wij willen
                     dat iedereen recht heeft op zorg en dat die zorgverzekering er voor iedereen is, hoe
                     kan het dan dat de dak- en thuislozen daarvan uitgezonderd worden? Kunnen we niet
                     op een menswaardige, goede en fatsoenlijke manier regelen dat je als je je dak en
                     je thuis verliest niet ook nog je zorg kwijtraakt, maar gewoon een fatsoenlijke verzekering
                     krijgt?
                  
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hijink. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van der Staaij
                     namens de SGP.
                  
De heer Van der Staaij (SGP):
Meneer de voorzitter. Het is een heel ernstige zaak – dat bleek al uit alle bijdragen
                     eerder vandaag – als mensen die dringend verlegen zijn om goede hulp, die voorlopig
                     niet kunnen krijgen. Ik denk dat de urgentie breed gevoeld wordt. Die kwam ook al
                     in eerdere debatten – mevrouw Van den Berg verwees daar al naar – sterk naar voren.
                     Ik denk dat het ook wel goed is voor de nieuw aangetreden bewindslieden om te beseffen
                     dat er dus een hoop ongeduld bij deze commissie en bij veel van deze woordvoerders
                     zit. We praten er al zo lang over. We snappen of – laat ik voor mezelf spreken – ik
                     snap aan de andere kant dat er geen makkelijke oplossingen zijn: kunnen we even dit,
                     dan is alles opgelost. Waar wij wel op hopen en op rekenen, zijn overtuigende stappen,
                     ook als dat nog maar kleine stappen zijn die niet alle problemen morgen verhelpen,
                     maar waardoor we wel zien dat er echt met urgentie aan gewerkt wordt en vooruitgang
                     geboekt wordt, bijvoorbeeld in die wachtlijstenproblematiek.
                  
We zien dat voor een deel het probleem nog maar beperkt wordt opgelost of onvoldoende
                     wordt opgelost, maar aan de andere kant zien we juist ook problemen verergeren, waar
                     het gaat om personeelstekorten en plotselinge sluiting van ggz-afdelingen door zorgaanbieders.
                     Dat roept de vraag op – collega's hebben daar ook al vragen over gesteld – wat dit
                     nu eigenlijk precies gaat betekenen voor het verder onbereikbaar worden van een goed
                     zorgaanbod in de geestelijke gezondheidszorg. Is daar ook een toets op? Het is nog
                     wel een verschil of je zegt «er is ergens een aanbieder die wegvalt en het kan moeiteloos
                     door anderen worden overgenomen» of «het raakt hier echt de toegankelijkheid van de
                     zorg». We hebben in andere sectoren ook die discussie gehad, bijvoorbeeld over de
                     ziekenhuizen, de verzorgingshuizen en andere zorginstellingen. Heeft het kabinet daar
                     zicht op? Weet het kabinet wanneer de infrastructuur, om het zo maar te zeggen, regionaal
                     ernstig dreigt te worden aangetast?
                  
Voorzitter. Het is goed dat het Preventieakkoord wordt uitgebreid met mentale gezondheid.
                     Er werd door mevrouw Agema zonet in een interruptie al verwezen naar de sterke stijging
                     van psychische klachten onder jongeren en jongvolwassenen in de coronatijd. Ik zou
                     de Staatssecretaris willen vragen om daarbij ook nadrukkelijk aandacht te besteden
                     aan wat de samenleving zelf meer kan betekenen in het ondersteunen van mensen die
                     met psychische problemen kampen. Ik zie daar eigenlijk ontzettend veel handelingsverlegenheid.
                     En dan kijk ik niet alleen naar de buurman, hoor, maar ook gewoon naar onszelf en
                     mijzelf. Hoe ga je om met iemand met een burn-out of met iemand met depressieve gevoelens?
                     Is dan het enige wat we uit kunnen brengen «sterkte ermee; ik hoop dat je een goede
                     hulpverlener vindt»? Of kan de samenleving daarin zelf ook meer gaan betekenen? Hoe
                     kan daaraan en aan de bewustwording meer ondersteuning worden gegeven?
                  
Voorzitter. De suïcidepreventie. Het is al gezegd dat het aantal suïcides in 2021
                     onverminderd hoog was. Het aantal gevallen van zelfdoding onder jongeren tussen 20
                     en 30 jaar is vorig jaar zelfs toegenomen. Worden er daarom nu ook goede stappen gezet
                     om dit tegen te gaan en te zorgen voor goede hulpverlening? Ik vind echt dat we de
                     afgelopen jaren bij 113 Zelfmoordpreventie goede en serieuze stappen hebben gezien
                     door de investeringen die daarin zijn gedaan. Fijn om dat bijvoorbeeld ook in kranten
                     en nieuwsberichten terug te zien. Men is daar heel attent op, maar er is meer nodig
                     en dan vooral aan de preventieve kant. Het vraagt om een brede aanpak en we kunnen
                     dat dan ook niet bij één bewindspersoon of één organisatie beleggen en zeggen «we
                     hebben het geregeld». Dat moet ook in het onderwijs en in sectoren als verkeer en
                     vervoer worden opgepakt. Ik begrijp dat er inmiddels een breed overleg is ontstaan
                     tussen de verschillende ministeries en mijn vraag is wat de stand van zaken daar is
                     en wanneer er duidelijkheid komt over de structurele financiering van de nieuwe onderzoeksagenda
                     van ZonMw.
                  
Voorzitter, tot slot de maatschappelijke opvang. Het is goed dat het tegengaan van
                     dak- en thuisloosheid nieuwe prioriteit krijgt en dat er weer stevige middelen beschikbaar
                     zijn. Onze oproep is: zet de beschikbare middelen niet in door allerlei adviseurs
                     de lokale initiatieven te laten steunen, maar zet juist in op het leggen van een verbinding
                     tussen deze doelgroep en de samenleving. Met andere woorden: kijk juist hoe we die
                     verbinding heel direct beter kunnen leggen.
                  
Een hardnekkig probleem zijn de EU-migranten die op straat belanden, maar geen recht
                     op opvang hebben. Is de Staatssecretaris bereid om met de gemeenten en de werkgevers
                     om de tafel te gaan om hiervoor oplossingen te vinden?
                  
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Staaij. U heeft een vraag van mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het laatste punt van de heer Van der Staaij herken ik heel goed. Ik raakte gisteren
                     in de trein in gesprek met een conducteur en die vertelde mij hoe vaak hij juist deze
                     groep in de trein aantreft, omdat dat een plek is waar men droog en warm de nacht
                     kan doorbrengen, althans zolang de trein rijdt en je niet gevonden wordt. Maar het
                     hele ingewikkelde is de zoektocht naar een oplossing voor het probleem dat meer opvang
                     mogelijk een aanzuigende werking heeft en er nog meer mensen uit deze landen hierheen
                     komen. Daarom ben ik benieuwd te horen welke oplossingen de heer Van der Staaij voor
                     ogen heeft. Ik zou me zelf bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat we nog meer gaan samenwerken
                     met welzijnsorganisaties als Barka uit Polen. Daarmee kunnen we er bijvoorbeeld voor
                     zorgen dat mensen hun leven in Polen weer goed kunnen oppakken in plaats van dat ze
                     hier toch vrij triest 's nachts in de trein zitten.
                  
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik vind dat mevrouw Bikker dit punt terecht opbrengt. Maar laat ik eerlijk zijn: ik
                     heb hiervoor geen makkelijke oplossing voorhanden. Maar we zien wel dat het probleem
                     blijft voortduren en onvoldoende wordt opgepakt. Die signalen kregen we bijvoorbeeld
                     onlangs nog heel duidelijk uit Rotterdam. Vandaar mijn vraag om in ieder geval met
                     gemeenten en werkgevers aan tafel te gaan om te kijken wat hiervoor de oplossing zou
                     kunnen zijn. Daarbij zal natuurlijk wel het reële punt in acht moeten worden genomen
                     dat het geen aanzuigende werking mag hebben.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Staaij. Dan is nu het woord aan mevrouw Bikker voor haar
                     termijn.
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Als er psychische problemen in je leven zijn gekomen of in
                     het leven van je geliefde, dan vraagt dat ontzettend veel. Sowieso is dat een intense
                     tijd. En als je dan ook nog eens lang moet wachten op een behandeling of als er onzekerheid
                     is over hoe de behandeling wordt voortgezet, dan is dat eigenlijk zo intens dat er
                     bijna geen woorden voor zijn. Ik zou allereerst mijn medeleven willen uitspreken voor
                     alle mensen voor wie dat nog steeds dagelijks geldt. Ook al weet ik dat het niks toevoegt:
                     het raakt me elke keer weer diep als ik mensen spreek die hierdoorheen gaan. En dat
                     zijn er velen.
                  
Er wordt heel veel in het werk gezet, ook door behandelaars en ook door mensen die
                     samen optrekken, om deze problemen op te lossen, maar het duurt allemaal héél erg
                     lang. Het ongeduld, dat door meerdere sprekers voor mij is geuit, deel ik dan ook
                     helemaal. Want wat is het nodig dat we hier echt tot doorbraken gaan komen! En wat
                     zie ik daarom uit naar de stappen die dit kabinet wil gaan zetten. Maar Minister en
                     Staatssecretaris, schuif alsjeblieft niet alles door naar de zomer en naar die grote
                     agenda, maar doe ook wat de hand nu kan vinden om te doen. Doe dat alsjeblieft zo
                     snel mogelijk.
                  
Dat, voorzitter, was mijn eerste oproep. Ik ga verder met een aantal andere punten,
                     waarbij ik echt aanvullend probeer te zijn op het vele wat de collega's voor mij hebben
                     gezegd.
                  
De sluiting van klinieken is natuurlijk reden tot grote zorg, omdat we zien dat het
                     voor mensen op de wachtlijst risicovolle situaties kan opleveren. Hoe voorkomt de
                     Minister dat voor cliënten en voor wachtenden? En hoe voorkomt ze dat de sluiting
                     of de afbouw van individuele zorgaanbieders en de keuze daartoe gevolgen heeft voor
                     de regio en voor het landelijke aanbod van hoogspecialistische zorg? Eerlijk gezegd
                     vind ik de Minister in dat opzicht wel wat ... Ik snap dat ze wijst op hoe het stelsel
                     in elkaar zit, maar, Minister, pak daar waar het kan alstublieft uw rol en spreek
                     ook degenen die hier verantwoordelijkheid voor dragen stevig aan, zodat kwaliteit
                     en continuïteit niet verder onder druk komen te staan.
                  
Voorzitter. Er is al heel veel in gang gezet om meer zicht te krijgen op de wachttijden
                     en om te kijken wat er nodig is om complexe zorgvragen sneller en beter te beantwoorden.
                     Ik zie dat en ik wacht eigenlijk met ongeduld op de verdere resultaten. Het regeerakkoord,
                     of het coalitieakkoord, wil ook echt inzetten op die laagdrempelige ggz in de wijk.
                     Er zijn ook mooie ontwikkelingen in het land, bijvoorbeeld de Mentale Gezondheidscentra
                     in Brabant. Tegelijkertijd moet dat niet een soort stoplap worden om de wachttijd
                     maar tijdelijk een beetje door te komen. Het moet juist gaan om die lichte problemen
                     die juist dan al voorkomen kunnen worden. Verder moeten we voorkomen dat mensen in
                     ernstigere problemen raken. Hoe werkt de Minister juist aan die laagdrempelige ondersteuning
                     en aan de koppeling tussen huisarts en sociaal domein en ggz in de wijken waar die
                     nog afwezig is? Dan heb ik met name oog voor wijken waar de problematiek groot is.
                     Heeft de Minister daar zicht op en hoe maakt ze daar werk van?
                  
Voorzitter. Ik wil nog één vraag stellen over de budgetplafonds en over het zorgprestatiemodel.
                     Dat is net in werking getreden en daardoor hebben aanbieders meer zicht op hoeveel
                     zorg en hoeveel budget ze eigenlijk verbruiken. Ik kreeg bijvoorbeeld het signaal
                     van een praktijk die zei: «We hebben in de eerste vier maanden al 50% van ons budget
                     gebruikt en dat zou betekenen dat we in september zouden moeten stoppen met het verlenen
                     van hulp. Maar dat willen we helemaal niet. We hoeven niet vier maanden met vakantie.
                     Integendeel, wij willen gewoon goed zorgen voor mensen, zo nodig ook voor mensen uit
                     andere regio's». Wat doet de Minister om ervoor te zorgen dat zorgverzekeraars die
                     kansen ook zien om juist wachttijden verder aan te pakken? En als dit in Brabant geldt,
                     kunnen mensen uit Amsterdam dan ook zo nodig daar van het aanbod gebruikmaken? Ik
                     ben benieuwd naar haar antwoord.
                  
Voorzitter. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft over jeugdigen die overgaan
                     naar de volwassenen-ggz, de grote zorg geuit dat deze jeugdigen achteraan in de wachtrij
                     aansluiten. Dat moet toch zeker te allen tijde voorkomen worden. Welke voornemens
                     hebben de Minister en de Staatssecretaris op dat punt?
                  
Voorzitter. Over de maatschappelijke opvang wil ik de Staatssecretaris een groot compliment
                     maken. Er staat echt heel veel klaar. Er moet heel veel gebeuren, maar dat kan ook
                     met dit coalitieakkoord. Ik zou hem daarom willen vragen: niet praten, maar doen.
                     Ga aan de slag, zo snel mogelijk, met de gemeenten. Heeft de Staatssecretaris overigens
                     in beeld welke gemeenten onvoldoende werk maken van de bemoeizorg, die wel gewoon
                     hun verantwoordelijkheid is? Hoe gaat hij dat gesprek aan?
                  
We zien toch ook wel onbegrepen gedrag in deze doelgroep. Het Leger des Heils meldt
                     daarover in een brief aan de hele Kamer dat ze vaak zien dat er een dreigende situatie
                     aankomt, maar dat ze machteloos staan en niet goed in kunnen grijpen. Is de Staatssecretaris
                     bereid om in gesprek te gaan met het Leger des Heils of met andere organisaties over
                     wat we hier nog beter kunnen doen?
                  
Voorzitter, ten slotte suïcidepreventie. Een aantal collega's had het er al over en
                     we zien inderdaad dat het aantal zelfmoorden onder jongeren is toegenomen. En hoe
                     verdrietig is dat! Ik zou willen dat het een steeds integraler onderdeel wordt van
                     het beleid. Ik ga het stokje overnemen van mijn voorganger Joël Voordewind ten aanzien
                     van de initiatiefwet integrale suïcidepreventie, want het is belangrijk dat het suïcidebeleid
                     geen extraatje is, maar echt onderdeel is van de Wet publieke gezondheid en dat we
                     daarin blijven investeren. Ik zou de Staatssecretaris willen vragen om naast de zorgplicht
                     ook echt contact te hebben met de nabestaanden. Er is een kring van nabestaanden die
                     een coalitie hebben gevormd en aanbevelingen hebben gedaan over wat dit allemaal betekent
                     voor hen. Is de Staatssecretaris bereid om met hen in gesprek te gaan?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Mevrouw Agema, uw termijn.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Twee Parnassia-instellingen, waaronder PsyQ in Amsterdam-West,
                     de Kliniek Intensieve Behandeling van Arkin en Pro Persona gaan allemaal op korte
                     termijn dicht. De belangrijkste reden is dat het geld op is. De cliënten zijn niet
                     op, maar het geld is op. Al jaren kampt de sector met problemen en ellenlange wachtlijsten,
                     maar nu is de volgende klap daar. Duizenden mensen met psychische problemen kunnen
                     helemaal niet meer bij een instelling terecht. Het is een brevet van onvermogen dat
                     dit kabinet, dat een voortzetting is van het vorige en dat zwelgt in de eigen zelfgenoegzaamheid,
                     maar niet in staat is om op zo veel zorgterreinen de situatie beter te maken.
                  
De voornaamste reden daarvoor is zorgkostenhaat. De mentale gezondheid mag niks kosten.
                     Het gevolg is dat mensen in de spaken van het systeem belanden en mentaal verslechteren,
                     met alle gevolgen van dien. Die ideologische zorgkostenhaat neemt krankzinnige proporties
                     aan. Sinds 2012 is de zorg met 16 miljard euro minder gegroeid dan geraamd. Vooral
                     de thuiszorg, huisartsenzorg, ziekenhuiszorg en ggz groeiden 16 miljard euro minder
                     dan voorspeld. Alle hysterische verhalen over oplopende zorgkosten zijn onwaar. Het
                     zijn leugens, die de politiek verlammen om zaken op te lossen.
                  
De problemen in de ggz maar ook in de jeugdzorg en het gebrek aan capaciteit in de
                     ziekenhuizen nemen haast onoplosbare proporties aan vanwege een gelogen en niet bestaand
                     geldprobleem. Ik sta hierin niet alleen. Het Centraal Planbureau stelde in zowel de
                     doorrekening van het vorige als die van het huidige regeerakkoord dat nieuwe hoofdlijnenakkoorden
                     ten koste gaan van de kwaliteit van zorg. Ook de Rekenkamer stelde in 2020 in zijn
                     rapport «Geen plek voor grote problemen» dat het geld er wel is. Dus hou op met liegen
                     over oplopende zorgkosten en stop de verlamming. Investeer in de zorg, de ggz en de
                     gezondheid en het welzijn van mensen. Want dat er genoeg aanbod overblijft, zoals
                     zorgverzekeraar Menzis op 25 april haastig beweerde, is natuurlijk gewoon flauwekul.
                     Als er voldoende aanbod was, hadden we immers geen wachtlijsten. Dat moet de Minister
                     toch met mij eens zijn. Door sluiting van de genoemde instellingen lopen de wachtlijsten
                     toch nog verder op? Het wordt tijd dat de Minister het een en ander gaat regelen.
                     Om te beginnen kan hij er bijvoorbeeld voor zorgen dat zorgverzekeraars geen geld
                     achterhouden. Ik denk dat we dan een hele stap verder komen.
                  
Wat beslist niet helpt, is het voornemen van VWS om een zogenaamd sluitingsprotocol
                     op te stellen. Het idee alleen al! Werk aan het openhouden van instellingen en niet
                     aan het sluiten ervan. Wat ook geregeld zou moeten worden, is dat de instellingen
                     geen complexe patiënten kunnen weigeren. Ik heb al eens voorgesteld een intakeplicht
                     in het leven te roepen waarbij de instelling, als zij zelf geen hulp kan bieden, verplicht
                     is door te verwijzen naar de juiste plek of persoon. Zo wordt ten minste voorkomen
                     dat mensen naar huis worden gestuurd, wat dramatisch is. Lees bijvoorbeeld het verhaal
                     van Rosanne, die bijna haar leven verloor omdat de behandelaar vond dat ze niet paste
                     binnen de therapie en haar gewoon de deur uit zette.
                  
Patiënten moeten ook niet in een doolhof van doorverwijzingen terechtkomen. Er zou
                     een doorverwijsteam moeten komen dat kijkt naar waar een patiënt het beste terechtkan
                     en op welke manier. Ook moet daar toezicht op worden gehouden. Ik denk bijvoorbeeld
                     aan iets in de richting van de casemanager dementie, die we al kennen. Iemand die
                     de weg kent in het doolhof van regels, zou aan een patiënt gekoppeld moeten worden
                     die niet in behandeling wordt genomen, die te complex gevonden wordt, om de zorgzoektocht
                     over te nemen.
                  
Regel ten slotte dat het verdienmodel binnen de ggz verandert. Te veel ggz-bestuurders
                     zien in patiënten met lichte geestelijke problemen hoge winsten, waardoor de mensen
                     met zware problemen tussen wal en schip belanden. Naast dat de politiek het laat afweten,
                     kan de nieuwe voorzitter van de werkgeversvereniging de Nederlandse ggz er ook wat
                     van. Ze was nog geen twee maanden in functie of ze beweerde al dat de wachtlijsten
                     in de ggz niet op te lossen zijn. Ik deel die bewering niet. Er zijn wel degelijk
                     oplossingen naast voldoende budget, zoals de inzet van beter en hoger opgeleide triagisten
                     bij de intake van complexe ggz, het voorstel dat ik zojuist deed en de inzet van praktijkondersteuners
                     bij huisartsenzorg voor de ggz voor de lichtere problematiek. Die moeten natuurlijk
                     wel de juiste ondersteuning krijgen. Anders dreigen er ook weer wachtlijsten bij de
                     praktijkondersteuners van de huisartsen. Hoe gaat de Minister de huisartsen ondersteunen
                     nu ze hun problemen aankaarten?
                  
Ik vraag ook aandacht voor de pilot Van wachttijd naar starttijd van GGNet. Volgens
                     mij verdient dit lokale initiatief landelijke uitrol. Graag een reactie hierop. Tot
                     zover mijn bijdrage over de ggz.
                  
Als het gaat om suïcide, krijg ik kippenvel van het bericht van vanmorgen dat een
                     op de vijf jongeren tijdens de laatste lockdown zelfmoord overwogen heeft. Ik vraag
                     de Minister zich dit aan te trekken. Investeer in voldoende ziekenhuiscapaciteit voor
                     het nieuwe ziektebeeld COVID-19, dat niet meer weggaat. Neem uw verantwoordelijkheid.
                     Het is een must-do. Het mag niet gebeuren dat, doordat we dit laten lopen, in het
                     najaar weer een panieklockdown wordt ingesteld, waardoor onze jongeren zo ernstig
                     worden getroffen door een ziektebeeld dat niet het hunne is.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Agema. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van der Plas van
                     BBB.
                  
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter, en speciaal dank aan de mensen hier op de tribune, de betrokkenen
                     en de mensen die thuis naar dit debat luisteren.
                  
Voorzitter. Duizenden mensen, onder wie talloze jongeren, zien het leven niet meer
                     zitten. Een op de vijf jongeren overwoog tijdens de lockdown zelfdoding, zoals hier
                     al meerdere keren is genoemd. Veel jongeren kampen met depressies, andere geestelijke
                     aandoeningen en trauma's, al dan niet uit hun jeugd, en hebben dringend hulp nodig.
                     Ik heb in de aanloop naar dit debat met verschillende van deze mensen gesproken: jongeren,
                     maar ook volwassenen.
                  
Ik noem één voorbeeld van een jongeman van midden 20, maar dit voorbeeld staat voor
                     duizenden gevallen. Hij heeft een moeilijke jeugd gehad met een vechtscheiding, een
                     instabiele gezinssituatie, kort op elkaar volgende overlijdensgevallen in de directe
                     familie en een groot trauma doordat hij een goede vriend voor zijn ogen zag overlijden.
                     Deze jongeman worstelt van kinds af aan met een zeer laag zelfbeeld. Hij raakte als
                     kind snel overprikkeld en wist niet hoe hij met al die onzekerheden moest omgaan.
                     Hij heeft desondanks een relatief normaal leven geleid, terwijl er hevige stormen
                     in zijn hoofd woedden. Deze jonge, intelligente man kreeg een normale, goedbetaalde
                     baan. Hij werkte hard en ging weinig uit, omdat hij moeite had met sociale contacten.
                     Maar zo goed en zo kwaad als het ging, probeerde hij mee te draaien in het leven.
                  
En toen kwam covid. De weinige, voor hem broodnodige contacten die er nog waren op
                     het werk, kwamen stil te vallen. Twee jaar lang ging hij thuiswerken. Twee jaar lang
                     zag hij niet of nauwelijks andere mensen, behalve misschien zijn directe familie.
                     Deze twee jaar hadden een verschrikkelijke impact op zijn toch al ingewikkelde leven.
                     Hij ging op zoek naar hulp. Hij kreeg te maken met lange wachtlijsten in de ggz. Hij
                     kreeg uiteindelijk ook de hulp die hij nodig had, maar het was coronatijd. Hij kreeg
                     dus onlinegesprekken, terwijl corona een ziekte is, een virus, dat voor zijn doelgroep
                     nauwelijks een risico vormt.
                  
Na een verhuizing naar een andere regio moest hij helemaal opnieuw beginnen met het
                     vragen van hulp, want zijn dossier kon niet een-op-een worden overgenomen. Zijn toch
                     al bestaande geestelijke problemen werden groter en groter. Het leidde tot een zware
                     burn-out en een zware depressie, zo zwaar dat hij op een avond zijn moeder belde en
                     vroeg: mag ik alsjeblieft bij jou thuis komen, want anders maak ik een einde aan mijn
                     leven? Midden 20 en hij wilde dood, niet zozeer omdat hij het leven niet meer zag
                     zitten, maar omdat hij niet wist hoe hij moest leven. «Ik weet niet hoe ik moet leven,»
                     zei hij. Niet meer willen leven is één ding, maar dat hij zei dat hij niet wist hoe
                     hij moest leven, raakte mij zo mogelijk nog harder.
                  
Na een lange weg kreeg hij de afgelopen maanden wel de hulp die hij nodig had, zij
                     het met ups-and-downs. Hij is een van de gelukkigen die vorige week nog net een plekje
                     kreeg in een van de specialistische instellingen, in een centrum voor psychotherapie.
                     Vele honderden, misschien wel duizenden, jongeren en volwassenen hebben dit geluk
                     straks niet meer. Mensen met een ingewikkelde persoonlijkheidsstoornis zijn gebaat
                     bij de specialistische zorg van de cvp's, de centra voor psychotherapie. De resultaten
                     zijn bewezen positief. Voor deze mensen is een centrum voor psychotherapie een laatste
                     strohalm. Deze mensen zeggen zelf ook: zonder het cvp was ik nu dood geweest.
                  
Pro Persona zegt: wij behandelen een beperkte doelgroep voor relatief veel geld. Of
                     zoals een meisje zei in Stoorzender de Podcast, die ik iedereen kan aanraden te luisteren:
                     wij zijn te duur. «Wij zijn te duur.» Zij zijn te duur. Laat dat even op je inwerken;
                     het zal je gezegd worden. Je weet niet hoe je moet leven en dan hoor je dat dit ook
                     nog te duur is. Ik heb het al vaker gezegd en zeg het nog een keer: mensen zijn geen
                     dossiers; mensen zijn geen systeem.
                  
Laat ook dit even op je inwerken: op de plank ligt 60.000 miljoen euro voor stikstof
                     en klimaat, voor een beleid waarvan we niet eens weten of het allemaal wel gaat helpen.
                     Maar tegen mensen voor wie er behandelingen zijn die bewezen succesvol zijn, zeggen
                     we: jullie zijn te duur. Ik kan dit niet verkroppen en vraag de Minister met klem
                     en met heel mijn hart: laat dit niet gebeuren. Ik vraag het niet voor mij maar voor
                     de duizenden mensen die schreeuwen om hulp, voor hun vaders, voor hun moeders, voor
                     hun broers, voor hun zussen, voor hun opa's en voor hun oma's, die elke dag in angst
                     zitten voor het leven van hun dierbaren.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Er is een vraag van de heer Raemakers voor u.
De heer Raemakers (D66):
Een indrukwekkend betoog van mevrouw Van der Plas. Complimenten daarvoor. Zij heeft
                     bij het debat over de regeringsverklaring een motie ingediend samen met heel veel
                     partijen over de financiering van hulplijn 113. Ik vroeg mij af hoe mevrouw Van der
                     Plas hoopt dat haar motie door het kabinet wordt uitgevoerd.
                  
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Daar hoef ik niet op te hopen, want het is toegezegd dat die wordt uitgevoerd. De
                     Minister-President en Minister Hoekstra hebben zelf aangegeven dat dit een fout was
                     in het regeerakkoord. Zij hebben toegezegd dat het geld er komt. Daar ben ik heel
                     erg blij mee, want dat is echt broodnodig.
                  
De voorzitter:
Meneer Raemakers, heeft u nog een vraag?
De heer Raemakers (D66):
Misschien nog een ander punt. Mevrouw Van der Plas beschreef het geval van een jongeman.
                     Het zijn ook een stuk vaker jonge mannen dan jonge vrouwen, dus misschien hebben we
                     hier ook te maken met een genderprobleem, in die zin dat jonge mannen vaker vatbaar
                     zijn voor suïcidale gedachten en suïcide. Dat blijkt althans uit de statistiek. Wat
                     zouden we daarmee moeten? Wat kunnen we daarmee?
                  
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja sorry, ik vind het een beetje een rare vraag. Of het mannen of vrouwen zijn of
                     dat ze jong of oud zijn, interesseert me helemaal niks. Het zijn gewoon mensen die
                     keihard schreeuwen om hulp. Vandaag zet ik specifiek in op de centra voor psychotherapie,
                     want het is gewoon bewezen dat die mensen door de heel intensieve therapie die ze
                     daar krijgen, wel weer leren hoe ze moeten leven, of het nou mannen zijn of vrouwen.
                     Tja, dan gaan we een onderzoek optuigen waar heel veel geld naartoe gaat. Ik zou zeggen:
                     steek elke cent in het openhouden van de cvp's.
                  
De voorzitter:
Meneer Raemakers, derde vraag.
De heer Raemakers (D66):
Ja, ik begrijp het helemaal. Ik ben het er ook helemaal mee eens dat we ieder individueel
                     geval, wie het ook is, man of vrouw, jong of oud, gewoon moeten helpen. Als we nu
                     zien dat dat niet kan door sluiting van instellingen of door te lange wachtlijsten,
                     dan is dat heel zorgelijk. Mij gaat het er alleen om dat we soms risicofactoren zien
                     die wij ook niet kennen, waardoor een bepaald individu vaker ergens vatbaar voor is.
                     Dat weet ik niet, maar ik zie het in de cijfers. Dan denk ik: goh, dat is zorgelijk.
                     Het baart mij gewoon zorgen dat deze groep daar extra vatbaar voor is. Met name de
                     leeftijdscategorie van 20 tot 30 jaar is ook zo'n criterium waarvan je denkt: dat
                     zou inderdaad met corona te maken hebben. Dat is gewoon heel zorgelijk.
                  
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik ben geen psycholoog en geen psychiater. Simpel gezegd zou ik denken: mannen kroppen
                     misschien wat vaker hun gevoelens op en zijn misschien niet zo praterig als vrouwen.
                     Maar bij de mensen die ik heb gesproken, gaat het waarschijnlijk om een aangeboren,
                     ingewikkelde persoonlijkheidsstoornis. Daarbovenop komen nog allerlei triggers, zoals
                     een vechtscheiding, een overlijden, een lockdown, wat we echt nooit meer mogen doen
                     op deze manier. Dan wordt dat op een gegeven moment getriggerd. Ik juich een onderzoek
                     daarnaar toe. Alles wat we kunnen voorkomen, is natuurlijk hartstikke mooi. Maar als
                     dat onderzoek en die kosten ten koste gaan van de praktische hulp, dan denk ik dat
                     we het paard een beetje achter de wagen aan het spannen zijn.
                  
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het kwam uit de tenen van mevrouw Van der Plas. Ik wil daar een dikke streep onder
                     zetten. Ik wil ook waardering uitspreken voor hoe u woorden geeft aan wat u als zorg
                     heeft voor deze doelgroep. Nog een keer waardering, omdat ik het zo erg eens was met
                     haar motie ten aanzien van de hulplijnen rondom 113 en de suïcidepreventie. Ik zou
                     aan mevrouw Van der Plas willen vragen welke gedachten zij heeft over het volgende.
                     Ik denk dat suïcidepreventie beter wettelijk verankerd moet zijn en dat de overheid
                     daar altijd een zorgplicht voor heeft. Maar ik denk ook dat het breder is dan het
                     Ministerie van VWS alleen, omdat het iets is wat we samen moeten doen. Ook andere
                     ministeries, bijvoorbeeld het Ministerie van SZW, kunnen daarvoor veel doen. Welke
                     gedachten heeft mevrouw Van der Plas daarbij? Ziet zij nog kansen wat betreft hoe
                     we dat beter kunnen doen? Ik neem aan dat wij voor de initiatiefwet rondom het wettelijk
                     verankeren van suïcidepreventie ook samen op kunnen trekken.
                  
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik denk dat het heel goed is. Dit is natuurlijk iets wat meerdere ministeries aangaat.
                     Je zou ook kunnen denken aan het Ministerie van Onderwijs. Heel veel scholen hebben
                     natuurlijk ook een soort signaleringsfunctie. Ik zou een integraal beleid daarvoor,
                     bij meerdere ministeries, natuurlijk hartstikke goed vinden. Mevrouw Bikker noemt
                     SZW; dat vind ik ook heel goed. Dus ik denk dat het heel positief is als we dat doen.
                     Want in de preventie kun je natuurlijk gewoon al heel veel, even los van de zware
                     gevallen die een persoonlijkheidsstoornis hebben. Dan kun je niet zeggen: ga lekker
                     wandelen. Dat krijgen ze wel te horen: «De zon schijnt. Ga lekker naar buiten. Dat
                     is goed voor je.» Daar is al sprake van een heel ander traject. Maar ook als het gaat
                     om de leefstijlpreventie en de mentale gezondheid kun je natuurlijk aan de voorkant
                     al heel veel doen. Dat leidt er waarschijnlijk toe dat er minder mensen zijn met mentale
                     problemen. Die mensen kunnen ook gewoon goed meedraaien in de maatschappij. Die kunnen
                     gewoon naar hun werk en voeren hun activiteiten uit. We besparen aan die kant op de
                     lange termijn natuurlijk ook weer heel veel geld. We kijken heel erg naar de korte
                     termijn: dit kost geld. Ik vond het woord «zorgkostenhaat», dat mevrouw Agema noemde,
                     heel mooi. Daar zetten we constant op in, maar we kijken niet naar de lange termijn.
                     Ik trek dus heel graag op met mevrouw Bikker als zij daar ook voorstellen voor heeft.
                     Ik praat daar heel graag met haar over verder buiten deze vergadering om.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Kuiken namens
                     de PvdA.
                  
Mevrouw Kuiken (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. 58.000 mensen wachtten in 2021 op ggz. Een kleine 40.000 mensen
                     wacht nu langer dan de treeknorm. 2021 was een heel zwaar jaar door corona, met veel
                     suïcidegedachten, hulp die achterwege bleef en heel veel instellingen die sluiten.
                     De voorbeelden zijn door diverse collega's genoemd. Maar dit is niet een nieuw onderwerp
                     dat we bespreken. Want al jarenlang trekken we aan de bel omdat het niet goed gaat.
                  
Nog vorige week bereikte ons het vreselijke nieuws uit Alblasserdam dat een 28-jarige
                     man het vuur opende op een zorgboerderij. De schutter bleek – daarom kreeg hij natuurlijk
                     ook zorg – al enige tijd te kampen met psychische problemen. Maar de juiste geestelijke
                     zorg om hem goed te helpen, ontbrak. Dat had een vreselijke daad als gevolg. We mogen
                     nooit over oorzaak en gevolg spreken. Maar we zien dat veel mensen vaak nodeloos op
                     hulp wachten, zowel jongeren als verwarde personen. Op een gegeven moment mag je oorzaak
                     en gevolg wel aan elkaar koppelen als er al jarenlang eigenlijk te weinig gebeurt.
                  
Het staat namelijk niet op zichzelf. We hebben veel voorbeelden van psychotische of
                     verwarde personen die zichzelf of een ander wat aandoen. Het aantal meldingen over
                     incidenten met verwarde personen neemt al jaren toe. Vorig jaar kreeg de politie te
                     maken met ruim 130.000 gevallen van verward gedrag. Dat is 11% meer dan in 2020. Dat
                     is een probleem voor de samenleving, voor mensen zelf, voor hun families, maar ook
                     voor de politie, die onderbezet is en eigenlijk niet meer in de wijk kan opereren
                     waar dat nodig is. Het geeft dus een gezamenlijke verantwoordelijkheid om te zorgen
                     dat dit stopt en dat het verandert. Mijn vraag aan de Minister is dan ook wat ze nu
                     concreet gaat doen. Want onderzoekt op onderzoek volgt. Gelijktijdig zijn productieplafonds
                     elke keer de reden om instellingen te sluiten of wachtlijsten op te laten lopen. Ik
                     voel gewoon niet echt de urgentie. Want dit debat voeren we al jaren met elkaar. Ik
                     ben inmiddels cynisch en enorm bezorgd dat de problemen alleen maar groter worden.
                  
We zitten nu een jaar na de start van dit kabinet. Feitelijk is er nog niks concreets
                     gedaan. Mijn concrete vraag aan de Minister is dan ook: wat gaat er gebeuren als het
                     gaat over de reductie van de wachtlijsten? Bij hoeveel wachtenden bent u straks, na
                     drie jaar, tevreden? Hoe gaat de Minister de kwaliteit van de ggz verbeteren? Wat
                     gaat zij doen richting zorgverzekeraars om te voorkomen dat zij eigenhandig besluiten
                     om geen geld uit te geven? Hoe gaan we voorkomen dat nog meer ggz-instellingen, met
                     name voor de complexe zorg, gaan sluiten? Dat kunnen jongeren en verwarde personen
                     niet gebruiken. Maar ook wanhopige familieleden, die vaak eindeloos moeten leuren
                     om goede zorg te krijgen, kunnen dat niet gebruiken.
                  
Zorgverzekeraars nemen hun zorgplicht nog steeds onvoldoende. We roepen al jaren dat
                     dat moet veranderen: dat dat regionaal geregeld moet worden en dat vraag moet leiden
                     tot aanbod. Maar dat gebeurt nog niet. Is de Minister bereid om de zorgverzekeraars
                     aan te spreken op hun zorgplicht? Hoe kunnen we dat wettelijk afdwingen? kunnen we
                     hen sanctioneren als ze die zorgplicht niet nakomen? Op welke wijze monitort de NZa
                     op dit moment of de zorgplicht in de ggz door de verzekeraars wordt nagekomen? Is
                     de zomer niet te ver weg? Hoe lang duurt het voordat we daadwerkelijk acties kunnen
                     verwachten? Want voor we het weten, is het september, oktober, november, december
                     en zijn we weer een jaar verder.
                  
Voorzitter. We praten al jarenlang over de ggz. De incidenten met verwarde personen
                     stapelen zich op. Het aantal suïcides neemt nog steeds toe. Jongeren met complexe
                     problemen krijgen onvoldoende hulp. Ondertussen komen we nog steeds niet tot actie.
                     Ik verwacht nu dat de Minister verantwoordelijkheid neemt. Ik verwacht dat ze die
                     niet alleen voelt, en dat ze niet alleen oproept tot onderzoeken, maar dat ze daadwerkelijk
                     hele concrete maatregelen neemt, zowel wat betreft wetgeving en geld als wat betreft
                     het aanspreken van verantwoordelijke partijen zodat ze hun verantwoordelijkheid nakomen.
                     Doen we dat niet, dan ligt die rekening namelijk bij ons allemaal als samenleving:
                     bij gezinnen, bij families, bij de politie en vooral bij individuen zelf. Dat zijn
                     de individuen die zo wanhopig zijn en het niet meer zien zitten, die zichzelf uithongeren
                     en van het leven beroven of anderen in dat leed meetrekken. Dat kan toch niet de bedoeling
                     zijn? Graag een reactie van de Minister.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Kuiken. Dan komen we aan het einde van de eerste termijn van de
                     zijde van de Kamer. Ik wil schorsen, zodat de Minister en de Staatssecretaris zich
                     kunnen voorbereiden, en zodat we kunnen lunchen. Ik raad de collega's en de mensen
                     op de tribune aan om ook gebruik te maken van die tijd om te lunchen. Ik stel voor
                     om tot 12.30 uur te schorsen.
                  
De vergadering wordt van 11.24 uur tot 12.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Welkom terug bij het commissiedebat. Welkom iedereen. Ook weer welkom aan de mensen
                     op de publieke tribune. Nogmaals, het is een genot om zo veel mensen te zien. Daarvoor
                     doen we het allemaal. We gaan naar de eerste termijn van de zijde van de regering:
                     de beantwoording van de vragen. Sommige leden moeten vanwege andere verplichtingen
                     wellicht eerder weg. Dat is heel vervelend, maar het is niet anders. Ik heb net even
                     overleg gehad met de Minister en de Staatssecretaris. Die hebben aangegeven: als het
                     net niet lukt om die antwoorden te geven in de termijn waarin de leden hier nog zijn,
                     dan zijn ze altijd bereid om die vragen daarna nog op een andere manier van een antwoord
                     te voorzien. Maar ik wil voorstellen dat de regering de antwoorden op de vragen gaat
                     geven op de manier waarop ze die hebben voorbereid. Anders loopt het te veel door
                     elkaar.
                  
Mag ik de Minister het woord geven? O, excuus. Ik ben één ding vergeten te zeggen.
                     Ik wil voorstellen dat u allen vier interrupties krijgt: twee per bewindspersoon,
                     zou ik zeggen. Maar als u vier interrupties aan één bewindspersoon wilt besteden,
                     dan kan dat natuurlijk ook. Dank u wel. De Minister.
                  
Minister Helder:
Voorzitter, dank u wel. Ook dank aan de leden van de vaste Kamercommissie voor dit
                     debat. Welkom. We hadden dit natuurlijk wat later in de tijd gepland, maar de urgentie
                     is duidelijk, ook voor mij. Ook welkom aan de mensen in de zaal die erbij zijn.
                  
Voorzitter. Laat ik beginnen bij het verschrikkelijke incident in Alblasserdam gisteren.
                     Dat was eigenlijk vorige week, natuurlijk. Het is een ongelofelijk afschuwelijk incident
                     dat plaatsvond op de zorgboerderij Tro Tardi in Alblasserdam. Dat is een plek waar
                     zeer kwetsbare mensen verblijven en waar zij juist de zorg krijgen op de manier waarop
                     we dat zo graag zien. Het is een hele veilige plek die heel persoonlijk is, met heel
                     erg betrokken medewerkers. Ik leef intens mee met de nabestaanden en de slachtoffers,
                     maar ook met de medewerkers en iedereen die betrokken is bij de zorgboerderij. Die
                     zijn namelijk heel erg geraakt. Ze verdienen op dit moment onze steun. Ook mijn gedachten
                     zijn bij hen. Er zijn bij hen, maar ook bij mij en bij ons allen, veel vragen over
                     de achtergronden van deze specifieke gebeurtenis. Helaas kunnen we die vragen op dit
                     moment nog niet allemaal beantwoorden, omdat het strafrechtelijk onderzoek loopt.
                     Tot die tijd kan ik daar inhoudelijk niks over zeggen. Maar ik ben uiteraard, net
                     als u, zeer benieuwd naar de exacte gebeurtenissen. Die zal ik dus zeker ook volgen.
                  
Voorzitter. Het is de tweede keer dat ik met de Kamer mag spreken over de ggz. De
                     eerste keer was tijdens het bredere debat over de hoofdlijnen van het coalitieakkoord.
                     Ik realiseer me dat de aanleidingen er zijn en dat dat tot heel veel onrust leidt.
                     Ik realiseer me ook dat u dit gesprek al een aantal keren met mijn voorgangers heeft
                     gevoerd. Dat werd net ook heel duidelijk gezegd. Ik herkende overigens niet wat mevrouw
                     Kuiken zei, namelijk dat de regering al een jaar zit. De Kamer zit een jaar, en de
                     regering vanaf 10 januari. Maar dat maakt de verantwoordelijkheid die op mijn schouders
                     als Minister zijnde drukt natuurlijk niet minder. Die verantwoordelijkheid voel ik
                     ook.
                  
Ik begrijp heel goed dat de berichtgeving over een aantal voorgenomen sluitingen en
                     aanpassingen van het behandelaanbod tot onrust leidt en dat die vragen oproept over
                     continuïteit en over toegankelijkheid, maar ook over wat het met mensen doet als het
                     behandelaanbod waar je zo naar snakt toch weer in de waagschaal wordt gesteld. Ik
                     heb daar ook oog voor. Ik heb daar in een aantal brieven antwoorden op proberen te
                     geven. Ik snap heel goed het ongeduld. Dat zijn antwoorden die voor de zomer komen.
                     Voor de zomer is overigens dichter bij dan u en ik nu doen voorkomen; dat is best
                     snel. Het is nu al 11 mei. Dat gaat dus snel gebeuren. Ik zal proberen in mijn vragen
                     echt de splitsing te maken. Want ik hoor de call to action van u heel duidelijk. Die
                     voel ik ook zo. Wat zijn de dingen die ik in het Integraal Zorgakkoord kan meenemen?
                     Wat zijn de meer structurele zaken die op de langere termijn spelen? Wat kan ik vandaag
                     nu echt doen, of wat ben ik vandaag al aan het doen? Ik probeer dat in de antwoorden
                     ook mee te nemen. Ik doe dat mede op basis van werkbezoeken die ik afleg. Ook daar
                     heb ik oog voor. Dat vind ik belangrijk. Ik doe dat ook op basis van gesprekken met
                     de sector, die ik doorlopend voer.
                  
Ik vind het ook nog belangrijk om te vermelden dat ik als Minister blij was met deze
                     klus op het gebied van de ggz. Ik realiseer me heel goed dat het een heel taaie klus
                     is, want als het makkelijk was, was het al opgelost. Ik weet ook van Staatssecretaris
                     Blokhuis hoe hij zich heeft stukgebeten op onder andere de wachtlijstaanpak, waarop
                     ik zo nog zal ingaan. Ik realiseer me dus welke klus er voorligt. We moeten ggz en
                     mentaal welzijn belangrijk maken, in alle gesprekken die wij voeren en ook in ons
                     beleid. Ik ga die uitdaging graag aan. Ik kan niet beloven dat ik alles kan oplossen.
                     Dat zal ik ook niet beloven in het debat. Ik denk ook niet dat de Kamer dat kan vragen.
                     Maar ik doe er wel heel erg mijn best voor. Ik probeer er het uiterste aan te doen
                     en probeer te laten zien dat we wat bemoedigende stappen voorwaarts maken, zoals de
                     heer Van der Staaij ook zei. Vooral dat hebben we, en ook de sector, nodig.
                  
Ik heb de afgelopen periode met veel mensen gesproken: professionals, bestuurders
                     en vertegenwoordigers van cliënten. Ik ben ook veel op de werkvloer geweest. Ik heb
                     goed werk gezien. Ik moet de sector een compliment geven. We praten vandaag over de
                     dingen die nog niet in orde zijn, maar ik zie ook dat heel veel mensen overlopen van
                     enthousiasme voor hun werk. Zij doen ongelofelijk goed werk, werken heel hard en willen
                     het beste voor hun cliënten. Het werk is zwaar. De problemen van cliënten zijn vaak
                     complex. Toch doen ook jonge mensen het werk met enorm veel energie en bevlogenheid,
                     iedere dag weer. Zij voeren heel veel goed werk uit. Ik wil dus echt beginnen met
                     bewondering en waardering uit te spreken voor die zorgprofessionals en iedereen die
                     iedere dag zijn best doet voor deze sector.
                  
De uitdagingen die in die gesprekken ook naar voren komen, zijn voor mij, met mijn
                     achtergrond als zorgbestuurder, bekende thema's: de toegankelijkheid van de zorg en
                     het toenemende beroep dat er op de ggz wordt gedaan, met name door alle maatschappelijke
                     ontwikkelingen, waarover we het net ook hebben gehad. Daardoor kan die toegankelijkheid
                     in de toekomst alleen maar verder onder druk komen te staan. Op de achtergrond spelen
                     natuurlijk ook de enorme krapte op de arbeidsmarkt en het toenemende tekort aan personeel.
                     Ook zitten toenemende administratieve lasten en de werkdruk professionals dwars.
                  
Voorzitter. Zoals ik in mijn brief heb aangegeven, liggen verschillende factoren ten
                     grondslag aan de recente wijziging in het behandelaanbod als het gaat om de sluitingen.
                     Ik ben bezig om die in kaart te brengen en daar goede antwoorden op te maken. Ik kom
                     daar bij de antwoorden op de sluitingen nog op terug. Het is misschien goed om aan
                     te geven dat ik de NZa gevraagd heb om deze casuïstiek goed te analyseren. Dat is
                     niet om het, wil ik maar zeggen, af te schuiven naar weer een onderzoek verder weg
                     in de tijd. Het is wel belangrijk dat we een goed en scherp beeld hebben van de onderliggende
                     factoren. Zij zullen mij hier spoedig, in ieder geval voor de zomer, over informeren.
                     Op basis daarvan ga ik natuurlijk kijken of het een aanpassing van beleid vraagt.
                     Ik kom daar bij de sluitingen, zeg ik maar weer even, nog op terug.
                  
De grote uitdagingen voor deze sector gelden eigenlijk voor de hele zorg. De combinatie
                     van een toenemende zorgvraag en schaarste, met name op de arbeidsmarkt, vraagt om
                     het anders en slimmer organiseren van zorg. Dat is een zorgbreed vraagstuk. Daarom
                     hebben de Minister en Staatssecretaris van VWS en ik deze maatschappelijke opgaven
                     en de transitie binnen de zorg die dit vraagt, centraal gesteld bij de totstandkoming
                     van het Integraal Zorgakkoord. We zijn ook in gesprek met partijen uit de ggz-sector.
                     Dat is niet iets van de toekomst. Dat zijn we nu aan het doen. We betrekken hen intensief.
                     We bekijken samen hoe we die transitie kunnen inzetten en hoe we de beschikbare medewerkers
                     optimaal kunnen inzetten. We bekijken ook hoe we het proces verder kunnen innoveren
                     en slimmer kunnen inrichten. Maar het gaat ook om het stimuleren van goed werkgeverschap,
                     waarbij we de energie richten op het behoud van de medewerkers die we opleiden en
                     het vergroten van hun werkplezier.
                  
Bij die transitie wordt ook ingezet op samenwerking, bijvoorbeeld tussen het sociaal
                     domein, de huisartsenzorg, waarover terecht vragen werden gesteld, en de rest van
                     de ggz-keten. Daarmee beogen we de laagdrempelige beschikbaarheid van ggz-expertise
                     ook in de huisartsenpraktijk en het sociaal domein verder te organiseren. Zo kan inzet
                     van de zwaardere ggz, zoals mevrouw Van den Berg terecht zegt, worden voorkomen.
                  
Samenwerking binnen de regio is ook nadrukkelijk een punt. Dat gebeurt gelukkig nu
                     al bij de ggz, bijvoorbeeld bij de aanpak van wachttijden. Maar ook bij het in kaart
                     brengen van de benodigde en beschikbare capaciteit en hoe dat zich ontwikkelt, is
                     de regio in de toekomst nog meer van belang. Het gaat daarbij natuurlijk om continuïteit
                     van zorg voor patiënten en niet per se om continuïteit van zorg voor instellingen.
                     Die hebben we daar natuurlijk wel voor nodig, maar het gaat erom dat de continuïteit
                     van zorg voor patiënten is geborgd. We beogen dus ook om zorgbreed de regionale samenwerking
                     te versterken en zo het zorglandschap goed en efficiënt aan te laten sluiten op die
                     zorgbehoefte op regionaal niveau. In de covidcrisis hebben we ook goede voorbeelden
                     gezien van de aansluiting van de niet-acute zorg op de acute zorg. Ik ben er zelf
                     een voorvechter van geweest om dat regionaal te bezien op basis van goede regiobeelden.
                     Ik zal er zeker op toezien dat we dat doen.
                  
Dat is een onderwerp waar ik ook deels in de brief over de arbeidsmarkt nog verder
                     op inga. Die brief kunt u binnenkort verwachten. Als het allemaal loopt zoals ik denk,
                     dan is dat zelfs aanstaande vrijdag. Bij de toekomstagenda ggz en het Integraal Zorgakkoord
                     ga ik uiteraard ook nog eens uitgebreid stilstaan bij deze onderwerpen en de maatregelen
                     die ik daarop neem. Daarbij geef ik meteen opnieuw aan: ik hoor ook uw call to action
                     voor wat we nú doen en hoe ik er nú op toezie. Het is niet het wegschuiven naar de
                     toekomst, maar als problemen taai zijn, dan heb ik ook de discussie rondom de toekomstagenda,
                     het Integraal Zorgakkoord en alle actoren daarbij nodig om die problemen structureel
                     te kunnen aanpakken.
                  
Voorzitter. De blokjes die ik voorstel, zijn het zorgaanbod in de ggz, de veranderingen
                     en de voorgenomen sluitingen, de financiën en het zorgprestatiemodel, de aanpak van
                     de wachttijden en de toegankelijkheid, de arbeidsmarkt in de zorg en de aanpak voor
                     personen met verward gedrag. Ten slotte kom ik terug op de toekomstagenda ggz en het
                     IZA. Volgens mij hebben we dan geen blokje overig meer. Klopt dat? Oké, we hebben
                     wel nog een blokje overig. Dat dacht ik al. Die hou ik er dus even bij.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Kan de Minister de blokjes even herhalen? Dat ging heel snel.
De voorzitter:
Kan u de blokjes nog even herhalen?
Minister Helder:
Zorgaanbod in de ggz, veranderingen en voorgenomen sluitingen, financiën en het zorgprestatiemodel,
                     wachttijdenaanpak en toegankelijkheid, arbeidsmarkt in de zorg, de aanpak voor personen
                     met verward gedrag, toekomstagenda ggz en het Integraal Zorgakkoord, en overig.
                  
Voordat ik tot de blokjes overga, wil ik me even aansluiten bij de waardering voor
                     het verhaal van mevrouw Van der Plas. Daarmee wil ik ook aangeven dat ook ik – ik
                     ben ook moeder, partner, dochter en mantelzorger – heel goed voel en zie dat er achter
                     alle cijfers waar we het over hebben op de wachtlijst, allemaal mensen zitten met
                     een zorgvraag, die, op het moment dat hun zorgaanbod in de problemen komt, daar onzeker
                     over zijn. Dat heeft een enorme impact op hun leven. En er is al zo veel impact op
                     het leven als het gaat om de maatschappelijke problemen die mensen voor zich zien
                     en het nieuws wat ze horen, met een oorlog in Oekraïne, maar natuurlijk ook de gevolgen
                     van de coronacrisis. Ik wil u dus in ieder geval beloven dat ik alles wat ik doe,
                     ook doe uit het besef van dat individu, omdat ik zelf ook doorvoel wat het betekent
                     als dit je gebeurt. Dat wil niet zeggen dat ik dat allemaal kan oplossen, maar ik
                     doe daar wel heel erg mijn best voor en ik heb ook altijd die ene persoon voor ogen,
                     ook zelf. Daarom ga ik ook zo veel op werkbezoek; ik vind het belangrijk dat die verhalen
                     binnen blijven komen. Dank dus ook voor uw verhaal, want dat maakt weer eens duidelijk
                     dat wat we hier zitten te doen niet makkelijk is, maar wel heel erg nodig, en dat
                     we daar ook de verantwoordelijkheid voor nemen. Die verantwoordelijkheid wil ik ook
                     nemen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van der Plas heeft een opmerking.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil de Minister bedanken voor deze mooie en warme woorden en de waardering. Ik
                     denk dat het ook voor de mensen die dit debat hier of thuis volgen heel veel scheelt
                     hoe de Minister hiermee omgaat, en zeker dat zij het individu benadrukt. Dat valt
                     namelijk nog weleens tussen wal en schip. Dank u wel.
                  
Minister Helder:
Dan, voorzitter, begin ik even met een algemene inleidende tekst, omdat eigenlijk
                     iedereen de vraag heeft gesteld over continuïteit en sluitingen. Ik wil dus ook even
                     kijken of ik dat in één verhaal met u kan bespreken. Daarna komen dan nog specifieke
                     vragen terug over de sluitingen. U legde mij het belang voor van rust en continuïteit
                     in het zorglandschap; daar vroeg u ook aandacht voor. U vroeg ook hoe ik daar mijn
                     verantwoordelijkheid voor neem. Ik ben als Minister stelselverantwoordelijk voor de
                     ggz. Dat betekent dat ik me verantwoordelijk voel voor hoe het stelsel werkt en voor
                     hoe het stelsel kan voorzien in toegankelijke, goede en betaalbare ggz-zorg voor iedereen.
                     Ik stuur ook bij als dat nodig is. Ik verschuil me dan ook niet achter het stelsel,
                     maar ik neem juist mijn verantwoordelijkheid om via het stelsel iedere afzonderlijke
                     partij aan te spreken op haar verantwoordelijkheid richting patiënten. Die patiënt,
                     nogmaals, staat voor mij centraal. Dat betekent concreet dat ik allereerst kijk of
                     iedereen zijn rol goed pakt. Daarin word ik natuurlijk geholpen door de NZa en de
                     IGJ vanuit hun toezichtsrol. Ik sta met hen veelvuldig in contact. Ik heb ook direct
                     contact met zorgaanbieders en zorgverzekeraars, zeker als dat nodig is.
                  
U heeft mij gevraagd welke stappen ik op de korte termijn neem en wat ik op de lange
                     termijn zal doen. Ik vind dat een terechte vraag. Zoals u weet heb ik de NZa al gevraagd
                     om een analyse van de rode draad van de voorgenomen sluitingen uit te voeren, omdat
                     ik scherp wil hebben of er onderliggende factoren zijn die in alle gevallen spelen
                     of dat het separate onderliggende factoren zijn. Ik heb daar inmiddels de vraag aan
                     de NZa aan toegevoegd om te verkennen hoe we beter inzicht krijgen in de aard en de
                     omvang van dit specialistische en unieke behandelaanbod met een bovenregionale functie.
                     Dat aanbod mag dus niet zomaar verdwijnen, vanwege het grote belang voor de continuïteit
                     en de toegankelijkheid van zorg op dat bovenregionale of landelijke niveau. Ik kan
                     dan aan de voorkant met partijen afspraken maken om de continuïteit van het zorgaanbod
                     te borgen. U vraagt mij dat ook – ik vind dat een terechte vraag – en dat wil ik ook.
                     Ik wil aan de voorkant kunnen borgen dat dat zorgaanbod er is en blijft. Dat maakt
                     ook dat de NZa en de IGJ daar desgewenst gerichter toezicht op kunnen houden. Ik zal
                     u voor de zomer – ik ga dat een paar keer zeggen – gelijktijdig met de analyse van
                     de NZa die ik in mijn brief van 9 mei heb toegezegd informeren over de uitkomsten
                     daarvan. Ik ga niet zeggen in welke week ik dat ga doen, maar het is nu mei, dus «voor
                     de zomer» is best snel.
                  
Tevens heb ik direct met de Nederlandse ggz en Zorgverzekeraars Nederland gesproken.
                     Ik heb hun gewezen op hun verantwoordelijkheid richting de patiënten. Zij hebben aan
                     mij aangegeven het belang van de continuïteit voorop te stellen en de komende periode
                     met elkaar in nauw en tijdig contact te staan over mogelijke wijzigingen van het zorgaanbod.
                     Ze wachten dus niet op het onderzoek, maar nemen nu al een actieve rol aan in die
                     mogelijke wijzigingen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dat geeft toch aanleiding tot een drietal vragen. Minister, wilt u uw
                     microfoon even uitzetten? Anders gaat die rondzingen. Eerst mevrouw Van den Berg.
                  
Mevrouw Van den Berg (CDA):
De Minister begon met te zeggen dat ze gaat kijken of het stelsel werkt zoals afgesproken
                     en dat ze mensen via het stelsel wil aanspreken. Maar als CDA pleiten we er al jarenlang
                     voor dat de Minister meer regie moet krijgen, dus ook gewoon meer zeggenschap, zeker
                     ten aanzien van de plekken voor zwaar complexe zorg. Ik hoor de Minister zeggen dat
                     de NZa een analyse gaat doen naar de oorzaken – nou, dat is prima – maar ook naar
                     hoe we beter inzicht kunnen krijgen. Het is wat mij betreft geen onderzoeksvraag meer:
                     wat mij betreft komt de Minister morgen met een voorstel naar de Kamer voor hoe ze
                     meer regie en zicht op het aantal behandelplekken krijgt. Dan heeft ze in ieder geval
                     alle steun van het CDA, zeg ik bij voorbaat.
                  
Minister Helder:
Volgens mij zeg ik dat ook. Ik zeg ook dat ik daar nu concreet mee bezig ben en dat
                     ik met die partijen in gesprek ben om concreet dat overzicht te maken. Daarnaast spreken
                     we in het licht van het Integraal Zorgakkoord – het gaat vaak niet alleen over het
                     zorgaanbod van de ggz; het zijn altijd communicerende vaten – heel erg met elkaar
                     over de vraag hoe we voor voldoende zorgaanbod in de regio kunnen zorgen en hoe we
                     erop kunnen sturen dat het zorgaanbod continu is en wordt uitgevoerd. Vervolgens kunnen
                     we de inspecties daarop laten toezien. Ik pak nu dus de regie voor die regionalisering,
                     absoluut.
                  
De voorzitter:
Een tweede vraag, mevrouw Van den Berg? U wacht nog even; heel verstandig. Meneer
                     Raemakers.
                  
De heer Raemakers (D66):
Een vraag over het gerichter toezicht dat dan gaat plaatsvinden. Moet ik me dat zo
                     voorstellen dat er een seintje gegeven wordt als instellingen dreigen om te vallen?
                     Hoe moet ik me dat voorstellen? Even ter vergelijking: toen we een aantal jaren geleden
                     in de Kamer de discussie hadden over de failliete ziekenhuizen, is er ook een voorstel
                     geweest om een early warning system in te stellen. Vallen ggz-instellingen daar nu
                     ook al onder of gaan zij daaronder vallen? Wat moet ik precies verstaan onder gerichter
                     toezicht?
                  
Minister Helder:
Het is natuurlijk maar net hoe je het noemt. Ik wil dat graag inderdaad aan de voorkant,
                     dus early warning. Dat zijn overigens ook de afspraken. We hebben de afspraak dat
                     de instellingen dat aangeven, zodat zij samen met een zorgverzekeraar kunnen kijken
                     hoe dat te voorkomen valt en/of hoe dat zorgaanbod op een andere manier gegarandeerd
                     kan worden. Daaraan voeg ik ook de rol van de regio toe. Ik pak daar nu, for the time
                     being, zelf de regie op, maar ik wil heel graag dat de regio's dat zelf doen samen
                     met het veld. Want het zijn communicerende vaten. Wat doet de gemeente? Wat doet de
                     ggz? Wat doen de verschillende aanbieders in de ggz? Dat moeten zij straks echt zelf
                     gaan dragen. Maar ik zou het kunnen vertalen als een early warning system.
                  
De voorzitter:
Uw tweede vraag, meneer Raemakers.
De heer Raemakers (D66):
Ik pak daar even op door. Je hebt een soort early warning system wanneer je de signalen
                     krijgt dat het niet goed gaat bij een ggz-instelling. Maar je zou ook nog eerder kunnen
                     gaan zitten, dus dat je met een soort van stresstest inventariseert hoe het hele ggz-veld
                     ervoor staat. Komt dat ook voor in de plannen van de Minister of zegt zij: waar het
                     goed gaat, gaat het goed en ik wil me alleen focussen op daar waar het niet goed gaat?
                  
Minister Helder:
Ik denk, voorzitter, dat de problematiek ... Ik hoor ook het ongeduld van de Kamerleden:
                     we hebben dit gesprek al een hele tijd; wanneer kunnen we er zeker van zijn dat het
                     goed gaat in de ggz? Als ik zeg dat er aan de voorkant regie en early warning moeten
                     zijn, denk ik eerlijk gezegd dat we het dan hebben over goed zicht hebben op het aanbod.
                     We moeten dat aanbod ook kunnen continueren, dus we moeten het ook over een vorm van
                     stresstest – noem het maar even zo – hebben. Het is echt de bedoeling om met de regiobeelden
                     op basis van de data goed in kaart te brengen hoe het met de zorgvraag zit en hoe
                     we aan die zorgvraag tegemoet kunnen komen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Ik moet een beetje oppassen om niet te cynisch te worden als het gaat over early warning
                     systems en stresstesten. Dit is volgens mij niet de financiële sector. De Minister
                     geeft aan dat zij haar rol wil oppakken in het stelsel, maar mijn punt is eigenlijk
                     dat het stelsel nou juist al jaren laat zien dat het niet in staat is om grote problemen
                     op te lossen. Het gaat om het recht op zorg. We zien dat dat niet verkregen wordt
                     door heel veel mensen, door patiënten die juist de meest zware specialistische zorg
                     nodig hebben. Het recht op zorg is er. Wat gaat de Minister zelf anders dan haar voorgangers
                     doen om deze enorme problemen op te lossen, zonder te verwijzen naar de andere partijen
                     binnen het zorgstelstel? Ik hoor dat niet.
                  
Minister Helder:
Ik heb die partijen natuurlijk wel nodig, want de aanbieders zijn degenen die de zorg
                     uitvoeren. De toezichthouders heb ik nodig. Ook de zorgverzekeraars heb ik daarbij
                     nodig. U vraagt mij wat ik anders ga doen dan mijn voorgangers. Ik ga ervan uit dat
                     mijn voorgangers dit ook deden, namelijk er echt voor zorgen dat het stelsel goed
                     functioneert. U vraagt mij wat ik op de korte termijn doe. U vraagt: wat doet u vandaag
                     en wat heeft u gisteren gedaan? Ik geef de sector nu heel veel aandacht. Wat ik doe,
                     is die partijen echt aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Maar ik heb het stelsel
                     wel daarvoor nodig. Ik moet dat wel via het stelsel doen. Aanspreken op verantwoordelijkheid
                     is ook geen genoegen nemen met het antwoord: we kijken ernaar of ik kom erop terug.
                     Nee, ik wil inderdaad weten hoe het aanbod in elkaar zit, hoe we het kunnen continueren
                     en hoe het loopt. Dat zijn de gesprekken die op dit moment concreet lopen.
                  
De voorzitter:
Meneer Hijink, tweede vraag.
De heer Hijink (SP):
De conclusie zou natuurlijk ook kunnen zijn dat het stelsel gewoon totaal niet in
                     staat is om deze problemen op te lossen. Als je kijkt naar de tegengestelde belangen
                     die er zijn tussen bijvoorbeeld ggz-aanbieders, tussen verzekeraars en aanbieders
                     en tussen toezichthouders, aanbieders en verzekeraars, dan zie je dat het gewoon voor
                     geen meter loopt. Ik denk dat de Minister dit bij haar aantreden ook al heeft gezien.
                     Daarom stel ik de vraag nog een keer. Wij hebben met uw voorganger Blokhuis ellenlange
                     debatten gehad over de wachtlijsten en over de grote problemen wat betreft tekorten
                     aan personeel. Ik zie gewoon niet wat u nou anders gaat doen dan uw voorganger. Natuurlijk
                     voert u gesprekken. Dat snap ik. Maar wat gaat dat anders maken dan de gesprekken
                     die al door uw voorgangers zijn gevoerd en die de problemen niet hebben opgelost?
                  
Minister Helder:
Ik kom zo in mijn antwoorden concreet terug op wat op het gebied van de wachtlijsten
                     wel gebeurt en welke bemoedigende signalen we daar zien. Ik kom nog terug op het zorgprestatiemodel,
                     dat ook een rol speelt in het oplossen van de bekostiging voor de hoogcomplexe zorg.
                     Ik kom in mijn brief van vrijdag terug op de arbeidsmarkt. En zo dadelijk kom ik ook
                     nog op de arbeidsmarkt in deze sector. Ik wil voorstellen dat ik eerst deze antwoorden
                     geef en dat we dan kijken of meneer Hijink vindt dat ik daar voldoende in doe.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Wij hoeven niet te horen wat er gebeurt, want dat hebben we ook in brieven kunnen
                     lezen. Wij willen weten wat de Minister extra gaat doen om de problemen, die steeds
                     groter worden, op te lossen. Net zei de Minister: ik ga concreet worden. Toen heb
                     ik even meegeschreven. Concreet zei ze: ik ga met partijen in gesprek en er komt een
                     analyse of verkenning van de NZa. Ze wil afspraken maken aan de voorkant, gerichter
                     toezicht en zorgverzekeraars wijzen op hun verantwoordelijkheid. Maar dat is toch
                     op geen enkele manier concreet? Tegelijkertijd vallen instellingen om, worden wachtlijsten
                     langer en zijn mensen radeloos omdat ze hulp nodig hebben en die niet krijgen, met
                     enorm verregaande gevolgen. Van de Minister wil ik weten wat ze heel concreet gaat
                     doen om te voorkomen dat instellingen omvallen. Wat gaat ze doen om te voorkomen dat
                     mensen er straks misschien niet meer zijn omdat ze nu hulp nodig hebben, op een wachtlijst
                     staan, horen dat hun behandeling niet doorgaat en vervolgens op een nog langere wachtlijst
                     terechtkomen? Daar zou ik heel graag een heel concreet antwoord op willen hebben.
                  
Minister Helder:
Dan verwijs ik toch even naar de antwoorden die ik ga geven in het kader van het zorgprestatiemodel.
                     Ik geef een concreet voorbeeld waar mevrouw Westerveld volgens mij naar zoekt. Stel
                     dat zorgaanbieders in de problemen komen vanwege de invoering van het zorgprestatiemodel
                     en dat daarmee de continuïteit in het geding is. Dan is er een prestatie die nu per
                     direct ingeroepen kan worden, namelijk de transitieprestatie. Volgens Zorgverzekeraars
                     Nederland, dat daar nu ook echt concreet met de Nederlandse ggz over in gesprek is,
                     is dat aan de orde. Dat zijn hele concrete dingen die wel degelijk lopen. Maar ik
                     moet het natuurlijk wel via gesprekken doen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, uw tweede vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
We kunnen het blijven hebben over structuren en patronen, maar het stelsel is eigenlijk
                     stuk. Daar verwees de heer Hijink ook al naar. Tegelijkertijd is er nu ook een acuut
                     probleem, een heel groot probleem, voor mensen die nu op de wachtlijst staan en voor
                     mensen die eindelijk een passende behandeling hebben gevonden en een telefoontje krijgen
                     dat de afdeling of de instelling gaat sluiten. Ik vind dat de Minister daarin de eindverantwoordelijke
                     is. We zien dat het niet wordt opgelost in het stelsel. We zien dat het niet werkt
                     om te wijzen naar zorgverzekeraars of naar de NZa. Dit zijn mensen die acuut hulp
                     nodig hebben. Dit zijn mensen die wanhopig zijn en niet nog een jaar kunnen wachten.
                     Ik zou heel graag willen horen in dit debat wat de Minister gaat doen om te voorkomen
                     dat dit soort instellingen, die we keihard nodig hebben, gaan sluiten, dat personeel
                     weggaat en dat mensen radeloos zijn en niet worden geholpen. Ik vind dat dat uiteindelijk
                     de verantwoordelijkheid is van de Minister als we zien dat het stelsel het zelf niet
                     oplost. Daar heb ik heel graag een heel concreet antwoord op.
                  
Minister Helder:
Ik neem mijn verantwoordelijkheid, ook voor het stelsel. Wat betreft de KIB in Amsterdam
                     – die is per 29 april gesloten; dat vind ik heel jammer – heeft Inforsa kenbaar gemaakt
                     dat ze in ieder geval voor alle patiënten die daar een behandeling ontvingen, een
                     nieuwe plek hebben gevonden. Ik realiseer mij dat dat ook niet echt fijn is, omdat
                     je dan weer naar een nieuwe behandelaar moet. Ik ben het helemaal met u eens dat we
                     moeten proberen om dat te voorkomen. Ik heb uitgelegd – ik zal het straks in andere
                     antwoorden nog verder uitleggen – dat ik daarvoor wel de andere partijen nodig heb.
                     Daarvoor zijn we met de partijen, het veld zelf, het zorgprestatiemodel aan het invoeren,
                     zodat we kunnen voorzien dat die hoogcomplexe behandelingen beter betaald worden dan
                     voorheen. Daar zien zij zelf ook een oplossing in. We zitten nu in een tussenfase,
                     wat heel veel onduidelijkheid geeft, en dat snap ik. Maar ik probeer daar in mijn
                     antwoorden straks gestructureerd op terug te komen. Zo pak ik mijn verantwoordelijkheid
                     voor het stelsel wel degelijk.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Westerveld, uw derde vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zou willen zeggen: we zitten niet in een tussenfase, maar in een crisis. Er worden
                     namelijk mensen niet geholpen. De KIB is een plek waar mensen komen die vaak al verschillende
                     behandelingen hebben gehad. Zij komen daar terecht omdat ze nergens anders meer terechtkunnen.
                     Een deel van deze mensen moet terug naar hun vorige behandelaar, door wie ze dus niet
                     goed geholpen zijn. Dit zijn mensen met hoogcomplexe problematiek. Dit zijn mensen
                     die direct geholpen moeten worden. Dan vind ik het niet terecht dat de Minister zegt
                     «voor al deze mensen wordt nu een vervolgplek gevonden» op het moment dat het een
                     plek is waar ze al eerder zaten en waar ze toen ook niet geholpen zijn.
                  
Ik wil de Minister nog een laatste vraag stellen. Ik stel nogmaals de vraag: wat kan
                     zij nu doen? Zij kan toch aangeven dat deze instellingen niet gesloten moeten worden?
                     Zij kan toch proberen om met de instellingen oplossingen te vinden, zodat die mensen
                     daar verder behandeld kunnen worden? Dat is toch ook haar rol, nu er zo'n grote crisis
                     is?
                  
Minister Helder:
Ik ben het van harte eens met mevrouw Westerveld dat we ook op dat niveau moeten zitten.
                     Wat is precies de onderliggende factor? In Amsterdam – dan gaan we misschien te veel
                     op deze casus in – was er ook een ander probleem, namelijk het vinden van personeel.
                     Ik ben het helemaal met u eens, want ik voel dat ook echt zo: het is niet goed als
                     mensen terug moeten naar hun voorgaande behandelaar, waar ze naar hun mening niet
                     goed behandeld zijn, waar ze niet goed uitkomen of waar geen klik mee was. Dan hadden
                     we dat met elkaar beter moeten doen. Daar wil ik ook in de toekomst naartoe. We moeten
                     dat beter doen met elkaar.
                  
Wat betreft de ingreep bij Inforsa is het de instelling die besluit deze afdeling
                     te sluiten. De zorgverzekeraar heeft de plicht om na te gaan of we in ieder geval
                     een goed aanbod kunnen organiseren voor deze mensen. Ik ga helemaal met u mee in de
                     vraag of dit een voldoende goed aanbod is dat deze mensen op een andere plek weer
                     terug zijn in behandeling. Ik wil mevrouw Westerveld toezeggen dat ik op die manier,
                     met deze detaillering, echt dat gesprek aanga met Zorgverzekeraars Nederland en met
                     de Nederlandse ggz. Dat is ook onderdeel van ons gesprek.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Van der Plas heeft nog een vraag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik wil wel graag nog extra aansluiten bij de woorden van mevrouw Westerveld. We weten
                     gewoon dat er een aantal mensen zijn in deze groep die gewoon een einde aan hun leven
                     gaan maken als ze die hulp niet krijgen. Dat weten we. Als we weten dat iemand zijn
                     been gaat breken, dan behoeden we hem daarvoor. Dan doen we er alles aan om ervoor
                     te zorgen dat het been niet gebroken wordt. We weten dit. Ik wil er dus bij de Minister
                     op aandringen om gesprekken te voeren met de zorgverzekeraar, maar ook gewoon om daar
                     druk op te zetten. Ik kan er gewoon echt niet met mijn hoofd bij dat, als je weet
                     dat mensen een eind aan hun leven gaan maken, we dat laten gebeuren. Dat bedoel ik
                     niet negatief in de zin van «we doen niks», maar hier moet gewoon echt druk op gezet
                     worden. Dat wil ik nog wel even extra benadrukken.
                  
Minister Helder:
Die druk voel ik ook. Ik ben het met u eens dat we echt aandacht moeten hebben voor
                     de menselijke maat. Tegelijkertijd is het niet gemakkelijk om te veranderen als je
                     geen medewerkers kunt vinden om een afdeling open te houden. Daar kunnen dus gewoon
                     nog oorzaken onder liggen die heel specifiek zijn voor deze kliniek. Ik wil dat echt
                     goed analyseren met de NZa. Ik wil kijken wat we kunnen doen. Ondertussen ben ik niet
                     in afwachting. Ik ben in gesprek. De partijen zijn ook met elkaar in gesprek om te
                     kijken wat er op dit moment dan wél kan gebeuren. Dat aansporen en daar bovenop zitten
                     is absoluut een van mijn taken om dat belangrijk te maken. Daarbij maak ik natuurlijk
                     wel ook gebruik van wat de andere partijen, zoals de NZa en de IGJ maar ook Zorgverzekeraars
                     Nederland en de Nederlandse ggz, zelf kunnen. Ik kan dat niet allemaal overnemen,
                     maar dat zult u ook begrijpen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bikker. O, excuus. Mevrouw Van der Plas heeft een tweede vraag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, want ik wil ook graag aandringen op het volgende. Er zitten hier ook mensen in
                     de zaal. Dat zijn vakmensen, mensen uit de praktijk. Zij staan daar met de poten in
                     de klei. Zij weten wat er nodig is. Zij weten hoe het gaat, hoe het moet. Die mensen
                     geven zelf ook heel vaak aan dat ze niet betrokken worden bij gesprekken en dat er
                     wel met hogere mensen wordt gesproken, maar niet met de mensen die op de werkvloer
                     staan, die in de praktijk staan. Dat heb ik bij een ander ministerie ook weleens gehoord.
                     Die zeggen: wij weten eigenlijk niet waar we hen kunnen vinden. Nou, ze zitten hier.
                     Ze staan op demonstraties. Betrek die er alsjeblieft ook bij, want juist de mensen
                     uit de praktijk komen vaak ook met hele praktische oplossingen, waardoor dingen waarschijnlijk
                     veel sneller kunnen gaan. Misschien wil de Minister dus na afloop van dit commissiedebat
                     nog even tijd vrijmaken voor de mensen die hier zitten, om te kijken of zij misschien
                     een praktische oplossing hebben, of zij misschien aan tafel kunnen komen te zitten.
                     Hoe dan ook, linksom of rechtsom: er moet gewoon wat aan gedaan worden.
                  
Minister Helder:
Ik ben het volledig met mevrouw Van der Plas eens dat mensen uit de praktijk altijd
                     betrokken moeten worden. Ik kom zelf ook heel recent uit de praktijk als bestuurder
                     en heb dat ook heel veel laten zien. Sterker nog, mensen uit de praktijk kunnen het
                     vaak beter verzinnen dan de bestuurder. Dat heb ik ook; dat moet ik ook echt erkennen.
                     Dus dat moeten we ook doen. Ik zou daar graag tijd voor willen maken. Het is wel zo
                     dat ik nog een tweede debat hier achteraan heb, dus ik weet niet hoe dat gaat. Ik
                     had ook heel graag naar de zorgmanifestatie op het Malieveld zo dadelijk gewild om
                     te laten zien dat ik als Minister echt wel mijn verantwoordelijkheid pak, maar ook
                     om durf te laten zien, ook voor dat gesprek. Daarom doe ik juist zo veel werkbezoeken,
                     omdat ik in die werkbezoeken die gesprekken met cliënten en zorgprofessionals wil
                     voeren. Ik ben daar gewoon voor aanspreekbaar.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bikker heeft een vraag.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik kan de Minister alleen maar aanmoedigen om de voornemens die ze hierin heeft, zo
                     snel mogelijk en zo veel mogelijk uit te voeren. Een zorgpunt dat ik wel heb, ook
                     uit de schriftelijke beantwoording die we eerder kregen, is wat het betekent voor
                     de acute zorg als wachttijden toenemen en er juist door sluitingen weer nieuwe wachttijden
                     ontstaan. Er is een heel slecht beeld van de gevolgen hiervan voor de acute zorg,
                     terwijl dat heel veel vraagt. Je merkt bij familie dat de spanning nog steeds enorm
                     blijft als ook de hulpverlening in de acute zorg te beperkt is. Hoe ziet de Minister
                     dat? Hoe betrekt zij dat in alles wat zij net gezegd heeft?
                  
Minister Helder:
Wat mij betreft zijn de acute zorg en de minder acute zorg – uiteindelijk is het allemaal
                     acuut; zeker als je lang moet wachten wordt alles acuut – natuurlijk één communicerend
                     vat. We moeten inderdaad kijken hoe we dat zorgaanbod van tevoren goed in kaart hebben.
                     Kunnen we zorgen dat we, als daar problemen ontstaan en we die zien komen, van tevoren
                     kijken wat we eraan kunnen doen, of eraan hadden moeten doen? Dat gaat zowel over
                     de acute zorg als over de niet-acute zorg en dat gaat zowel over de hoogcomplexe als
                     over de laagcomplexe zorg. Als het gaat om wat ik daarvoor nodig heb, draaien we toch
                     een beetje in een cirkeltje rond, ben ik bang. Ik ben vanaf 10 januari hiermee aan
                     de slag, ik zet mijn tanden erin en ik maak de ggz daarin belangrijk, ook in mijn
                     eigen agenda, maar voor de lange termijn heb ik die meer structurele dingen nodig
                     om daar voortgang op te kunnen boeken, samen met de dingen die ik net toezegde: op
                     korte termijn een overzicht en ingrepen. Dat spelen met die korte en de lange termijn
                     zal ik ook moeten doen. Als we kijken naar de toekomst merk ik nogmaals op wat ik
                     aan het begin zei: ik ga hier niet beloven, en dat kan ik ook niet, dat alle wachtlijsten
                     tot het verleden behoren, terwijl ik wel vind dat dat zou moeten. Ik zie namelijk
                     ook wat de toenemende zorgvraag is, ik zie ook de grote maatschappelijke druk die
                     er is en ik zie ook hoe krap de arbeidsmarkt is. Dus ik heb ook, zoals mevrouw Van
                     der Plas terecht zei, de mensen hier op de tribune, als dat de zorgprofessionals zijn,
                     heel hard nodig om na te denken over hoe we het proces moeten organiseren en innoveren.
                     Daarbij speelt onder andere ambulantisering een rol, maar ook wat we kunnen doen als
                     het gaat om wachtlijstbemiddeling. Daar zie ik ook hele mooie voorbeelden van. We
                     moeten zorgen dat we die voorbeelden meer verspreiden en meer toepassen. Daarop moeten
                     we toezien. Ik zie mijn rol daarin wel als een aanjagersrol, om daar regie in te pakken,
                     maar ik kan natuurlijk geen wonderen verrichten.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Den Haan heeft nog een vraag.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ja, over dat zorgaanbod. Ja, er zijn wachtlijsten en ja, er is personeelstekort. Ik
                     herken ook wat mevrouw Van der Plas aangeeft, namelijk dat als we niet snel ingrijpen,
                     er inderdaad mensen straks misschien niet meer zijn omdat ze de hulp niet krijgen
                     die ze nodig hebben. Soms kun je ook dingen pragmatisch wat proberen te helpen. Daar
                     zoek ik ook een beetje naar. Een klein voorbeeld. Mijn eigen dochter heeft PTSS. We
                     zijn al twee jaar bezig om de juiste behandeling te krijgen. Die juiste behandeling
                     komt er uiteindelijk. Vervolgens is er weer vervolgbehandeling nodig. Dan zie je dat
                     men binnen de ggz, in dit geval Altrecht, eigenlijk niet goed weet wat er in de integrale
                     keten mogelijk is. We zijn nu alweer zes weken doelloos aan het rondzwerven van de
                     een naar de ander om toch dat vervolg te krijgen. Ik denk inderdaad dat van de dertien
                     zelfmoordpogingen die zij heeft gedaan het afgelopen jaar, minstens de helft kwam
                     door het feit dat er gewoon echt moedeloosheid was omdat er geen uitzicht was op een
                     klein lichtje in die donkere tunnel, namelijk behandeling. Zou het niet mogelijk zijn
                     dat er vanuit het ministerie die hele integrale keten regionaal inzichtelijk wordt
                     gemaakt, zodat ook de hulpverleners sneller de weg weten te vinden naar waar iemand
                     hoort of naartoe kan?
                  
Minister Helder:
Die pragmatische aanpak is wat mij betreft echt onderdeel van die regionale aanpak,
                     en dus ook onderdeel van de afspraken die we daarover gaan maken in het integrale
                     zorgakkoord. Maar waar we niet hoeven te wachten op het integrale zorgakkoord, moeten
                     we toch nu al stappen proberen te maken. Dat zit natuurlijk in feite ook in de wachtlijstaanpak
                     die we nu hebben, met de regionale doorzettingsmacht, met de tafels voor hoogcomplexe
                     zorg, waar casuïstiek ook besproken wordt. Die regionale doorzettingsmacht is vanaf
                     1 mei operationeel. Een casus kan zelfs op mijn bureau eindigen als mensen er niet
                     uit komen. Ik ga niet zeggen «ik hoop dat ze op mijn tafel eindigen», maar als er
                     niets komt, ga ik wel vragen of alle casuïstiek dan inderdaad goed bemiddeld is. Ik
                     hoor overigens uit de praktijk wel goede ervaringen daarmee. Er zijn ook huisartsen
                     die zeggen: we merken daar toch echt een verschil nu er een tafel is waar we hoogcomplexe
                     casuïstiek met elkaar kunnen bespreken en waarbij de partijen aan tafel zitten met
                     de intentie om in ieder geval voortgang te boeken voor die cliënt en te zorgen dat
                     iemand ergens de zorg krijgt die aansluit.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Den Haan, uw tweede vraag.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dat is mooi om te horen. Toch zou ik echt nog met klem willen vragen of de Minister
                     nog meer haar best wil doen om dat ook duidelijk te maken, want de hulpverleners – ik
                     spreek er veel met mijn kind – weten hier niks van. Wij zwerven, volgens mij net als
                     vele anderen, nog steeds in hulpverleningsland rond om de juiste hulp te krijgen.
                  
Minister Helder:
Ik neem dat punt mee, omdat ik het verbinden van de structurele oplossingen met de
                     pragmatiek van de dag heel belangrijk vind, ook in de uitvoering.
                  
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met de beantwoording van de vragen. Ik wil daar nog
                     wel een opmerking bij maken. We willen de Staatssecretaris ook nog aan het woord laten.
                     We willen ook nog een tweede termijn. Uitloop is in deze zaal eigenlijk niet mogelijk,
                     dus om 15.00 uur moet ik echt het debat sluiten. Dus als u voort wilt maken, graag.
                  
Minister Helder:
Ik ga door met de beantwoording van de vragen over de sluitingen. De vraag van D66
                     is de volgende. Volgens de wet hebben zorgverzekeraars een zorgplicht. Ze zijn verplicht
                     de zorg te leveren, linksom of rechtsom, want je bent Nederlander. Je bent dus verplicht
                     verzekerd. Hoe ver reikt dit, wanneer is het overmacht en welke rechten heb je? Het
                     klopt: in Nederland moet iedereen kunnen rekenen op beschikbaarheid van voldoende
                     kwalitatief goede, tijdige en bereikbare zorg. De zorgaanbieders zijn verantwoordelijk
                     voor de inhoud, de kwaliteit, de levering en de ondersteuning. De partij die de zorg
                     inkoopt – de zorgverzekeraar, de Wlz-uitvoerder of de gemeente – heeft zorgplicht.
                     Dat houdt in dat die ervoor moet zorgen dat de verzekerde of inwoner de zorg of ondersteuning
                     ook krijgt. Cliënten hebben daarbij recht op zorgbemiddeling van de zorgverzekeraar.
                     Dat wordt ook veelvuldig gebruikt om de juiste zorg te krijgen. In het geval dat een
                     zorgverzekeraar de betreffende zorg niet zou kunnen inkopen, moet de zorgverzekeraar
                     de zorg zelf gaan leveren. Bij huisartsenzorg komt het bijvoorbeeld weleens voor dat
                     zij praktijken overnemen.
                  
Dan over de rol van de NZa daarin. De samenwerking en coördinatie tussen zorgverzekeraars,
                     aanbieders en andere partijen op landelijk en regionaal niveau zijn dus nodig om de
                     toegankelijkheid en continuïteit te realiseren. Om meer duiding te geven aan het proces
                     van de invulling van de zorgplicht heeft de NZa in samenwerking met de zorgverzekeraars
                     het document geschreven met als titel «De zorgplicht: handvatten voor zorgverzekeraars».
                     Ook als een zorgaanbieder failliet dreigt te gaan of als de wachttijden voor zorg
                     structureel oplopen, waar we hier over spreken, zijn ze daar in ieder geval voor verantwoordelijk.
                     Ik spreek ze daarop ook aan. De NZa heeft natuurlijk formeel het recht om daarbij
                     handhavend op te treden of anderszins in te grijpen als blijkt dat de zorgplicht wordt
                     geschonden. We hebben het net al uitgebreid gehad over hoe ik daarin proactief mijn
                     rol pak.
                  
Mevrouw Den Haan vroeg of ik al in beeld heb welke instellingen in de nabije toekomst
                     op het punt staan hun deuren te sluiten of moeten afschalen. Ze vroeg ook of ik daarop
                     anticipeer. Daar heb ik net eigenlijk ook al antwoord op gegeven. Ik probeer dat nu
                     in kaart te brengen om daarvoor een vroegsignalering, een early warning system, in
                     het leven te roepen.
                  
Mevrouw Westerveld vroeg terecht hoe het kan dat werknemers en verzekerden via de
                     media horen dat instellingen gaan sluiten. Laat ik vooropstellen dat dat absoluut
                     niet wenselijk is. Zorgvuldige communicatie is enorm belangrijk, juist richting cliënten
                     maar ook richting werknemers. Dus normaliter hoort een zorgaanbieder de zorgverzekeraar
                     tijdig op de hoogte te stellen over zaken die voor hen relevant zijn. Dat geldt voor
                     sluitingen, maar daarin dient ook meegenomen te worden hoe cliënten en medewerkers
                     worden geïnformeerd. Dan kunnen ze samen zorgdragen voor een zorgvuldige communicatie.
                     Ik ga ze daar ook op aanspreken. Ik heb ze daar overigens ook al op aangesproken.
                  
Dan de vraag van mevrouw Westerveld over de definitie van «zorgplicht» en mijn rol
                     hierbij. Ik heb daar net eigenlijk al uitgebreid antwoord op gegeven, ook in antwoord
                     op de vraag van de heer Raemakers. De zorgverzekeraar heeft de zorgplicht. Ik zie
                     mijn rol op twee niveaus. De ene is structureel, naar de toekomst toe. De andere is:
                     interveniërend en de regie pakkend bij de huidige problemen met het vervullen van
                     de zorgplicht. Ik roep de partijen aan tafel. Dat kan ik zeggen, want dat doe ik ook.
                     Ik spreek ze ook aan op hun verantwoordelijkheden. Ik roep ze ook op om zich maximaal
                     in te spannen. Daarmee breng ik de druk voor deze sector, die u hier terecht op tafel
                     legt, continu onder de aandacht. In zeer uitzonderlijke gevallen leveren wij financiële
                     bijdragen. Ook daar is een systeem voor. Maar dat gaat natuurlijk wel om specifieke
                     gevallen.
                  
U had gevraagd naar de patiënten van de KIB. Daar heb ik al antwoord op gegeven, maar
                     u zei ook terecht dat het soms het oude zorgaanbod is. Daar heb ik u ook weer op geantwoord.
                  
Dan de vraag van meneer Hijink: kan met zekerheid gezegd worden dat er de volgende
                     maanden geen faillissementen plaatsvinden? Ik heb daar bij de NZa op doorgevraagd.
                     Er zijn op dit moment geen signalen bekend van andere financiële problemen bij ggz-aanbieders.
                     Ik ben natuurlijk wel met zowel Zorgverzekeraars Nederland als de Nederlandse ggz
                     in gesprek over de zorgen die zij hebben geuit over de financiële situatie. Ik heb
                     hen ook aangespoord om die samen in kaart te brengen en te kijken wat er zou moeten
                     gebeuren. Dat loopt op dit moment dus ook. Ik heb nu geen heel directe aanwijzingen,
                     maar ik heb ze dus aangespoord om het vooral in kaart te brengen en daarop toe te
                     zien.
                  
De voorzitter:
Een vraag van meneer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Mijn vraag was eigenlijk ook of de Minister niet met de aanbieders en de verzekeraars
                     afspraken moet maken om in de overgang naar het nieuwe financieringssysteem de zekerheid
                     in te bouwen dat er geen organisaties, geen instellingen, over de kop gaan. Ik snap
                     best wel dat je niet tot het einde der tijden alle garanties kunt geven voor alle
                     instellingen. Dat snapt iedereen denk ik wel. Maar je wil niet dat de komende maanden
                     instellingen failliet gaan of in zware financiële problemen komen door gedoe in de
                     overgang naar een ander financieringssysteem en dat mensen daardoor hun zorg verliezen.
                     We zouden vandaag toch wel de afspraak kunnen maken dat we de aanbieders een soort
                     garantie geven, namelijk dat problemen door die nieuwe financieringssystematiek niet
                     leiden tot het stoppen van zorg voor mensen die die gewoon nodig hebben?
                  
Minister Helder:
Het goede nieuws is dat dat op dit moment zo gebeurt. Ik zit daar zelf ook bij. De
                     constatering aan tafel was dat de problemen bij de recente sluitingen niet allemaal
                     een-op-een te herleiden zijn tot de invoering van het zorgprestatiemodel. Maar ze
                     zijn goed met elkaar in gesprek. Maandelijks spreken de Nederlandse ggz en ZN elkaar
                     ook over de invoering. De NZa zit daar als toehoorder bij en monitort dat voor mij.
                     Tegelijkertijd is er een systeem van bevoorschotting afgesproken. Dat geeft natuurlijk
                     niet altijd maximale zekerheid. Dat realiseer ik me als oud-bestuurder heel goed.
                     Maar er is ook een zorgprestatie, een soort transformatieprestatie in het leven geroepen
                     die direct ingezet kan worden. Dat is door ZN, twee weken geleden meen ik, in het
                     gesprek nog benadrukt. Zij zijn bezig dat met elkaar scherper te maken, zodat het
                     niet zo kan zijn dat instellingen in de problemen komen en aanbod moeten sluiten vanwege
                     de invoering van het zorgprestatiemodel. Daar wordt dus echt heel scherp bovenop gezeten.
                  
De voorzitter:
Meneer Hijink, uw laatste vraag.
De heer Hijink (SP):
We moeten dan natuurlijk wel oppassen ... De microfoon galmt. U moet uw microfoon
                     even uitzetten, Minister.
                  
Minister Helder:
Excuus.
De heer Hijink (SP):
Anders word ik helemaal gek in mijn oren!
We moeten wel oppassen dat we niet in een heel technische discussie terechtkomen:
                     is het wel of geen gevolg van de aangepaste financiering als een instelling in financiële
                     problemen komt? Dat zou natuurlijk een heel vervelend spel worden. Daarom wil ik graag
                     weten wat de Minister gaat doen voor de instellingen die de afgelopen maanden al in
                     de problemen zijn gekomen, of waarvan nu al bekend is dat ze dichtgaan. Blijven die
                     locaties open, in ieder geval tot het einde van het jaar of tot het moment waarop
                     we meer duidelijkheid hebben over hun toekomst?
                  
Minister Helder:
Voor zover mij nu bekend, is dat niet een-op-een te relateren aan de invoering van
                     het zorgprestatiemodel. Daar zit even het probleem. Onze zorgen zitten natuurlijk
                     bij de hoogcomplexe zorg. De bekostiging verandert. Dat willen we ook. We willen graag
                     dat er betaald wordt naar de inspanning die gedaan wordt in de hoogcomplexe zorg,
                     zodat deze instellingen goed kunnen blijven bestaan. Maar dat heeft natuurlijk ook
                     een invloed op andere zorgaanbieders die op dit moment juist de wat makkelijkere patiënten
                     doen. Ik kan dus niet zeggen dat het helemaal geen gevolgen voor welke aanbieder dan
                     ook zal hebben, maar de zorgen over de hoogcomplexe zorg deel ik. Er wordt nu ook
                     gekeken naar de oorzaak. Als daar een relatie is, dan kunnen we daar ook iets mee.
                     Als er andere oorzaken aan ten grondslag liggen, dan zal daar iets mee moeten gebeuren.
                     Ik kan u deze garantie dus niet geven. Ik kan u alleen de garantie geven dat ik daar
                     heel veel aandacht voor heb, gesprekken over voer en dat ik doorvraag naar onderliggende
                     mogelijkheden die we wel hebben. Dat heb ik ook echt van Zorgverzekeraars Nederland
                     begrepen. Die heb ik samen met de Nederlandse ggz aan tafel. Zij moeten dat samen
                     scherp maken. Het is echt de intentie om dat te willen met elkaar, want we vinden
                     dat allemaal belangrijk.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met de beantwoording.
Minister Helder:
De vraag van mevrouw Westerveld was of ik in beeld wil brengen bij welke behandelingen
                     het capaciteitstekort zit. Ook vraagt zij waarom de eerder ingediende motie niet is
                     uitgevoerd. Dat is een motie waarin de regering verzocht werd om te onderzoeken hoeveel
                     extra behandelplaatsen er nodig zijn voor mensen met trauma, pervasieve aandoeningen
                     en persoonlijkheidsproblematiek. Tevens werd er gevraagd om een plan om deze tekorten
                     terug te dringen. Om zicht te krijgen op het capaciteitstekort en dus het aantal extra
                     benodigde behandelplaatsen moeten we zicht hebben op het aantal mensen dat wacht op
                     deze zorg en het behandelaanbod dat daarvoor bestaat. Inzicht in het eerste hebben
                     we de laatste jaren gekregen via de NZa, die een aanpassing in de transparantieregeling
                     heeft doorgevoerd. Op dit moment is de NZa aanvullend bezig om te kijken uit welke
                     wachtenden de wachtlijst bestaat, omdat er ook nogal wat dubbelingen in zitten. De
                     verzekeraars gebruiken dit inzicht overigens al bij het inkopen van zorg.
                  
Inzicht in het behandelaanbod per diagnose is er niet op landelijk niveau. Op regionaal
                     niveau komt dat er steeds meer, bijvoorbeeld binnen de transfermechanismen. Daar wordt
                     door verwijzers, aanbieders en verzekeraars gekeken wat aanbod en vraag is en hoe
                     we dat zo goed mogelijk op elkaar aansluiten. Dat regionale lijkt me een goede grootte,
                     en uiteraard ook het landelijke, voor de hoogcomplexe zorg. Ook wil ik werken langs
                     de lijn van de regiobeelden, zoals ik net al heb genoemd, dus met meer zicht op behoefte
                     aan zorg en aanbod daarvan per regio, zodat dat beter op elkaar kan aansluiten.
                  
Wat betreft de instroom van specialistische behandelaren zelf in de ggz laat ik me
                     net als mijn voorganger adviseren door het Capaciteitsorgaan. In de afgelopen jaren
                     zijn er boven het maximumadvies van het Capaciteitsorgaan incidenteel extra plekken
                     voor gz-psychologen beschikbaar gesteld. Het effect daarvan op het zorgaanbod verwachten
                     we dit jaar en volgend jaar, omdat ze dan klaar zijn met hun opleiding. De volgende
                     raming van het Capaciteitsorgaan over de opleidingen in de ggz verwacht ik in het
                     najaar van dit jaar. Dan komt er weer een nieuwe raming.
                  
Dan kom ik op de vraag van de heer Raemakers waarom je in de ggz wel geweigerd kunt
                     worden omdat je te complex bent, of waarom zelfs je behandeling gestaakt kan worden,
                     terwijl een dokter in een ziekenhuis dat nooit zal doen. Laat ik allereerst zeggen
                     dat ik het natuurlijk ook niet goed vind dat je denkt ergens in behandeling te gaan,
                     maar de deur uitgaat met het briefje: weer terug, te complex. Ik erken dat het realiseren
                     van passende zorg voor mensen met complexe problemen niet altijd eenvoudig is. Een
                     patiënt zou niet geweigerd moeten worden omdat hij te complex is, maar het zou natuurlijk
                     wél kunnen dat een instelling heel specifieke behandelcapaciteit niet in huis heeft.
                     Maar het moet niet als gevolg hebben: van het kastje naar de muur. Ik vind dat net
                     als u onacceptabel.
                  
Met het plan hoogcomplexe ggz waarover ik u met mijn brief van gisteren heb geïnformeerd,
                     worden mensen die binnen het reguliere proces als té complex worden gezien, toch aan
                     zorg geholpen, omdat ze op de hoogcomplexe tafel terugkomen. Daar wordt gekeken wat
                     het passende aanbod is. Zoals ik net al zei, kan ik nu in het uiterste geval regionale
                     doorzettingsmacht inzetten voor mensen die tussen wal en schip dreigen te vallen.
                     Uiteindelijk kan het zelfs op mijn tafel terechtkomen. Ik ga daar natuurlijk niet
                     vakinhoudelijk iets van vinden, maar ik kan wel aandringen op het oplossen van dat
                     probleem. Op korte termijn blijf ik boven op dat plan voor die hoogcomplexe ggz en
                     die regionale doorzettingsmacht zitten om ervoor te zorgen dat dat goed gaat lopen.
                     Op de lange termijn is het mijn inzet om in alle regio's zicht op de capaciteit te
                     hebben en uiteraard ook voldoende capaciteit te hebben. Daar is ook om verzocht.
                  
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Raemakers.
De heer Raemakers (D66):
Dit is echt een groot probleem, want een internist in het ziekenhuis zal je diabetes
                     nooit te complex vinden. Hij zal altijd zeggen «we gaan kijken wat we daarmee gaan
                     doen» of je doorverwijzen. Nou heb ik ook gehoord dat het in de ggz zo kan zijn dat
                     je te complex wordt bevonden bij instelling A, en dat je daar dus niet onder behandeling
                     kunt komen, waarna je naar instelling B gaat en daar opnieuw moet wachten op de wachtlijst.
                     Dat kunnen we met elkaar toch niet accepteren, namelijk dat mensen die bij instelling
                     A al heel lang hebben gewacht, bij instelling B gewoon weer opnieuw moeten wachten?
                     Is de Minister dat met mij eens?
                  
Minister Helder:
Als u het zo verwoordt, ben ik het natuurlijk zeker met u eens dat we dat niet willen.
                     Het is overigens niet zo – ik kom zelf ook uit de curatieve zorg – dat de specialist
                     in het ziekenhuis waarnaar een patiënt met een zorgvraag wordt verwezen ook altijd
                     de zorgvraag afhandelt. Ook daar komt het voor dat een patiënt weer teruggaat naar
                     de huisarts. Wat belangrijk is, gaf mevrouw Den Haan net al aan, namelijk dat mensen
                     dan niet opnieuw in dat doolhof terechtkomen, maar weten waar ze naartoe moeten, de
                     informatie daarvoor hebben en ook daar terechtkunnen. Het gaat er ook om dat ze dan
                     wachtlijstbemiddeling hebben in die zin dat ze niet opnieuw in een nieuwe wachtrij
                     moeten plaatsnemen. Ik denk dat u daar een terecht punt heeft. Ik heb daar niet een
                     pasklare oplossing voor. Ik vind het ook best nog wel ingewikkeld. Het kan namelijk
                     ook te maken hebben met het ziektebeeld of bijvoorbeeld onderliggende problemen die
                     spelen, waardoor wordt aangegeven dat de zorg voor mensen te complex is. Maar ik ben
                     het met u eens dat we moeten toezien op goede bemiddeling daarna. Ik wil daar in de
                     tweede termijn of later op terugkomen, als dat akkoord voor u is, om erover na te
                     denken hoe ik dat precies zou kunnen doen.
                  
De voorzitter:
Meneer Raemakers, een laatste vraag.
De heer Raemakers (D66):
Ik heb daar wel een suggestie voor, omdat het ook zo'n complex probleem is. Zou het
                     misschien een idee zijn dat u met de wetenschappelijke vereniging voor psychiatrie
                     in gesprek gaat over hoe groot dit probleem nu is en hoe we dit zouden kunnen doen?
                     Misschien kan de Minister dat toezeggen. Ik denk dat dit zou helpen.
                  
Minister Helder:
Dat kan ik zeker toezeggen. Daarnaast zie ik in de praktijk ook goede voorbeelden,
                     zoals het Mentaal Gezondheidscentrum Breburg, waar ik ben geweest. Die zetten echt
                     in op triage aan de voorkant. Dan blijkt ook – dat is ook nog het mooie – dat die
                     vraag heel vaak misschien niet eens bij de ggz terecht moet komen, maar dat er vaak
                     andere vragen aan ten grondslag liggen in dat bredere domein. Ik denk dat dit ook
                     naar de voorkant toe een heel goede oplossing is. Ik ben het dus met u eens – ik weet
                     dat binnen de ggz deze beweging ook gaande is – dat het erom gaat te bekijken hoe
                     je dat zou kunnen doen. We gaan dat op die manier met hun bespreken om te kijken of
                     we dat kunnen vormgeven.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder met de beantwoording. Wederom doe ik het verzoek om daar spoed mee te
                     maken. Dank u wel.
                  
Minister Helder:
Ik kan er op twee manieren spoed achter zetten. De ene is dat ik sneller ga praten,
                     maar dan krijg ik thuis altijd te horen dat ik niet meer te verstaan ben. Ik doe mijn
                     best.
                  
De vraag van mevrouw Agema over de intakeplicht en het toezicht op doorverwijzen ligt
                     eigenlijk een beetje in het verlengde van de vraag die net werd voorgelegd over dat
                     complexe gevallen inderdaad niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. Dus
                     als u er akkoord mee bent – even naast de regionale doorzettingsmacht, dus met individuele
                     casussen, gaat het hier om iets structureels – neem ik dit mee bij de toezegging die
                     ik net heb gedaan aan de heer Raemakers, om te kijken hoe ik dat kan vormgeven.
                  
Mevrouw Agema (PVV):
Ik heb daarnaast het idee geopperd van een casemanager complexe ggz, naar analogie
                     van de casemanager dementie. Het gaat dus om iemand die de organisatie overneemt en
                     de weg kent in de complexe wereld van de ggz. Zou de Minister daarop kunnen reageren?
                  
Minister Helder:
Er zijn natuurlijk al voorbeelden binnen de ggz van cliëntondersteuning en gespecialiseerde
                     cliëntondersteuning. Daar zie ik heel goede voorbeelden van, met heel verschillende
                     uitingsvormen. De inzet van ervaringsdeskundigheid is daar een van, denk ik. Ik zat
                     even in mijn mapjes te zoeken of het antwoord ergens zat. Dus ik kan toezeggen dat
                     ik daarnaar wil kijken. We hebben het net gehad over het voorbeeld van het Mentaal
                     Gezondheidscentrum. Dat is eigenlijk al een voorbeeld, op die manier, waarbij een
                     heel team gaat kijken wat de vraag is die op tafel ligt en hoe het beste aanbod kan
                     worden gegeven. Dus ik ga daarmee aan de slag, kan ik mevrouw Agema toezeggen.
                  
Mevrouw Den Haan vroeg of gemeenten voldoende zijn toegerust voor de overbruggingszorg
                     bij wachttijden en of ik in gesprek wil gaan met gemeenten om vast te stellen wat
                     daarvoor nodig is. Ik noemde net het Mentaal Gezondheidscentrum en ik zie ook andere
                     voorbeelden. U heeft ze zelf ook genoemd. De WachtVerzachter in Dronten is een heel
                     mooi voorbeeld, net als Kompassie in Den Haag of de pilot van GGNet in Zutphen. In
                     algemene zin moeten gemeenten natuurlijk in staat zijn om die taken in het sociaal
                     domein waar te kunnen maken. Daar zijn randvoorwaarden voor nodig. Ik wil dat onder
                     andere via het Integraal Zorgakkoord doen, door inderdaad in gesprek te gaan met gemeenten.
                     Gisteren zaten we ook met elkaar aan tafel. Dus ja, dat wil ik. Ik kan toezeggen dat
                     ik met gemeenten daarover in gesprek ga.
                  
Dan vroeg u of er te vaak medicatie wordt voorgeschreven vanwege de wachtlijsten.
                     Het voorschrijven van medicatie kan behulpzaam zijn als er snel verbetering moet worden
                     gezocht. Maar dat betekent niet dat behandeling overbodig is. Bij versnelling of het
                     inzetten van behandeling kan ook een verbetering van de samenwerking tussen huisarts,
                     POH-ggz en ggz helpen. Maar ik geef direct toe dat dit een belangrijk onderwerp is,
                     waar ik met partijen afspraken over wil maken om ervoor te zorgen dat we niet onnodig
                     medicatie geven. Want daar gaat het dan over. Dus dat neem ik mee als toezegging.
                  
U stelde mij ook een vraag over de overbruggingszorg, niet alleen richting de gemeenten,
                     maar ook richting de zorgverzekeraars. U vroeg of ik ook met hen in gesprek wil over
                     die overbruggingszorg. Ja. Laten we dat kort maken. Dat doe ik.
                  
Dan kom ik op de vraag van meneer De Neef over de 40.000 mensen die langer dan veertien
                     weken op de wachtlijst staan. Ik heb al gezegd dat ik dat ook onacceptabel vind. Ik
                     heb daar volgens mij net al een behoorlijk aantal dingen over gezegd. Ik ben daarmee
                     aan de slag. Samen met de Minister van VWS en de Staatssecretaris ben ik ook voor
                     de lange termijn in het Integraal Zorgakkoord hiermee aan de slag. Ik heb daar dus
                     al een aantal dingen over gezegd.
                  
U vroeg ook naar de regionale doorzettingsmacht. Ik ben er blij mee dat we dat nu
                     kunnen. Misschien moet ik daarbij nog een ding opmerken. De rest van het antwoord
                     heb ik eigenlijk eerder al gegeven. Het is natuurlijk wel zaak dat we dat model nu
                     goed inregelen en dat het ook echt bekend is bij de doelgroep; dat zei mevrouw Den
                     Haan ook. Ik zal er dus ook voor zorgdragen dat we dat meer aan de man brengen.
                  
Wat is mijn eigen rol binnen de escalatieladder, ook van die regionale doorzettingsmacht?
                     Daar heb ik net ook iets over gezegd. In the end kan een casus ook bij mij op het
                     bureau komen en dan ga ik daarmee aan de slag. Ik hoop dat het niet gebeurt, maar
                     ik hoop ook dat het wel gebeurt, want dan zie ik het ook. Misschien is het ook goed
                     om aan te geven dat mijn voorganger het team complexe zorgvragen bij VWS in het leven
                     heeft geroepen. Dat is ook een team waarbij heel vaak dit soort vragen binnenkomen.
                     Daar gaan we ook echt met die casussen aan de slag, om ervan te leren, maar ook om
                     de persoon die het betreft te helpen. Er komen regelmatig via dat meldpunt vragen
                     binnen. Dat is er dus eentje die er ook nog is.
                  
Ik kijk even of er nog vragen resteerden. Volgens mij was er nog een vraag van mevrouw
                     Van den Berg over de motie over de ervaringsdeskundigen, namelijk dat er in de praktijk
                     blijkbaar geen gebruik van wordt gemaakt. Zij vroeg of ik bereid ben om de oorzaken
                     in kaart te brengen waarom dit niet gebeurt. Ik ben het met u eens dat ze een belangrijke
                     bijdrage kunnen leveren. Ik ondersteun dat op dit moment, omdat het sinds de invoering
                     van het zorgprestatiemodel in ieder geval mogelijk is om een declarabel consult te
                     registreren. De vraag is of dat voldoende bekend is. Mevrouw Van den Berg is er even
                     niet, zie ik. Maar de Vereniging van Ervaringsdeskundigen is bezig met een kwaliteitsstatuut,
                     een beroepsregister en opleidingskaders – die hebben ze al ontwikkeld – om ervoor
                     te zorgen dat het verder wordt geprofessionaliseerd. Ik blijf de ontwikkelingen ondersteunen,
                     ook binnen het actieprogramma Grip op Onbegrip. In de werkbezoeken zie ik ook zelf
                     dat dat goed werkt in de praktijk.
                  
Mevrouw Bikker vroeg naar het voorkomen van wachtlijsten. Bij lichte problematiek
                     wil je er ook voor zorgen dat mensen niet te lang op de wachtlijst staan, zodat het
                     geen zware problematiek wordt. Ik wil eigenlijk aangeven dat het antwoord op deze
                     vraag al besloten zat in mijn andere verhaal. Dan gaan we er wat sneller doorheen.
                  
De vraag over de pilot bij GGNet heb ik ook gehad. Ik denk dat we voor de wachtlijsten
                     eigenlijk wel alle vragen hebben gehad. Ik heb in ieder geval mijn best gedaan om
                     alle antwoorden te geven.
                  
Dan ga ik snel door naar het volgende blokje. De financiën als een soort zorgprestatiemodel.
                     Dat was een vraag van meneer Hijink. Die heb ik volgens mij net ook al beantwoord
                     in de interruptie over hoe wij toezien op de invoering van het zorgprestatiemodel.
                  
Mevrouw Den Haan vroeg nog of het mogelijk is dat de NZa ook onderzoekt of die doelstellingen
                     van het zorgprestatiemodel straks zijn behaald. Ja, uiteraard wordt dat onderzocht.
                     Heel concreet kan de NZa op dit moment al de eerste ervaringen in kaart brengen. In
                     de jaarlijkse monitor contractering ggz komt dat terug en die zal voor de zomer nog
                     naar u worden gestuurd. Daar zal de impact van het zorgprestatiemodel uiteraard een
                     plek krijgen. Later in dit jaar komt er ook een tweede monitorrapportage waarin dat
                     meeloopt.
                  
Dan heb ik nog de vraag van mevrouw Van den Berg over de zorgvraagtypering en of die
                     niet rond is. Volgens mij klopt dat niet. De zorgvraagtypering is wel ingevoerd conform
                     haar motie van eind 2020. Die motie verzocht de regering om zeker te stellen dat per
                     2022 de nieuwe bekostiging slechts zou starten indien gelijktijdig de zorgvraagtypering
                     in werking treedt. Die motie verzocht ook dit per brief aan de NZa te bekrachtigen.
                     Volgens ons is dat gebeurd. De NZa heeft de registratie en aanlevering van de zorgvraagtypering
                     ook verplicht gesteld. De komende twee jaar gaan we ervaring opdoen met het model.
                     Op basis van de evaluatie gaan we dat weer aanpassen.
                  
Ik kom op de vraag van mevrouw Westerveld over het budget en hoe het kan dat mensen
                     niet worden geholpen, omdat het budget van de zorgverzekeraar op is. Dat is niet wat
                     wij nu zien. Op basis van de voorlopige cijfers zien we juist een overschrijding van
                     het macrokader die er al lijkt te zijn. Dat is volgens de verzekeraars niet vanwege
                     het feit dat er geen budget meer is waardoor ze geen zorg meer inkopen. Sterker nog,
                     ze kopen juist meer in.
                  
De voorzitter:
Meneer Van der Staaij heeft een vraag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Toch op dit punt, want ik kreeg in de aanloop naar dit debat ook nog een signaal van
                     een bovenregionale praktijk voor specialistische ggz met een meervoudige complexe
                     doelgroep. Die zegt: «Het is ontzettend moeilijk en we zijn al een eind door ons budget
                     heen. We horen van de zorgverzekeraar dat er voldoende is ingekocht in de regio.»
                     Dus je hebt dan heel ingewikkelde mailprocedures. Eigenlijk gaat het om irritatie
                     over gewoon een gebrek aan enig persoonlijk contact met de zorgverzekeraar. Juist
                     omdat je in een behoefte voorziet en er wachtlijsten zijn, is het toch eigenlijk niet
                     te verkopen dat je dan op grond van het budgetplafond niet thuis zou moeten geven?
                  
Minister Helder:
Hier krijg ik dus tegenstrijdige berichten, omdat we wel zien dat er bij het budget
                     een overinkoop is. We gaan met elkaar over het budget heen. Maar ik ga dit punt wel
                     meenemen. Ik kan u toezeggen dat ik aan Zorgverzekeraars Nederland en ook aan de NZa
                     zal vragen daarover duidelijkheid te verschaffen. Ik ben het immers met u eens. Als
                     er zorgbehoefte is, dan zouden we dat met elkaar moeten kunnen inkopen. Dat ben ik
                     absoluut met u eens. Dat is ook precies het onderwerp van ons gesprek op dit moment.
                     Dus daar ben ik al mee bezig.
                  
Volgens mij hebben we over het zorgprestatiemodel net al veel gezegd. Dat zeg ik ook
                     even gezien de tijd. Ik heb het idee dat we over het zorgprestatiemodel en de invoering
                     daarvan en over de financiën al veel gesproken hebben. Dan ga ik hier even doorheen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bikker vindt van niet, denk ik.
Minister Helder:
Mevrouw Bikker vindt van niet.
De voorzitter:
Als u nog even kunt aangeven waar?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik kom nog even terug op die budgetplafonds. Mijn vraag sluit eigenlijk aan op de
                     vraag die de heer Van der Staaij stelde en de vraag daarover die ik eerder aan de
                     Minister stelde. Mijn zorg zit erin dat ik aansluitend op wat Van der Staaij zegt,
                     die signalen ook krijg. Daarbij wordt aangegeven dat er bijvoorbeeld nu, na vier maanden,
                     al 50% van het budget is gebruikt. We weten ook dat er wachtlijsten zijn. Dus als
                     je alleen naar het budget kijkt, dan zou al in september moeten worden gestopt met
                     het verlenen van zorg. Dat kan nooit de bedoeling zijn. Ik zou de Minister ook echt
                     willen vragen dit erbij te betrekken en dan ook te kijken naar de kleinere aanbieders
                     en niet alleen naar de grote spelers. Ik snap best dat de zorgverzekeraars daarmee
                     het eerst afspraken rond willen hebben, maar het veld is breder. Ik zou ook aan de
                     Minister willen vragen, in vervolg op de vraag van Van der Staaij, op welke wijze
                     ze dat overleg dat zij hierover met de zorgverzekeraars gaat voeren, gaat teruggeven
                     aan de Kamer.
                  
Minister Helder:
Het antwoord op het laatste moet ik zo even in overleg doen met mijn ambtenaren. U
                     kunt ervan op aan dat ik het meeneem in de gesprekken. Deze vraag heeft natuurlijk
                     ook alles te maken met het zicht op het aanbod in de regio's, op die continuïteit
                     waarvan ik net zei dat ik dat wil hebben. Dat is absoluut zo. En die heeft ook alles
                     te maken met de afspraken voor de financiële kaders die we in het Integraal Zorgakkoord
                     weer met elkaar gaan maken. Daarbij geef ik natuurlijk aan dat ook de bomen niet tot
                     in de hemel groeien qua arbeidsmarkt, qua mensen die we werkzaam hebben in de ggz.
                     Er zit gewoon een ernstige beperking in die arbeidsmarkt, maar we hebben natuurlijk
                     ook het geld niet. Ik heb daar zeker aandacht voor, dus ik kom daar bij u op terug.
                     Hoe ik dat precies doe, dat wil ik even in mijn tweede termijn doen.
                  
Dan ga ik naar het blokje arbeidsmarkt. Dat was volgens mij een vraag van de VVD.
                     We werken samen met de Nederlandse ggz en de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie
                     om tot afspraken te komen met alle werkenden in de ggz. De vraag was hoe het daarmee
                     staat. De vraag was ook gericht op het streven om voor het zomerreces van dit jaar
                     gedragen oplossingsrichtingen en afspraken uitgewerkt te hebben. Dan was er nog de
                     vraag of er wordt gekeken naar wat meer onorthodoxe maatregelen. Er loopt inderdaad
                     een traject op die gezamenlijke werkafspraken. Helaas is gebleken dat het lastiger
                     was om voldoende professionals te vinden om aan die gesprekken deel te nemen. Ik heb
                     gisteren met het onderzoeksbureau daarvoor een alternatieve wijze besproken om toch
                     professionals in het gesprek te kunnen betrekken. Gezien het belang dat er bij dit
                     onderzoek is voor die betrokkenheid van professionals, impliceert dat helaas enige
                     vertraging. Ik hecht er grote waarde aan dat we samen met de zorgprofessionals komen
                     tot oplossingen die recht doen aan hun wensen en ervaringen, met voldoende kwaliteit
                     en continuïteit. Dus daar ben ik mee bezig.
                  
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Van den Berg over de avond-, nacht- en weekenddiensten
                     die eerlijker moeten worden verdeeld maar wat nog niet gebeurt. Er wordt te veel gepraat
                     en te weinig gedaan. Ik vertaal de vraag maar even kort door de bocht als u dat niet
                     erg vindt. Dat is eigenlijk in het verlengde hiervan. De urgentie is er wel, maar
                     het is lastig gebleken om dat gesprek goed vlot te trekken, ook vanwege de tijd van
                     die professionals. Dat is natuurlijk ook een beetje het probleem. Maar we zijn daarmee
                     druk doende en die gelijke verdeling van lasten is daar natuurlijk nadrukkelijk onderwerp
                     van gesprek. Dat geldt niet alleen voor avond-, nacht- en weekenddiensten, maar ook
                     voor de vlucht naar zzp.
                  
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Dank voor de aandacht van de Minister, maar wat ik ook wel vanuit de sector heb meegekregen,
                     is het volgende. Als er gestemd moet worden en degenen die laten we zeggen zzp zijn,
                     de overhand hebben, dan gaat het dus nooit werken. Vandaar dat we samen met de VVD
                     in het voorjaar 2019 al hebben voorgesteld om gewoon met wetgeving te komen om dit
                     af te dwingen. Er zou niets simpeler zijn dan de huisartsen te kopiëren – steal with
                     pride – die in hun BIG-registratie hebben staan dat je avond-, nacht- en weekenddiensten
                     moet draaien om je registratie te kunnen houden. Dat had men dus met één streep kunnen
                     regelen. Dus wij pleiten intussen toch nogmaals voor wetgeving op dit terrein, want
                     we denken dat het ’m met praten niet gaat worden.
                  
Minister Helder:
Ik kan van alles zeggen, ook als ex-bestuurder uit de eerste lijn, over hoe dat in
                     de praktijk dan weer uitpakt. Maar ik hoor uw oproep. Als u het mij toestaat, neem
                     ik die niet naar de tweede termijn mee, maar neem ik die wel mee om toch in het gesprek
                     weer opnieuw te betrekken. Daar kan ik nu vandaag geen antwoord op geven. Maar ik
                     hoor uw oproep. En ja, ik vind het ook belangrijk – dat staat ook in de brief over
                     de arbeidsmarkt die vrijdag uitkomt – en het is zo van belang dat ook de last van
                     het werken in de zorg door meerdere schouders wordt gedragen. Daarom vind ik de zzp-ontwikkeling
                     absoluut ook een zorgelijke.
                  
De voorzitter:
Gaat u snel verder, want dan hebben we nog een tweede termijn.
Minister Helder:
We hebben nog een tweede termijn. Mevrouw Van den Berg had nog een vraag over de Belastingdienst,
                     die steeds minder corrigeert bij de inhuur van zelfstandigen. Zij vroeg of ik bereid
                     ben de Belastingdienst te vragen dat door te lichten. Laat ik beginnen te zeggen dat
                     ik ook het belang zie van goed werkgeverschap, regionaal goed werkgeverschap en goede
                     afspraken, ook over de verdeling van verantwoordelijkheden tussen medewerkers in loondienst
                     en zelfstandigen. Ik heb regelmatig contact met de Belastingdienst over de handhaving
                     met betrekking tot de inzet van zelfstandigen. De Belastingdienst is in de zorg in
                     samenwerking met onder andere de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen een sectorbenadering
                     voor de ziekenhuissector aan het uitwerken. Op dit moment geldt voor de overige branches
                     in beginsel een individuele handhaving, omdat het voor hen nu te arbeidsintensief
                     is om alle zorgbranches in brede zin door te lichten. Ik kan me wel voorstellen dat
                     we dingen kunnen leren en meenemen van wat de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
                     afspreekt. Ik zal daar opnieuw over spreken met de Belastingdienst.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, kort.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Er zijn in feite toch een paar simpele regels waardoor je kan zien of iemand wel of
                     niet zelfstandig is en in hoeverre die zijn eigen werk, zijn eigen tijd en zijn eigen
                     inhoud kan bepalen. Je ziet nu dus dat die zzp'ers, die eigenlijk aan cherrypicking
                     doen, met het lichte werk uit de instelling weggaan, niet meedoen aan de crisisdiensten
                     en vervolgens idioot hoge tarieven vragen om een keer een bepaalde dienst over te
                     nemen. Dus aan alle kanten wordt het verkeerde gedrag beloond. Ik hoop dat de Minister
                     anders wat andere maatregelen kan nemen. Ik denk namelijk dat, als je echt gaat kijken
                     naar wat een zelfstandige is, je daar grote vraagtekens bij kunt zetten.
                  
Minister Helder:
Ik kan mevrouw Van den Berg toezeggen dat ik dat zeker meeneem, ook in het gesprek
                     met mijn collega van Sociale Zaken natuurlijk. Dit is ook breed. We zullen dit meenemen
                     als we kijken naar de arbeidsmarktaanpak, waar zij ook in den brede voor de zomer
                     een brief over stuurt. Het gaat er dan om of we dit aspect niet in meerdere sectoren
                     zien.
                  
Dan ga ik verder met een vraag van mevrouw Van der Plas. Zij vroeg wat ik doe om het
                     tekort aan capaciteit en het gebrek aan personeel op te lossen. Ten aanzien van de
                     instroom van personeel wordt voor een aantal specifieke ggz-beroepen jaarlijks vastgesteld
                     hoeveel opleidingsplaatsen beschikbaar worden gesteld. De verantwoordelijkheid daarvoor
                     ligt bij mijn collega Kuipers. Om ervoor te zorgen dat er voldoende en goed personeel
                     beschikbaar is, zijn de ramingen en het advies van het Capaciteitsorgaan leidend.
                     Dat heb ik net al gezegd. Ik verwacht dit jaar ook weer nieuwe actuele ramingen. Daarbovenop
                     zijn er meer ggz-psychologen opgeleid. Het is wel belangrijk om te vermelden dat we
                     ook moeten inzetten op het behoud en het werkplezier van het personeel in de ggz.
                     Daar kijk ik nadrukkelijk de werkgevers voor aan, ook in regionaal verband, om te
                     kijken of zij ook in regionaal verband goed werkgeverschap zouden kunnen aanbieden.
                  
Dan de taakherschikking. Dat is ook een belangrijk punt. In algemene zin ondersteun
                     ik de beweging van de taakherschikking. Ik denk dat dat kan ten aanzien van de ggz-psycholoog
                     naar de toegepaste psycholoog of de masterpsycholoog. Ik ben natuurlijk niet de aangewezen
                     partij om er uitspraken over te doen of dat kwalitatief allemaal voldoende goed geborgd
                     is, maar ik wil in ieder geval wel de discussie aanzwengelen. Ik zal die vraag over
                     de mogelijkheden ook meenemen in de gesprekken met het veld. Overigens is het wel
                     zo dat declaratie op dit moment al mogelijk is als personeel bevoegd en bekwaam verklaard
                     is om in de ggz te werken. Voor de hbo-psycholoog en de masterpsycholoog is het op
                     dit moment dus declarabel. Daar is al in voorzien en dat is mooi, denk ik.
                  
Dan ga ik naar de toekomstagenda en de integrale rapportage van mevrouw Den Haan.
                     Ik deel uw mening dat we versnippering moeten voorkomen. Dat zou ik graag willen.
                     Het hangt allemaal sterk met elkaar samen. Wij rapporteren als VWS jaarlijks integraal
                     over onze doelstellingen, beleid, programma's en akkoorden, maar ik hoor uw roep om
                     dat ook meer kabinetsbreed te doen. We proberen bijvoorbeeld al om daarbij aan te
                     sluiten in zo'n arbeidsmarktbrief, maar ik neem uw vraag mee naar de collega's in
                     het kabinet.
                  
Wat betreft de samenwerking met de gemeenten, de huisartsenzorg en de ggz heb ik net
                     eigenlijk al toegezegd dat ik naar het hele systeem kijk. Dat doe ik. Daar ben ik
                     dan ook snel doorheen.
                  
Over de huidige nood hebben we het al uitgebreid gehad. Dan ben ik bij de noodkreet
                     van de Landelijke Huisartsen Vereniging dat de wachtlijsten in de ggz druk op de POH-ggz
                     geven. Ja, dat herken ik. Ik ben blij met de functie POH-ggz. Ik denk dat het echt
                     een hele goede functie is, maar ook ik maak me zorgen over hun belasting. We moeten
                     er naar de toekomst toe voor zorgen dat deze beroepsgroep niet verkeerd belast wordt,
                     maar dat ze goed toegerust is. We moeten helpen om dat te kunnen dragen. Dat doen
                     we onder andere in het Integraal Zorgakkoord. Er zitten veel verschillende opleidingsniveaus
                     in op dit moment. Ik heb daar aandacht voor en ik neem dat mee in de gesprekken. Hetzelfde
                     geldt natuurlijk voor de huisartsen zelf. Ook zij zullen aandacht krijgen, om het
                     maar even zo te zeggen, omdat ook de belasting van de huisarts zelf daar een rol in
                     speelt. We willen ook de huisarts ontlasten door de bereikbaarheid van de ggz te verbeteren.
                     Ik hoor van huisartsen wel terug dat bijvoorbeeld die regionale hoogcomplexe tafels
                     hen nu al wel helpen in de lastige taak die zij soms hebben.
                  
Dan personen met verward gedrag. Dat is maar één blaadje, voorzitter. Ik heb in het
                     vorige debat toegezegd dat ik ga inzetten op het stimuleren van meldpunten verward
                     gedrag om kennis te delen over dementie. Dat had ik toegezegd. Dat was gevraagd. Ik
                     stimuleer die kennisdeling inderdaad. Na uitvraag gaven verschillende meldpunten aan
                     dat ze een beperkte rol hebben in het kader van dementie, maar dat ze juist samenwerken
                     met en signalen doorgeleiden naar lokale casemanagers dementie, omdat die ook beginnen
                     te komen. Verder gaven zij aan dat het belangrijk is om signalen van dementie te herkennen
                     en dat ze kennissessies organiseren. Het is dus work in progress wat betreft het delen
                     van die kennis. Ik zal daar aandacht voor houden.
                  
Dan had ik nog een blokje overig, voorzitter. De vraag was of ik kan aangeven dat
                     een Wlz-indicatie de ontwikkeling richting zelfstandigheid niet hoeft af te remmen.
                     Bij mensen met een Wlz-indicatie is er sprake van een blijvende behoefte aan 24 uur
                     per dag zorg in de nabijheid. Daarin zit ook het onderscheid met de Wmo. We kijken
                     dan naar de mogelijkheden vanuit de Wlz die iemand nog wel heeft en of dat betrokken
                     kan worden bij de invulling van zorg. We nemen het dus niet meteen over, maar we kijken
                     juist naar die zelfstandigheid. Het gaat bijvoorbeeld om deelnemen aan zinvolle dagbesteding,
                     weer contact hebben met familie en het oppakken van een activiteit. Sommige mensen
                     wonen thuis met een Wlz-indicatie en kunnen hun zelfstandigheid daar mogelijk wat
                     meer bewaken. Ik heb een onderzoek uitgezet om beter zicht te krijgen op de ggz-cliënten
                     in de Wlz en de Wmo en op het zorgaanbod waarvan ze gebruikmaken. De eerste uitkomsten
                     worden binnenkort verwacht en die zal ik betrekken bij de verdere beleidsontwikkeling.
                     Die zal ik uiteraard ook u doen toekomen.
                  
Dan de vraag over de groei van de ggz in de Wlz. Dat is natuurlijk een ingewikkeld
                     punt. Waar komt de eventuele extra financiële ruimte vandaan? Er is inderdaad vorig
                     jaar geconstateerd dat er een hogere instroom is dan verwacht. Het Wlz-kader is daar
                     toen voor opgehoogd en afgelopen februari heb ik het advies van de NZa ontvangen over
                     de toereikendheid van het Wlz-kader. In reactie daarop heb ik het Wlz-kader voor dit
                     jaar nog een keer verhoogd door een inzet van een deel van de herverdelingsmiddelen,
                     namelijk 175 miljoen, die als gebruikelijk waren gereserveerd op de VWS-begroting,
                     hieraan toe te wijzen. Daarmee is het budgettaire kader toereikend voor de verwachte
                     groei binnen de Wlz, waaronder ook de groei van de Wlz-ggz. Het verloop van de instroom
                     houd ik uiteraard nauwlettend in de gaten. In juli ontvang ik hierover opnieuw advies
                     van de NZa. Dan ga ik daar weer op bezien.
                  
Dan kom ik bij de vraag of ik bereid ben regie te nemen ten aanzien van het terugbrengen
                     van de administratieve lasten. Ja, ik vind dat belangrijk. We vervolgen het traject
                     (Ont)Regel de Zorg en pakken landelijk de onderwerpen aan, maar ook de thema's op
                     lokaal niveau, ook binnen de ggz. Dat vervolgprogramma wordt voor de zomer gelanceerd.
                     Ik heb daar hele mooie voorbeelden van gezien binnen de ggz die echt heel goed waren.
                     Ik ben daar dus over in gesprek en dat gaan we vervolgen.
                  
Dan kreeg ik nog een vraag over de financiële problemen, corona en hoog ziekteverzuim.
                     Mevrouw Van den Berg vroeg wat ik daaraan ga doen. Ook daarover loopt het gesprek.
                     Ik heb zelf samen met de Nederlandse ggz en ZN aan tafel gezeten. Ik heb aangegeven
                     dat ik wil dat zij ook gezwind aan de slag gaan om dat in kaart te brengen. Dat zijn
                     ze ook aan het doen.
                  
Als covid weer oplaait, graag aandacht voor de psychische problemen. Dat is net ook
                     aan de orde gekomen. De berichten van vanochtend over suïcidegedachten bij jongeren
                     vind ik natuurlijk ook zeer, zeer schrijnend. Ik denk dat we daar in de aanpak covid
                     zeker op zullen terugkomen. We hebben allemaal gezien wat de lockdown heeft gedaan
                     en we hebben terecht onze zorgen daarover. Dat zullen we zeker meenemen.
                  
Dan nog een vraag over de kwaliteit van zorg binnen de ggz. We kijken binnen de ggz
                     continu naar betere behandelmogelijkheden, meer kennis, meer expertise en betere kwaliteit
                     van leven voor patiënten. Onder begeleiding van Akwa GGZ is vastgesteld wat goede
                     geestelijke gezondheidszorg is. Dat is verwoord in de verschillende kwaliteitsstandaarden.
                     In het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik maken de partijen samen concrete
                     afspraken over welke onderzoeken er gedaan moeten worden, hoe die geïmplementeerd
                     moeten worden en hoe we dan daarna niet alleen de nieuwe dingen kunnen implementeren,
                     maar ook de oude dingen kunnen de-implementeren. Dat vind ik ook belangrijk. Ik wil
                     dat daar meer kwaliteitsinformatie over beschikbaar komt en ik ga kijken hoe we dat
                     doen.
                  
Dan waren er nog een paar vragen over zorgfraude. Ik realiseer me dat zorgfraude en
                     ook het rapport van de Algemene Rekenkamer – daar heb ik ook een brief over gestuurd –
                     ook in een ander debat aan de orde zijn gekomen. Daar wil ik het niet mee afdoen,
                     maar ik ben absoluut druk bezig met de zorgfraude, omdat het zo ontzettend schrijnend
                     is dat dat soort dingen juist in deze sector en in de gehandicaptensector voorkomen.
                     Dat is niet alleen omdat geld dat aan de zorg besteed moet worden ook aan de zorg
                     besteed moet kunnen worden, maar ook omdat het soms misbruik is van hele kwetsbare
                     doelgroepen. Dat komt ook heel erg binnen. Daar ga ik dus mee aan de slag. Het valt
                     een beetje buiten dit debat. Als u daarmee akkoord gaat, dan kan ik u zeker op een
                     ander moment nog bijpraten over wat daar gebeurt.
                  
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik graag het woord aan de Staatssecretaris. Die doet het
                     ongetwijfeld met dezelfde gezwinde spoed.
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik ga mijn best doen, voorzitter. Dank. Ik dank allereerst de leden van de Kamer voor
                     de verschillende vragen.
                  
Vooraf wil ik twee opmerkingen maken.
Allereerst heb ik een opmerking over suïcide en suïcidepreventie. Ik ben net als velen
                     van u buitengewoon geschrokken van het bericht dat tijdens de lockdownperiode maar
                     liefst een op de vijf jongeren suïcidegedachten had. Dat zijn natuurlijk veel te veel
                     jongeren. Dit vergt dus ook maximale inzet. Ik kom zo meteen nog specifiek terug op
                     alle vragen over suïcidepreventie, maar die 22% is natuurlijk een zorgwekkend cijfer.
                  
Het tweede wat ik vooraf wil zeggen, gaat over dakloosheid in Nederland. Naar schatting
                     – dat is met name gebaseerd op CBS-cijfers – zijn er maar liefst 32.000 mensen in
                     Nederland dakloos. Dat zijn er om precies te zijn 32.000 te veel. Natuurlijk zijn
                     er structureel extra middelen vrijgemaakt om die aanpak te gaan lanceren. Dat is denk
                     ik ook heel erg noodzakelijk. Er is vanuit de Kamer ook gevraagd wanneer die aanpak
                     komt. Ik kom deze maand nog met de contouren van die aanpak bij u terug. De insteek
                     is in ieder geval om in plaats van de trend dat het elk jaar erger wordt daadwerkelijk
                     naar een nieuwe trend te gaan, namelijk een trend waarbij we gaan zien dat er elk
                     jaar minder mensen dakloos zijn. Dat is waar u mij op mag aanspreken.
                  
Ik heb vier blokjes.
De voorzitter:
Er is een vraag van mevrouw Den Haan naar aanleiding hiervan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Ik heb even een vraag uit nieuwsgierigheid aan de Staatssecretaris. U gaf aan dat
                     er 32.000 mensen dakloos zijn in Nederland. Weet u ook hoe dat zit op de BES-eilanden?
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Nee. Die cijfers heb ik hier niet paraat. Dat zal van een volstrekt andere orde zijn,
                     moet ik u zeggen, maar ik heb de cijfers hier niet.
                  
Ik heb vier blokjes voor u, allereerst over suïcidepreventie. Blokje twee gaat over
                     dakloosheid. Dan is er een blokje over de doordecentralisatie van beschermd wonen,
                     en ten slotte een blokje overig. Ik ga het zo kort mogelijk doen, voorzitter.
                  
Allereerst suïcidepreventie. Van Fractie Den Haan was er de vraag hoe het staat met
                     de derde landelijke agenda en de voortgang daarvan. Er zijn op dit moment 50 partijen
                     die zich hebben aangesloten bij deze agenda. Die kent tientallen projecten: publiekscampagnes,
                     lesprogramma's, een actienetwerk et cetera. Nog voor de zomer ga ik u schriftelijk
                     berichten over de voortgang.
                  
Dan de verdere uitwerking van het coalitieakkoord over suïcide. Ook daarin zijn er
                     natuurlijk een aantal maatregelen opgenomen, met name de instellingssubsidie van 113
                     Zelfmoordpreventie. Mevrouw Van der Plas is er nu niet, maar daar is inderdaad een
                     motie over ingediend tijdens het debat over de regeringsverklaring. In de financiële
                     besluitvorming van het kabinet, bij de Voorjaarsnota, komt het kabinet terug op de
                     uitvoering van die motie.
                  
Dan vroeg de heer Van der Staaij naar de stand van zaken ten aanzien van de brede
                     maatschappelijke terreinen als het gaat om de aanpak van suïcide. Sinds een jaar hebben
                     we inderdaad een hoogambtelijk interdepartementaal overleg, zodat al die departementen
                     kunnen bijdragen. Het gaat naast VWS om SZW, OCW, JenV et cetera. Dit najaar vindt
                     het overleg voor de tweede maal plaats. Het lijkt me goed om u op dat moment ook te
                     berichten over de uitkomsten daarvan.
                  
Dan was er nog een vraag van de heer Van der Staaij, over de financiering van de nieuwe
                     onderzoeksagenda van ZonMw. Die eerste agenda loopt nog. Daar was een bedrag van ongeveer
                     3,2 miljoen euro mee gemoeid. Die loopt tot 2024. De tweede agenda is een update en
                     een aanvulling daarop en daar is een lager bedrag mee gemoeid, ongeveer zes ton.
                  
De voorzitter:
Meneer Van der Staaij, een vraag daarover.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mijn vraag is met name of de continuïteit van de onderzoeksagenda rond suïcidepreventie
                     gewaarborgd is. Ik herinner me dat er destijds een amendement was van mijzelf met
                     de ChristenUnie. Toen werd er gezegd: we kunnen dat niet structureel doen, want er
                     komt een nieuw kabinet aan en dit vraagt weer om besluitvorming van een nieuw kabinet.
                     Vandaar mijn vraag of die lijn nu wordt doorgetrokken.
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Op dit moment is het met name financiering voor deze twee agenda's gevonden. Zo zit
                     de financiële systematiek nu in elkaar. We hebben nog even voordat die agenda's afgerond
                     zijn. In de tussentijd denken wij natuurlijk ook na over hoe een vervolgagenda, als
                     die er inderdaad zou komen, eruitziet en ook hoe we die weer financieren. Die vraag
                     is nu nog niet aan de orde, omdat deze twee agenda's nog niet zijn afgerond, zowel
                     de eerste agenda als de tweede agenda, waar inderdaad een lager bedrag mee gemoeid
                     is. Die loopt ook nog.
                  
De heer Van der Staaij (SGP):
Dan is mijn vraag of we in ieder geval tijdig geïnformeerd kunnen worden, misschien
                     voor de komende begroting, over hoe dat meerjarige perspectief eruitziet. Ik wil in
                     ieder geval voorkomen dat er in één keer een gat valt en we weer opnieuw zouden moeten
                     praten over een mogelijk vervolg. Ik zou graag tijdig inzicht hebben.
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dat lijkt me uitstekend, dat we u voor de begroting daarover meer informatie verstrekken.
Dan was er de vraag van mevrouw Bikker over de bereidheid om in gesprek te gaan met
                     de coalitie nabestaandenzorg. Volgende week ga ik al in gesprek met de stichting.
                  
Er was ook nog een vraag van mevrouw Kuiken, over de incidenten en hoe het nou eigenlijk
                     is met de toename van suïcides in Nederland. Hier wil ik toch eigenlijk ook laten
                     zien dat de recente cijfers gelukkig aangeven, als je kijkt naar het aantal suïcides
                     per 100.000 sinds 2019, dat het aantal stabiel is. Het is van belang dat we uiteindelijk
                     gaan naar een trend die naar beneden gaat. Dat is ook maximaal de inzet van bijvoorbeeld
                     113. Gelukkig zien we geen toename in de trend sinds 2019.
                  
Voorzitter. Dan ga ik naar het tweede blokje. Dat gaat over dakloosheid. De eerste
                     vraag heb ik eigenlijk al heel kort behandeld in de inleiding, namelijk wanneer het
                     kabinet met voorstellen komt. Dat is voor het einde van deze maand. Dat is wel een
                     contourenbrief. De lancering van echt het hele pakket zal in het najaar zijn, maar
                     de contouren krijgt u nog deze maand. Daar houd ik het kortheidshalve even bij.
                  
De noodopvang van gezinnen in Amsterdam. Hoe komt het eigenlijk dat er gezinnen op
                     straat zijn gezet? Dat was een vraag van de D66-fractie. Allereerst wil ik hier toch
                     heel duidelijk maken dat het inderdaad om zeer schrijnende situaties gaat, waar vaak
                     ook jonge kinderen bij betrokken zijn. Het is heel goed dat de gemeente Amsterdam
                     deze gezinnen voorlopig blijft ondersteunen en opvangen, zoals de rechter haar ook
                     heeft aanbevolen. We willen gezinnen met kinderen inderdaad niet op straat laten.
                     Tegelijkertijd gaat het om gezinnen die op basis van de Wmo 2015 als zelfredzaam worden
                     aangemerkt, omdat ze met name een huisvestingsvraag hebben en in mindere mate een
                     zorgvraag of zelfs helemaal geen zorgvraag. Tijdens de covidlockdown zijn deze groepen
                     mensen natuurlijk allemaal opgevangen. Dat is waarom zij nu soms die opvang niet meer
                     hebben. Ik werk – dat is toch even het toekomstperspectief – samen met de Minister
                     voor Volkshuisvesting aan het programma Een thuis voor iedereen. Dat is een brede
                     aanpak juist voor huisvesting van kwetsbare groepen en die richt zich ook specifiek
                     op deze aandachtsgroep. Ik denk dat we in die aanpak de oplossing moeten zoeken voor
                     de structurele aanpak van deze toch zeer schrijnende situaties.
                  
De voorzitter:
Meneer Raemakers, u had al vier vragen gesteld. Als u het heel kort houdt, wil ik
                     het wel toestaan.
                  
De heer Raemakers (D66):
De Staatssecretaris zegt «goed dat de gemeente Amsterdam heeft geregeld dat de moeders
                     met kinderen alsnog worden opgevangen», maar de rechter heeft heel duidelijk gezegd
                     dat de rijksoverheid hier een verantwoordelijkheid heeft. Ik begrijp dus dat de Staatssecretaris
                     zegt: ja, wij pakken die uitspraak van de rechter op en wij geven die verantwoordelijkheid
                     invulling.
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ja. Even los van de rechter: ik vind het maatschappelijk zo schrijnend dat ik vind
                     dat we daarin een verantwoordelijkheid hebben. Als een gezin met kinderen op straat
                     staat, dan moet je niet altijd kijken naar de wet, maar ook naar wat je hart je ingeeft.
                     In dit geval pakken wij die verantwoordelijkheid. We kijken met name naar het programma
                     Een thuis voor iedereen, dat ik samen met de Minister voor Volkshuisvesting oppak.
                  
De heer Van der Staaij vroeg naar de middelen voor de aanpak van dakloosheid. Als
                     ik hem goed begrijp, dan vraagt hij ons om die in ieder geval niet te stoppen in adviseurs,
                     maar om meer de verbinding te stimuleren tussen deze doelgroep en de bredere samenleving.
                     Ik denk met name aan de aanpak om de preventie van dakloosheid te stimuleren. We zoeken
                     maximaal naar het normaliseren van het gewone leven. In dat deel, dat ook een pijler
                     zal zijn in de aanpak van dakloosheid, zullen de voorbeelden die u noemde ook de ruimte
                     krijgen. Dat kunt u natuurlijk zelf toetsen als de aanpak bij u ligt, maar ik denk
                     dat daar meer dan voldoende ruimte voor is in die pijler.
                  
Dan de EU-migranten. Dat is ook een ingewikkeld en complex vraagstuk. De heer Van
                     der Staaij en mevrouw Bikker vroegen: hoe zit het nou precies als zij geen recht hebben
                     op opvang, en wat gaan we doen om dat op te lossen? Mijn ambtsvoorganger is reeds
                     in gesprek geweest met Sociale Zaken, met Justitie en met de gemeenten. Er ligt een
                     zo goed als afgerond plan van aanpak. We zijn daar dus al behoorlijk ver mee. Na afronding
                     van de voorjaarsbesluitvorming wil ik dat met uw Kamer delen, want dan hebben we in
                     principe ook de financiële kant van die aanpak rond. Ik zet van alles in, maar hierbij
                     verwijs ik kortheidshalve ook naar het plan dat voor de zomer bij u ligt. Ik weet
                     toevallig uit een vorige functie dat de gemeenten daarnaar snakken.
                  
De SP vroeg naar de verzekeringsplichtigheid. Hoe zit het eigenlijk met dakloze mensen
                     die uit hun verzekering worden gezet omdat zij geen adres hebben? Het kan helaas inderdaad
                     voorkomen dat, omdat er geen briefadres is, ook de verzekering wordt geschrapt. Daarom
                     moeten we voorkomen dat er geen briefadres is. Op dat punt is op 1 januari jongstleden
                     de Wet BRP, de Wet basisregistratie personen, gewijzigd. De bevoegdheid van gemeenten
                     om iemand ambtshalve in te schrijven op een briefadres is sindsdien een wettelijke
                     verplichting. Iedere ingezetene moet zijn ingeschreven. Dat zou in principe ook de
                     oplossing moeten zijn om te voorkomen dat zij uit de zorgverzekering vallen. Er worden
                     allerlei handreikingen geschreven om die aanpak verder te organiseren met de gemeenten.
                  
Ik kom op het derde blokje: de doordecentralisatie en beschermd wonen. De fractie
                     van D66 vroeg hoe het nu eigenlijk zit met het uitstel en of alle randvoorwaarden
                     op orde worden gebracht om uiteindelijk tot die doordecentralisatie over te gaan.
                     GroenLinks vroeg: «Wilt u eigenlijk wel? Moet u niet ook alternatieven overwegen?».
                  
Ik kom allereerst op de vraag over de randvoorwaarden. We hebben er inderdaad bewust
                     voor gekozen om even een pas op de plaats te maken, want hiermee gaat een majeure
                     operatie gepaard, die ook aanzienlijke risico's kent. Daarom hebben we gezegd: we
                     kiezen even voor een pas op de plaats, maar we willen het uiteindelijk ook niet eindeloos
                     voor ons uit schuiven. Voor de zomer moet er uiteindelijk een besluit komen. De risico's
                     die wij zien, gaan onder andere over de uitvoeringskracht van de gemeenten. Zijn al
                     die gemeenten in staat om dat te organiseren, juist als het gaat om de hele complexe
                     zorg die soms overblijft? Wat betekent dat in potentie qua financiële risico's voor
                     kleine gemeenten? Kortom, er zijn diverse zorgpunten en risico's en die willen wij
                     in de analyse voor de zomer afronden om uiteindelijk een gegronde keuze te kunnen
                     maken. Ik denk dat ik daarmee de vragen van GroenLinks op dit punt beantwoord heb.
                     Ik kom dus voor de zomer terug op dit vraagstuk en de slotconclusie, en ik kom met
                     het wetsvoorstel dat hier uiteindelijk op volgt.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Westerveld, uw laatste vraag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik zou graag willen weten waar de Staatssecretaris precies mee gaat komen, want in
                     deze Kamer is eerder een motie aangenomen van mijn voorganger, collega Renkema. Daarin
                     stond: laten we nou geen onomkeerbare stappen nemen. Dat heeft er natuurlijk mee te
                     maken dat we bij de decentralisatie van de jeugdzorg zien dat het helemaal niet overal
                     goed gaat. Als het gaat over beschermd wonen, gaat het om een groep van zo'n 25.000
                     mensen, zeg ik uit mijn hoofd. Zijn al die gemeenten wel in staat om dat voor zichzelf
                     te regelen? Moeten we het niet toch bij de centrumgemeenten houden? Daarom ben ik
                     een klein beetje bang dat we dezelfde fouten maken als bij de decentralisatie van
                     de jeugdzorg, namelijk dat er weer allerlei extra taken bij gemeenten komen, terwijl
                     die gemeenten ook al heel erg veel te doen hebben om de jeugdzorg en zaken die gedecentraliseerd
                     zijn, op orde te maken. Als we nu met een nieuw wetsvoorstel komen om ook dit door
                     te decentraliseren, vraag ik me af of we wel op de goede weg zijn en of we ons houden
                     aan de motie die eerder in de Kamer is aangenomen.
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Het is niet mijn intentie om te breken met de aangenomen motie. Dat zeg ik even voor
                     alle helderheid. Ik herken uw zorgen. Ik herken ook de vraagtekens die u daarbij plaatst
                     en de risico's die u noemt. Ik heb daar echt aanzienlijke vraagtekens bij, maar er
                     zijn ook wel mogelijkheden om de vraagtekens te ondervangen. Wij onderzoeken nu welke
                     alternatieven er liggen en welke mogelijkheden er zijn. Er zit uiteindelijk een beweging
                     in van beschermd wonen naar beschermd thuis, dus we willen liever niet alles gehospitaliseerd
                     zien in een wat meer klinische setting als dat niet nodig is. Als het thuis kan, in
                     de wijk, is dat natuurlijk beter. Die beweging wil ik wel omarmen, stimuleren en ook
                     vasthouden. Het mag dus uiteindelijk niet ten koste gaan van die beweging. De vraag
                     is alleen of de methode die we hier kiezen, namelijk de doordecentralisatie, op de
                     manier zoals die tot nu toe geformuleerd is, wel helemaal de goede methode is. Dat
                     doordenken we voor de zomer nog eens goed en uiteindelijk zullen we dan met een conclusie
                     komen over de wijze waarop we de doordecentralisatie vormgeven. Dat was het over dit
                     onderwerp.
                  
Ten slotte kom ik bij het blok overige. Allereerst was er een vraag van mevrouw Bikker
                     over de inzet op bemoeizorg van verschillende gemeenten. Hebben we eigenlijk in beeld
                     welke gemeenten hier mogelijk onvoldoende inzet op plegen? Gemeenten zijn op grond
                     van de Wmo nu al verantwoordelijk om dit te organiseren. Ze ontvangen hier ook middelen
                     voor, maar die middelen gaan in de brede decentralisatie-uitkering naar gemeenten
                     toe. Er is geen overzicht op welke wijze en in welke mate gemeenten dit geld ook inzetten
                     voor bemoeizorg. Maar met de Monitor Psychische Problematiek wil ik wel beter inzicht
                     krijgen in welke ondersteuning en zorg vanuit welk domein georganiseerd wordt. Dan
                     krijgen we toch wel iets meer zicht daarop dan we tot nu toe hebben. In het kader
                     van het Integraal Zorgakkoord, waar de Minister al iets over gezegd heeft, maken we
                     met gemeenten afspraken over de verbinding van het sociaal domein met de bredere ggz-vraagstukken.
                  
Dan kom ik op een vraag van GroenLinks over onbegrepen gedrag. U noemde dat het bij
                     het Leger des Heils vaak in dreigende situaties escaleert. O, die vraag was niet van
                     GroenLinks maar van mevrouw Bikker. Excuus. Mevrouw Bikker vroeg of de Minister in
                     gesprek daarover zou willen gaan met het Leger des Heils. Dit gaat dus ook niet helemaal
                     goed, maar de Staatssecretaris is daartoe inderdaad bereid. Laat ik het zo maar even
                     afdoen. We gaan in gesprek met het Leger over dit signaal.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bikker heeft daar nog een vraag over.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank aan de Staatssecretaris dat hij in gesprek gaat. Het gaat mij er vooral om dat
                     hulpverleners machteloos staan als ze zien dat er een dreigende situatie is bij iemand
                     met onbegrepen gedrag. Dan is het wachten op narigheid voordat je in kunt grijpen.
                     Ik zou heel graag na afloop van dat gesprek op enig moment – ik zit niet zo vast aan
                     de tijd – wel graag horen van de Staatssecretaris wat we kunnen doen om te voorkomen
                     dat die machteloosheid ontstaat en vooral dat iemand eigenlijk verder af moet glijden
                     voordat er ingegrepen kan worden. Kan hij daar dus over terugrapporteren naar de Kamer?
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ja. Dat gaan we doen. Ik zoek even een tijdig en zinnig moment, maar wij gaan daarover
                     terugrapporteren.
                  
Dan was er een vraag van de heer Van der Staaij. Dat vind ik overigens een mooie vraag.
                     Hij vroeg wat mensen voor elkaar kunnen doen als het gaat om ondersteuning bij mentale
                     vragen, bijvoorbeeld als iemand met depressieve gevoelens kampt. Ik lanceer binnen
                     korte tijd een aanpak voor de mentale gezondheid. Daarbij zullen we ook veelvuldig
                     nadenken over het omgaan met het preventief versterken van de mentale gezondheid,
                     zodat problemen niet ernstiger worden, maar we investeren in de gewone samenlevingskant.
                     Uw vraag is dus eigenlijk heel erg geijkt op de preventieaanpak en op wat er in het
                     coalitieakkoord is gevraagd om toe te voegen aan de preventieaanpak. Ik denk dat ik
                     u daarnaar wil verwijzen. Er zijn ontzettend veel heel mooie voorbeelden van hoe dat
                     in de praktijk kan. Ik wil er één noemen: Mental Health First Aid. De Engelse term
                     is een beetje jammer, maar verder is dit een heel mooie aanpak, die goed functioneert.
                  
Dan had ik nog een vraag van de ChristenUnie over de overgang naar de volwassenen-ggz.
                     Hoe zorgen wij ervoor dat jongeren die overgaan van de jeugd-ggz naar de volwassenen-ggz
                     niet tussen wal en schip vallen? Hier zijn diverse mogelijkheden, onder andere de
                     Aanpak 16–17. Daar zijn ook diverse hulpmiddelen voor beschikbaar gesteld. Daarnaast
                     hebben we natuurlijk zorgaanbieders die zelf specifieke programma's lanceren gericht
                     op die doelgroep. Ook zijn er nog de wettelijke mogelijkheden om de overgang te faciliteren.
                     Denk aan de verlengde jeugdhulp tot 23 jaar, zoals die nu in de wet georganiseerd
                     is.
                  
Dan mijn laatste vraag, als ik het goed heb.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker. Dit wordt uw laatste interruptie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dit wordt mijn laatste interruptie, voorzitter. Ik weet het. Ik vind het heel prettig
                     dat de Staatssecretaris nog een keer opsomt wat er kan in de overgang van jeugd-ggz
                     naar volwassenen-ggz. Maar niet voor niks zegt de IGJ, de inspectie, juist dat de
                     doorstroom van de jeugd- naar de volwassenen-ggz een punt van zorg is. Ze noemen het
                     zelf een probleem en zeggen: we zien dat jeugdigen aansluiten in de wachtrij. De inspectie
                     is zich volledig bewust van alles wat daar al mogelijk is. Als de inspectie dat zegt,
                     heb ik daar grote zorgen over. Eerlijk gezegd maak ik me zorgen dat we het probleem ...
                     Heeft de Staatssecretaris het scherp? Zo niet, kan hij bij de inspectie navragen wat
                     dan precies het concrete probleem is dat nog steeds bestaat, ondanks deze goede wettelijke
                     mogelijkheden? Hoe kan voorkomen worden dat jongeren inderdaad achteraan in de rij
                     staan? Want het zou echt zonde zijn dat mensen die al in behandeling zijn, stoppen,
                     moeten wachten en dat de problemen dan terugkomen. Dat wil niemand, ook deze Staatssecretaris
                     niet. Wat kan hij daar betekenen?
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik ben me zeer bewust van de vraag en de problematiek. Kijk, ik moet even oppassen
                     dat ik hier niet twee domeinen door elkaar ga husselen. Volgende week is er een debat
                     over de aanpak van jeugd en de toekomst van de jeugdzorg. Daar is een van de discussiepunten
                     natuurlijk ook hoe je omgaat met de 18-min- en 18-plusgrens. Wat wij nu ook al voor
                     ogen hebben, is het volgende. Als je het hebt over de toekomst van de jeugd, zou je
                     juist op dit vlak moeten toewerken naar nieuwe vormen, misschien wel nieuwe innovaties.
                     Dat zal dan echt op het snijvlak zitten, op de manier waarop de jeugdzorg functioneert.
                     In mijn ogen is het een effectieve samenwerkingspartner. Kortom, ik denk dat wij dit
                     zeker op het netvlies hebben. Dit is helaas niet nieuw. Ik schets hier even welke
                     bestaande mogelijkheden er al zijn. Ik deel met u dat we hier niet mee klaar zijn.
                     Zoals we het nu zien, zoeken we in de bredere hervorming van de jeugdzorg ook naar
                     innovatie en verbeteringen op dit onderwerp.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Bikker is niet tevreden. Heel kort! Heel kort!
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik denk wel dat een begripsverwarring is. De Staatssecretaris heeft het over jeugdzorg
                     en ik heb het over ggz. Niet iedereen die bij de ggz loopt, loopt ook in de jeugdzorg.
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik heb het bijvoorbeeld over de aansluiting tussen de jeugd-ggz en de volwassenen-ggz.
                     Het zou bijvoorbeeld ook kunnen gaan over jeugd-ggz en volwassenen-ggz als het een
                     ouder en een kind betreft. Het gaat om verschillende dingen die tegelijkertijd spelen.
                     Maar als het gaat om de aansluiting van 18-min en 18-plus is het soms gewoon simpelweg
                     zo dat de jeugd-ggz-instelling die volwassenenzorg niet biedt of zegt: daarvoor kun
                     je beter bij een andere instelling zijn. Daarvoor zoek ik naar alternatieven, innovaties,
                     samenwerkingsinnovaties en verbeteringen. Die innovaties willen we meer aanvliegen
                     vanuit de hervorming van de jeugdzorg. Dat is hoe we het nu bekijken, omdat die zich
                     daar natuurlijk behoorlijk manifesteert als, in dit geval, een jongere die zorg niet
                     meer krijgt.
                  
De laatste vraag was van de VVD. Die ging over de initiatieven van tijdens de coronapandemie
                     die navolging verdienen. Er zijn inderdaad tal van initiatieven, juist ook in die
                     covidperiode, ondernomen, vanuit verschillende steunpakketten van het Rijk, onder
                     andere het Maatschappelijk Steunpakket en het Steunpakket Welzijn Jeugd. We willen
                     dat met name, zoals ik eerder in de hoofdlijnenbrief Wmo heb aangegeven, in Omzien
                     naar elkaar, de actielijn, uiteindelijk een vervolg geven. Dat is eigenlijk waarin
                     we al de goede initiatieven die er zijn gekomen bij elkaar willen brengen. Sommige
                     dingen zullen beter passen in de verlenging van het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid.
                     Daarnaast zijn er nog wel wat meer acties ondernomen, die we ook weer op zichzelf
                     bekijken om te zien of we die kunnen blijven ondersteunen.
                  
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer De Neef.
De heer De Neef (VVD):
Ik was ook wel benieuwd. Er zijn heel veel spontane acties uit ontstaan, die op een
                     gegeven moment natuurlijk ook weer verwateren. Ik kan me voorstellen dat als je het
                     net wilt ophalen om goed na te gaan wat heeft aangeslagen, daar een actieve uitvraag
                     voor nodig is. Ik vroeg me af of de Staatssecretaris bereid is om dat te doen.
                  
Staatssecretaris Van Ooijen:
Ik zal eens kijken of we als we inderdaad nadenken over de vormgeving van het programma
                     Omzien naar elkaar – we zitten nu echt nog in de oriëntatiefase – ook een beetje het
                     net kunnen ophalen als het gaat om wat er allemaal in die covidperiode is gebeurd,
                     is geweest, en wat we daarvan kunnen leren. In dat programma zou ik graag die oriëntatie
                     en die vraag neer willen leggen.
                  
De voorzitter:
Ik wil de Staatssecretaris en de Minister hartelijk danken voor de beantwoording van
                     de vragen. We gaan door naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer en ik geef
                     als eerste het woord aan mevrouw Den Haan.
                  
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn. Ik dank wel de
                     Minister en de Staatssecretaris voor het beantwoorden van alle vragen. Ik wil wel
                     graag een tweeminutendebat aanvragen.
                  
De voorzitter:
Dan zal er een tweeminutendebat komen met als eerste spreker mevrouw Den Haan. Meneer
                     De Neef.
                  
De heer De Neef (VVD):
Dank u, voorzitter. Ik zal het kort houden. Ook dank voor de beantwoording en dank
                     voor getoonde urgentie. Ik ben wel even benieuwd hoe het zal gaan met die regionale
                     doorzettingsmacht. Ik heb de Minister horen zeggen: ik hoop dat er op een gegeven
                     moment ook zaken bij mij op het bureau komen. Ik kan me voorstellen dat het als je
                     het hebt over een escalatieladder goed zou zijn om af en toe een paar sporten af te
                     dalen, om niet af te wachten tot het op het bureau komt, maar om het zelf ook op te
                     zoeken. Ik vroeg me ook even af hoe de Minister van plan is om de Kamer hierover te
                     informeren. Ik weet dat er in de vorige termijn altijd een brief was over de stand
                     van zaken, een stand-van-zakenbrief jeugd bijvoorbeeld. Ik kan me voorstellen dat
                     er ook een stand-van-zakenbrief ggz mogelijk is. Ik ben benieuwd hoe de Minister daarover
                     denkt.
                  
Tot zover mijn tweede termijn. Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Neef. De heer Raemakers.
De heer Raemakers (D66):
Voorzitter. Wat betreft de ggz is het goed dat de Minister de oproep van de Kamer
                     heeft gehoord en ook extra acties uitzet, maar ik ben er nog niet helemaal gerust
                     op. Ondanks dat we begrippen hebben uitgewisseld als «early warning system» en «stresstest»,
                     wil ik toch echt alles wat mogelijk is vragen van de Minister. Daarom ook de vraag
                     of de Minister scenario's kan uitwerken anticiperend op het verslag van de NZa, zodat
                     we niet afwachten wat de NZa onderzoekt, maar we ook nu al bekijken wat er dan nodig
                     is.
                  
Dan de zorgplicht van de zorgverzekeraars. Er zijn nagenoeg geen handvatten, er zijn
                     nagenoeg geen mogelijkheden voor de toezichthouder om daar echt op te handhaven. Ook
                     als je bijvoorbeeld denkt aan de problematiek van wachtlijsten of personeelstekorten,
                     is het heel lastig om daarop te handhaven. Ik zou graag de toezegging van de Minister
                     willen dat zij voor de zomer terugkomt om welke handhavingsmogelijkheden er nu zijn
                     bij die zorgplicht van de zorgverzekeraars.
                  
Dan nog kort suïcidepreventie. Het is goed dat we daar bij de Voorjaarsnota meer over
                     te horen krijgen. Wat betreft de dakloze moeders met kinderen zijn we blij dat de
                     Staatssecretaris zijn verantwoordelijkheid neemt, ook als er acute problemen ontstaan
                     bij dakloosheid van deze jonge gezinnen. Dank daarvoor.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raemakers. Mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ook dank aan de bewindspersonen voor de antwoorden. De Minister
                     zegt dat ze beter inzicht wil hebben in het totale aantal plaatsen voor zware zorg
                     dat nodig is en dat ze ook de regie wil nemen met betrekking tot de verlichting van
                     de administratieve lasten, maar dan wordt weer het project (Ont)Regel de Zorg genoemd.
                     Dat bestaat al langer en dat heeft nog amper wat opgeleverd. Ik zie toch uit naar
                     de brief die we dan voor de zomer gaan krijgen, waarin dat hopelijk meer duidelijk
                     wordt, maar ik heb daar nog wel zorgen over.
                  
Ten aanzien van de arbeidsmarkt zie ik ook uit naar de brief die we gaan krijgen.
                     Ik heb begrepen van degene die meekeek dat de Minister positief heeft gereageerd op
                     de inzet van betaalde ervaringsdeskundigen, dus daarvoor dank.
                  
Ik heb nog twee concrete punten. Het ene is – het kan zijn dat ik dat ergens gemist
                     heb, omdat ik weg moest vanwege de procedurevergadering – dat er niet gereageerd is
                     op onze opmerking over de agressie waar de zorgverleners mee te maken hebben. Het
                     tweede is het zorgprestatiemodel. Ik begrijp dat de Minister heeft aangegeven dat
                     de zorgvraagtyperingen er wel zouden zijn. Ik heb meegekregen uit het veld dat het
                     juist doordat die zorgvraag niet adequaat is ingevuld, van hoe zwaar bepaalde zorg
                     is, zou kunnen zijn dat het zorgprestatiemodel niet adequaat werkt, dus doordat die
                     zorgvraag niet goed in kaart is gebracht.
                  
Tot zover, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van den Berg. Mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank, voorzitter. Ik had me eigenlijk voorgenomen dat ik – ik zoek een goed woord –
                     geen genoegen zou nemen met een debat waarin we weer uitkijken naar brieven, actieplannen,
                     scenario's en langetermijnplannen, want het is al jaren bekend dat het niet goed gaat
                     in de geestelijke gezondheidszorg. Het is al jaren bekend dat de wachtlijsten toenemen,
                     dat lang niet altijd de zorgverzekeraars hun verantwoordelijkheid nemen. Ik zou heel
                     graag van de Minister willen horen wat zij concreet gaat doen om die problemen in
                     het stelsel op te pakken. Gaat zij daar concreet mee aan de slag of wordt dit ook
                     een kabinet waarbij we eigenlijk drie jaar lang wachten op plannen en we vervolgens
                     over vier jaar hetzelfde debat weer hebben met dan dezelfde of een nieuwe bewindspersoon?
                     Want daar moeten we niet naartoe.
                  
Voorzitter. Ik wil ook heel graag van de Minister weten wat ze nu gaat doen aan de
                     acute problemen in de zorg. Wat hebben mensen die op een wachtlijst staan of die aan
                     de beurt zijn bij een van de instellingen die nu omvallen eraan? Wat hebben zij nu
                     aan dit debat? Wat kunnen zij nu op korte termijn verwachten van de Minister? Ik hoef
                     dan niet te weten dat er gesprekken gevoerd gaan worden, want natuurlijk voert de
                     Minister gesprekken. Ik wil weten wat de Minister gaat doen om ervoor te zorgen dat
                     deze mensen hulp krijgen, dat ze niet het gevoel hebben dat ze afgescheept worden,
                     dat ze niet de hoop verliezen, maar dat ze iets hebben om naar uit te kijken, namelijk
                     een behandeling, en daardoor weer een toekomst en daardoor leven. Ik wil heel graag
                     een concrete reactie van de Minister daarop.
                  
Voorzitter. Ik heb nog één vraag. Dat is een vraag die ik ook in de eerste termijn
                     stelde. Ik krijg signalen, heel concrete signalen, dat mensen geen hulp kunnen krijgen
                     omdat het budget van de zorgverzekeraar op is. Ik vind dat echt bizar, dat je hulp
                     nodig hebt en dat je hoort: het budget is op, we kunnen je niet helpen en je komt
                     weer op een wachtlijst terecht. Ik wil van de Minister ook nog graag een antwoord
                     op de vraag hoe dat überhaupt kan.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Meneer Hijink.
De heer Hijink (SP):
Dank, voorzitter. Ik deel die frustratie van mevrouw Westerveld eigenlijk wel. Het
                     is voor de SP al jaren heel pijnlijk om te zien hoe weinig grip hier vanuit de Tweede
                     Kamer en ook vanuit de regering er eigenlijk is op de zorg. Dat hebben we eerder gezien
                     bij de jeugdzorg en bij de ziekenhuiszorg en we zien dat ook in de ggz. De Minister
                     verwijst om de haverklap naar gesprekken die gevoerd worden tussen zorgverzekeraars
                     en de ggz-aanbieders, maar heeft zelf eigenlijk bijzonder weinig invloed en grip op
                     de heel grote problemen die er in de zorg zijn. Dat maakt dit soort debatten voor
                     de SP ook altijd enorm frustrerend, omdat wij graag zouden willen dat we veel meer
                     kunnen sturen, juist om te voorkomen dat zo veel instellingen zo makkelijk over de
                     kop kunnen gaan en dat het probleem van die wachtlijsten – het is al jaren een groot
                     probleem – maar niet wordt opgelost.
                  
Wat zie je dan vervolgens gebeuren? Het is allemaal goed bedoeld, de discussie over
                     de WachtVerzachters, over casemanagers, over escalatieladders en weet ik veel wat,
                     maar het zijn wel pleisters die je plakt op een systeem dat in de kern dus faalt,
                     dat dus eigenlijk in de kern niet in staat is om de zorg juist voor mensen die psychische
                     zorg nodig hebben goed te organiseren. We kunnen pleisters blijven plakken, maar we
                     zullen toch echt een keer het debat moeten voeren over hoe het nou komt dat dit stelsel
                     er niet in slaagt om de grote problemen aan te pakken.
                  
Dan nog één vraag aan de Staatssecretaris, over de dak- en thuislozen die geen verzekering
                     hebben. Ik snap dat hij zegt dat iedere ingezetene nu een adres zou moeten krijgen
                     bij een gemeente, maar hoe gaat dat als mensen van de radar zijn en ook niet bij een
                     gemeente in beeld zijn? Die komen binnen met een medisch probleem. Hoe gaan we er
                     nou voor zorgen dat die zonder heel veel bureaucratie gewoon de goede zorg krijgen
                     die ze nodig hebben, ook als dat adres er niet is? Misschien kan hij daar nog iets
                     meer over vertellen, want ik ben er nog niet gerust op dat met zo'n aanpassing van
                     de BRP dat automatisch goedkomt.
                  
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hijink. Meneer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ja dank u wel, voorzitter. Ik wil graag de bewindslieden danken voor de beantwoording
                     van de vragen en de toezeggingen die zijn gedaan op knelpunten die tijdens dit debat
                     zijn verwoord en waarvan gezegd wordt dat we nog eens even goed moeten kijken hoe
                     die precies zitten, zoals die kwestie van het budgetplafond. Ik denk dat we juist
                     ook gegeven de wachtlijstenproblematiek elke reële mogelijkheid om tot snellere behandeling
                     te komen moeten aangrijpen, en dat het ook van belang is dat er met voortvarendheid
                     op dit soort knelpunten gereageerd wordt.
                  
Dank ook voor de andere toezegging. Ik zal dat nu niet allemaal gaan herhalen, maar
                     we zien uit naar een vruchtbaar vervolg van dit debat.
                  
De voorzitter:
Hartelijk dank, meneer Van der Staaij. Mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ja voorzitter, dank u wel voor de voortreffelijke leiding, dat natuurlijk ook. En
                     dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording. Ik heb een aantal punten. Het blijft
                     heel lastig dat je weet dat er op dit moment mensen wachten en dat er op dit moment
                     ook mensen zijn die weten dat hun instelling zal sluiten en die zoekende zijn. Het
                     blijft lastig dat we hier niet op dit moment alle oplossingen kunnen brengen. Voor
                     mij zie ik ook een Minister en een Staatssecretaris die heel graag daarin onmiddellijk
                     het ijzer met handen zouden willen breken. En dat dat niet kan is, eerlijk gezegd,
                     ook wel frustrerend. Ik voer nu een jaar het woord op dit dossier en ik ben nu al
                     zwaar ongeduldig. Hoeveel erger en ingewikkelder moet dat zijn als je zelf in die
                     omstandigheden zit. Daarom vanuit deze kant de hartelijke aanmoediging aan de bewindspersonen
                     om gewoon alles wat in hun macht ligt te doen en tegelijkertijd ook het bewustzijn
                     te hebben dat langdurige veranderingen in het stelsel tijd nodig hebben. Met dat ongeduld
                     hebben we ook gewoon te leven.
                  
Ik heb nog een paar kleine punten, voorzitter. Ik heb de Minister horen zeggen dat
                     ze met name de samenwerking tussen het Sociaal Domein en de ggz ook echt wil verbeteren
                     en dat ze daar het Integraal Zorgakkoord ook voor gaat benutten. Nou, ik ben heel
                     benieuwd naar de resultaten. Tegelijkertijd gaat dat natuurlijk vooral over de Zorgverzekeringswet.
                     En ik ben ook wel benieuwd hoe de Minister dat dan ziet in relatie tot het verdere
                     sociale domein. En dan denk ik aan de Wmo en bijvoorbeeld de Jeugdwet. Dus hoe verhoudt
                     dat Integraal Zorgakkoord zich daar nou precies toe? Dat is nog wel een grote vraag
                     die ik, eerlijk gezegd, meeneem naar aanleiding van dit debat.
                  
Ik zie uit naar een heel aantal brieven: of het gaat nou gaat over de arbeidsmarkt
                     of het nou gaat over preventie, wat echt heel belangrijk is, of over de verdere regie
                     die de Minister gaat nemen. Ten aanzien van de maatschappelijke opvang zie ik uit
                     naar de contourenbrief. Maar ik zou echt willen zeggen: wacht niet op alles. Er ligt
                     al heel veel klaar, dus ga aan de slag.
                  
Voorzitter, ik had nog één punt. Ik zei net wat over jeugdzorg en ik bedacht dat ik
                     eigenlijk weer in de oude groef viel, want ook de jeugd-ggz valt inmiddels natuurlijk
                     volledig onder jeugdzorg. En daarom dus excuus voor de begripsverwarring. Soms loop
                     je al te lang mee; ik had het oude jeugdhulpbegrip in mijn hoofd. Dus van mijn kant
                     was die verwarring er, maar dat 18-min/18-plus-punt onderstreep ik nog eens stevig,
                     juist omdat de inspectie heeft gezegd dat daar bij de jeugd-ggz reden is tot zorg.
                     En ik zal aan mijn collega Ceder meegeven om dit ook volgende week verder op te pakken.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Mevrouw Agema.
Mevrouw Agema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor haar toezeggingen als het gaat om
                     de intakeplicht en ook voor de toezeggingen die ze deed als het gaat om de casemanager
                     complexe ggz. Ik hoor graag ook op welke termijn we daar dan meer over gaan horen.
                     Maar het staat inderdaad in een heel schril contrast met betrekking tot de urgentie
                     die op dit moment in de sector zit. Die is al veel langer gaande, maar die komt nu
                     wel tot een kookpunt. Ik wil de bewindspersonen wel meegeven dat de ggz ook daadwerkelijk
                     op dit moment op klappen staat en dat we de eerste erupties van die vulkaan ook zien
                     als instellingen omvallen terwijl er geen gebrek aan patiënten is. Het is een heel
                     onwerkelijk signaal als de een na de ander omvalt, terwijl er heel lange wachtlijsten
                     zijn. Dus waartoe ik de bewindspersonen zou willen oproepen, is dit in te zien. Dit
                     gevoel van urgentie aan te voelen en ook daadwerkelijk met de grote omslag en de grote
                     oplossing te komen, want dit valt om. Dit systeem komt tot een kookpunt en valt om.
                     En ik hoop de bewindspersonen dus niet pleisters te zien plakken de komende paar jaar,
                     maar met een ommezwaai te komen.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Agema. Dan kijk ik naar mijn rechterzijde of ik zal schorsen of
                     dat u direct door wil. Vijf minuutjes? Vijf minuutjes, maar dan ook echt vijf minuutjes.
                     We gaan direct door zodra u terug bent en dat is over maximaal vijf minuten.
                  
De vergadering wordt van 14.38 uur tot 14.43 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering voor de beantwoording in tweede termijn van de kant van
                     de regering. Ik geef graag het woord aan de Minister.
                  
Minister Helder:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal proberen het in volgorde af te werken. De vraag van
                     meneer De Neef was of ik bereid ben de escalatieladder af te dalen. Jazeker. Dat is
                     een van de onderdelen. Ook in het team voor complexe zorgvragen doen we dat regelmatig.
                     Daar laat ik me ook over rapporteren. Daar gaan we de escalatieladder helemaal af.
                     Dat doe ik ook in de werkbezoeken. Hoe u daarover geïnformeerd gaat worden? In z'n
                     algemeenheid gaat dat twee keer per jaar mee in de brief over de wachttijden. Ik zal
                     ervoor zorgen dat daar wat meer inhoud over deze acties bij komt.
                  
Dan de scenario's waarnaar de heer Raemakers vroeg, anticiperend op het onderzoek
                     van de NZa. Wat zijn de handhavingsmogelijkheden? Kan de Minister scenario's uitwerken,
                     vooruitlopend op de analyse van de rode draden? Ik heb daarover al een aanvullende
                     vraag bij de NZa neergelegd. Die is erop gericht om niet alleen de rode draden af
                     te wachten, maar te verkennen hoe we richting de toekomst kunnen zorgen voor specialistisch
                     en uniek aanbod met een landelijke dekking. De vraag over de scenario's ligt er dus
                     al. Ik zal de NZa ook vragen de handhavingsmogelijkheden in beeld te brengen en ik
                     zal u daarover informeren.
                  
Het klopt dat ik de vraag van mevrouw Van den Berg over agressie niet beantwoord had.
                     Er is inderdaad nog heel veel agressie richting medewerkers, zeker in deze sector.
                     Dat ben ik dus met u eens. Het beleid om agressie tegen te gaan is er enerzijds op
                     gericht om agressie te voorkomen. Die taak ligt ook bij de werkgever. Ik ondersteun
                     dat als verantwoordelijk bewindspersoon uiteraard van harte. Ik ben bezig met een
                     branchegerichte aanpak van agressie. Zoals ik u op 6 april per brief heb laten weten,
                     hebben ook de sociale partners in de ggz concrete plannen voor de doorontwikkeling
                     van hun brancheaanpak. Ze maken gebruik van subsidiemogelijkheden die ik ze daarvoor
                     bied.
                  
Anderzijds kent het beleid natuurlijk de repressieve kant, waarbij het gaat om opsporing
                     en vervolging van degene die zich schuldig maakt aan agressie. Dat is de verantwoordelijkheid
                     van de Minister van JenV. Die zal ik daar ook over spreken. In gevaarlijke situaties
                     is opschaling naar de beveiligde ggz-zorg zonder strafrechtelijke titel mogelijk.
                     Het regelen van de overdracht ligt bij de instellingen zelf, maar die is in ieder
                     geval mogelijk.
                  
De mogelijkheid van de strafrechter om een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte
                     ggz af te geven is onderdeel van de wetsevaluatie die nu wordt uitgevoerd. Aan het
                     eind van het jaar zal ik daarop een beleidsreactie geven.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, heel kort.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Als de Minister dan toch met de Minister van Justitie spreekt ... De Minister zegt:
                     als je naar een zwaarbeveiligde situatie in de ggz wil, kan er worden overgedragen.
                     In de praktijk is daar geen ruimte voor. In de situatie die ik schetste, besluit de
                     rechter-commissaris dat de betrokkene de volgende dag gewoon naar dezelfde instelling
                     gaat. Dan moet diezelfde zorgverlener dus iemand behandelen van wie hij de dag ervoor
                     klappen heeft gehad.
                  
Minister Helder:
Dat zal ik meenemen in het gesprek met de Minister van JenV.
Er was ook nog een vraag van u over de eisen aan de ANW-uren in de BIG. Ik wil proberen
                     daar ook antwoord op te geven. Om het even duidelijk te maken: de verplichting voor
                     de huisarts voor de ANW-diensten is door het College Geneeskundige Specialismen ingesteld,
                     en dus niet door de Belastingdienst. Dat is ook waarom ik nu probeer om dit via het
                     veld te regelen, maar dat was u al bekend.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van den Berg, heel kort.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
We proberen dit al vier jaar via het veld te regelen. Het veld regelt het niet. Vandaar
                     dat wij met de VVD in het voorjaar van 2019 al zeiden: dan moet er maar wetgeving
                     komen.
                  
Minister Helder:
Dat kan ik nu nog niet toezeggen. Ik kan mevrouw Van den Berg wel toezeggen dat ik
                     daarover nadenk en dat ik daar bij haar op terugkom.
                  
Mevrouw Westerveld vraagt mij opnieuw of ik concreet aan de slag ben met nut. Ik heb
                     geprobeerd dat in dit debat over te brengen, met daarbij het gevoel dat ik echt de
                     individuele cliënten in gedachten heb. Ik ben het met haar eens als het gaat om passend
                     zorgaanbod, waarbij ze de KIB in Amsterdam noemde. Passend zorgaanbod moet niet zijn
                     dat men teruggaat naar aanbod dat eerder niet paste. Dat neem ik in ieder geval mee
                     in het overleg daarover. Daarnaast, wat betreft het budget van de zorgverzekeraar:
                     er zijn voor de financiën twee dingen relevant. Voor de situatie van dit jaar brengen
                     aanbieders en zorgverzekeraars in beeld wat er aan de hand is qua financiën. Op dit
                     moment is het wel zo dat een goede onderbouwing op basis van data ontbreekt. Dat heeft
                     natuurlijk ook alles te maken met de invoering van het zorgprestatiemodel, de nieuwe
                     vorm, en het feit dat er nog geen declaraties zijn binnengekomen. Ook de software
                     is nog niet overal operationeel. Ze spreken elkaar daarover. Dat heb ik ook aangegeven.
                     Ik word daarover op de hoogte gehouden.
                  
U geeft ook aan dat aan de orde kwam dat verzekeraars nu omzetplafonds hanteren waarbij
                     er nu al een groot deel van het budget is verbruikt. Ik heb al aangegeven dat omzetplafonds
                     niet in de weg mogen staan van voldoende inkoop van zorg voor patiënten. Het is natuurlijk
                     wel aan de zorgverzekeraars om te bepalen bij wie zij dat inkopen. Maar ik ga dat
                     punt zeker weer onder de aandacht brengen van de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders
                     die met elkaar de contracten sluiten. Ik hoor daarbij ook wel wat er gezegd wordt
                     over aandacht van de verzekeraars voor meer dan alleen de zorgaanbieders en over het
                     kijken naar het hele veld. Ook dat neem ik mee. U geeft het concrete signaal dat het
                     budgetplafond op zou zijn. Ik meen me te herinneren dat meneer Hijink ook een voorbeeld
                     had. Ik verneem heel graag de details van die voorbeelden, zodat ik daarmee concreet
                     aan de slag kan. Dan kan ik dat laten uitzoeken. Was het mevrouw Bikker? Heel graag.
                     Dan kunnen we ’m scherp en concreet maken.
                  
De voorzitter:
Is het daarmee afgerond? Mevrouw Westerveld, u gaf aan dat u nog een korte vraag wilde
                     stellen.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja. Met die laatste toezegging ben ik trouwens blij. De Minister heeft het een aantal
                     keer erover dat er een passend zorgaanbod moet zijn op het moment dat een behandeling
                     stopt. Maar op het moment dat er minder plekken zijn, is er niet voor iedereen een
                     passend zorgaanbod. Als ik verhalen hoor van mensen die opnieuw op een wachtlijst
                     komen, is dat geen passend zorgaanbod. Ik zou aan de Minister willen vragen: wat doen
                     we hier nou mee? Als mensen naar ons toe komen en zeggen «ik was aan de beurt, ik
                     had een behandeling en nu sta ik opnieuw op een wachtlijst», wat kunnen zij dan?
                  
Minister Helder:
De kans bestaat dat ik in herhaling val van de dingen die ik net gezegd heb. Als er
                     geen passend zorgaanbod is in de regio, hebben we nu in ieder geval de transfermechanismen
                     en regionale doorzettingsmacht, om ervoor te zorgen dat er wel een passend aanbod
                     komt. U geeft aan: als de ene instelling zorgt, dan vallen er een aantal intramurale
                     plaatsen weg; komen die dan op een andere plek terug? Daar gaat het over. Het hoeft
                     niet altijd per se die aanbieder te zijn, maar zijn ze er voldoende? Dat realiseer
                     ik me heel goed. Daarom heb ik ook dat inzicht in die regio's nodig, om ervoor te
                     zorgen dat er voldoende aanbod is.
                  
De voorzitter:
Nog een vraag, maar dan krijgt u ook het antwoord daarop.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Een heel concrete vraag. Wat kunnen mensen doen die nu naar ons luisteren, die bij
                     een van de instellingen aan de beurt waren of op een wachtlijst staan en horen «ga
                     maar ergens anders op een wachtlijst staan, want we sluiten de instellingen»? Kunnen
                     ze een mail sturen naar het ministerie? Waar moeten ze anders aankloppen? Dat zou
                     ik heel graag willen weten.
                  
Minister Helder:
Deze mensen, begreep ik in Amsterdam van de zorgaanbieder, hebben in principe allemaal
                     een nieuw zorgaanbod. Als zij dat niet accepteren en niet goed genoeg vinden, dan
                     stel ik voor dat zij zich bij de zorgverzekeraar melden. Want er is een meldpunt voor
                     zorgbehandeling. Ze kunnen zich ongetwijfeld ook via de huisarts opnieuw melden. Er
                     is ook voor die regio een tafel waarin we hoogcomplexe problematiek met elkaar bespreken
                     en waar tot passende oplossingen gekomen moet worden. Als dat niet lukt, hoor ik dat
                     graag. En ja, die mensen mogen zich ook melden bij het portaal dat er is voor complexe
                     zorgvragen, want juist bij dat portaal proberen we grip te krijgen – dat lukt ons
                     ook – op de vraag waarom het hier nu niet lukte. Er zijn dus inmiddels eigenlijk twee
                     mechanismen voor. Het liefst heb ik natuurlijk dat de casuïstiektafel hoogcomplexe
                     ggz daarvoor gebruik wordt, want dat is degene die we juist voor die ggz willen gebruiken.
                     Daar zitten ook al die partijen aan tafel die dit kunnen. Als dat niet in de regio
                     te realiseren is, dan kan het ook via die doorzettingsmacht letterlijk op mijn bureau
                     komen.
                  
Dan kom ik bij de vragen, of eigenlijk meer de opmerkingen, van meneer Hijink over
                     pleisters plakken op het stelsel en hoe het structureel beter te maken. Dat is natuurlijk
                     de discussie waar we vanmiddag mee begonnen. Het is lastig en ook frustrerend voor
                     mij. Ook ik wil natuurlijk heel graag voortgang, terwijl ik aan de andere kant ook
                     die grotere beweging nodig heb om die voortgang te maken. Dat is precies de reden
                     waarom we ook bij het aantreden met de drie bewindspersonen hebben gezegd: we moeten
                     naar een Integraal Zorgakkoord. Dat Integraal Zorgakkoord is natuurlijk ook weer lastiger,
                     omdat we met meer partijen aan de tafel zitten. Maar omdat die partijen zo veel met
                     elkaar te maken hebben, bekijken we integraal hoe we het stelsel met elkaar beter
                     kunnen maken. Dat is waar ik voor ga.
                  
Dan had mevrouw Bikker nog de vraag gesteld over de Wmo en de Jeugdwet, maar we hebben
                     net afgesproken dat de Staatssecretaris deze zal beantwoorden.
                  
Mevrouw Agema geeft nog een keer aan dat de urgentie tot het kookpunt komt. Ik heb
                     dat goed gehoord, maar was zelf ook al aan dat kookpunt voordat ik hier vandaag kwam.
                     Ik hoop dat ik heb kunnen overbrengen dat ik de urgentie echt zie.
                  
Ook bij haar de opmerking dat de grotere omslag uit het Integraal Zorgakkoord moet
                     komen. Ondertussen ben ik aan het werk.
                  
Ik kom terug op de vraag over de intakeplicht en de casemanager, zoals ik haar heb
                     aangeboden. Er zijn al een aantal initiatieven, maar ik kom er graag bij u op terug.
                     Dat kunnen we doen in de vorm van een brief, maar ik kan me ook voorstellen dat we
                     een keer een goed gesprek voeren over wat de mogelijkheden zijn. Ik weet dat u er
                     zelf ook veel ideeën over heeft. Ik zou er graag een keertje over doorpraten, als
                     u ook akkoord bent.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Ooijen:
Dank u wel, voorzitter. Twee vragen waar ik nog op wil reageren of moet reageren.
                     Allereerst de vraag van de heer Hijink hoe het precies gaat als er toch nog mensen
                     zich melden die niet verzekerd zijn. Dat kan natuurlijk inderdaad. Er bestaat een
                     subsidieregeling voor noodzakelijke medische zorg aan onverzekerden. Daar geldt overigens
                     ook weer een mogelijkheid voor aanbieders om dan alsnog zorg te kunnen bieden. Dat
                     in antwoord op zijn vraag, maar we willen natuurlijk dat diegene uiteindelijk in het
                     reguliere circuit zijn weg vindt en verzekerd wordt.
                  
Dan de vraag van mevrouw Bikker over de samenwerking met de Wmo, want dat is een hele
                     belangrijke. Het gaat om samenwerking tussen Wlz, ggz-zorg en datgene wat er vanuit
                     de Wmo wordt gefinancierd voor ggz, bijvoorbeeld begeleiding. In het Integraal Zorgakkoord
                     gaan we het net wat ophalen, want er zijn al heel veel voorbeelden waarin het op een
                     heel mooie manier gebeurt. Maar het is vaak wat fragiel, het is individueel, het is
                     in de ene gemeente wel en de andere niet en het wordt niet zo vaak opgeschaald. Maar
                     wij hebben er wel wat paaltjes tussen zitten. Wat ons betreft is het de kunst om in
                     het Integraal Zorgakkoord die paaltjes uiteindelijk tot kristallen te laten uitgroeien.
                  
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, Staatssecretaris, voor de beantwoording van de vragen.
Dan komen we aan het einde van dit debat. Allereerst is er een tweeminutendebat aangevraagd
                     door mevrouw Den Haan. Dat zal dus plaatsvinden met als eerste spreker mevrouw Den
                     Haan. Mevrouw Westerveld heeft nog een opmerking daarover.
                  
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ja, of dat tweeminutendebat snel kan worden ingepland, want er spelen een aantal heel
                     acute problemen met betrekking tot het sluiten van instellingen. Ik ben niet helemaal
                     tevreden met de antwoorden die we daarover kregen en met de urgentie die daaruit spreekt.
                     Kunnen we dus het verzoek doen via de commissie om het snel in te plannen?
                  
De voorzitter:
Ik kijk even om me heen. Ik denk dat dat verzoek gesteund wordt en dat ik dat dus
                     namens de commissie kan doorgeleiden. Ik kan het natuurlijk niet toezeggen, dat snapt
                     u.
                  
Ten tweede heeft de griffier een aantal toezeggingen geregistreerd, met ook de ambitie
                     om daarmee wat moties te voorkomen. Dat zeg ik er maar even bij. Dus als u een toezegging
                     hoort, hoeft u er geen motie over in te dienen.
                  
– Bij de reeds toegezegde informatie die voor de zomer naar de Kamer wordt gestuurd
                           over de analyse van de NZa inzake voorgenomen sluitingen zal ook de informatie worden
                           toegevoegd over de aan de NZa gestelde vraag om te verkennen hoe beter inzicht kan
                           worden geboden in de aard en omvang van het specialistische en unieke behandelaanbod
                           met bovenregionale functie. Dit is een toezegging van de Minister.
                        
– De Staatssecretaris stuurt voor de zomer een update over de aanpak omtrent suïcidepreventie.
– De Staatssecretaris stuurt de Kamer voor de begrotingsbehandeling een brief over de
                           meerjarige onderzoeksagenda suïcidepreventie. Dit is een toezegging aan de heer Van
                           der Staaij.
                        
– De Staatssecretaris stuurt de Kamer een brief over de uitkomst van zijn gesprek met
                           het Leger des Heils. Dit is een toezegging aan mevrouw Bikker.
                        
– De Minister stuurt de Kamer een brief over de handhavingsmogelijkheden met betrekking
                           tot de zorgplicht van de zorgverzekeraars. Dit is een toezegging aan de heer Raemakers.
                        
Dat zijn de toezeggingen die ik heb opgeschreven. Daarmee komen we aan het einde van
                     het debat. Nogmaals dank aan de Minister, de Staatssecretaris en de ondersteuning.
                     Dank aan de mensen op de tribune. Het was een lange zit, maar het wordt zeer gewaardeerd
                     dat u hier bent. En dank aan de collega's voor hun inbreng.
                  
Sluiting 14.59 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 M.E. Esmeijer, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
