Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de nieuwe regelingen gedupeerden (Kamerstuk 31066-912)
2021D43462 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 15 november 2021 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voorgelegd over haar op
29 oktober 2021 toegezonden brief inzake nieuwe regelingen gedupeerden (Kamerstuk
31 066, nr. 912).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Nieuwe regelingen gedupeerden»
en hebben nog een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of de herijking
van de huidige herstelregelingen voor of tegelijkertijd zal worden afgerond met de
vormgeving van de aanvullende regelingen, inclusief de bijbehorende uitvoeringstoetsen
en begrotingswetsvoorstellen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe het proces
en de beoordeling eruitziet van de aanvullende regelingen als de uitvoeringstoetsen
en de herijking van huidige herstelregelingen zijn verwerkt. Welke invloed hebben
deze uitvoeringstoetsen en de herijking van de huidige herstelregelingen op de vormgeving
van de aanvullende regelingen, zowel inhoudelijk als op de planning?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris meer toelichting kan geven
op de afweging voor het tempo maken bij het tot stand brengen van de definitieve regelingen
en niet wordt gewacht tot de uitvoeringstoetsen en herijking verwerkt zijn, in afwijking
van het advies van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hoe verhoudt zich deze
afweging met de oplopende wachttijden en problemen bij de afhandeling van de huidige
herstelregelingen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven wanneer de
Staatssecretaris de onderliggende stukken van deze brief aan de Kamer kan doen toekomen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris bij de kindregeling rekening
heeft gehouden met het feit dat nog steeds nieuwe gedupeerde ouders zich melden. Op
welke manier heeft de Staatssecretaris hiermee rekening gehouden?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten op basis
waarvan de inschatting van het aantal kinderen binnen de doelgroep van de kindregeling
zullen vallen is gemaakt. Hoe groot schat de Staatssecretaris het risico in dat dit
een veelvoud zal zijn en hoe zal de Staatssecretaris met dit risico omgaan?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven wanneer het
onderzoek naar mogelijkheden in bijvoorbeeld een hardheidsclausule of vangnetbepaling
ter voorkoming dat kinderen ten onrechte buiten de regeling vallen zal worden afgerond.
Bij welke instanties zal de uitvoering van mogelijkheden komen te liggen? Heeft de
Staatssecretaris rekening gehouden met de wenselijkheid dat er één aanspreekpunt is
voor een kind of kinderen uit één gezin hierbij?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe met de
situatie zal worden omgegaan waarbij het contact met de ouders van de kinderen lastig
is/stroef verloopt in het licht van de extra ondersteuning die wordt geboden door
gemeenten aan gedupeerde gezinnen die hebben aangegeven hier behoefte aan te hebben.
Hoe beoordeelt de Staatssecretaris deze extra ondersteuning in het licht van de recente
berichtgevingen dat gemeenten niet altijd over de juiste gegevens beschikken om contact
met deze gezinnen op te kunnen nemen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het mogelijk is dat de tegemoetkoming aan de
kinderen mogelijk kan vermengen met het vermogen van de ouders. Deze leden vragen
of de Staatssecretaris naast de informatieverstrekking aan de ouders en kinderen ook
andere vormen van ondersteuning of regelingen onderzoekt om dit risico zoveel mogelijk
te mitigeren.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoeveel ruimte
precies zal worden geboden aan de ouders en kinderen om de betaling enige tijd uit
te stellen. Op welke manier worden de ouders en kinderen hierin ondersteund?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe een versnelde
procedure van de uitvoering van de kindregeling zich verhoudt met de wachttijden en
problemen bij de uitvoering van de huidige herstelregelingen. Hoe wordt rekening gehouden
met een zorgvuldige en tijdige afhandeling van beide regelingen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe groot
het risico wordt ingeschat dat veel ouders zich na 1 januari 2023 aanmelden en hierdoor
het kind al ouder is dan het moment van de peildatum? Om hoeveel kinderen zal het
hierbij gaan, aangezien er zich nog tot op heden ouders als gedupeerde melden?
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris op welke manier de Staatssecretaris
de mogelijkheden van de uitvoering van de verschillende onderdelen van herstel bij
verschillende partijen verkent, waarbij rekening wordt gehouden met de problemen en
wachttijden bij de afhandeling van de huidige herstelregelingen. Hoe wordt hierbij
rekening gehouden dat mogelijke dossieroverdracht juist verloopt en aanspreekpunten
duidelijk zijn voor de kinderen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat kinderen van als gedupeerde aangemerkte ouders
zich nu niet hoeven aan te melden of te worden aangemeld door hun ouders. Deze leden
vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe dit proces precies eruit zal zien.
Hoe zal dit proces eruitzien voor de niet-gezamenlijke kinderen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten op basis
waarvan de aantallen van de gedupeerden met een opzet/grove schuld (O/GS) label en
gedupeerden uit de vijf CAF-zaken zijn vastgesteld.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe het proces
eruitziet waarbij O/GS-gedupeerden op verzoek getoetst kunnen worden op institutionele
vooringenomenheid. Hoe verhoudt dit proces zich met de uitvoering van de huidige herstelregelingen
in het licht van de capaciteit bij de uitvoering hiervan? Hoe groot wordt deze groep
O/GS-gedupeerden die hiervan gebruik willen maken ingeschat?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris rekening houdt met de capaciteit
van de uitvoeringsorganisatie herstel toeslagen, ook gezien deze uitvoeringsorganisatie
reeds belast is met de uitvoering van de huidige herstelregelingen en vragen de Staatssecretaris
hoeveel capaciteit hiervoor extra nodig is. Zal deze afweging worden meegenomen in
de uitvoeringstoets?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe de noodvoorziening
momenteel verloopt en hoeveel ouders zich hiervoor hebben aangemeld. Is deze noodvoorziening
toereikend?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoeveel gedupeerden
gevolgschade hebben bij andere toeslagen, niet zijnde schrijnende gevallen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe wordt
omgegaan met (schrijnende) gevallen waarbij op één of een paar dagen niet aan de éénjaarstoets
wordt voldaan bij de ex-partnerregeling.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten op basis
waarvan de inschatting is gemaakt van de omvang van de complete groep ex-partners.
Hoe groot wordt het risico ingeschat dat dit een veelvoud zal zijn en hoe zal met
dit risico om worden gegaan?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe de noodvoorziening
momenteel verloopt en hoeveel gedupeerde ex-partners zich hiervoor hebben aangemeld.
Is deze noodvoorziening toereikend?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten hoe de spoedprocedure
voor gedupeerde ex-partners eruit zal gaan zien.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten wat «aannemelijk
maken» en «onderbouwd verzoek» precies inhoudt, indien potentieel sprake is van meer
schade dan het forfaitair bedrag bij de gedupeerde ex-partner. Welke instantie of
contactpersoon zal deze gedupeerde ex-partner doorverwijzen naar juridische bijstand
hiervoor?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoe de schuldenaanpak
zal worden ingericht en welke criteria hierbij zullen worden opgesteld. Hoe sluit
deze aanpak aan bij de huidige herstelregelingen?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris heeft rekening gehouden
met (schrijnende) gevallen van gedupeerde ex-partners waarbij veel vertraging wordt
opgelopen bij de afhandeling van de huidige herstelregelingen bij de gedupeerde ouders
(de gedupeerde aanvrager).
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot of de Staatssecretaris kan toelichten
op welke manier en op basis van welke maatstaven deze grondige uitvoeringstoetsen
voor alle voorgenomen regelingen zullen worden uitgevoerd.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan toelichten welke maatstaven
worden gehanteerd bij het onderzoek en welke partij het best is gepositioneerd om
het financiële component van de kindregeling uit te voeren.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven op welke manier
wordt gewaarborgd dat de uitvoering van de aanvullende regelingen geen vertraging
oplevert voor de huidige herstelregelingen en hoe dit wordt vormgegeven.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66- fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
over de nieuwe regelingen. De leden van de D66-fractie vinden het, net zoals de VNG,
belangrijk om tot uitvoerbare regelingen te komen. Welke regeling heeft dan de grootste
urgentie voor de Staatssecretaris indien de regelingen niet tegelijkertijd snel zijn
uit te voeren?
De kindregeling lijkt vrijwel geheel aan te sluiten op het advies van de kinderen.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om expliciet te maken of de
regeling afwijkt van het advies van de kinderen op meer punten dan de peildatum van
de leeftijd. Deze leden constateren dat de Staatssecretaris het in de brief heeft
over een risico als ouders zich na 1 januari 2023 aanmelden. Deze leden achten het
waarschijnlijker dat dit risico ontstaat door vertraging in de verwerking van de aanvragen.
Heeft de Staatssecretaris overwogen het peilmoment na 1 januari 2023 variabel te maken?
De leden van de D66-fractie lezen dat uitwonende kinderen ook toegang krijgen tot
reguliere ondersteuning van gemeenten. Deze leden vragen op welke groepen de Staatssecretaris
heeft gedoeld bij deze formulering, bijvoorbeeld de uitwonende student, het uit huis
geplaatste kind of de inmiddels volwassen, op zichzelf wonende werkende.
De leden van de D66-fractie merken op dat het kwalificeren als kind of ex-partner
afhankelijk is van de vaststelling van het feit dat de toeslagaanvrager gedupeerd
is geweest. Deze leden zien echter dat sommige gedupeerden zich niet kunnen melden
bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), omdat zij bijvoorbeeld getraumatiseerd
zijn. Deze leden vragen de Staatssecretaris om uit te leggen hoe is overwogen hoe
om te gaan met kinderen of ex-partners van gedupeerden die zich niet kunnen of willen
melden bij UHT. Deze leden vragen de Staatssecretaris om toe te lichten welke beren
de Staatssecretaris op de weg ziet, indien kinderen en ex-partners de mogelijkheid
krijgen zich zelfstandig aan te melden voor de regelingen.
De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten wat de Staatssecretaris
bedoelt met een versnelde procedure voor kinderen en een spoedprocedure voor partners.
Hoe ziet deze procedure eruit? De leden van de D66-fractie lezen dat de volgorde van
behandeling van de Catshuisregeling aangehouden zal worden voor kinderen en ex-partners.
Deze leden vragen de Staatssecretaris of een andere volgordes is overwogen, zoals
op leeftijd voor de kinderen en waarom de keuze uiteindelijk op deze volgorde is gevallen.
De leden van de D66-fractie lezen met betrekking tot de regeling voor andere toeslagen
dat burgers een verzoek kunnen indienen om van O/GS naar institutionele vooringenomenheid
te gaan. In dat geval worden de verzoekers verzocht om te omschrijven voor welke toeslagjaren,
welke toeslagsoort en met welke aanleiding zij getoetst willen worden op institutionele
vooringenomenheid. Deze leden vragen de Staatssecretaris in welke mate de rechtsbescherming
van deze burgers in acht is genomen bij het kiezen voor deze route en welk (extern)
advies hiervoor is ingewonnen.
De leden van de D66-fractie hebben ook nog een aantal vragen over de ex-partnerregeling.
De criteria om als ex-partner aangemerkt te worden zijn erg specifiek. Deze leden
vragen de Staatssecretaris of bredere of nauwere definities zijn overwogen en of zorgen
hebben bestaan over de in- of uitsluiting van bepaalde groepen ex-partners. Waar komt
het getal van 17.000 ex-partners, waarvan 7.000 tot 9.800 ex-partners van gedupeerden
in de bijlage Regelingen in samenhang vandaan? Welke groep wordt bedoeld met 17.000
ex-partners?
De leden van de D66-fractie vragen om een stappenplan over het traject dat een ex-partner
met schade/schulden van meer dan 10.000 euro kan doorlopen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de nieuwe regelingen
gedupeerden van 29 oktober 2021. De leden van de PVV-fractie hebben de volgende vragen,
aan- en/of opmerkingen.
Kan de Staatssecretaris de onderlinge samenhang tussen de nieuwe regelingen gedupeerden,
de (concept) wet hersteloperatie toeslagen en de Wet delegatiebepalingen hersteloperatie
toeslagen nader toelichten?
De leden van de PVV-fractie constateren dat de Staatssecretaris aangeeft dat de komende
maanden de regelingen nader worden uitgewerkt. Kan de Staatssecretaris deze termijn
nader concretiseren?
Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven of de nadere regelgeving
wordt opgenomen in een wet, of dat de Staatssecretaris voornemens is om de nadere
uitwerking op te nemen in een algemene maatregel van bestuur (AMvB). Deze leden vragen
dit des te meer, nu de brief verwijst naar de Wet hersteloperatie toeslagen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
waarin de Staatssecretaris de nieuwe regelingen voor kinderen, ex-partners en gedupeerden
van andere toeslagen uiteenzet.
De Staatssecretaris noemt in de brief verschillende moties die bij de uitwerking van
de regelingen zijn betrokken.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris van die moties een voor
een kan aangeven hoe deze moties in de regelingen zijn uitgevoerd.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris met de nadere uitwerking
van de aanvullende regelingen al deels vooruitloopt op de uitvoeringstoetsen. Deze
leden vragen waarom niet al een eerste toets op de uitvoering is gedaan, aangezien
het juist de uitvoering is waar steeds problemen lijken te ontstaan. Wanneer is de
Staatssecretaris van plan de uitvoeringstoetsen te delen? Heeft de Staatssecretaris
ook al nagedacht over de capaciteit die met het uitvoeren van deze regelingen zal
zijn gemoeid en of die niet teveel capaciteit wegneemt bij de uitvoering van de herijking
en de hersteloperatie voor gedupeerde ouders?
Ook de VNG zegt pas na afronding van de uitvoeringstoetsen een oordeel te kunnen vormen
over de regelingen. Waarom heeft de Staatssecretaris ervoor gekozen de desbetreffende
regelingen door middel van deze brief toch al te publiceren, ondanks de kritische
geluiden daarover van onder andere de VNG? Waarom acht de Staatssecretaris het belangrijker
tempo te maken met de regelingen, dan de Kamer en betrokken partijen eerst alle informatie
te geven, waarbij de uitvoeringstoetsen essentieel zijn? Heeft de Staatssecretaris
bij de overwegingen ook de geluiden uit de Kamer meegenomen dat eerst de herijking
van de hersteloperatie op orde moet zijn, alvorens de aanvullende regelingen uit te
gaan voeren, zodat niet weer nieuwe knelpunten in de uitvoering gaan ontstaan en eerst
de volledige focus ligt op het helpen van de gedupeerde ouders?
De leden van de CDA-fractie zijn met het ontbreken van de uitvoeringstoetsen vooral
bang dat nu verwachtingen worden gewekt bij (mogelijk) gedupeerden voor compensatie,
waarvan pas met de uitvoeringstoetsen blijkt dat die regelingen niet op deze wijze,
of pas op de lange termijn kunnen worden uitgevoerd. Is de Staatssecretaris zich bewust
van de verwachtingen die gewekt worden met deze keuzes en waarom toch de keuze is
gemaakt de nadere uitwerking van de regelingen naar de Kamer te sturen, terwijl die
nog met zoveel onzekerheid omgeven zijn?
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris waarom de communicatie over
de kindregelingen al maanden geleden is gestart, terwijl deze regelingen nog moesten
worden uitgewerkt, wat een verwachting heeft gewekt en daarom heeft geleid tot teleurstelling
en onbegrip bij kinderen en hun ouders.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Staatssecretaris ook aangeeft dat kinderen
materiele en immateriële ondersteuning kunnen ontvangen, waarin gemeenten voorzien.
Deze leden vragen zich echter af of het herstel voor gedupeerde ouders via gemeenten
al helemaal is uitgewerkt, laat staan voor (uitwonende) kinderen. Hoe ziet de Staatssecretaris
dit? Hoe eenvoudig is de specifieke uitkering (SPUK) aan te vragen door gemeenten
voor deze hulp? Deze leden vragen of de Staatssecretaris het antwoord hierop kan geven
in afstemming met de VNG.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Staatssecretaris kinderen zo veel mogelijk
zelf de regie wil geven over het te ontvangen bedrag, maar dat voor minderjarige kinderen
de ouders nog zeggenschap hebben. De Staatssecretaris geeft daarbij aan vertrouwen
te stellen in de ouders, maar heeft ook eerder al aangegeven dat de kinderen zelf
beschikking krijgen over het geld. Hoe rijmt de Staatssecretaris deze toezegging met
de uitwerking in de brief?
De Staatssecretaris geeft verder aan in volgorde van de Catshuisregeling uit te betalen.
Hier lijkt geen rekening te worden gehouden met welke ouders en gezinnen het meest
getroffen zijn, terwijl de Kamer vaak heeft aangegeven de meest schrijnende gevallen
het eerst te willen helpen. Loopt de compensatie aan de meest getroffen gezinnen hierdoor
vertraging op?
Deze leden constateren dat de Staatssecretaris kiest voor uitbetaling voor een peildatum
per 1 januari 2023 en hebben hierover de volgende vragen. Kan dit er ook toe leiden
dat kinderen op de peildatum geen recht meer hebben op een vergoeding, terwijl ze
dat als dit dichter bij de uitbetalingsdatum had gelegen, wel hadden gehad? Is de
budgettaire raming van de tegemoetkoming ook gebaseerd op de peildatum van 1 januari
2023? En hoe is dit bedrag in kaart gebracht? Is hier ook rekening gehouden met de
aanmeldingen na 1 januari 2023?
Bij de regeling voor andere toeslagen, waar ook sprake is geweest van institutioneel
vooringenomen handelen of een onterecht O/GS-label, zijn twee percentages vastgesteld,
zo stellen de leden van de CDA-fractie vast. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris
tot de 30 procent compensatie is gekomen? Is daarbij contact geweest met schade-experts?
Ook stellen deze leden vast dat wordt aangegeven de uitvoering voor deze regeling
plaats te laten vinden bij UHT. Deze leden misschien hier, en bij de andere regelingen,
toch wel echt de informatie van uitvoeringstoetsen. Hoeveel invloed hebben deze aanvullende
regelingen op de workload van UHT en wordt hierbij rekening gehouden dat deze nieuwe
regeling de uitvoering van de hersteloperatie kinderopvangtoeslagen niet doorkruist?
Ook kunnen deze leden op deze manier nog geen inzicht krijgen in risico’s, zoals de
Staatssecretaris beschrijft dat alle gedupeerden liever een beoordeling van vooringenomenheid
ontvangen van onterechte O/GS, zodat zij 100 procent meer compensatie krijgen en het
risico van de aanzuigende werking van deze regeling. Welke bottlenecks kunnen hier
mogelijk allemaal ontstaan?
De leden van de CDA-fractie constateren dat regeling naar schatting 76 miljoen euro
kost. Deze leden vragen de Staatssecretaris waarop dit bedrag is gebaseerd.
Voor wat betreft de ex-partnerregeling vragen de leden van de CDA-fractie hoe wordt
getoetst of een ex-partner minimaal een jaar onderdeel is geweest van het huishouden.
Als hiervoor geen duidelijke criteria worden gesteld, vrezen deze lezen een grote
aanzuigende werking van de regeling, nog verder versterkt door de mogelijkheid tot
schuldkwijtschelding voor ex-partners. Hoe en door wie wordt de aanvullende schade
die een ex-partner zegt te hebben geleden beoordeeld? Dit lijkt deze leden, net als
de bepaling van de werkelijke schade door de Commissie Werkelijke Schade (CWS), een
enorme bottleneck. Wederom missen deze leden hier een uitvoeringstoets voor een goede
beoordeling, omdat zij vrezen dat deze regeling grote gevolgen gaat hebben voor de
uitvoering en capaciteit bij UHT. Op basis waarvan is de inschatting gemaakt dat de
compensatie 590 miljoen zal kosten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met de nodige zorgen kennisgenomen van de brief
van de Staatssecretaris over nieuwe regelingen voor gedupeerden in het toeslagenschandaal.
Deze leden vragen voornamelijk of het optuigen van deze nieuwe regelingen en het uitvoeren
ervan niet heeft geleid of nog zal leiden tot nog grotere achterstanden bij de gedupeerden
die al als zodanig zijn erkend maar nog altijd wachten op genoegdoening. De leden
van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris om inzicht te geven in de afwegingen
die zijn gemaakt bij het vormgeven van de regelingen door het maken van een beslisnotitie
en of documenten ter voorbereiding en deze te sturen.
De leden van de SP-fractie hebben grote zorgen over de werkwijze en de procedures
die volgen op de regelingen die er nu zijn. Mensen die zich melden moeten te lang
wachten en het is onduidelijk hoe besluiten worden genomen. Mede doordat mensen hun
dossiers niet krijgen en antwoorden ontbreken op de vraag waaróm ze in het vizier
zijn gekomen van de fraude-opsporing. De leden van de SP-fractie vragen een reactie
op de vraag of de informatie vanuit de risicoselectie worden betrokken bij het beoordelen
of iemand vooringenomen behandeld is. Zij vragen tevens om heel snel de discriminerende
gronden die ontstonden door het oude risicoselectiesysteem openbaar te maken. Daarbij
willen deze leden ook graag de informatie hoe de risicoselectie werkte en met welke
data die is gevoed.
De leden van de SP-fractie zijn bang dat er in de toekomst zal blijken dat er nog
ándere groepen gedupeerden aan te wijzen zijn waardoor de nieuwe regelingen tekort
schieten. Daarbij zijn zij erg beducht voor de vraag of de UHT dit allemaal aankan.
Kan de Staatssecretaris hierop ingaan?
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris te onderbouwen hoe al deze dossiers
kunnen worden toegevoegd aan de werklast van de UHT zonder dat dit tot vertragingen
leidt. Hoeveel dossiers krijgt de UHT erbij? Hoeveel fte is hiervoor nodig en waar
komt deze vandaan?
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of, en zo ja welke, vrijheid wordt gegeven
aan uitvoerende zaakbehandelaars om in de toekenning van de regelingen af te wijken
uit het oogpunt van redelijkheid en billijkheid. Is de Staatssecretaris het met deze
leden eens dat met meer maatwerk er veel onvrede en niet-passende compensatie voorkomen
wordt? Kan de Staatssecretaris het antwoord op deze vraag toelichten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken het kabinet voor het opnieuw (na 22 juni
2021) op hoofdlijnen delen met de Kamer van de opzet van de drie aanvullende herstelregelingen.
Deze leden benadrukken, zeker als maatregelen via lagere regelgeving worden uitgewerkt,
het belang van een open dialoog tussen Kamer en kabinet over de dilemma’s die bij
de opzet van regelingen komt kijken.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de uitkomsten van de herijking waar relevant
worden meegenomen in de opzet van de regelingen. Deze leden vragen de Staatssecretaris
per wanneer wordt verwacht dat vanuit de herijking inzichten gedistilleerd kunnen
worden die relevant zijn voor de aanvullende regelingen en wat de implicaties hiervan
zijn voor de tijdlijn van de uitrol van de regelingen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat er precies wordt bedoeld met de zin
uit de brief dat «met behulp van een gedegen uitvoeringstoets we reeds starten met
de voorbereiding van de uitvoering.» Wordt er voorafgaand aan de grondige uitvoeringstoets
al gestart met de voorbereiding van de uitvoering? Of pas nadat deze uitvoeringstoets
is afgerond? Is «starten met de voorbereiding van de uitvoering» hetzelfde als de
start van de uitvoering zelf, die in de loop van 2022 zal plaatsvinden? Het zou deze
leden helpen als er op dit punt een overzichtelijke uiteenzetting wordt gemaakt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris naar het voorstel om
de financiële componenten van de regelingen voor ex-partners en andere toeslagen door
UHT uit te laten voeren. Deze leden hebben zorgen over de mate waarin dit voor een
ondoenbare belasting zorgt bij UHT. Deze leden vragen of er een uitvoeringsassessment
ten grondslag ligt aan het voorstel de financiële componenten van deze twee regelingen
bij UHT onder te brengen. Zo ja, kan deze met de Kamer worden gedeeld? Wat is in bredere
zin de garantie dat UHT hierdoor, kort en goed, niet door haar hoeven zakt?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er een mogelijkheid is allereerst een
uitgebreide uitvoeringstoets te doen, daarin ook mee te nemen of het doenbaar is voor
UHT om verantwoordelijkheid te nemen voor de uitvoering van twee extra regelingen,
alvorens te besluiten de UHT hiermee wel of niet te belasten.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de argumentatie om de uitvoering van de
twee extra regelingen bij UHT te beleggen gelegen is in het feit dat UHT toegang heeft
tot de bronbestanden. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat het technisch en qua
privacyoverwegingen vraagt om deze bronbestanden te migreren naar een organisatie
buiten UHT en of hiertegen technische, uitvoerings-, privacy-gerelateerde dan wel
andersoortige bezwaren tegen zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie verwelkomen de stap van het kabinet om in het kader
van de actieve openbaarmaking de onderliggende stukken bij deze brief zo spoedig mogelijk
aan de Kamer te doen toekomen. Deze leden merken daarbij op dat voor de zomer het
kabinet eerst voornemens was voor de kindregeling niet aan te sluiten bij de bedragen
die door kinderen zelf werden voorgesteld, maar bij bedragen die uitkomen op een gemiddelde
van 5.000 euro, om zo aan te sluiten bij andere herstelregelingen, waarbij «specifiek
werd gedacht» aan de herstelbetalingen in de jeugdzorg naar aanleiding van het rapport
van de commissie De Winter. Deze leden vragen de Staatssecretaris of alle relevante
stukken die tot dit initiële besluit hebben geleid ook met de Kamer gedeeld kunnen
worden, inclusief, omdat het kabinet zelf de koppeling met regelingen suggereert waarvoor
andere departementen verantwoordelijk zijn, alle stukken van andere departementen
die van invloed zijn geweest op het uiteindelijke besluit over de hoogte van het bedrag.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de kabinetsappreciatie is van het risico
dat er met het communiceren van de regelingen enerzijds verwachtingen gewekt zijn
bij kinderen, ex-partners en slachtoffers van andere toeslagen, terwijl anderzijds
nog niet zeker gesteld is of en hoe deze regelingen uitvoerbaar zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er inzicht is in de vraag hoeveel pleegkinderen
er zijn die na de eerste terugvordering formeel pleegkind van de gedupeerde aanvrager
waren of zijn geworden, maar wel als gevolg van leed in een schrijnende situatie terecht
zijn gekomen of zij gedupeerd. Deze leden snappen dat er inherent grenzen aan een
regeling gesteld moeten worden en vragen wat op dit punt de overweging is geweest
de grens te stellen bij de eis dat vanaf de eerste terugvordering de status pleegkind
geformaliseerd diende te zijn. Deze leden vragen de Staatssecretaris ook welke ruimte
de hardheidsclausule of vangnetbepaling op dit punt laat.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen, ter verheldering, of er, buiten kinderen
die later zijn geboren, pleegkinderen van na de invorderingen en aangehuwde kinderen
van ex-partners) ook kinderen zijn van in aanmerking komende ex-partners die zelf
niet in aanmerking komen voor de kindregeling, en of er kinderen zijn die wel in aanmerking
komen terwijl de ex-partner dat niet komt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of uiteengezet kan worden wat de voor- en
nadelen zijn van het hanteren van een hardheidsclausule versus een vangnetbepaling
en wat de overwegingen zijn de ene, de andere, of beiden onder de regelingen te hangen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris of en zo ja hoe het
kabinet ermee rekening houdt dat er meer dan 95.000 kinderen in aanmerking zullen
komen. Immers zou in de visie van deze leden dit niet de eerste keer zijn dat het
aantal in aanmerking komende kinderen de initiële verwachtingen ver overschrijdt.
Hoe gaat worden voorkomen dat te positieve aannames hier gaan zorgen voor latere vertraging
in de uitvoering?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het mogelijk en wenselijk is om na 1 januari
2023 of vanaf een bepaalde latere datum een latere peildatum te hanteren voor kinderen
die dan in beeld komen voor compensatie via de kindregeling.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris waarop precies de hoogte
van de compensatiegrondslag (30 procent) in de andere toeslagen is gebaseerd.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat wordt bedoeld met dat gedupeerden die
reeds in de systemen bekend zijn «ambtshalve» gecompenseerd worden. Klopt het dat
er geen sprake is van «ambtshalve» compenseren als er een aanvraag ingediend moet
worden?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris (voor de zekerheid)
of wordt geborgd dat ook compensatiebetalingen in de drie andere regelingen geen invloed
hebben op de inkomens- en vermogensgrenzen en -toetsen die gebruikt worden om het
recht op inkomensafhankelijke regelingen vast te stellen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of er over nagedacht wordt om in
de tijdlijn van de uitvoering van de regelingen een hiërarchie aan te brengen wanneer
welke regeling uit te rollen, om de uitvoering hiervan behapbaar te maken, of dat
ervoor wordt gekozen om de start van de uitvoering van alle regelingen tegelijkertijd
te laten vallen. Zo is er bijvoorbeeld een dilemma waarbij ex-partners enerzijds moeten
wachten op de bevestiging dat de voormalige partner als gedupeerd erkend wordt, terwijl
anderzijds er belang is om de ex-partners snel te compenseren omdat dit mogelijk verder
gedoe tussen de gedupeerde en ex-partner voorkomt. Deze leden vragen of het kabinet
deze dilemma’s, zowel op principeniveau als op het niveau van uitvoering, op het netvlies
heeft.
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie en van de
BIJ1-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie en de BIJ1-fractie hebben kennisgenomen
van de brief van de Staatssecretaris over de nieuwe regelingen voor kinderen, ex-partners
en gedupeerden van andere toeslagen en dienen hun vragen en opmerkingen gezamenlijk
in.
Deze leden hebben enkele verduidelijkende vragen die betrekking hebben op alle nieuwe
regelingen. Het gaat daarbij om de volgende vragen: Op welke manier dragen deze regelingen
precies bij aan het proces van heling? Op welke andere manier kunnen de gedupeerden,
nog los van het ouderpanel, hier zelf hun stem laten horen? Waaruit blijkt dit, er
is immers een bredere stem dan die van het ouderpanel?
Bij het vormgeven van nieuwe regelingen draait het wat deze leden betreft vooral om
samenhang, integraliteit en menselijke uitvoering. Deze leden zijn van mening dat
de nieuwe regelingen alleen kunnen bijdragen aan herstel en heling als de regelingen
vanuit deze uitgangspunten zijn vormgegeven. Zij vragen zich af in hoeverre dat het
geval is. Vanuit welke waarden zijn deze regelingen tot stand gekomen? Kan de Staatssecretaris
bij de beantwoording van deze vraag ingaan op de uitgangspunten vertrouwen, saamhorigheid,
gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid, integraliteit, bestendigheid, vrijheid van vereniging,
en menselijkheid? Kan de Staatssecretaris voorts ingaan op de rol die deze uitgangspunten
hebben gespeeld bij de invulling van de nieuwe regelingen? Welke waarborgen zijn er
geregeld waardoor er in de uitvoering van de nieuwe regelingen blijvend naar deze
waarden zal worden gehandeld?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie en de BIJ1-fractie vragen de Staatssecretaris
meer uitleg te bieden over de hoogte van de tegemoetkoming van de kinderen en het
peilmoment. Wat houdt het precies in dat de leeftijd van de kinderen op het moment
van uitbetalen in veel gevallen lager zal zijn dan de leeftijd van de kinderen op
het peilmoment? Kan de Staatssecretaris deze regeling illustreren aan de hand van
voorbeelden of preciezer uitleggen wat hiermee wordt bedoeld?
Zoals deze leden eerder al eens hebben aangegeven hebben ook de kinderen van gedupeerde
ouders meer nodig dan enkel de tegemoetkoming. Deze leden hebben bij Staatssecretaris
dan ook aangegeven dat onder andere andere probleem rondom bijvoorbeeld studie of
schuld moeten worden opgelost. Deze problemen staan ook in het voorstel vermeld, zo
stellen deze leden vast. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke manier de
Staatssecretaris deze andere problemen zal oplossen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie en de BIJ1-fractie vragen de Staatssecretaris
uit te leggen wat het precies betekent dat er geen indicaties zijn gevonden van hardheden
bij andere toeslagen die vergelijkbare gevolgen hebben gehad als de alles-of-niets
benadering bij het Toeslagenschandaal. Naar wat voor indicaties was de Belastingdienst
op zoek, wat houden hardheden in, en betekent dit dat het onderzoek naar institutioneel
vooringenomen handelen bij andere toeslagen hierbij stopt?
Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten op basis van welke criteria de
130 procent en 30 procent compensatieregelingen zijn gebaseerd. In hoeverre zal 30 procent
compensatie voorzien in de gevolgen van institutioneel vooringenomen handelen en een
O/GS-label? Ondanks het feit dat een terugvordering bij een O/GS in principe terecht
zou zijn geweest, heeft het uitblijven van een persoonlijke betalingsregeling immers
in de visie van deze leden ook tot schrijnende, pijnlijke en desastreuze situaties
kunnen leiden. Mocht de 30 procent compensatie niet voorzien in het opvangen van de
gevolgen en de mogelijkheid voor een frisse start, hebben de gedupeerden van een O/GS-label
dan ook de mogelijkheid om zich bij de Commissie Werkelijke Schade te melden?
Deze leden zijn verheugd om te horen dat de ca. 22.000 gedupeerden die onterecht werden
beschuldigd van opzet en de circa 500 gedupeerden van institutioneel vooringenomenheid
bij andere toeslagen en CAF-zaken geen aanvraag hoeven in te dienen maar automatisch
worden gecompenseerd. Deze leden vragen de Staatssecretaris om dit proces verder toe
te lichten. Hoe en wanneer worden de gedupeerden hierover geïnformeerd? Waar kunnen
burgers die vermoeden dat zij slachtoffer zijn geworden van institutioneel vooringenomen
handelen of een O/GS-label bij andere toeslagen een aanvraag indienen, mochten zij
niet deel zijn van de huidige 22.500 verwachte slachtoffers?
Tot slot zijn deze leden op dit punt stomverbaasd over de administratieve drempel
van 24 euro bij het indienen van een verzoek om compensatie. Kan de Staatssecretaris
uitleggen waarom er überhaupt een administratief drempelbedrag wordt gehanteerd in
een proces waarin burgers die vastzitten in schrijnende financiële situaties vragen
naar verheldering? Kan de Staatssecretaris toelichten waarom er vervolgens een bedrag
van 24 euro wordt gehandhaafd?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie en de BIJ1-fractie vinden het zorgelijk
en onterecht dat de aanvullende regelingen en ondersteuning, zoals de brede hulp van
gemeenten, de schuldenaanpak, de ex-partnerregeling en de kindregeling, niet worden
opengesteld voor gedupeerden van andere toeslagen. Ondanks dat de gemiddelde hoogte
van de terugvorderingen bij andere toeslagen lager zijn dan bij de kinderopvangtoeslag
(3.800 euro bij de huurtoeslag, 1.300 euro bij het kindgebonden budget en 1.150 euro
bij de zorgtoeslag) zijn terugvorderingen in verreweg de meeste gevallen een grote
aanslag op het leven van mensen, families en kinderen met een kleine portemonnee.
Daarnaast kan het initiële terug te vorderen bedrag zich in rap tempo verhogen wanneer
iemand de terugvordering niet gelijk betaalt of een regeling treft, wat vervolgens
weer tot schrijnende financiële situaties kan leiden. Kan de Staatssecretaris een
gedetailleerder beeld geven van de situaties waarin gedupeerden van andere toeslagen
zich bevinden? Is de Staatssecretaris het eens met deze leden dat, zelfs wanneer de
terugvorderingen lager waren dan bij de kinderopvangtoeslag, een gedupeerde burger
die slachtoffer is geworden van onterechte beschuldigingen en vooringenomen institutioneel
handelen net zo goed recht heeft op herstel en heling? Vindt de Staatssecretaris niet
ook dat het feit dat de overheid burgers onterecht heeft beschuldigd van fraude of
opzet, ongeacht hoe groot de resulterende verwoesting is geweest, genoeg is om de
overheid te verplichten er alles aan te doen om die fatale fouten te herstellen?
Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten in hoeverre de aanvullende regelingen
met betrekking tot het helingsproces toegankelijk zijn voor de gedupeerden van andere
toeslagen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie en de BIJ1-fractie vragen de Staatssecretaris
om gedetailleerder toe te lichten wat een ex-partner moet doen om «aannemelijk» te
maken dat 10.000 euro ontoereikend is of de schade hoger. Deze leden vragen tevens
om verdere toelichting op de betekenis van een «onderbouwd» verzoek.
Deze leden vragen tot slot de Staatssecretaris toe te lichten in hoeverre de aanvullende
regelingen met betrekking tot het helingsproces toegankelijk zijn voor ex-partners.
Vragen en opmerkingen van de leden van de DENK-fractie
De leden van de DENK-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsbrief.
Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
Waarom is de VNG van mening dat communicatie over de voorgenomen regelingen pas plaats
zou moeten vinden nadat de uitvoeringstoetsen en herijking verwerkt zijn? Naar de
mening van de leden van de DENK-fractie is het immers voor de Kamer veel moeilijker
om hier nog op een effectieve manier over meer te praten. Dat zou toch in strijd zijn
met de nieuwe bestuurscultuur?
Wanneer kan de regering de onderliggende stukken van de brief aan de Kamer doen toekomen?
Zullen hier ook de beslisnota’s bij zitten?
De leden van de DENK-fractie vragen of er ook nieuwe regelingen te verwachten zijn
voor kinderen en ex-partners bij de huurtoeslag, zorgtoeslag en het kindgebonden budget?
Zo nee, waarom niet?
Waarom noemt de regering de terugvorderingen bij de andere toeslagen (3.800 euro bij
de huurtoeslag, 1.300 euro bij het kindgebonden budget en 1.150 euro bij de zorgtoeslag)
lage bedragen? Dit zijn in de visie van de leden van de DENK-fractie voor veel mensen
toch juist hele hoge bedragen?
Deze leden vragen de Staatssecretaris of de commissie die toetste op institutionele
vooringenomenheid nog steeds actief is. Of wordt er een nieuwe commissie in het leven
geroepen die hierop gaat toetsen?
Krijgen ex-partners ook brede steun vanuit de gemeenten als zij schulden hebben van
minder dan 10.000 euro? Zo nee, waarom niet?
De leden van de DENK-fractie vragen de Staatssecretaris of het klopt dat kinderen
van toeslagedupeerden ook voor de kinderregeling in aanmerking komen als zij inmiddels
ouder zijn dan 18 jaar. Klopt het dat terug gekeken kan worden tot het begin van de
inkomensafhankelijke toeslagen, dus tot 2005/2006?
Deze leden vragen voorts hoe de hardheidsclausule of vangnetbepaling er uit gaat zien.
Waarom staat er in de bijlage 35.000 KOT-gedupeerden in plaats van het bekende aantal
van 47.000 KOT-gedupeerden?
De leden van de DENK-fractie vragen waarop de aantallen zijn gebaseerd van 95.000
kinderen, 17.000 ex-partners en 22.000 niet-KOT gedupeerden. Zijn dit schattingen
of aantallen mensen die zich al hebben gemeld? Deze leden vragen voorts waarom er
in de brief 7.000 tot 9.800 ex-partners staat en niet 17.000?
Welke externe partijen worden overwogen voor de uitvoering van de aanvullende regelingen?
En waarom wordt de niet-KOT en de ex-partners regeling toch weer neergelegd bij het
UHT?
Deze leden vragen de Staatssecretaris welke samenloop er is tussen FSV en O/GS. Kwamen
mensen met O/GS al dan niet automatische in de FSV? Kregen mensen in de FSV al dan
niet automatisch het O/GS-stempel?
Waarom gaat de regering ervan uit dat bij een O/GS is de terugvordering in principe
terecht was? Dit hoeft in de visie van deze leden toch helemaal niet het geval te
zijn? Immers is toch gebleken dat naar de maatstaven van nu in 96 procent van de gevallen
de O/GS stelling onterecht was? Als de terugvordering niet terecht was, volgt dan
ook de compensatie volgens de regel 100+30 procent? Zo nee, waarom niet?
Tot slot vragen de leden van de DENK-fractie de Staatssecretaris wanneer de herijking
zal worden afgerond.
Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris
van Financiën over de regeling gedupeerden.
Het lid van de BBB-fractie vindt het van belang dat er nu heldere deadlines en opleverdata
komen van genoemde regelingen en de uitvoering hiervan. Fragmenten als «de komende
maanden» en «in de loop van 2022 starten» schept in de visie van dit lid geen heldere
verwachtingen en houdt onzekerheid voor de gedupeerden in stand. In de brief missen
ondubbelzinnige mijlpalen.
Het lid van de fractie BBB snapt de complexiteit van de uitvoering, maar onderkent
het belang van heldere communicatie, verwachtingen en een goede uitvoeringstoets om
verdere ellende te voorkomen. Dit lid verzoekt de Staatssecretaris dan ook om hierover
duidelijkheid te verschaffen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.