Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de informele Transportraad d.d. 21-22 februari 2022 (Kamerstuk 21501-33-913)
2022D04836 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat over de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van transportministers
op 21–22 februari 2022 te Parijs (Kamerstuk 21 501-33, nr. 913).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tjeerd de Groot
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
3
GroenLinks-fractie
5
Partij voor de Dieren-fractie
6
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele bijeenkomst van transportministers op 21–22 februari 2022
te Parijs. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
voor de informele Transportraad op 21–22 februari 2022. Zij hebben daarbij enkele
vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
voor de informele Transportraad op 21–22 februari 2022 en hebben hierover enkele vragen.
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben met interesse kennisgenomen
van de geannoteerde agenda. Zij hebben daarover een aantal vragen.
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen dat met de klimaatdoelstellingen binnen de transportsector
in het achterhoofd Europese afstemming omtrent Electric Road Systems uiterst relevant
zijn, gelet op het grensoverschrijdende karakter van deze sector. Deze leden willen
weten welke andere landen positief denken over deze Europese afstemming. In hoeverre
wordt daar nu al in Europees verband in samengewerkt?
De leden van de VVD-fractie lezen dat waterstof waarschijnlijk een belangrijke rol
krijgt binnen het zware transport en dat de Europese industrie achterblijft bij het
aanbieden van marktrijpe toepassingen. Deze leden willen weten wat hiervan de oorzaak
is en in hoeverre er een verschil is in hetgeen bedrijven kunnen aanbieden en nationale
regeringen vragen. Deze leden willen weten welke acties er nu in Europees verband
worden genomen, zodat de Europese industrie beter aansluit bij marktrijpe toepassingen.
Welke rol is hier voor Nederland? Deze leden willen weten of er gesprekken gaande
zijn met de Nederlandse industrie om te onderzoeken hoe marktrijpe toepassingen aangeboden
kunnen worden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat Europese transportondernemers per 2 februari
2022 moeten voldoen aan de Detacheringsrichtlijn, die regelt dat chauffeurs uit een
ander EU-land dezelfde beloning krijgen voor hetzelfde werk als hun collega’s in het
gastland. Deze leden willen weten wanneer de Minister dit wil omzetten in nationale
wetgeving. Is de Minister het met deze leden eens dat het belangrijk is dat de EU-wetgeving
tegelijk in de EU-lidstaten wordt ingevoerd? Deze leden zien graag een overzicht per
EU-land van de stand van zaken van de nationale wetgeving.
D66-fractie
Innovatie in de transportsector
De leden van de D66-fractie zien het stimuleren van internationale treinen voor personenvervoer
als een prioriteit. Zij verwelkomen dan ook de berichten dat de Europese Commissie
extra stappen onderneemt op dit onderwerp. Zij vragen aan de Staatssecretaris of deze
plannen en Europese fondsen, zoals het Herstelfonds en het Innovatiefonds, kansen
bieden voor aanvullende stappen en financiering voor bijvoorbeeld de Wunderline, die
Nederland beter moet verbinden met Duitsland. Welke andere kansen ziet zij in de Europese
plannen die de toenemende vraag naar internationaal treinvervoer in Nederland kunnen
accommoderen, zo vragen deze leden. Hoe gaat de Minister, gezien de afspraak in het
coalitieakkoord dat het kabinet het aantal vluchten op korte afstand concreet wil
ontmoedigen, dit concreet vormgeven? Kunnen de Minister en Staatssecretaris een stand
van zaken geven van de verschillende acties uit de Actieagenda Trein en Luchtvaart
van de Luchtvaartnota?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat ook voor het goederentransport per
trein Europese samenwerking belangrijk is. Tegelijkertijd brengt de groei van goederentransport
per trein ook uitdagingen met zich mee voor de leefbaarheid van omwonenden. Deze leden
vragen de Staatssecretaris aan te geven in hoeverre de Europese plannen ook voorzien
in de ontwikkeling en toepassing van innovaties voor de beperking van overlast van
bijvoorbeeld trillingen, geluid en stank.
De leden van de D66-fractie lezen met belangstelling over de inzet van het kabinet
op duurzame brandstoffen, zoals waterstof, in onder andere het zware wegtransport
en de scheepvaart. Zij vragen de Minister of hij inzichtelijk kan maken welk deel
van met name het zware wegtransport over kan gaan op elektrificatie en welk tijdpad
hierbij hoort. Deze leden zijn van mening dat de standaard voor het personen- en goederenvervoer
elektrisch dient te zijn. Kan de Minister aangeven voor welk deel van het wegtransport
hij verwacht dat biobrandstoffen en later waterstof benodigd blijven in 2030, 2040
en 2050?
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de hogere streefcijfers voor de bijmengverplichting
van duurzame luchtvaartbrandstoffen ook hogere kosten met zich meebrengen en dat deze
kosten door de lidstaten zelf moeten worden gedekt. Deze leden vragen de Minister
nader inzicht te geven in de financieringsbehoefte als gevolg van de hogere bijmengverplichting,
waarbij zij vragen onderscheid te maken tussen de publieke en private financieringsbehoefte.
Deze leden hebben vernomen dat Frankrijk per 1 januari 2022 een bijmengverplichting
van 1% heeft ingesteld. Deze leden begrijpen dat als gevolg daarvan AirFrance dus
vanaf dat moment meer duurzame luchtvaartbrandstoffen bijmengt dan KLM, dat recent
aankondigde 0,5% bij te mengen. Deze leden vragen de Minister of een wettelijke bijmengverplichting
van minstens 1% in Nederland mogelijk is zonder eventuele verdringingseffecten en,
zo ja, of de Minister bereid is dit zo snel als mogelijk in te voeren naar Frans voorbeeld.
Daarnaast lezen deze leden in het verslag van de Transportraad van 9 december 2021
dat te compenseren krediet in het kader van Carbon Offsetting and Reduction Scheme
for International Aviation (CORSIA) voor 2021 op nul wordt gezet. Deze leden vragen
de Minister naar de inzet met betrekking tot de compensatie onder CORSIA voor 2022
en om een tijdpad te schetsen voor de volwaardige toepassing van het systeem.
De leden van de D66-fractie hebben ook vernomen dat KLM en Schiphol deel uitmaken
van een bredere alliantie van partijen uit de luchtvaartsector die lobbyen tegen Europese
plannen voor verduurzaming van de luchtvaart. Zij vragen of de Minister dit kan bevestigen.
Zij vragen de Minister of hij de kritiek van KLM en Schiphol (als onderdeel van deze
alliantie) deelt dat niet alleen intra-EU-verkeer belast moet worden, maar alle vliegtuigbewegingen
en of hij bereid is te pleiten voor een volledige belasting van alle (intercontinentale)
vliegtuigbewegingen. Deze leden vragen de Minister, indien hij het niet eens is met
de kritiek van deze alliantie, of hij het ook ongepast vindt dat KLM en Schiphol op
deze manier de verduurzaming van de luchtvaartsector tegenwerken. Deze leden vragen
de Minister dit te bezien in het kader van de staatssteun verleend aan KLM en het
principe «de vervuiler betaalt», dat centraal staat in de Luchtvaartnota.
De leden van D66-fractie zijn positief over het feit dat de Minister de noodzaak van
fietsen, wandelen en de toepassing van Mobility as a Service (MaaS) benoemt in het
kader van de toekomst van vervoer. Deze leden vragen wat de status is van de onderzoeksresultaten
van de zeven MaaS-pilots die eind vorig jaar zijn afgerond. Hoe gaat de Staatssecretaris
hier vervolg aan te geven? Ook zijn deze leden benieuwd welke plannen de Minister
heeft met betrekking tot de investeringen in de fiets zoals afgesproken in het coalitieakkoord.
Deze leden zijn daarnaast benieuwd wat de stand van zaken is van de toezegging die
de Staatssecretarisin het commissiedebat over ov & taxi van 19 mei 2021 heeft gedaan
om een specifieke MaaS-pilot op te zetten voor studenten.
Modal shift
De leden van de D66-fractie hebben ook met interesse kennisgenomen van de inzet van
het kabinet voor wat betreft het belang van de modal shift. Zij lezen in de geannoteerde agenda de Nederlandse inzet voor wat betreft de modal shift naar het spoor. Deze leden vragen de Minister en Staatssecretaris naar de inzet voor
de modal shift van weg naar het water en hoe de Europese plannen hierop kunnen aansluiten. Deze
leden hebben vernomen dat de haven van Rotterdam de meest vervuilende haven van Europa
is en vragen de Minister hierop te reflecteren. Welke stappen onderneemt de Minister
concreet om dit aan te pakken en wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitrol
van bijvoorbeeld walstroom in de haven? Voorts vragen deze leden of de Minister er
tijdens de informele Transportraad voor zal pleiten om de uitbreiding van het ETS-systeem
naar de scheepvaart te baseren op een systeem gebaseerd op uitstoot in plaats van
grootte, waardoor meer schepen onder het voorstel vallen. Deze leden zijn daarnaast
benieuwd of Nederland net zoals een aantal andere lidstaten pleit voor een hogere
ambitie in het FuelEU Maritime-voorstel, zoals valt te lezen in het verslag van de
Transportraad van 9 december 2021.
Aantrekkingskracht van de transportsector
De leden van de D66-fractie lezen over het maritieme symposium en vragen de Minister
naar zijn inzet voor een EU-standaard voor de opleiding van zeevarenden en hoe hij
dit ziet in het licht van bestaande internationale verdragen. Deze leden vragen de
Minister hoe de uitvoering en handhaving van sociale zekerheid vormgegeven worden,
wanneer de haven van ontvangst in plaats van de vlaggenstaat als uitgangspunt wordt
gehanteerd.
Gebruiksvergoeding spoor en COVID-19
De leden van de D66-fractie vragen voor wat betreft het wijzigingsvoorstel van Verordening
(EU) 2020/1429 over de gebruiksvergoeding of de Staatssecretaris voornemens is gebruik
te maken van de verordening, gelet op de aflopende termijn van de beschikbaarheidsvergoedingen.
Deze leden begrijpen dat buurlanden België en Duitsland gebruikmaken van de verordening
en vragen de Staatssecretaris welk effect dit heeft op de concurrentiepositie van
het Nederlandse spoor.
GroenLinks-fractie
Spoor
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van zeer groot belang dat er in Europa
een verschuiving plaatsvindt van de weg en het vliegveld naar schonere vormen van
vervoer. Deze leden zijn daarom blij dat het huidige Voorzitterschap de nadruk legt
op een model shift naar het spoor en dat de Europese Commissie met steeds meer initiatieven
komt om het Europese spoor te verbeteren en te werken aan grensoverschrijdende spoorverbindingen.
Zij zijn daarom ook tevreden dat Nederland het belang van internationaal spoor zal
benadrukken als alternatief voor luchtvaart en wegvervoer. Zij vinden het dan ook
zorgelijk dat er andere lidstaten zijn die meer aandacht besteden aan de modal shift
van weg naar water en lucht. Om welke lidstaten gaat dit?
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen dat de uitrol van ERTMS in Nederland nu
op het juiste pad verloopt. Gezien het belang voor een goed functionerend Europees
spoorsysteem, hopen zij dat dit project zo snel mogelijk afgerond zal worden. Hoe
is de voortgang in andere lidstaten? Wanneer wordt er verwacht dat het in heel Europa
zal zijn uitgerold?
De leden van de GroenLinks-fractie vernemen dat Nederland nog weinig gebruik heeft
gemaakt van financiering uit de Connecting Europe Facility (CEF) voor betere spoorverbindingen.
De CEF is gericht op duurzame investeringen in Europese infrastructuur en heeft een
groot subsidiebudget. Waarom maakt Nederland hier nog geen gebruik van om grensoverschrijdende
verbindingen mogelijk te maken? Heeft de Staatssecretaris al specifieke projecten
in gedachten voor financiering uit de CEF?
Luchtvaart
De leden van de GroenLinks-fractie vragen om meer ambitie op het gebied van verduurzaming
van de luchtvaart. Veel te veel nog is het aanbod van de sector uitgangspunt. De klimaatdoelstellingen
van Parijs zouden het uitgangspunt moeten zijn en daarmee de bindende opdracht aan
de sector. Dat dit tot hogere kosten leidt, is niet alleen onvermijdelijk, maar wenselijk.
Immers worden daarmee een groter deel van de maatschappelijke kosten van luchtvaart
gedragen door de gebruikers ervan. Dat is eerlijk naar alle burgers, nu en in de toekomst,
en stimuleert de innovatie en de alternatieven voor het vliegtuig. Is het kabinet
bereid deze uitgangspunten in Brussel uit te dragen?
De concrete voorstellen voor de bijmengverplichting van sustainable aviation fuels
(SAF) overstijgen gelukkig de vrijblijvende ambities van de KLM. Maar met 63% in 2050,
wetende dat de CO2-emissies slechts een derde van de klimaatschade zijn, worden de noodzakelijke reducties
natuurlijk nooit behaald. Bijmenging moet dus wel gepaard gaan met een forse krimp
in het volume en een modal shift naar andere vormen van reizen of communicatie en
transport. Deze leden steunen de plannen voor een hogere bijmenging, maar verzetten
zich tegen de roep om een bijdrage van nationale overheden aan de extra kosten hiervan.
Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het Franse voorzitterschap
de sociale aspecten en arbeidsomstandigheden nadrukkelijk op de agenda plaatst. In
dat kader vragen zij de Minister ook de aandacht te vestigen op de aantoonbaar grote
gezondheidsschade die optreedt binnen de infrasector. Recente voorbeelden, zoals de
gezondheidsschade onder medewerkers op het platform op Schiphol of de gezondheidsschade
van kwartshoudende ballaststenen in de spoorsector, maken duidelijk dat de huidige
praktijken onacceptabele gezondheidsschade opleveren. Deze leden vragen de Minister
dit soort voorbeelden (zoals de situatie op het platform op Schiphol) naar voren te
brengen, zodat dit ook nadrukkelijker op het netvlies komt in landen waar dezelfde
gezondheidsschade zich voordoet.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister daarnaast naar zijn
inzet op het gebied van biobrandstoffen voor de luchtvaart. Deze leden lezen dat Nederland
zich inzet voor een hogere bijmengverplichting. Daarover hebben deze leden de volgende
vragen. Kan de Minister aangeven op grond van welke analyse geconcludeerd is dat er
voldoende «duurzame» biobrandstoffen zouden zijn? Kan hij daarnaast aangeven of er
voldoende biobrandstoffen zouden kunnen zijn in de nabije toekomst? Uit welke grondstoffen
gaat deze biobrandstof (voornamelijk) gewonnen worden? Kan de Minister aangeven met
welke definitie van «sustainable aviation fuel» de Europese Unie gaat werken? Kan
hij bevestigen dat de eerder in schriftelijke antwoorden (Kamerstuk 2021Z14191) genoemde CO2-reductie in de levenscyclus van 50% niet verlaagd wordt? Is het de inzet van de Minister
om dit percentage jaarlijks te verhogen? Is het bijvoorbeeld zijn inzet om dit jaarlijks
te verhogen met het groeipercentage van de sector om te compenseren voor de toegenomen
groei van emissies binnen de sector? Zo nee, waarom niet?
Kan de Minister schetsen welke «energiehuishouding» hoort bij de productie van synthetische
kerosine? Hoeveel energieverlies treedt er op in de hele keten? Is hij van mening
dat we, zeker zolang er een gigantisch tekort is, de opgewekte duurzame energie zo
efficiënt mogelijk moeten inzetten? Hoe verhoudt zich dat tot de inzet van duurzame
energie voor de productie van synthetische kerosine?
Kan de Minister aangeven waarom eigenlijk gesteld wordt in de gezamenlijke brief1 aan de commissie dat SAF een haalbare en effectieve route is voor het terugdringen
van de CO2-uitstoot? Op welke wijze is dat haalbaar, gegeven de urgentie van de klimaat- en
biodiversiteitscrisis? Op welke wijze is dat effectief, aangezien ook bij het verbranden
van biobrandstoffen er gewoon CO2 uit de motor komt?
Kan de Minister aangeven op welke wijze de inzet op biobrandstoffen gaat bijdragen
aan het reduceren van de niet-CO2-effecten die de luchtvaart heeft? Kan het zijn dat het verbranden van biobrandstoffen
zelfs leidt tot grotere niet-CO2-effecten? Op welke wijze worden deze bijdrages aan de opwarming van de aarde voorkomen?
Hoe wordt over deze effecten gerapporteerd? Zijn er concrete reductiedoelen voor opgesteld?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.