Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 071 Regels omtrent de oprichting en inrichting van een kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn alsmede wijziging van de Kieswet ten behoeve van de verkiezing van de leden van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer door de leden van dit kiescollege (Wet kiescollege niet-ingezetenen)
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje
Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een kiescollege op te
richten en in te richten dat Nederlanders die geen ingezetenen van Nederland zijn
vertegenwoordigt bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,
en dat een voorstel tot wijziging van de Grondwet hiertoe is aanvaard, alsmede de
Kieswet te wijzigen ter invoering van de verkiezing van het kiescollege door Nederlanders
die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
door de leden van het kiescollege;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
TITEL I. BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
a. het aantal geregistreerde kiesgerechtigden:
het aantal kiesgerechtigden dat is geregistreerd als kiezer voor de verkiezing van
het kiescollege op grond van artikel Pa 3 in samenhang met artikel D 2 van de Kieswet;
b. ingezetenen:
zij die hun werkelijke woonplaats in Nederland hebben; en
c. Onze Minister:
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Artikel 2
Zij die als ingezetene met een adres in een gemeente zijn ingeschreven in de basisregistratie
personen, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel,
geacht werkelijke woonplaats in Nederland te hebben.
TITEL II. DE INRICHTING EN SAMENSTELLING VAN HET KIESCOLLEGE
HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 3
Er is een kiescollege voor de Eerste Kamer voor Nederlanders die geen ingezetenen
zijn.
Artikel 4
Het kiescollege is gevestigd te ’s-Gravenhage.
HOOFDSTUK II. HET KIESCOLLEGE
Artikel 5
1. Het kiescollege bestaat uit:
9 leden bij een lager aantal dan 3.001 geregistreerde kiesgerechtigden;
11 leden bij een aantal van 3.001–6.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
13 leden bij een aantal van 6.001–10.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
15 leden bij een aantal van 10.001–15.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
17 leden bij een aantal van 15.001–20.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
19 leden bij een aantal van 20.001–25.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
21 leden bij een aantal van 25.001–30.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
23 leden bij een aantal van 30.001–35.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
25 leden bij een aantal van 35.001–40.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
27 leden bij een aantal van 40.001–45.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
29 leden bij een aantal van 45.001–50.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
31 leden bij een aantal van 50.001–60.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
33 leden bij een aantal van 60.001–70.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
35 leden bij een aantal van 70.001–80.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
37 leden bij een aantal van 80.001–100.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
39 leden bij een aantal van 100.001–400.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
41 leden bij een aantal van 400.001–500.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
43 leden bij een aantal van 500.001–750.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
45 leden bij een aantal van 750.001–1.000.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
47 leden bij een aantal van 1.000.001–1.250.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
49 leden bij een aantal van 1.250.001–1.500.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
51 leden bij een aantal van 1.500.001–1.750.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
53 leden bij een aantal van 1.750.001–2.000.000 geregistreerde kiesgerechtigden;
55 leden bij een aantal boven de 2.000.000 geregistreerde kiesgerechtigden.
2. Vermeerdering of vermindering van het aantal leden van het kiescollege, voortvloeiende
uit wijziging van het aantal geregistreerde kiesgerechtigden, treedt eerst in bij
de eerstvolgende periodieke verkiezing van de leden van het kiescollege.
3. Voor de vaststelling van het aantal geregistreerde kiesgerechtigden bedoeld in het
tweede lid, geldt als peildatum de dag vijf weken voor de dag van de stemming voor
de verkiezing van de leden van het kiescollege. De burgemeester van ’s-Gravenhage
verschaft deze gegevens aan het kiescollege.
Artikel 6
De burgemeester van ’s-Gravenhage is voorzitter van het kiescollege.
Artikel 7
1. Voor het lidmaatschap van het kiescollege komt in aanmerking degene die Nederlander
is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, geen ingezetene van Nederland is
en niet uitgesloten is van het kiesrecht, met uitzondering van degenen die op de dag
van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao of Sint
Maarten.
2. Deze uitzondering geldt niet voor:
a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;
b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten
werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel
en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Artikel 8
1. De leden van het kiescollege maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap
van het kiescollege zij vervullen.
2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste
lid bedoelde functies op het gemeentehuis van de gemeente ’s-Gravenhage en door openbaarmaking
van de opgave op een algemeen toegankelijke elektronische wijze.
Artikel 9
1. Een lid van het kiescollege is niet tevens:
a. minister;
b. staatssecretaris;
c. lid van de Raad van State;
d. lid van de Algemene Rekenkamer;
e. Nationale ombudsman;
f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;
g. burgemeester van de gemeente ’s-Gravenhage;
h. ambtenaar, in dienst van de gemeente ‘s-Gravenhage of uit anderen hoofde aan het college
van burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage ondergeschikt.
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder h, kan een lid van het kiescollege
tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting
niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.
Artikel 10
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van het kiescollege in
de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte)
af:
«Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van het kiescollege benoemd te worden, rechtstreeks
noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb
gegeven of beloofd.
Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks
noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen
en dat ik mijn plichten als lid van het kiescollege naar eer en geweten zal vervullen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!»
(Dat verklaar en beloof ik!»)
Artikel 11
Het kiescollege stelt voor zijn leden een gedragscode vast.
Artikel 12
Het kiescollege stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden
vast.
Artikel 13
1. Het kiescollege vergadert zo vaak als het daartoe heeft besloten.
2. Voorts vergadert het kiescollege indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien
ten minste een vijfde van het aantal leden schriftelijk, met opgave van redenen, daarom
verzoekt.
Artikel 14
Het kiescollege vergadert na de periodieke verkiezing van zijn leden voor de eerste
maal in nieuwe samenstelling op de dag dat de leden van het kiescollege in oude samenstelling
aftreden.
Artikel 15
1. De voorzitter roept de leden langs elektronische weg tot de vergadering op. De vergadering
vindt plaats in een digitale omgeving.
2. Tegelijkertijd met de oproeping maakt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de
vergadering evenals de agenda en de daarbij behorende voorstellen op een algemeen
toegankelijke wijze elektronisch openbaar.
Artikel 16
1. De vergadering van het kiescollege wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst
meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. Het verslag
vermeldt de deelnemende leden.
2. Indien ingevolge het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de
voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip
dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.
3. Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing.
Het kiescollege kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge
het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten,
indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende
leden tegenwoordig is.
Artikel 17
De voorzitter heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.
Artikel 18
De leden van het kiescollege kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken
voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165,
eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de
vergadering van het kiescollege hebben gezegd of aan het kiescollege schriftelijk
hebben overgelegd.
Artikel 19
1. De vergadering van het kiescollege wordt in het openbaar en elektronisch gehouden.
Hieronder wordt verstaan een vergadering in een digitale omgeving die door een ieder
op afstand middels een live-verbinding kan worden gevolgd.
2. Een vergadering als bedoeld in het eerste lid, vindt slechts doorgang voor zover:
a. ieder lid afzonderlijk elektronisch toegang heeft tot de beraadslaging en stemming;
b. de leden zichtbaar en hoorbaar herkenbaar zijn op een zodanige wijze dat hun identiteit
kan worden vastgesteld; en
c. de voorzitter in staat is de orde te handhaven.
3. Het kiescollege maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen op algemeen toegankelijke
wijze elektronisch openbaar.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de digitale omgeving en de toegang tot de digitale omgeving.
Artikel 20
1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.
2. Hij kan het kiescollege voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde
gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over
het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering
onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn
gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering
worden ontzegd.
Artikel 21
De leden van het kiescollege stemmen zonder last.
Artikel 22
1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat
zitting heeft, daaraan heeft deelgenomen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel ten aanzien waarvan in een vorige
vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;
b. in een vergadering als bedoeld in artikel 16, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen
die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 16, eerste lid, niet geopende vergadering
aan de orde waren gesteld.
Artikel 23
Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming wordt de volstrekte meerderheid
vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.
Artikel 24
1. De stemmingen geschieden mondeling, bij hoofdelijke oproeping. Een lid maakt door
middel van een openbare wilsuitdrukking kenbaar of hij voor of tegen het voorstel
stemt. De voorzitter maakt de uitslag terstond bekend.
2. Ieder ter vergadering aanwezig lid is verplicht zijn stem uit te brengen.
3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.
4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een
beslissing uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslaging kan worden
heropend.
5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde
lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.
6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden
waaruit het kiescollege bestaat een stem hebben uitgebracht.
7. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de beraadslaging en besluitvorming in de digitale omgeving.
Artikel 25
1. De stukken die van het kiescollege uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend
en door de griffier medeondertekend. Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter
worden de stukken die van het kiescollege uitgaan ondertekend door degene die krachtens
artikel 77 van de Gemeentewet de burgemeester van ’s-Gravenhage als voorzitter van
het kiescollege vervangt.
2. Het kiescollege kan de voorzitter toestaan de ondertekening op te dragen aan de griffier
of aan een of meer andere bij de griffie werkzame ambtenaren. In dat geval blijft
medeondertekening achterwege.
Artikel 26
1. Alle aan het kiescollege gerichte stukken worden door of namens de voorzitter geopend.
2. Van de ontvangst van aan het kiescollege gerichte stukken die niet terstond in de
vergadering van het kiescollege aan de orde worden gesteld, doet hij in de eerstvolgende
vergadering van het kiescollege mededeling.
HOOFDSTUK III. GELDELIJKE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE VAN DE LEDEN VAN HET KIESCOLLEGE
Artikel 27
1. De leden van het kiescollege ontvangen een door Onze Minister vast te stellen vergoeding:
a. voor het bijwonen van vergaderingen; en
b. van reis- en verblijfkosten in verband met reizen van en naar Nederland.
2. Ten aanzien van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, kunnen bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.
Artikel 28
1. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, ontvangen de leden van het
kiescollege als zodanig geen andere vergoedingen.
2. Voordelen anders dan in de vorm van vergoedingen, genieten zij slechts voor zover
dat is bepaald bij of krachtens de wet.
HOOFDSTUK IV. DE GRIFFIER
Artikel 29
1. De griffier van de gemeente ’s-Gravenhage, bedoeld in artikel 100, eerste lid, van
de Gemeentewet, of de vervanger van de griffier, bedoeld in artikel 107d, eerste lid,
van de Gemeentewet, staat het kiescollege bij de uitoefening van zijn taak terzijde.
2. Het kiescollege stelt in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden
van de griffier.
3. De griffier dan wel zijn plaatsvervanger is in de vergadering van het kiescollege
aanwezig.
TITEL III. WIJZIGING VAN DE KIESWET
Artikel 30
De Kieswet, zoals die komt te luiden na inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap
van 10 juni 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet in verband
met de aanpassing van de procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen alsmede
regeling van enkele andere onderwerpen in die wet, de Waterschapswet, de Mediawet
2008 en de Mediawet BES (Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen) (35 489), wordt als volgt gewijzigd:
A
In het opschrift van Afdeling II wordt «en van de gemeenteraden» vervangen door «, van
de gemeenteraden en van het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn».
B
Na hoofdstuk P wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK PA. DE VERKIEZING VAN DE LEDEN VAN HET KIESCOLLEGE VOOR NEDERLANDERS DIE
GEEN INGEZETENEN ZIJN
Artikel Pa 1
De leden van het kiescollege worden, voor zover dit hoofdstuk niet anders bepaalt,
gekozen met overeenkomstige toepassing van de bij of krachtens deze afdeling gestelde
bepalingen inzake de verkiezing van de leden van provinciale staten van een provincie
die één kieskring vormt.
Artikel Pa 2
1. De leden van het kiescollege worden gekozen door degenen die Nederlander zijn, op
de dag van de stemming de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt en op de dag van
kandidaatstelling geen ingezetenen van Nederland zijn, met uitzondering van degenen
die op de dag van de kandidaatstelling hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba,
Curaçao of Sint Maarten.
2. Deze uitzondering geldt niet voor:
a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;
b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten
werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel
en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Artikel Pa 3
Het bij en krachtens hoofdstuk D bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de
verkiezing van het kiescollege, met dien verstande dat in artikel D 2 in plaats van
«aan wie kiesrecht toekomt op grond van artikel B 1» wordt gelezen: aan wie kiesrecht
toekomt op grond van artikel Pa 2.
Artikel Pa 4
Voor de verkiezing van de leden van het kiescollege vormt het gebied buiten Nederland
één kieskring: kieskring buitenland.
Artikel Pa 5
1. Voor de verkiezing van de leden van het kiescollege stellen burgemeester en wethouders
geen stembureaus in als bedoeld in artikel E 3, eerste lid, en geen gemeentelijk stembureau
als bedoeld in artikel E 6, eerste lid.
2. Voor de verkiezing van de leden van het kiescollege wordt een briefstembureau ingesteld
als bedoeld in artikel E 5, eerste lid.
3. De artikelen E 5, vierde lid, en E 5a zijn van overeenkomstige toepassing op het
briefstembureau bedoeld in het tweede lid, met dien verstande dat in plaats van artikel E 5a,
eerste lid, wordt gelezen: burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage benoemen tijdig
voor de verkiezing van de leden van het kiescollege de leden van het briefstembureau
en een voldoend aantal plaatsvervangende leden.
Artikel Pa 6
Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van
de provincie Zuid-Holland fungeert tevens als het centraal stembureau voor de verkiezing
van de leden van het kiescollege.
Artikel Pa 7
Het centraal stembureau doet van de beslissing, bedoeld in artikel G 2, vijfde lid,
en het schrappen van de aanduiding in het register, bedoeld in artikel G 2, zevende
lid, mededeling in de Staatscourant.
Artikel Pa 8
1. Het bepaalde bij of krachtens artikel G 1a over het registreren van logo’s is van
overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het kiescollege, met
dien verstande dat in plaats van het eerste lid, eerste volzin, wordt gelezen: Een
politieke groepering waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor
de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal
stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege schriftelijk verzoeken
haar logo bij te schrijven in het register, bedoeld in artikel Pa 1 in samenhang met
G 2 van de Kieswet.
2. Een geregistreerd logo voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, waarvan
mededeling is gedaan in de Staatscourant, geldt tevens voor de verkiezing van de leden
van het kiescollege.
Artikel Pa 9
In aanvulling op artikel H 3, eerste lid, en artikel I 5, aanhef en onderdeel e, kan
de inlevering van de kandidatenlijst geschieden door een kiezer die kiesgerechtigd
is voor de verkiezing van de leden van provinciale staten.
Artikel Pa 10
Het minimumaantal over te leggen verklaringen van ondersteuning, bedoeld in artikel H 4,
eerste lid, bedraagt voor de verkiezing van de leden van het kiescollege: 10.
Artikel Pa 11
1. In afwijking van artikel H 4, derde lid, legt een kiezer een verklaring van ondersteuning
af in een digitale omgeving, ten overstaan van de burgemeester van ’s-Gravenhage of
een door deze daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente. In de digitale omgeving
maakt de kiezer door middel van een wilsuitdrukking kenbaar hoe de verklaring ingevuld
dient te worden en dat de burgemeester of ambtenaar de ondersteuningsverklaring namens
hem mag invullen. De burgemeester of ambtenaar verklaart dat de ondersteuningsverklaring
overeenstemt met de wilsuitdrukking van de kiezer door de verklaring te ondertekenen.
Bij ministeriële regeling wordt voor het formulier voor de verklaring een model vastgesteld.
2. De kiezer identificeert zich door een kopie van een document als bedoeld in artikel 1
van de Wet op de identificatieplicht in de digitale omgeving te tonen.
3. In afwijking van artikel H 4, vierde lid, tweede volzin, gaat de burgemeester of
ambtenaar onverwijld na of de in de digitale omgeving aanwezige persoon geregistreerd
is voor de verkiezing van het kiescollege en tekent dit op de verklaring aan.
4. Het afleggen van de ondersteuningsverklaring vindt slechts doorgang voor zover:
a. de kiezer en de burgemeester of ambtenaar elkaar via het audiovisuele communicatiemiddel kunnen zien en verstaan; en
b. het invullen en ondertekenen van de verklaring van ondersteuning door de burgemeester
of ambtenaar zichtbaar is voor de kiezer.
5. Onmiddellijk na het afleggen van de verklaring van ondersteuning wordt een kopie
van de verklaring langs elektronische weg aan de kiezer toegestuurd. De kiezer en
de burgemeester blijven aanwezig in de digitale omgeving totdat de kiezer de kopie
van de verklaring ontvangt en kenbaar maakt of de verklaring op de juiste wijze namens
hem is ingevuld en ondertekend. Indien dat niet het geval is, kan de kiezer verzoeken
om een nieuwe verklaring af te leggen. De nieuwe verklaring treedt in de plaats van
de eerste verklaring.
Artikel Pa 12
In artikel H 7, derde lid, wordt gelezen: Indien voor de verkiezing van de leden van
het kiescollege op een lijst de naam voorkomt van een kandidaat die ingezetene is
van Nederland, dient bij de lijst te worden overgelegd een door die kandidaat ondertekende
verklaring, waaruit blijkt, dat hij voornemens is of dat hij bij benoeming bereid
is zich te vestigen buiten Nederland.
Artikel Pa 13
1. In afwijking van artikel H 10, eerste lid, eerste volzin, kan een kandidaat ervoor
kiezen om in zijn verklaring van instemming geen gemachtigde aan te wijzen.
2. Indien een kandidaat geen gemachtigde aanwijst, tekent hij op de verklaring van instemming,
bedoeld in artikel H 9, eerste lid, aan dat hij ermee instemt de kennisgeving van
zijn benoeming te ontvangen via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarin
de geadresseerde toegang heeft tot het bericht via een publiek uitgegeven authenticatiemiddel.
Artikel Pa 14
Voor elke kandidatenlijst die wordt ingeleverd voor de verkiezing van de leden van
het kiescollege wordt aan de gemeente ‘s-Gravenhage een waarborgsom betaald van € 225.
Artikel Pa 15
1. Het centraal stembureau gaat na afloop van de zittingen, bedoeld in artikel I 1,
eerste lid, respectievelijk artikel I 4, voor de verkiezing van de leden van provinciale
staten van Zuid-Holland over tot het houden van deze zittingen voor de verkiezing
van de leden van het kiescollege. Het tijdstip van de zitting bedoeld in artikel I 4
wordt tijdig op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt. Bij
algemene maatregel van bestuur wordt de bekendmaking van het tijdstip en de digitale
locatie van de zitting geregeld.
2. In aanvulling op artikel I 18, eerste lid, worden de processen-verbaal onverwijld
op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt.
Artikel Pa 16
1. Bij de zitting bedoeld in artikel I 4 kunnen geïnteresseerden, anders dan fysiek
aanwezigen, aanwezig zijn door deze bij te wonen in een digitale omgeving. Daarnaast
dienen geïnteresseerden de zitting op afstand te kunnen volgen door middel van een
live-verbinding.
2. Een zitting bedoeld in het eerste lid vindt slechts doorgang voor zover:
a. de leden zichtbaar en hoorbaar herkenbaar zijn op een zodanige wijze dat hun identiteit
kan worden vastgesteld;
b. de andere deelnemers zichtbaar en hoorbaar kunnen zijn voor zover de voorzitter hun
het woord verleent; en
c. de voorzitter in staat is de orde te handhaven.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de digitale
omgeving, de live-verbinding en de wijze waarop geïnteresseerden via de digitale omgeving
bezwaren kunnen inbrengen.
Artikel Pa 17
Voor de overeenkomstige toepassing van de artikelen I 2, eerste lid, onderdeel b,
en I 6, eerste lid, onderdeel e, wordt in deze bepalingen gelezen de omstandigheid
dat de kandidaat ingezetene is van Nederland en ten aanzien van wie de verklaring,
bedoeld in artikel Pa 11, dat hij voornemens is zich buiten Nederland te vestigen,
ontbreekt.
Artikel Pa 18
In aanvulling op artikel I 3 worden de in dat artikel bedoelde stukken met weglating
van de ondertekening op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar gemaakt.
Artikel Pa 19
De openbaarmaking van de kandidatenlijsten voor de verkiezing van het kiescollege,
bedoeld in artikel I 17, eerste lid, geschiedt overeenkomstig artikel I 17, tweede
lid, onderdeel a.
Artikel Pa 20
Een kiezer kan uitsluitend per brief deelnemen aan de stemming voor de verkiezing
van de leden van het kiescollege. Kiezers ontvangen geen stempas en kunnen geen stem
uitbrengen in een stemlokaal.
Artikel Pa 21
De mogelijkheid om te stemmen bij volmacht of met een kiezerspas, bedoeld in de hoofstukken
K en L, blijft buiten toepassing.
Artikel Pa 22
Het bij of krachtens hoofdstuk M bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de
verkiezing van de leden van het kiescollege, met dien verstande dat in artikel M 1,
eerste lid, wordt gelezen: Degene die als kiezer is geregistreerd als bedoeld in Pa 3
in samenhang met artikel D 2 ontvangt als bewijs dat hij mag stemmen voor de stemming
een briefstembewijs.
Artikel Pa 23
In afwijking van artikel N 31, derde lid, tweede volzin, brengt de burgemeester van
’s-Gravenhage de processen-verbaal naar het centraal stembureau.
Artikel Pa 24
In artikel P 1 wordt in plaats «het proces-verbaal van een gemeentelijk stembureau
dan wel een hoofdstembureau» gelezen: de processen-verbaal van het briefstembureau.
Artikel Pa 25
In afwijking van artikel P 10 worden de overblijvende zetel of zetels niet toegewezen
aan een lijst indien aan een lijst meer zetels zouden moet worden toegewezen dan er
kandidaten zijn.
Artikel Pa 26
Het centraal stembureau gaat na afloop van de zitting bedoeld in artikel P 20, tweede
lid, voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van Zuid-Holland over
tot het houden van deze zitting voor de verkiezing van de leden van het kiescollege.
Het tijdstip wordt tijdig op een algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar
gemaakt. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de bekendmaking van het tijdstip
en de digitale locatie van de zitting geregeld.
Artikel Pa 27
1. Bij de zitting bedoeld in artikel P 20, tweede lid, kunnen geïnteresseerden, anders
dan fysiek aanwezigen, aanwezig zijn door deze bij te wonen in een digitale omgeving.
Daarnaast dienen geïnteresseerden de zitting op afstand te kunnen volgen door middel
van een live-verbinding.
2. Een zitting bedoeld in het eerste lid vindt slechts doorgang voor zover:
a. de leden zichtbaar en hoorbaar herkenbaar zijn op een zodanige wijze dat hun identiteit
kan worden vastgesteld;
b. de andere deelnemers zichtbaar en hoorbaar kunnen zijn voor zover de voorzitter hun
het woord verleent; en
c. de voorzitter in staat is de orde te handhaven.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de digitale
omgeving, de live-verbinding en de wijze waarop geïnteresseerden via de digitale omgeving
bezwaren kunnen inbrengen.
C
Na hoofdstuk U wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK UA. DE VERKIEZING VAN DE LEDEN VAN DE EERSTE KAMER DOOR DE LEDEN VAN HET
KIESCOLLEGE VOOR NEDERLANDERS DIE GEEN INGEZETENEN ZIJN
Artikel Ua 1
1. De leden van de Eerste Kamer ter vertegenwoordiging van Nederlanders die geen ingezetenen
zijn, worden gekozen door de leden van het kiescollege.
2. De leden van het kiescollege komen tot het uitbrengen van hun stem in vergadering
bijeen in het Europese deel van Nederland.
3. Voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer vormt het gebied buiten Nederland
één kieskring: kieskring buitenland.
Artikel Ua 2
De bij of krachtens deze afdeling gestelde bepalingen betreffende de verkiezing van
de leden van de Eerste Kamer zijn, voor zover deze paragraaf niet anders bepaalt,
van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van deze leden door de leden van het
kiescollege, met dien verstande dat telkens in die bepalingen mede wordt gelezen in
plaats van:
a. «provincie» of «provincies»: kieskring buitenland;
b. «provinciale staten» en «staten»: het kiescollege;
c. «statenlid»: kiescollegelid; en
d. «statenvergadering»: vergadering van het kiescollege.
Artikel Ua 3
1. In aanvulling op artikel T 4, tweede lid, kan een lid van het kiescollege, indien
hij verhinderd is om fysiek deel te nemen aan de stemming, zijn verzoek om bij volmacht
te stemmen voor aanvang van de zitting langs elektronische weg aan de voorzitter mededelen.
2. Bij ministeriële regeling wordt voor deze mededeling een model vastgesteld. Bij algemene
maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de mededeling langs
elektronische weg.
Artikel Ua 4
1. In afwijking van artikel U 2, eerste lid, geldt de stem van een lid van het kiescollege
voor een aantal stemmen, gelijk aan het getal dat verkregen wordt door eerst het aantal
geregistreerde kiezers voor de verkiezing van de leden van het kiescollege te delen
door het honderdvoud van het aantal leden van het kiescollege op grond van artikel 5,
eerste lid, van de Wet kiescollege niet-ingezetenen en het getal dat hieruit volgt
te vermenigvuldigen met het getal dat verkregen wordt door het aantal inwoners van
Nederland te delen door het aantal kiesgerechtigden voor de verkiezingen van de leden
van provinciale staten en de kiescolleges voor de Eerste Kamer in Bonaire, Sint Eustatius
en Saba. Het quotiënt wordt daarna afgerond tot een geheel getal, naar boven, indien
een breuk 1/2 of meer, en naar beneden, indien een breuk minder dan 1/2 bedraagt.
Dit getal wordt de stemwaarde genoemd.
2. Als het aantal geregistreerde kiesgerechtigden voor de verkiezing van de leden van
het kiescollege geldt het aantal voor deze verkiezing geregistreerde kiezers op grond
van Pa 3 in samenhang met artikel D 2 per de dag vijf weken voor de dag van de stemming
voor de verkiezing van de leden van het kiescollege. Burgemeester en wethouders verschaffen
deze informatie onverwijld aan het centraal stembureau.
3. Als het inwonertal van Nederland geldt het inwonertal volgens de door het Centraal
Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het
jaar waarin de verkiezing plaatsvindt.
4. Als het aantal kiesgerechtigden voor de verkiezingen van de leden van provinciale
staten en de kiescolleges voor de Eerste Kamer in Bonaire, Sint Eustatius en Saba
geldt het aantal personen dat kiesgerechtigd was bij de voorgaande verkiezing van
provinciale staten en voornoemde kiescolleges.
5. Indien, in geval van ontbinding van de Eerste Kamer, het inwonertal van Nederland
per 1 januari van het jaar waarin de verkiezing plaatsvindt drie weken voor de dag
van de kandidaatstelling nog niet openbaar is gemaakt, geldt het inwonertal volgens
de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers
per de eerste dag van de vierde maand voorafgaande aan de maand waarin de kandidaatstelling
plaatsvindt.
6. Het centraal stembureau stelt de stemwaarde overeenkomstig dit artikel vast en maakt
deze voor de dag van stemming openbaar door publicatie in de Staatscourant.
D
In het opschrift van Afdeling IV wordt «en de gemeenteraad» vervangen door «, de gemeenteraad
en het kiescollege voor Nederlanders die geen ingezetenen zijn».
E
Na hoofdstuk X wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK XA. HET BEGIN VAN EN DE VERANDERINGEN IN HET LIDMAATSCHAP VAN HET KIESCOLLEGE
VOOR NEDERLANDERS DIE GEEN INGEZETENEN ZIJN
Artikel Xa 1
De bij of krachtens deze afdeling gestelde bepalingen betreffende het begin van en
de veranderingen in het lidmaatschap van provinciale staten en betreffende de beëindiging
van het lidmaatschap en tijdelijke vervanging als lid, zijn, voor zover dit hoofdstuk
niet anders bepaalt, van overeenkomstige toepassing op het lidmaatschap van het kiescollege,
met dien verstande dat telkens in die bepalingen in plaats van «provinciale staten»
en «staten» wordt gelezen: het kiescollege.
Artikel Xa 2
1. Indien een benoemde geen gemachtigde heeft aangewezen als bedoeld in artikel Pa 12,
eerste lid, wordt de brief houdende de kennisgeving van zijn benoeming, in afwijking
van artikel V 1, eerste lid, met tussenkomt van de burgemeester van ’s-Gravenhage
verzonden via een elektronisch systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde
toegang heeft tot het bericht via een publiek uitgegeven authenticatiemiddel.
2. Ingeval het eerste lid van toepassing is, geldt voor de handelingen bedoeld in de
artikelen V 2, eerste, vierde en vijfde lid, V 3, W 2, eerste lid onder f, en Xa 3,
dat de benoemde deze verricht via het versturen van een bericht langs elektronische
weg aan het kiescollege dan wel het centraal stembureau.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over het langs elektronische weg verrichten van de handelingen bedoeld in het eerste
en tweede lid en het gebruik van het elektronisch systeem voor gegevensverwerking.
Artikel Xa 3
In aanvulling op artikel V 3, tweede lid, legt de benoemde die geen gemachtigde heeft
een uittreksel uit de geboorteregisters over, waaruit datum en plaats van zijn geboorte
blijken, alsmede een bewijs van Nederlanderschap.
Artikel Xa 4
Voor de overeenkomstige toepassing van artikel V 6, eerste lid, onderdeel b, en tweede
lid, onderdeel b, wordt in plaats van «gedeputeerde staten» gelezen «Onze Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties».
Artikel Xa 5
Bekendmaking van de benoeming van een lid van het kiescollege op grond van artikel W 7,
eerste lid, geschiedt in de Staatscourant.
F
Na artikel Ya 28a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel Ya 29
In afwijking van artikel P 10 worden de overblijvende zetel of zetels niet toegewezen
aan een lijst indien aan een lijst meer zetels zouden moet worden toegewezen dan er
kandidaten zijn.
G
Na artikel Ya 31d wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel Ya 31e
In artikel U 2, eerste lid, wordt in plaats van «het aantal leden waaruit provinciale
staten bestaan» gelezen: het aantal leden van het kiescollege op grond van artikel 94a
van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
TITEL IV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 31
Ten behoeve van de registratie van de kiesgerechtigdheid voor de verkiezing van de
leden van het kiescollege, worden kiesgerechtigden in het eerste jaar na de inwerkingtreding
van deze wet uitgenodigd tot registratie voor de verkiezing van de leden van het kiescollege
op basis van de gegevens die zijn opgenomen in de bestanden, bedoeld in artikel D 2
van de Kieswet.
Artikel 32
Na de eerste verkiezing van de leden van het kiescollege geschiedt in afwijking van
artikel V 4 van de Kieswet het onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden
van het kiescollege, bedoeld in dat artikel, door die leden.
Artikel 33
De gedragscode, bedoeld in artikel 11, wordt vastgesteld uiterlijk in de kalendermaand
voorafgaande aan de eerstvolgende verkiezing van de leden van de Eerste Kamer na de
inwerkingtreding van deze wet.
Artikel 34
In artikel 8:4, vierde lid, onderdeel a, van de Algemene wet bestuursrecht wordt na
«van provinciale staten,» ingevoegd «van het kiescollege voor de Eerste Kamer voor
Nederlanders die geen ingezetenen zijn,».
Artikel 35
1. De leden van het kiescollege worden gekozen door degenen die Nederlander zijn, op
de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van provinciale staten als
bedoeld in artikel J 1, eerste lid, van de Kieswet de leeftijd van achttien jaar hebben
bereikt en op de dag van kandidaatstelling voor de verkiezing van de leden van provinciale
staten als bedoeld in artikel F 1, eerste lid, van de Kieswet geen ingezetenen van
Nederland zijn, met uitzondering van degenen die op de dag van de kandidaatstelling
hun werkelijke woonplaats hebben in Aruba, Curaçao of Sint Maarten.
2. Deze uitzondering geldt niet voor:
a. de Nederlander die gedurende ten minste tien jaren ingezetene van Nederland is geweest;
b. de Nederlander die in Nederlandse openbare dienst in Aruba, Curaçao of Sint Maarten
werkzaam is, alsmede zijn Nederlandse echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel
en kinderen, voor zover dezen met hem een gemeenschappelijke huishouding voeren.
Artikel 36
1. Registratie van kiesgerechtigden voor de verkiezing van de leden van het kiescollege
vindt plaats met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens hoofdstuk
D van de Kieswet, met dien verstande dat in artikel D 2 in plaats van «aan wie kiesrecht
toekomt op grond van artikel B 1» wordt gelezen: aan wie kiesrecht toekomt op grond
van artikel 35.
2. Het eerste lid werkt terug tot het tijdstip dat het bij koninklijk besluit van 31 maart
2021 ingediende voorstel van wet tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het
opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de
verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (35 785), na tot wet te zijn verheven, in werking is getreden, met dien verstande dat het
formulier dat burgemeester en wethouders van ’s-Gravenhage na inwerkingtreding van
dat wetsvoorstel hebben ontvangen van een persoon als bedoeld in artikel 35, die tot
doel had zich te registreren als kiesgerechtigde voor de verkiezing van de leden van
het kiescollege, wordt geacht een aanvraag te zijn als bedoeld in het eerste lid in
samenhang met artikel D 3, eerste lid, van de Kieswet. De beslistermijn van zeven
dagen uit artikel D 9 van het Kiesbesluit vangt niet eerder aan dan het tijdstip dat
deze wet in werking treedt.
Artikel 37
Het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van provinciale staten van
de provincie Zuid-Holland fungeert tevens als het centraal stembureau voor de verkiezing
van de leden van het kiescollege.
Artikel 38
Registratie van een aanduiding voor de verkiezing van de leden van het kiescollege
vindt plaats met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de artikelen G 2
en G 6 van de Kieswet, met dien verstande dat het centraal stembureau van de beslissing,
bedoeld in artikel G 2, vijfde lid, mededeling doet in de Staatscourant.
Artikel 39
Het bepaalde bij en krachtens artikel 4 van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten
en centrale stemopneming over het registreren van logo’s is van overeenkomstige toepassing
op de verkiezing van de leden van het kiescollege, indien een politieke groepering
niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede
Kamer een logo geregistreerd heeft.
Artikel 40
1. Degene die als kiezer is geregistreerd als bedoeld in artikel 36, eerste lid, ontvangt
als bewijs dat hij per brief mag stemmen voor de stemming een briefstembewijs.
2. Op het briefstembewijs wordt een nummer vermeld.
3. Overeenkomstig artikel 8 van het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten en centrale
stemopneming is er een register van briefstembewijzen voor de verkiezing van de leden
van het kiescollege. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden
gesteld over de gegevens die het register van briefstembewijzen bevat.
4. De burgemeester van ’s-Gravenhage zendt de personen bedoeld in het eerste lid:
a. een geadresseerde retourenveloppe;
b. het briefstembewijs, bevattende een door de persoon te ondertekenen verklaring dat
hij het stembiljet persoonlijk heeft ingevuld;
c. een enveloppe voor het stembiljet;
d. een handleiding voor de kiezer.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de toezending
van de stembescheiden.
5. De stukken, bedoeld in het tweede lid, worden aan de personen, bedoeld in het eerste
lid, uiterlijk twaalf weken voor de dag van de stemming toegezonden. Aan kiezers die
hun werkelijke woonplaats in Aruba, Curaçao of Sint Maarten hebben, worden de stembescheiden
met tussenkomst van de Vertegenwoordiging van Nederland in Aruba, Curaçao of Sint
Maarten toegezonden.
6. Bij ministeriële regeling worden voor de stukken, bedoeld in het tweede lid, onder
a tot en met d, modellen vastgesteld. Onze Minister verstrekt tijdig voor de verkiezing
aan de gemeente ’s-Gravenhage de informatie die nodig is voor het produceren van het
briefstembewijs.
Artikel 41
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 december 2020 ingediende voorstel van wet
tot wijziging van de Kieswet in verband met de definitieve invoering van het nieuwe
stembiljet voor kiezers buiten Nederland (35 670) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, wordt deze wet als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 39 komt te luiden:
Artikel 39
Het bepaalde bij of krachtens artikel G 1a van de Kieswet over het registreren van
logo’s is van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van het kiescollege,
met dien verstande dat in plaats van het eerste lid, eerste volzin wordt gelezen:
Een politieke groepering waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor
de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, kan aan het centraal
stembureau voor de verkiezing van de leden van het kiescollege schriftelijk verzoeken
haar logo bij te schrijven in het register, bedoeld in artikel 38.
B
In artikel 40, derde lid, wordt «artikel 8 van het Tijdelijk experimentenbesluit stembiljetten
en centrale stemopneming» vervangen door «artikel M 5, eerste lid, van de Kieswet».
Artikel 42
De kiesgerechtigden die op grond van artikel 36, eerste lid, in samenhang met artikel D 2
van de Kieswet zijn geregistreerd, worden geacht geregistreerd te zijn op basis van
artikel Pa 3 van de Kieswet.
Artikel 43
De aanduidingen die zijn geregistreerd op grond van artikel 38 in samenhang met artikel G 2
van de Kieswet, worden geacht geregistreerd te zijn op basis van artikel Pa 1 in samenhang
met artikel G 2 van de Kieswet.
Artikel 44
De logo’s die zijn geregistreerd op grond van artikel 39 in samenhang met artikel 4
van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming dan wel in
samenhang met artikel G 1a van de Kieswet, worden geacht geregistreerd te zijn op
basis van artikel Pa 8 van de Kieswet.
Artikel 45
De gegevens die het register bedoeld in artikel 40, derde lid, bevat, worden opgenomen
in het register bedoeld in artikel M 5, eerste lid, van de Kieswet.
Artikel 46
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. Bij koninklijk besluit kan een ander tijdstip worden vastgesteld waarop de artikelen
30, 42 tot en met 45 in werking treden. Op dit tijdstip vervallen de artikelen 35
tot en met 41.
3. Indien het bij koninklijk besluit van 31 maart 2021 ingediende voorstel van wet tot
verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een bepaling over een door
niet-ingezetenen gekozen kiescollege voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
(35 785), na tot wet te zijn verheven in werking is getreden voor het tijdstip waarop deze
wet in werking treedt, eindigt de termijn gedurende welke artikel 55 van de Grondwet,
naar de tekst van 2017, van kracht blijft, op het tijdstip waarop deze wet in werking
treedt.
Artikel 47
Deze wet wordt aangehaald als: Wet kiescollege niet-ingezetenen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 34 | Voor |
D66 | 24 | Voor |
PVV | 17 | Tegen |
CDA | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
SP | 9 | Tegen |
GroenLinks | 8 | Voor |
PvdD | 6 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
FVD | 5 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
Groep Van Haga | 3 | Tegen |
JA21 | 3 | Tegen |
SGP | 3 | Tegen |
Volt | 2 | Voor |
BBB | 1 | Voor |
BIJ1 | 1 | Tegen |
Fractie Den Haan | 1 | Voor |
Gündogan | 1 | Voor |
Omtzigt | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.