Voorstel tot wijziging Reglement van Orde : Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met enige onderwerpen naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid
36 058 Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met enige onderwerpen naar aanleiding van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid
Nr. 2 VOORSTEL
Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel d wordt vóór de puntkomma toegevoegd:, met uitzondering van de vertegenwoordiging
in rechte, bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, onder e.
2. Na onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
e. het namens de Kamer beslissen op een bezwaar tegen een besluit als bedoeld in
artikel 6.2, tweede lid, onder c, dat is genomen zonder toepassing van ondermandaat;.
3. Het huidige onderdeel e wordt geletterd onderdeel f.
B
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid als volgt gewijzigd:
a. Na onderdeel b worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:
c. het namens de Kamer besluiten op verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie
of de Wet open overheid;
d. het namens de Kamer beslissen op een bezwaar tegen een besluit als bedoeld onder
c, dat is genomen onder toepassing van ondermandaat als bedoeld in het vierde lid;
e. het in rechte vertegenwoordigen van de Kamer in bezwaar- en beroepsprocedures over
besluiten als bedoeld onder c, en handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten;.
b. Het huidige onderdeel c wordt geletterd onderdeel f.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. De Griffier kan ondermandaat verlenen tot het uitoefenen van zijn bevoegdheden
op grond het tweede lid, onder c en d, tenzij het besluit betrekking heeft op informatie
die berust bij het Presidium of de Voorzitter.
5. De Griffier kan de taak, bedoeld in het tweede lid, onder e, opdragen aan een door
hem aan te wijzen persoon.
C
Na artikel 7.10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.10a Bezwaaradviescommissie
Bij afzonderlijke regeling, vast te stellen door de Kamer, wordt een adviescommissie
als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht ingesteld ten behoeve
van de beslissingen op bezwaar, bedoeld in de artikelen 3.2, onder e, en 6.2, tweede
lid, onder d. In de regeling worden nadere regels gegeven over de adviescommissie,
waaronder over de organisatie, werkwijze en het lidmaatschap van de adviescommissie.
Toelichting
I. Algemeen
Met ingang van 1 mei 2022 treedt de Wet open overheid (Woo) in werking. Deze wet wordt
in tegenstelling tot de huidige Wet openbaarheid van bestuur, ook van toepassing op
de Tweede Kamer, die in de wet is gelijkgesteld met een bestuursorgaan.1 Eerder is ook de Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who) in werking getreden.
Deze is eveneens op de Kamer van toepassing, waarbij de Kamer eveneens is gelijkgesteld
met een bestuursorgaan.2
De Kamer wordt hierdoor onder andere verplicht te besluiten over verzoeken op grond
van deze wetten (rondom het openbaar maken van informatie onderscheidenlijk het hergebruik
van overheidsinformatie). Het besluit is daarbij te typeren als een besluit als bedoeld
in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en is vatbaar voor bezwaar en beroep. Dit
is normaliter niet het geval, aangezien de Kamer in de Awb niet als bestuursorgaan
wordt aangemerkt.3
Er bestaat derhalve een noodzaak om op korte termijn een regeling te treffen ten behoeve
van te nemen besluiten op grond van de Woo en de Who. Dit voorstel tot wijziging van
het Reglement van Orde strekt daartoe, waarbij tevens regels worden getroffen voor
de afhandeling van bezwaar en beroep tegen die besluiten.
De commissie heeft het voorstel daarbij uitgewerkt en ingediend op verzoek van het
Presidium, dat daarbij verzocht de volgende bevoegdheidsverdeling vast te stellen:
− de Griffier wordt bevoegd om namens de Kamer besluiten te nemen op verzoeken op grond
van de Woo en Who;
− de Griffier wordt bevoegd om deze bevoegdheid onder te mandateren, tenzij het informatie
betreft die onder het Presidium of de Voorzitter berust;
− de Griffier wordt bevoegd om beslissingen te nemen op bezwaarschriften, tenzij de
Griffier het Woo-/Who-besluit heeft genomen;
− de Griffier wordt gemachtigd om in alle bezwaar en beroepsprocedures verweer te voeren
en de Kamer in rechte te vertegenwoordigen, waarbij weer geldt dat de Griffier ambtenaren
of derden kan machtigen (recht op substitutie);
− de Voorzitter wordt bevoegd om beslissingen op bezwaar te nemen op Woo-/Who-besluiten
die de Griffier heeft genomen en die betrekking hebben op informatie die onder Voorzitter
en/of het Presidium berust.
Binnen het voorstel zullen de bevoegdheden dus niet door de Kamer zelf worden uitgeoefend.
De Kamer zal anders steeds bij Kamermeerderheid over de betrokken besluiten moeten
beslissen, en ook beslissingen op bezwaar moeten nemen, waarbij in het kader van het
bestuursrecht ook nog eens wettelijke beslistermijn in acht genomen moeten worden.
Daarnaast zullen de betrokken besluiten veelal betrekking hebben op vraagstukken van
openbaarmaking van (gevoelige) informatie, waarmee het plenair nemen van een besluit
niet altijd goed verenigbaar kan zijn.
In plaats daarvan worden deze zoveel mogelijk krachtens mandaat belegd bij de Griffier.
Dit sluit aan bij de praktijk dat taken en bevoegdheden van de Kamer die niet met
haar wetgevende of contolerende taken samenhangen, veelal namens (en onder verantwoordelijkheid
van) de Kamer door de Griffier worden uitgeoefend.
Dit heeft naast bovenstaande ook praktische redenen. Door het parlementaire proces
niet met de uitvoering van de Woo en de Who te belasten, wordt de besluitvorming door
de Kamer versneld en vereenvoudigd. De positionering van de bevoegdheden is verder
van bestuurlijke aard en heeft te maken met de reikwijdte van de Woo en de Who. De
verwachting is dat de meeste verzoeken om informatie en hergebruik betrekking hebben
op informatie die onder de Griffier berust en waarvoor de Griffier verantwoordelijk
is. De Griffier staat dicht bij de ambtelijke organisatie en kan daarom snel en weloverwogen
besluiten op deze verzoeken.
Daarbij is dus wel geregeld dat de Griffier de mogelijkheid heeft tot het verlenen
van ondermandaat, en dat de Voorzitter zal beslissen op bezwaar in gevallen waarin
de Griffier zelf het primaire besluit heeft genomen. Los van de praktische voordelen
van de mogelijkheid tot ondermandaat (waarvoor een uitdrukkelijke basis moet worden
geboden op grond van artikel 10:9, eerste lid, van de Awb), is hiervoor mede gekozen
aangezien de bevoegdheid om op een bezwaarschrift te beslissen niet kan worden verleend
aan degene die op grond van mandaat het primaire besluit nam (zie artikel 10:3, derde
lid, van de Awb).
De commissie heeft de door het Presidium vermelde uitgangspunten tegen deze achtergrond
in het voorstel opgenomen, waarbij zij voor de uitwerking heeft aangeknoopt bij de
centrale bepalingen over de taken van de Voorzitter en de Griffier, de artikelen 3.2
en 6.2. Daarnaast heeft zij in het voorstel een grondslag opgenomen voor een bij afzonderlijke
regeling in te stellen bezwaaradviescommissie, wat haar eveneens is verzocht.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A
Via dit onderdeel worden enige wijzigingen aangebracht in artikel 3.2 (taak Voorzitter).
Daarbij wordt in onderdeel d van het artikel geregeld dat het daarin genoemde «vertegenwoordigen
van de Kamer» niet ziet op het in rechte vertegenwoordigen van de Kamer in bezwaar-
en beroepsprocedures als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder e (procedures tegen
besluiten op verzoeken op grond van de Who en de Woo), aangezien die bevoegdheid door
dit voorstel bij de Griffier wordt belegd.
Verder wordt onder verlettering van het huidige onderdeel e tot f, een nieuw onderdeel
e ingevoegd, op grond waarvan de Voorzitter voortaan zal beslissen op een bezwaar
dat is gericht tegen een door de Griffier namens de Kamer genomen besluit als bedoeld
in artikel 6.2, tweede lid, onder c (besluiten op verzoeken op grond van de Who en
de Woo), als dit besluit is genomen zonder toepassing van ondermandaat. In een dergelijke
situatie is het verlenen van mandaat aan de Griffier voor het nemen van de beslissing
op bezwaar op grond van artikel 10:3, derde lid, van de Awb immers niet mogelijk,
in verband waarmee deze bevoegdheid bij de Voorzitter wordt belegd. Verder is het
door de Griffier verlenen van ondermandaat voor het nemen van een besluit op een verzoek
om informatie die berust bij de Voorzitter of het Presidium uitgesloten via het voorgestelde
artikel 6.2, vierde lid, (zie daarover onderdeel B), zodat het nemen van een beslissing
op bezwaar tegen een dergelijk besluit op een verzoek ook steeds door de Voorzitter
zal worden genomen.
Onderdeel B
Via dit onderdeel worden enige wijzigingen aangebracht in artikel 6.2 (taken Griffier).
Daarbij worden in het tweede lid onder verlettering van het huidige onderdeel c tot
onderdeel f drie onderdelen ingevoegd, waarmee de Kamer de Griffier drie nieuwe taken
in mandaat geeft. Op grond van het nieuwe onderdeel c zal de Griffier daarbij namens de Kamer gaan besluiten op verzoeken op grond van
de Who of de Woo. Dit betreft het nemen van besluiten als bedoeld in de Awb, waarop
de bepalingen van die wet (bijv. die over bezwaar en beroep, en over niet tijdig beslissen)
dus ook van toepassing zijn. De Griffier heeft voor het nemen van de besluiten, onder
de voorwaarden van het nieuwe vierde lid van het artikel (zie hieronder) de mogelijkheid
tot het verlenen van ondermandaat. Indien dat inderdaad is gebeurd en tegen het besluit
bezwaar wordt ingesteld, beslist de Griffier op grond van het nieuwe onderdeel d over dat bezwaar. Indien geen ondermandaat is verleend, kan de beslissing op bezwaar
in verband met artikel 10:3, derde lid, van de Awb niet door de Griffier worden genomen,
en zal de Voorzitter op grond van artikel 3.2 van het Reglement op het bezwaar beslissen
(zie daarover onderdeel A). Verder wordt via het nieuwe onderdeel e geregeld dat de Griffier de Kamer in bezwaar- en beroepsprocedure met betrekking
tot de genomen besluiten in rechte zal gaan vertegenwoordigen, en handelingen ter
voorbereiding daarop kan verrichten.
Daarnaast wordt een vierde lid aan het artikel toegevoegd, dat de mogelijkheid biedt van ondermandaat ten aanzien
van de bevoegdheden onder het tweede lid, onderdelen c en d (nieuw). Daarbij is een
uitzondering gemaakt voor informatie die berust bij het Presidium en de Voorzitter,
in welk geval de Griffier zelf deze bevoegdheden zal uitoefenen.
Tot slot wordt een vijfde lid toegevoegd, op grond waarvan de Griffier de taak, bedoeld in het tweede lid, onder
e, kan opdragen aan een door hem aan te wijzen persoon, wat zowel een ambtenaar als
een derde (een advocaat of procureur) kan betreffen.
Onderdeel C
In dit onderdeel wordt aan het slot van paragraaf 7.1 (Soorten commissies) een artikel
toegevoegd rondom een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) ten behoeve van beslissingen op bezwaar. De adviestaak van
de adviescommissie zal daarbij gericht zijn op het adviseren over de namens de Kamer
door de Voorzitter of Griffier te nemen beslissingen op bezwaar tegen besluiten over
verzoeken op grond van de Wet hergebruik van overheidsinformatie en de Wet open overheid
(zie daarover de toelichting bij de onderdelen A en B).
De instelling van de adviescommissie vindt plaats via een afzonderlijke regeling van
de Kamer. Daarin zullen nadere regels worden gegeven over de adviescommissie, waaronder
een regeling van haar lidmaatschap, organisatie en werkwijze. Daarbij is voorzien
dat de adviescommissie zal bestaan uit personen die verder niet zijn verbonden aan
de Kamerorganisatie (dus geen Kamerleden), wat voor de voorzitter van een bezwaaradviescommissie
overigens ook wettelijk is vereist op grond van artikel 7:13, eerste lid, onder b,
van de Awb.
De Voorzitter van de commissie voor de Werkwijze, Vera Bergkamp
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.A. Bergkamp, voorzitter van de commissie voor de Werkwijze
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.