Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de toezending van het eindrapport over de evaluatie grootprojectstatus HSL-Zuid (Kamerstuk 22026-517)
22 026 Nederlands deel van een hogesnelheidsspoorverbinding Amsterdam-Brussel-Parijs en Utrecht-Arnhem-Duitse grens
Nr. 519 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
            
Vastgesteld 12 oktober 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd
                  aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 22 juni
                  2021 inzake het eindrapport over de evaluatie grootprojectstatus HSL-Zuid (Kamerstuk
                  22 026, nr. 517).
               
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 oktober 2021. Vragen
                  en antwoorden zijn, voorzien van een inleiding, hierna afgedrukt.
               
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Van der Zande
Inleiding
               
Op 8 september 2021 heb ik van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
                  13 vragen ontvangen over de kwalitatieve evaluatie grootprojectstatus HSL-Zuid. Bijgaand
                  vindt u mijn antwoorden op deze vragen. Graag verneem ik of uw Kamer na het lezen
                  van onderstaande antwoorden kan instemmen met het beëindigen van de grootprojectstatus
                  van het aanlegproject HSL-Zuid.
               
Vraag 1
Op welke wijze gaat u tot 2025 de benutting van de Hogesnelheidslijn-Zuid (HSL-Zuid) verbeteren ten behoeve van de internationale bereikbaarheid?
Antwoord 1
Vanwege de coronamaatregelen in de afgelopen periode reden er minder (internationale)
                     treinen over de HSL-Zuid. De focus ligt voor nu op het herstel van de benutting na
                     corona. De verwachting is dat de frequenties van internationale verbindingen naar
                     Parijs en Londen weer worden opgeschaald. Dit is mogelijk zodra de maatregelen in
                     binnen- en buitenland dit mogelijk maken en de markt voldoende van de coronacrisis
                     is hersteld. Voor de verbinding naar Londen waren al vijf services per dag aangevraagd
                     bij de ACM, maar deze zijn vanwege de coronacrisis nog niet benut. Eurostar heeft
                     inmiddels aangekondigd vanaf 22 oktober de tweede frequentie tussen Amsterdam en Londen
                     weer uit te voeren. De IC Brussel rijdt al sinds medio 2020 de reguliere dienstregeling.
                     Zoals eerder aangegeven wordt vanaf de start van dienstregeling 2022 zestien keer
                     van/naar Amsterdam Centraal gereden over de HSL, in plaats van twaalf keer van/naar
                     Amsterdam en vier keer van/naar Den Haag1. Ondertussen werken wij aan de marktverkenning voor de situatie na 2025. Ik verwacht
                     uw Kamer nog dit najaar te kunnen informeren over de resultaten van de marktverkenning.
                  
Vraag 2
Op welke wijze gaat u vanaf 2025 de benutting van de HSL-Zuid verbeteren ten behoeve
                     van de internationale bereikbaarheid, mocht de marktverkenning uitwijzen dat het wenselijke
                     bedieningsniveau niet of slechts ten dele met open toegang kan worden gerealiseerd?
                  
Vraag 3
Hoe gaat u bepalen of het «open toegang»-aanbod voor 2025 en verder voor de internationale
                     verbindingen naar België voldoet of zou moeten worden aangevuld middels een concessie?
                     Welke minimumbedieningseisen gaat u hiervoor hanteren?
                  
Vraag 4
Wat is uw inzet voor het internationale vervoer over de HSL-Zuid en naar Brussel voor
                     de vervoerconcessie vanaf 2025, mocht dit niet of slechts ten dele met open toegang
                     kunnen worden gerealiseerd?
                  
Antwoord op de vragen 2, 3 en 4
Zoals aangegeven in de Kamerbrief «Integrale voornemen voor de marktordening op het
                     spoor na 2024»2 laat ik onderzoeken welke internationale verbindingen tot stand kunnen worden gebracht
                     onder maatschappelijk gewenste voorwaarden en welke knelpunten hieruit voortkomen.
                     Mijn uitgangspunt hierbij is dat de kwaliteit van het vervoersaanbod voor de reiziger
                     vanaf 2025 minimaal gelijk is aan het huidige aanbod en aansluit bij mijn internationale
                     ambities op het spoor. Ik verwacht u nog dit najaar te kunnen informeren over de resultaten
                     van het onderzoek.
                  
Vraag 5
Welke afspraken heeft u gemaakt met NS over de inzet van de Intercity's Nieuwe Generatie
                     (ICNG’s) naar Brussel vanaf 2025? Op basis van welke verwachtingen heeft NS de ICNG’s
                     voor België besteld?
                  
Antwoord 5
NS is op grond van de vervoersconcessie verplicht om te zorgen voor continuïteit van
                     materieel bij afloop van de concessie, eind 2024. Het huidige materieel (rijtuigen)
                     van de IC Brussel is in 2025 technisch en economisch afgeschreven.
                  
Daarom heeft NS nieuw materieel besteld (ICNG-B) om het bestaande materieel te vervangen.
                     Op grond van afspraken tussen het Ministerie van IenW en NS, opgenomen in de zogenaamde
                     Redelijke Regeling, geldt in zijn algemeenheid dat de opvolgende concessiehouder voor
                     het hoofdrailnet verplicht is gebruik te maken van de productiemiddelen (zoals rollend
                     materieel en ICT systemen), die NS ten behoeve van de vervoersconcessie in gebruik
                     heeft, dan wel heeft besteld. In de Redelijke Regeling is bepaald dat de Minister
                     van Infrastructuur en Waterstaat beslist over de inzet van de ICNG-B treinen op de
                     HSL-Zuid dan wel het HRN. De inzet van ICNG’s naar Brussel vanaf 2025 hangt af van
                     de uitkomsten van de internationale marktverkenning en de mede daaruit volgende besluitvorming
                     over de ordening van grensoverschrijdende verbindingen en de scope van de nieuwe concessie.
                  
Vraag 6
Bent u in overleg met de Belgische overheid en de Nationale Maatschappij der Belgische
                     Spoorwegen (NMBS) over verdere verbetering van de benutting van de HSL-Zuid en de
                     overige verbindingen van Nederland naar België? Zo ja, kunt u dit toelichten?
                  
Antwoord 6
Zoals vastgelegd in de vervoersconcessie spant NS zich in om de reistijd naar Brussel
                     (met de IC Brussel) zoveel als redelijkerwijs mogelijk te verkorten. Hierover is NS
                     in gesprek met NMBS. NS heeft eerder aangegeven te verwachten per 2024 op het traject
                     Amsterdam-Brussel mogelijk tot een half uur reistijdwinst te kunnen boeken, onder
                     andere met de inzet van de ICNG-B. De overige verbindingen betreffen in het bijzonder
                     Antwerpen-Roosendaal en Maastricht-Luik (onderdeel Drielandentrein). Hierover zijn
                     bij de Spoortop 2016 afspraken gemaakt tussen België en Nederland. Deze samenwerking
                     heeft de afgelopen jaren, ook in samenspraak met regionale partners, concreet vorm
                     gekregen. Voor Antwerpen-Roosendaal wordt op dit moment verkend welke mogelijkheden
                     er zijn om een verbetering van het aanbod tot stand te brengen. Uw Kamer wordt hierover
                     dit najaar geïnformeerd. De ambitie voor Maastricht-Luik is om als onderdeel van de
                     Drielandentrein een rechtstreekse sneltreinverbinding tussen Luik via Maastricht en
                     Heerlen naar Aken te laten rijden. Op korte termijn (2023) zal vooral de doortrekking
                     van de bestaande verbinding Maastricht-Aken naar Luik gerealiseerd worden. Daarbij
                     wordt nauw samen gewerkt met de regio, Belgische (federale) overheid en NMBS.
                  
Vraag 7
Welke verwachtingen heeft u van de door u genoemde ontwikkelingen op Europees niveau
                     de komende jaren voor verdere versterking van het internationale personenvervoer per
                     spoor, waarin de HSL-Zuid een belangrijke rol zal spelen?
                  
Antwoord 7
De ontwikkelingen op Europees niveau in combinatie met de aandacht voor treinvervoer
                     tijdens dit Year of Rail, bieden perspectief voor internationaal reizigersvervoer
                     per spoor. Daar zetten we als Nederland vol op in. Zo heb ik op 3 oktober jl. de Connecting Europe Express mogen ontvangen in Amsterdam. Uit de grote opkomst en het enthousiasme van de aanwezigen
                     (waaronder de Europese Commissie, ProRail, vervoerders en decentrale overheden) bleek
                     eens te meer dat het verder versterken van de internationale trein als volwaardig
                     alternatief voor de reiziger op veel steun kan rekenen.
                  
Tijdens de Transportraad van 3 juni3 jl. hebben Oostenrijk en Nederland, als gezamenlijke voorzitters van het Platform on International Rail Passenger, de voortgangsrapportage gepresenteerd. Dit gaat om een «initial workplan» ter versterking
                  van het internationaal reizigersvervoer in Europa. De voorgestelde aanpak kent een
                  groot draagvlak onder de deelnemende landen, de spoorsector en de Europese Commissie.
                  Daarnaast is door Duitsland een «Letter of Intent (LoI)» opgesteld voor de Trans Europe Express 2.0. Deze LoI is getekend door meer dan 20 landen, waaronder Nederland. In de LoI zijn
                  ook verbindingen via de HSL-Zuid opgenomen zoals Amsterdam-Parijs en Amsterdam-Londen,
                  maar ook nieuwe bestemmingen als Lyon, Barcelona en Valencia. De EC bereidt eind 2021
                  een actieplan over personenvervoer per spoor voor in lijn met haar eerder opgestelde
                  Sustainable and Smart Mobility Strategy. Ook bereidt de Europese Commissie een herziening van de TEN-T-verordening voor,
                  waarin naar verwachting ook het netwerk voor internationaal personenvervoer aan bod
                  zal komen. Naar verwachting zal uiterlijk eind dit jaar meer duidelijk worden over
                  de precieze invulling hiervan. Dit najaar ontvangt uw Kamer actuele informatie over
                  o.a. de Europese ontwikkelingen via de voortgangsbrief internationaal personenvervoer.
               
Vraag 8
Voorziet u een verbinding Antwerpen-Breda-Brabantse stedenrij (en eventueel verder)?
                     Bent u voornemens deze verbinding op te nemen in de
                  
vervoerconcessie als deze niet wordt aangeboden met open toegang?
Antwoord 8
Dat is aan een volgend kabinet. Het uitgangspunt voor internationaal vervoer is dat
                     het huidige concessieaanbod het minimum is. Daarin is deze verbinding niet opgenomen.
                     Tevens is de verbinding momenteel niet in te passen boven op de bestaande verbindingen.
                     In de ontwikkelagenda van het Toekomstbeeld OV is wel in kaart gebracht welke infrastructurele
                     aanpassingen nodig zijn om de verbinding Eindhoven-Breda-Antwerpen-Brussel mogelijk
                     te maken. Naast de noodzakelijke maatregelen die vallen onder de robuuste basis van
                     het Toekomstbeeld OV, zou het in dat geval gaan om een forse aanvullende investering.
                     Besluiten over investeringen in de spoorse infrastructuur zijn aan een volgend kabinet.
                  
Vraag 9
Hoe beoordeelt u uiteindelijk de verhouding tussen kosten en baten van de investeringen
                     in de HSL-Zuid?
                  
Antwoord 9
Een volledige netto doorberekening van de maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA)
                     is niet te maken, zoals aangegeven in het rapport «Kwalitatieve evaluatie doelstellingen
                     HSL-Zuid». In de aanleg van de HSL-Zuid is ruim EUR 7 mld. geïnvesteerd. Daar staat
                     tegenover dat de binnenlandse bereikbaarheid sterk is verbeterd. De reizigersaantallen
                     tussen Amsterdam/Schiphol-Rotterdam-Breda zijn tussen 2008 en 2019 meer dan verdubbeld.
                     Ook kozen tussen 2008 en 2019 tot één miljoen4 reizigers voor de trein in plaats van het vliegtuig tussen Amsterdam en Parijs. Het
                     is echter niet vast te stellen welk deel van deze substantiële baten direct toerekenbaar
                     is aan de aanleg van de HSL-Zuid.
                  
Vraag 10
Hoe kunnen kabinet en Kamer de maatschappelijke kosten en baten van dit soort projecten
                     voorafgaand en na de besluitvorming beter in beeld krijgen en houden?
                  
Vraag 13
Welke lessen voor huidige en toekomstige projecten trekt u uit deze evaluatie?
Antwoord op de vragen 10 en 13
Voorafgaand aan een project wordt een afweging tussen maatschappelijke kosten en baten
                     gemaakt. Dit gebeurt sinds het eind van de jaren ’90 conform de Algemene Leidraad
                     MKBA van het CPB/PBL. Het SMART formuleren van beleidsdoelstellingen, de wijze waarop
                     het project daaraan bijdraagt, het uitvoeren van een nulmeting en monitoring zijn
                     van belang om de kosten en baten van het project tijdens en na afloop kwantitatief
                     te evalueren. Met name aan dat laatste heeft het bij het grootproject HSL-Zuid ontbroken.
                     Als gevolg van het niet operationaliseren en monitoren van de beleidsdoelstellingen
                     was een kwantitatieve studie naar het behalen van de doelstellingen niet mogelijk.
                  
Vraag 11
Kunt u toelichten waarom deze aanvullende evaluatie niet is uitgevoerd door het Kennisinstituut
                     voor Mobiliteitsbeleid, zoals eerder is toegezegd?
                  
Vraag 12
Waaruit bestond de betrokkenheid van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid bij
                     deze aanvullende evaluatie?
                  
Antwoord op de vragen 11 en 12
Bij de aanbieding van de 43e Voortgangsrapportage HSL-Zuid is door mijn voorganger voorgesteld om een kwalitatieve
                     beleidsmatige analyse uit te voeren. Hierbij is het Kennisinstituut voor Mobiliteit
                     (KiM) betrokken. Gezamenlijk met het KiM is de opzet van deze kwalitatieve analyse
                     bepaald. Vanwege de omvang van de opdracht is ervoor gekozen om de aanvullende evaluatie
                     uit te laten voeren door het bureau dat ook de eerste evaluatie heeft uitgevoerd (Decisio).
                     Dit bureau had hierbij al veel informatie verzameld en kennis opgebouwd over het grootproject
                     HSL-Zuid, die in de aanvullende evaluatie efficiënt kon worden ingezet. Het KiM is
                     nauw betrokken geweest bij het gehele traject, onder andere bij het ontwikkelen van
                     de methode/aanpak van de aanvullende evaluatie en het KiM heeft deelgenomen aan de
                     expertgroep die de aanvullende evaluatie heeft begeleid.
                  
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Mede ondertekenaar
L. van der Zande, adjunct-griffier