Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 970 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021 (Dertiende incidentele suppletoire begroting)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 december 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 december 2021 voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Bij brief van 14 december 2021 zijn ze door de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vraag 1
Geldt het beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet voor alle nieuwe uitgaven
en verplichtingen in de 13e incidentele suppletoire begroting (ISB) voor het jaar
2021 of slechts voor een deel?
Antwoord:
Ja, voor alle in de 13e incidentele suppletoire begroting 2021 opgenomen uitgaven
en verplichtingen moest een beroep worden gedaan op artikel 2.27, tweede lid, van
de Comptabiliteitswet.
Vraag 2
Hoeveel geld is er bij elkaar opgeteld in totaal in 2020 en 2021 (inclusief deze 13e
ISB) uitgegeven aan de maatregelen rond het coronavirus vanuit de ontwerpbegroting
VWS voor het jaar 2022 (dus voor vaccinatie, testen (voor toegang), et cetera)? Kunt
u dit uitsplitsen per jaar?
Antwoord:
Voor de in de ontwerpbegroting VWS voor het jaar 2022 opgenomen maatregelen in verband
met corona zijn nog geen uitgaven gedaan. De uitgaven voor de maatregelen rond het
coronavirus van 2020 zijn verantwoord in het Jaarverslag 2020 en betroffen € 5,2 miljard.
In totaal is er tot en met de 13e ISB € 10,65 miljard op de begroting van VWS aan beschikbare kasmiddelen beschikbaar
gesteld in 2021. In het Jaarverslag 2021 wordt definitief vastgesteld hoeveel er is
uitgegeven in 2021. Voor een totaal overzicht verwijs ik u naar de volgende tabel:
Art.
Omschrijving maatregel
realisatie 2020
2021
2022
2023
2024
2025
A. Begrotingsgefinancierd
2, 1 en 3
1) Aanschaf en distributie medische beschermingsmiddelen
1229
3
54
28
1
2) GGD'en en veiligheidsregio's
387
2.822
1.093
1
3) IC-capaciteit
91
191
162
6
4) Ondersteuning sportsector
68
306
43
4
5) Ondersteuning zorgpersoneel
0
22
1, 2 en 4
6) Onderzoek inzake COVID-19
40
15
124
32
6
2
1
7) Testcapaciteit
949,0
3.524
1.078
1 en 9
8) Vaccin ontwikkeling, implementatie en medicatie
93
1.754
818
378
4
9) Zorgbonus
2054
928
19
1
4
10) Omscholen personeel voor arbeidsmarkt zorg
0
96
4
11) Zorgkosten en bijstand Caribisch Nederland
75
91
34
1, 2, 3, 4, 5, 9 en 10
12) Overige maatregelen (plafond Rijksbegroting)
68
512
81
5
4
13) Garanties
388
Totaal A
5.054
10.653
3.506
444
10
2
B. Premiegefinancierd
13) Meerkosten COVID-19 Wlz (plafond Zorg)
190
162
14) Overige maatregelen (plafond Zorg)
16
100
44
Totaal B
206
262
44
0
0
0
Totaal A+B=C
5.260
10.915
3.550
444
10
2
Vraag 3
Hoeveel geld is er, nu ook met bijstelling voor 2022, begroot voor uitgaven aan maatregelen
rondom het coronavirus vanuit de ontwerpbegroting VWS voor het jaar 2022 (dus voor
vaccinatie, testen (voor toegang), et cetera)?
Antwoord:
Op het moment van de ISB13 was een bedrag begroot van € 10,65 miljard in 2021 en € 3,5 miljard
in 2022 op de begroting beschikbaar (exclusief premie). Dit bedrag is inclusief de
mutaties uit de 2e nota van wijziging op de begroting 2022 die gelijktijdig met de ISB13 werd aangeboden
aan de Tweede Kamer. Voor de totaal begrote uitgaven per jaar en per maatregel verwijs
ik naar de Coronatabel die opvolgend in elke ISB en NvW wordt opgenomen (zie de tabel
bij vraag 2).
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel vaccins er voor het jaar 2022 beschikbaar zijn inclusief de
bestaande orders? Kunt u dit uitsplitsen per type vaccin?
Antwoord:
Voor 2022 en 2023 heb ik 35 miljoen doses BionTech/Pfizer ingekocht, waarvan ik er
17,5 miljoen in 2022 zal ontvangen. Bovendien zal ik nog circa 10 miljoen doses Moderna
uit de contracten van 2021 ontvangen in 2022. Ook heb ik 840.000 doses Novavax en
10.000 doses van het Valneva-vaccin besteld. Ten aanzien van deze laatste twee vaccins
moet nog blijken of deze markttoelating zullen verkrijgen in de EU.
Vraag 5
Kunt u aangeven hoeveel vaccins er zijn aangeschaft voor kinderen van vijf tot twaalf
jaar? Bent u van plan er meer aan te schaffen?
Antwoord:
De vaccins van BionTech/Pfizer die voor 2022 en 2023 zijn ingekocht, kunnen deels
worden omgezet in vaccins voor kinderen onder 12 jaar. Op dit moment is het totaal
beschikbare volume nog niet duidelijk, maar voor december hebben we inmiddels 42.000
doses besteld en voor januari 786.000.
Vraag 6
Hoeveel griepvaccins zijn er in 2019, 2020, 2021 ingekocht en hoeveel bent u van plan
voor het jaar 2022 aan te schaffen?
Antwoord:
In de onderstaande tabel is te zien hoeveel griepvaccins er in 2019, 2020 en 2021
zijn ingekocht:
Jaartal
Ingekocht
2019
3,360 miljoen
2020
4,084 miljoen
2021
4,676 miljoen
Voor 2022 is budgettair ruimte voor de aanschaf van 3,264 miljoen vaccins. Ik moet
nog een besluit nemen over hoeveel vaccins er in 2022 worden aangeschaft.
Vraag 7
Kunt u de uitgaven van € 385 miljoen aan garanties nader toelichten?
Antwoord:
De opbouw van de circa € 385 miljoen volgt uit de twee garantieregelingen testmaterialen
en analysecapaciteit. Conform de 11e incidentele suppletoire begroting 2021 is de
opbouw als volgt: Voor testmaterialen is het maximale garantieplafond circa € 221 miljoen.
Voor de analysecapaciteit is reeds circa € 86 miljoen aan garantiebetalingen gerealiseerd
in de periode 1 januari 2021 tot en met 15 augustus 2021. Voor de periode 16 augustus
tot en met 31 augustus wordt een maximale garantiebetaling van circa € 78 miljoen
verwacht.
Vraag 8
Betreffen de uitgaven van € 385 miljoen aan garanties de garantieregelingen voor testmaterialen
en analysecapaciteit?
Antwoord:
Ja, dit betreft de mogelijke uitgaven volgend uit de garantieregelingen testmaterialen
en analysecapaciteit. Het toetsingskader van de garantieregelingen heeft uw Kamer
ontvangen bij de 11e ISB 2021 (Kamerstukken, 2020/2021, PM).
Vraag 9
Is het zeker dat € 385 miljoen aan garanties daadwerkelijk tot uitbetaling zal komen,
of kan dit lager uitvallen?
Antwoord:
De uitbetaling van de garanties kan ook lager uitvallen. In de garantieregeling analysecapaciteit
is bijvoorbeeld nog met een maximale garantiebetaling gerekend voor de periode 16 augustus
tot en met 31 december. Elke test die gedaan wordt en betaald wordt op de reguliere
wijze (gebruik), wordt in mindering gebracht op de uit te betalen garanties. Vanwege
de hoge testaantallen in het najaar zullen ook de garantiebetalingen over deze periode
lager uitvallen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor verbruikte testmaterialen. Daardoor
kan het totaal te betalen garantiebedrag lager uitvallen.
Vraag 10
Wat betekent de constatering van de Auditdienst Rijk (ADR) in het interim--auditrapport
dat VWS de betrouwbaarheid van het aantal door laboratoria beoordeelde testen niet
zelf kan vaststellen, voor de afwikkeling van de garantieregeling?
Antwoord:
VWS stelt alles in het werk om de betrouwbaarheid van het aantal door laboratoria
beoordeelde testen vast te stellen. De Auditdienst Rijk wordt door VWS ook meegenomen
in de gekozen aanpak en de uitkomsten daarvan. De uitkomsten zullen vervolgens door
VWS in haar jaarverslag over 2021 gepresenteerd worden.
Vraag 11
Welk deel van de door u in het kader van de garantieregeling op te kopen overgebleven
testmaterialen kunnen naar verwachting worden doorverkocht? Welke opbrengsten verwacht
u daarmee te kunnen realiseren?
Antwoord:
Ik heb daar nu nog geen zicht op en kan evenmin inschatten wat de opbrengsten daarvan
mogelijk zullen zijn.
Vraag 12
Wat is de stand van zaken van de bredere beschouwing van de test- en traceerketen,
waarbinnen de garantieregelingen worden geëvalueerd? Kunt u de resultaten hiervan
al naar de Kamer sturen?
Antwoord:
Ik doel met deze bredere beschouwing op de evaluatie van de coronacrisis als geheel.
Het aangaan van de contracten die hebben geleid tot de garantieregelingen moeten bezien
worden in de context van het test- en traceerbeleid en de keten. Deze evaluatie is
nog niet begonnen. De resultaten van de evaluatie zullen uiteraard met uw Kamer gedeeld
worden.
Vraag 13
Waarom is de garantie aan DSM niet opgenomen in het overzicht van risicoregelingen
dat is opgenomen in paragraaf 2.5 van de ontwerpbegroting VWS voor het jaar 2022?
Antwoord:
Aan het begin van de COVID-19 crisis (voorjaar 2020) was er in Nederland een groot
tekort aan grondstoffen voor in de gezondheidssector benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen
opgetreden. Het werd daarom noodzakelijk gezien om de productie van deze grondstoffen
op te starten in Nederland. Door DSM is in het voorjaar van 2020 aangegeven dat zij
bereid waren een investering te doen om de productie van meltblown polypropyleen («mbPP»),
de kritische filtermateriaal laag in de mondkapjes, voor met name de Nederlandse zorgsector,
binnen Nederlandse grenzen op te zetten.
DSM heeft op 5 juni 2020 een bestelling geplaatst bij de firma Reifenhauser in Duitsland
voor een mbPP machine (de «meltblownmachine») met een geplande (turn-key) levertijd
begin april 2021. Uw Kamer is in de brieven stand van zaken 15 april 2020 (Kamerstukken II
2019/2020, 25 295, nr. 249) en antwoord op Kamervragen van d.d. 16 juni 2020 (Kamervragen 2019/2020, nr. 3169) wel geïnformeerd over de verkenning van de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen
en dat er gesprekken werden gevoerd met meerdere leveranciers waaronder DSM.
Onderkend is dat de marktprijs van mbPP in Europa sinds de start van de COVID-19 crisis
sterk varieerde en sinds januari en juni 2020 geschommeld heeft tussen ca € 8 en € 60
per kg. Mede gegeven de levertijd werd het noodzakelijk geacht vanwege de potentiële
financiële risico's die DSM hierbij liep, door VWS een garantie af te geven aan DSM
vanwege deze risico’s. Er is op 8 juli 2020 een overeenkomst tot garantstelling van
€ 7,1 miljoen aangegaan.
Ik heb helaas moeten constateren dat de voorgeschreven procedure in het kader van
risicoregelingen hierbij niet is gevolgd en uw Kamer niet adequaat is geïnformeerd
ten tijde van het aangaan van de garantie. Er is in het jaarverslag 2020 wel een verplichting
opgenomen, maar geen garantie toegevoegd. Dit heeft er ook toe geleid dat de garantie
eveneens niet is verwerkt in het overzicht risicoregelingen. Zodra bekend werd dat
er sprake was van een garantie (en het inroepen van de garantie door DSM) is het zo
spoedig mogelijk verwerkt in de dertiende incidentele suppletoire begroting en is
uw Kamer hierover geïnformeerd.
Pas na beroep door DSM op de garantieregeling zijn deze omissies boven water gekomen.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat er geen andere garanties zijn afgegeven waarbij
de procedures niet zijn gevolgd.
Vraag 14
Wanneer is de verplichting van € 7,1 miljoen aangegaan en in welk (begrotings)document
is dit aan de Kamer gemeld?
Antwoord:
Aan het begin van de COVID-19 crisis (voorjaar 2020) was er in Nederland een groot
tekort aan grondstoffen voor in de gezondheidssector benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen
opgetreden. Het werd daarom noodzakelijk gezien om de productie van deze grondstoffen
op te starten in Nederland. Door DSM is in het voorjaar van 2020 aangegeven dat zij
bereid waren een investering te doen om de productie van meltblown polypropyleen («mbPP»),
de kritische filtermateriaal laag in de mondkapjes, voor met name de Nederlandse zorgsector,
binnen Nederlandse grenzen op te zetten.
DSM heeft op 5 juni 2020 een bestelling geplaatst bij de firma Reifenhauser in Duitsland
voor een mbPP machine (de «meltblownmachine») met een geplande (turn-key) levertijd
begin april 2021. Uw Kamer is in de brieven stand van zaken 15 april 2020 (Kamerstukken II
2019/2020, 25 295, nr. 249) en antwoord op Kamervragen van d.d. 16 juni 2020 (Kamervragen 2019/2020, nr. 3169) wel geïnformeerd over de verkenning van de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen
en dat er gesprekken werden gevoerd met meerdere leveranciers waaronder DSM.
Onderkend is dat de marktprijs van mbPP in Europa sinds de start van de COVID-19 crisis
sterk varieerde en sinds januari en juni 2020 geschommeld heeft tussen ca € 8 en € 60
per kg. Mede gegeven de levertijd werd het noodzakelijk geacht vanwege de potentiële
financiële risico's die DSM hierbij liep, door VWS een garantie af te geven aan DSM
vanwege deze risico’s. Er is op 8 juli 2020 een overeenkomst tot garantstelling van
€ 7,1 miljoen aangegaan.
Ik heb helaas moeten constateren dat de voorgeschreven procedure in het kader van
risicoregelingen hierbij niet is gevolgd en uw Kamer niet adequaat is geïnformeerd
ten tijde van het aangaan van de garantie. Er is in het jaarverslag 2020 wel een verplichting
opgenomen, maar geen garantie toegevoegd. Dit heeft er ook toe geleid dat de garantie
eveneens niet is verwerkt in het overzicht risicoregelingen. Zodra bekend werd dat
er sprake was van een garantie (en het inroepen van de garantie door DSM) is het zo
spoedig mogelijk verwerkt in de dertiende incidentele suppletoire begroting en is
uw Kamer hierover geïnformeerd.
Pas na beroep door DSM op de garantieregeling zijn deze omissies boven water gekomen.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat er geen andere garanties zijn afgegeven waarbij
de procedures niet zijn gevolgd.
Vraag 15
Is er bij de garantiestelling voor DSM, gebruik gemaakt van de uitzondering in artikel 2.27
van de Comptabiliteitswet? Zo ja, waarom? Zo nee, wanneer is de Kamer akkoord gegaan
met deze garantiestelling?
Antwoord:
Aan het begin van de COVID-19 crisis (voorjaar 2020) was er in Nederland een groot
tekort aan grondstoffen voor in de gezondheidssector benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen
opgetreden. Het werd daarom noodzakelijk gezien om de productie van deze grondstoffen
op te starten in Nederland. Door DSM is in het voorjaar van 2020 aangegeven dat zij
bereid waren een investering te doen om de productie van meltblown polypropyleen («mbPP»),
de kritische filtermateriaal laag in de mondkapjes, voor met name de Nederlandse zorgsector,
binnen Nederlandse grenzen op te zetten.
DSM heeft op 5 juni 2020 een bestelling geplaatst bij de firma Reifenhauser in Duitsland
voor een mbPP machine (de «meltblownmachine») met een geplande (turn-key) levertijd
begin april 2021. Uw Kamer is in de brieven stand van zaken 15 april 2020 (Kamerstukken II
2019/2020, 25 295, nr. 249) en antwoord op Kamervragen van d.d. 16 juni 2020 (Kamervragen 2019/2020, nr. 3169) wel geïnformeerd over de verkenning van de productie van persoonlijke beschermingsmiddelen
en dat er gesprekken werden gevoerd met meerdere leveranciers waaronder DSM.
Onderkend is dat de marktprijs van mbPP in Europa sinds de start van de COVID-19 crisis
sterk varieerde en sinds januari en juni 2020 geschommeld heeft tussen ca € 8 en € 60
per kg. Mede gegeven de levertijd werd het noodzakelijk geacht vanwege de potentiële
financiële risico's die DSM hierbij liep, door VWS een garantie af te geven aan DSM
vanwege deze risico’s. Er is op 8 juli 2020 een overeenkomst tot garantstelling van
€ 7,1 miljoen aangegaan.
Ik heb helaas moeten constateren dat de voorgeschreven procedure in het kader van
risicoregelingen hierbij niet is gevolgd en uw Kamer niet adequaat is geïnformeerd
ten tijde van het aangaan van de garantie. Er is in het jaarverslag 2020 wel een verplichting
opgenomen, maar geen garantie toegevoegd. Dit heeft er ook toe geleid dat de garantie
eveneens niet is verwerkt in het overzicht risicoregelingen. Zodra bekend werd dat
er sprake was van een garantie (en het inroepen van de garantie door DSM) is het zo
spoedig mogelijk verwerkt in de dertiende incidentele suppletoire begroting en is
uw Kamer hierover geïnformeerd.
Pas na beroep door DSM op de garantieregeling zijn deze omissies boven water gekomen.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat er geen andere garanties zijn afgegeven waarbij
de procedures niet zijn gevolgd.
Vraag 16
Kunt u nader uitsplitsen waarom € 7,1 miljoen euro nodig was voor de garantiestelling?
Want is uw opvatting over de hoogte van dit bedrag?
Antwoord:
De investeringskosten van de meltblownmachine bedroegen € 7,1 miljoen euro. Door de
gedaalde verkoopprijzen van meltblown was het niet mogelijk de investeringskosten
terug te verdienen en is er sprake van oplopende exploitatieverliezen.
Vraag 17
Kunt u aangeven wat de planning is van de opstart van productie van mondkapjes in
Nederland door DSM als de grondstofprijs weer daalt?
Antwoord:
Dat kan ik niet aangeven, dit is een beslissing die bij Dutch PPE Solutions zelf ligt.
Vraag 18
Hoeveel miljoen mondkapjes worden momenteel geproduceerd in Nederland en is dit voldoende
voor de Nederlandse markt? Zo nee, is Nederland dan nog in grote mate afhankelijk
van landen buiten de EU, zoals China?
Antwoord:
Het is niet bekend hoeveel mondmaskers er in Nederland worden geproduceerd. Het Ministerie
van VWS weet alleen wat er geproduceerd wordt door de producenten waar een overeenkomst
mee is afgesloten. Zorgverleners zijn ook niet verplicht om in Nederland hun mondmaskers
in te kopen. Er is met 5 producenten een contract afgesloten voor in totaal 44,5 miljoen
mondmaskers.
Vraag 19
Kunt u nader toelichten waarom de kosten voor testen lager uitvallen? Komt dit alleen
door een lager aantal testen of ook door een andere prijs?
Antwoord:
De kosten van testen zijn lager uitgevallen omdat de werkelijke aantallen testen tot
september lager waren dan de gecontracteerde aantallen. In de contracten voor laboratoriumanalyse
wordt rekening gehouden met het grillige verloop van de pandemie en het beschikbaar
zijn van labcapaciteit tot het maximale aantal van het gekozen testscenario.
Vraag 20
Wat betekent de neerwaartse bijstelling van de kosten voor testen voor de raming van
de kosten voor testen in de toekomst? Moet deze raming worden aangepast? Kunt u toelichten
of de gehanteerde ramingsmethodiek voor de kosten van testen accuraat is of dat deze
wordt aangepast?
Antwoord:
De neerwaartse bijstelling is het gevolg van de lager uitgevallen aantallen geanalyseerde
testen, terwijl ik in mijn begroting gerekend had met de maximaal gecontracteerde
aantallen. Bij het aangaan van een verplichting dien ik volgens de comptabele wet-
en regelgeving het volledige bedrag aan verplichtingen- en kasruimte op mijn begroting
te hebben staan, om een onrechtmatigheid te voorkomen. Ik begrijp ook dat het belangrijk
is een realistisch beeld te geven van de nog te verwachten uitgaven in een jaar. Deze
twee uitgangspunten zijn, in deze situatie waarin golven optreden die leiden tot een
grillig verloop van het gebruik van testen, lastig samen te brengen. Daarom blijf
ik aandacht houden voor de ramingssystematiek en bekijk ik periodiek of ik mijn begroting
bij kan of moet stellen op dit onderdeel. Ik verwacht dit in elk geval te doen bij
de normale momenten in het begrotingsproces.
Vraag 21
Hoe verhoudt de verlaging van het budget voor de zorgbonus met € 73,5 miljoen zich
tot het vaststellen van de hoogte van de bonus op basis van het totaal beschikbare
budget? Is de bonus te laag vastgesteld?
Antwoord:
De in de ISB-13 opgenomen verlaging van het budget voor de zorgbonus van € 73,5 miljoen
heeft betrekking op de toekenning van de zorgbonus 2020 van € 1.000 aan zorgverleners
die werkzaam zijn voor pgb-houders Wlz, Wmo en Jeugdwet. Om een budgetoverschrijding
te voorkomen bij de pgb-zorgbonus 2020 is uitgegaan van een raming met een aanvraagpercentage
van 100%. Pgb-budgethouders hebben een afgewogen keuze hebben gemaakt wie voor de
zorgbonus 2020 in aanmerking kwamen. Dit heeft ertoe geleid dat niet het volledig
beschikbare budget benut hoefde te worden. Van een te laag vastgesteld bonusbedrag
is hierbij geen sprake: de zorgbonus 2020 kende een vast bedrag van netto € 1.000
per zorgprofessional. De verlaging van het budget staat los van de vaststelling van
de hoogte en toekenning van de zorgbonus 2021. Voor de zorgbonus 2021 was een apart
budget beschikbaar van € 720 mln.
Vraag 22
Kunt u de oorzaken van de benodigde correctieboekingen die in de 13e ISB worden doorgevoerd
nader toelichten? Is sprake geweest van onjuiste financiële administratie?
Antwoord:
De doorgevoerde correctieboekingen betreffen wijzigingen van instrument. Er zijn twee
oorzaken: In het eerste geval bleek in de uitvoering dat een ander instrument beter
passend was. Dat heeft zich bijvoorbeeld voorgedaan bij de quarantaineplicht. Daarvoor
heb ik in de 6e ISB alle middelen op het instrument Opdrachten geboekt. Bij de uitvoering
bleek een deel betrekking te hebben op gemeenten, waardoor ik een storting in het
Gemeentefonds heb gedaan. Daarom heb ik hiervoor gecorrigeerd naar het instrument
Bijdrage Medeoverheden.
Een tweede oorzaak is dat er per abuis een verkeerd instrument is gehanteerd bij het
verwerken van de mutatie in de administratie. Dat heeft zich bijvoorbeeld voor gedaan
bij de middelen voor testen voor toegang fase 3a, die per abuis op het instrument
Bijdrage Medeoverheden zijn geboekt terwijl deze als Opdracht worden besteed.
Vraag 23
Geldt het beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet voor alle nieuwe uitgaven
en verplichtingen in de 13e ISB of slechts voor een deel?
Antwoord:
Ja, voor alle in de 13e incidentele suppletoire begroting opgenomen uitgaven en verplichtingen
moest een beroep worden gedaan op artikel 2.27, tweede lid, van de Comptabiliteitswet.
Vraag 24
Tot wanneer is beroep op artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet nog te rechtvaardigen,
gezien het feit dat we moeten leren leven met het SARS-CoV-2 virus en de onvoorspelbaarheid
ervan afneemt?
Antwoord:
We moeten inderdaad leren leven met het coronavirus, in elk geval voorlopig. Snelle
uitbraken van het virus zijn echter nog lang niet altijd voorspelbaar gebleken. Daarom
kan ik de noodzaak tot het nemen van urgente maatregelen ook voor de toekomst niet
uitsluiten.
Vraag 25
Kunt u toelichten waarom de uitgaven met – € 2,2 miljard worden bijgesteld en de verplichtingen
met slechts € 875 miljoen? Is het verschil volledig te verklaren door de uitgavenmutaties
in de tweede nota van wijziging bij de ontwerpbegroting VWS voor het jaar 2022?
Antwoord:
Ja, dat klopt. De verplichtingen die in 2021 worden aangegaan en betrekking op hebben
uitgaven in 2022 zijn geboekt in deze 13e suppletoire begroting 2021. De bijbehorende kasmutaties zijn verwerkt in de tweede
nota van wijziging 2022. Hiermee kan het verschil tussen de totale verplichtingen-
en uitgavemutatie in deze incidentele suppletoire begroting verklaard worden.
Vraag 26
Kunt u een overzicht geven van de belangrijkste neerwaartse en opwaartse mutaties
van de verplichtingen in de dertiende ISB?
Antwoord:
Het grootste deel van de in de 13e incidentele suppletoire begroting 2021 opgenomen
verplichtingen betreffen neerwaartse bijstellingen op de tot artikel 1 behorende verplichtingen
in verband met testcapaciteit (1,8 miljard) en testen voor toegang spoor 2a, 2b (0,5 miljard).
De grootste opwaartse bijstellingen betreffen de GGD-meerkosten (€ 249 miljoen) en
de kosten voor BTW op testen en vaccins (€ 441 miljoen).
Vraag 27
In de tweede nota van wijziging bij de ontwerpbegroting VWS voor het jaar 2022 wordt
een uitbreiding gedaan van het huidige ontzorgingsprogramma voor de sportsector met
een incidentele subsidie van € 14 miljoen aan enkele partijen die ruim 6000 eigenaren
van sportaccommodaties gaan ontzorgen, kunt u nader toelichten waar dat voor bedoeld
is en wat de oorsprong is van deze gelden? In welke kamerbrief wordt hier nader uitleg
aan gegeven?
Antwoord:
De € 14 miljoen hebben de oorsprong binnen de € 6,8 miljard die het kabinet heeft
vrijgemaakt om de aanpak op klimaat te intensiveren, waarover uw Kamer geïnformeerd
is in de aanbieding van de Miljoenennota (Kamerstukken II 2021/2022, 35 925, nr. 1) Miljoenennota, Belastingplan, begrotingen en bijbehorende stukken | Prinsjesdag: Miljoenennota
en Rijksbegroting | Rijksoverheid.nl). Onderdeel van de aanpak is de versnelde verduurzaming van maatschappelijk vastgoed
zoals de sportaccommodaties.
Vraag 28
Hoeveel geld is tot nu toe in totaal uitgegeven aan testen voor toegang?
Antwoord:
Op dit moment vindt de voorlopige afrekening plaats voor testen voor toegang over
de periode maart tot en met september 2021. Hier kan ik nu nog niet op vooruit lopen.
De uitgaven sinds oktober beschouw ik als de lopende periode waardoor hier nog wijzigingen
in plaats vinden. De afrekening hierover vindt plaats in het voorjaar 2022. Daarna
kan inzicht worden gegeven in hoeveel er totaal is uitgegeven aan testen voor toegang.
Vraag 29
Hoeveel geld is er in totaal nog begroot voor testen voor toegang, dat nog niet is
uitgegeven?
Antwoord:
Er was in totaal voor 2021 (stand conform 13e ISB 2021) een budget beschikbaar van
€ 1 miljard voor testen voor toegang (ook wel brede inzet toegangsbewijzen). De definitieve
afrekening van de uitgaven volgt in 2022, waardoor ik daarna pas volledig inzicht
kan geven in hoeverre het beschikbare budget ook is uitgegeven.
Vraag 30
Kunt u de uitgaven van € 385 miljoen aan garanties nader toelichten? Betreffen de
uitgaven van € 385 miljoen aan garanties de garantieregelingen voor testmaterialen
en analysecapaciteit?
Antwoord:
Ja, dit betreft de mogelijke uitgaven volgend uit de garantieregelingen testmaterialen
en analysecapaciteit. De opbouw van de circa € 385 miljoen volgt uit de twee garantieregelingen
testmaterialen en analysecapaciteit. Voor testmaterialen was het maximale garantieplafond
circa € 221 miljoen. Conform de 11e incidentele suppletoire begroting is de opbouw
als volgt: voor de Analysecapaciteit is reeds circa € 86 miljoen aan garantiebetalingen
gerealiseerd in de periode 1 januari 2021 tot en met 15 augustus 2021. Voor de periode
16 augustus tot en met 31 december werd een maximale garantiebetaling van circa € 78 miljoen
verwacht.
Vraag 31
Wat gebeurt er met de vrijgevallen € 7 miljoen voor de beoogde inzet van Defensiepersoneel
bij vaccinatie- en teststraten?
Antwoord:
De € 7 miljoen die ter beschikking was gesteld voor de beoogde inzet van Defensiepersoneel
bij vaccinatie- en teststraten vloeit terug naar de schatkist. Deze middelen komen
daarmee ten goede aan de staatsschuld.
Vraag 32
Leiden de garanties van € 385 miljoen zeker tot uitgaven?
Antwoord:
De garanties leiden ten dele zeker tot uitgaven. Zo weet ik al dat ik over de periode
1 januari 2021 tot en met 15 augustus 2021 € 86,2 miljoen aan garanties op analysecapaciteit
heb betaald. De totale uitbetaling van de garanties kan echter ook lager uitvallen.
In de garantieregeling analysecapaciteit is bijvoorbeeld met een maximale garantiebetaling gerekend voor de periode
16 augustus tot en met 31 december. Elke test die gedaan wordt en betaald wordt op
de reguliere wijze, wordt in mindering gebracht op de uit te betalen garanties. Vanwege
de hoge testaantallen in het najaar zullen ook de garantiebetalingen over deze periode
lager uitvallen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor verbruikte testmaterialen. Daardoor
kan het totaal te betalen garantiebedrag, lager uitvallen.
Vraag 33
Wanneer is de verplichting van € 7,1 miljoen voor de garantie aan DSM aangegaan en
in welk (begrotings)document is dit aan de Kamer gemeld?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 13. De verplichting is opgenomen in het Jaarverslag 2020,
maar niet separaat toegelicht.
Vraag 34
In hoeverre is er in 2022 voldoende budget voor C-support geraamd, nu het beroep op
C-support in 2021 hoger uitvalt?
Antwoord:
Het beroep op C-support blijft toenemen. Door de vele onzekerheden waarmee de raming
gepaard gaat, kan er momenteel nog geen oordeel worden gegeven over de toereikendheid
van het budget voor 2022. In de loop van 2022 zal ik daarop terugkomen.
Vraag 35
Waarom vervalt de btw-vrijstelling op coronavaccins en testendiensten per 1 oktober
2021?
Antwoord:
De regeling waarop de vraagsteller doelt is beëindigd per 1 oktober jl., omdat op
dat moment ook de overige steunmaatregelen – zowel de generieke economische steun
als de fiscale noodmaatregelen – zijn gestopt (brief aan de Tweede Kamer 30 augustus
2021, nr. CE-AEP/21220232). Er is overigens een verschil tussen een btw-vrijstelling
en een btw tarief van 0%. Met betrekking tot coronavaccins, coronatesten en de diensten
van het vaccineren en testen gold tot 1 oktober jl. tijdelijk een btw tarief van 0%.
Dat gold ook voor mondkapjes. Dit nultarief kon worden toegepast onder de voorwaarden
beschreven in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis. Eén van de belangrijkste voorwaarden
is dat het nultarief alleen geldt als er geen vrijstelling kan worden toegepast. Anders
gezegd: daar waar een btw-vrijstelling kan worden toegepast gaat dit voor op het gebruik
van de 0%-regeling. Dat kan zich ook voordoen bij de diensten vaccineren en testen,
afhankelijk van de feitelijke omstandigheden. Zo is bijvoorbeeld het afnemen van Covid-tests
bij patiënten opgenomen in het ziekenhuis een btw vrijgestelde prestatie. Toepassing
van die vrijstellingen kan dan ook nu nog – na 1 oktober – plaatsvinden; er zijn dus
geen vrijstellingen vervallen. Wel is – zoals hierboven aangegeven – de mogelijkheid
van toepassing van het btw-nultarief vervallen. Vanaf 1 oktober gelden weer de reguliere
btw-tarieven. Voor de aanschaf van coronavaccins is dat 9%, voor coronatestkits 21%.
Voor zover deze producten worden ingekocht door de overheid (zoals voor alle vaccins
geldt), heeft het afschaffen van het nultarief nauwelijks effect op de samenleving.
Vraag 36
Hoe groot is het budget voor boosterprikken in 2021? In hoeverre is dit voldoende
voor het ambitieuze doel om alle 60-plussers in 2021 een boosterprik te geven?
Antwoord:
Ik heb in mijn budget voor 2021 geen expliciet onderscheid gemaakt in de reguliere
vaccinatiecampagne en de booster. Graag refereer ik ook aan mijn brief van 3 november
jl. waarin ik uw Kamer over de boostercampagne heb geïnformeerd. Ook heb ik in mijn
brief van 26 november 2021 met kenmerk 3289172-1020780-PDC19, aangegeven dat de genoemde
versnelling van de boostercampagne mogelijk kan leiden tot een hoger budgettair beslag
voor de vaccinimplementatie in 2021, en dat ik dan een incidentele suppletoire begroting
aan u zend waarbij ik onderbouwd een beroep zal doen op artikel 2.27, tweede lid uit
de Comptabiliteitswet.
Vraag 37
Waarom was de inzet van Defensie bij de ondersteuning bij teststraten niet nodig,
want er zijn toch genoeg problemen bij de capaciteit voor teststraten op het moment?
Antwoord:
Het geclaimde bedrag is in het voorjaar van 2021 aan mijn begroting toegevoegd. Gedurende
deze periode is er, gegeven de testvraag van dat moment, niet zoveel inzet door Defensie
geweest dat een bijdrage aan een ander begrotingshoofdstuk van toepassing was. Dat
deze middelen voor die periode niet gebruikt zijn en daarom vrijvallen, heeft mij
er niet van weerhouden om Defensie opnieuw te verzoeken om hun bijstand.
Vraag 38
Kunt u een overzicht geven van de lopende projecten in 2021 en 2022 van Sectorplanplus
onder het budget van € 22,5 miljoen dat zij ontvangen heeft voor corona-activiteiten?
Antwoord:
De periode waarbinnen deze activiteiten mochten worden uitgevoerd liep tot en met
30 juni 2021. Onder SectorplanPlus lopen op dit moment dan ook geen trajecten meer
die vallen onder de € 22,5 mln. voor corona-activiteiten.
We verwachten de verantwoording hierover uiterlijk 15 december 2021 te ontvangen.
Na de definitieve vaststelling van de realisatiecijfers zullen de bijbehorende betalingen
begin 2022 plaatsvinden.
Vraag 39
Wat is de reden dat organisaties veel minder zorgbonus hebben aangevraagd?
Antwoord:
De onderschrijding op de uitgaven voor de zorgbonus heeft betrekking op de zorgbonus
2020 ten behoeve van zorgverleners die werkzaam zijn voor pgb-houders Wlz, Wmo en
Jeugdwet. Bij de raming van het benodigde budget was uitgegaan van een aanvraag door
100% van deze doelgroep, om daarmee een budgetoverschrijding te voorkomen. Een lager
aanvraagpercentage in de praktijk lag echter voor de hand, doordat niet iedere zorgverlener
een uitzonderlijke prestatie in COVID-tijd heeft verricht. In de praktijk is voor
circa 23% van deze zorgverleners een bonus aangevraagd, waaruit kan worden afgeleid
dat pgb-houders een afgewogen keuze hebben gemaakt bij de vraag of en zo ja welke
zorgverleners een uitzonderlijke prestatie hebben verricht in COVID-tijd en daarmee
in aanmerking zouden komen voor de bonus.
Vraag 40
Hoe verhoudt de verlaging van het budget voor de zorgbonus met € 73,5 miljoen zich
tot het vaststellen van de hoogte van de bonus op basis van het totaal beschikbare
budget? Is de zorgbonus te laag vastgesteld?
Antwoord:
De in de ISB-13 opgenomen verlaging van het budget voor de zorgbonus van € 73,5 miljoen
heeft betrekking op de toekenning van de zorgbonus 2020 van € 1.000 aan zorgverleners
die werkzaam zijn voor pgb-houders Wlz, Wmo en Jeugdwet. Om een budgetoverschrijding
te voorkomen bij de pgb-zorgbonus 2020 is uitgegaan van een raming met een aanvraagpercentage
van 100%. Pgb-budgethouders hebben een afgewogen keuze hebben gemaakt wie voor de
zorgbonus 2020 in aanmerking kwamen. Dit heeft ertoe geleid dat niet het volledig
beschikbare budget benut hoefde te worden. Van een te laag vastgesteld bonusbedrag
is hierbij geen sprake: de zorgbonus 2020 kende een vast bedrag van netto € 1.000
per zorgprofessional. De verlaging van het budget staat los van de vaststelling van
de hoogte en toekenning van de zorgbonus 2021. Voor de zorgbonus 2021 was een apart
budget beschikbaar van € 720 mln.
Vraag 41
Kunt u de korting van € 85 miljoen op «Sport verenigt Nederland» nader toelichten?
Antwoord:
De COVID-19-tegemoetkomingsregelingen voor 2021 (TASO, TVS en SPUK IJZ) zijn ingericht
om mee te ademen met het niveau van beperkende maatregelen en financiële schade in
de sector. Door versoepelingen in de beperkende maatregelen is door minder instellingen
en voor lagere bedragen aan steun aangevraagd dan er aan budget beschikbaar is gesteld.
Daardoor ontstaat een onderbesteding. Het betreft € 59 miljoen op het instrument subsidies
en € 26 miljoen op instrument bijdragen aan medeoverheden. Dit leidt tot een totale
onderbesteding van 85 miljoen op «Sport verenigt Nederland». Er is dus geen sprake
van een doelbewuste korting, maar van een autonome ontwikkeling.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.