Initiatiefnota : Initiatiefnota
35 882 Initiatiefnota van het lid Van den Berg over «Mondzorg: een goed begin is het halve werk»
Nr. 2 INITIATIEFNOTA
Een gezond en goed verzorgd gebit is belangrijk om goed te kunnen eten en praten.
Ook draagt het bij aan je zelfvertrouwen en je totale gezondheid (Patiëntenfederatie).
1. INLEIDING
Het gaat niet goed met de mondzorg in Nederland: veel ouders met kinderen weten de
weg naar de tandarts niet te vinden. In het bijzonder onder kinderen met lage sociaaleconomische
status (SES) ontstaat een zorgwekkende achterstand in mondzorg.
Regionale verschillen worden steeds groter. Bovendien kunnen gaatjes in melkgebit
bij kinderen leiden tot een vroegtijdig verlies van het blijvend gebit op volwassen
leeftijd. Ziektes als diabetes, hart- en vaatziekten en enkele zwangerschap complicaties
worden gerelateerd aan gebits- c.q. tandvleesproblemen.
Een en ander wordt mede veroorzaakt door een landelijk tekort aan tandartsen en de
wijze waarop ongewenste regionale witte vlekken (niet) worden ingevuld. Maar ook omdat
veel ouders niet weten dat mondzorg tot 18 jaar in het basispakket wordt vergoed.
Daarnaast spelen culturele problemen een rol zoals onbekendheid over het belang van
goede mondzorg. Beide problemen wil de initiatiefneemster aanpakken en in deze nota
voorstellen doen die de situatie verbeteren.
Zorg moet beschikbaar, bereikbaar & betaalbaar zijn. Initiatiefneemster oppert in deze nota enkele voorstellen tot aanpak van de
landelijke tandarts-tekorten alsmede tot betere mondzorg voor kinderen onder de 18 jaar
waardoor later onnodige mondzorgkosten voorkomen kunnen worden.
De initiatiefneemster vindt dit van groot belang omdat alle kinderen die goede start
verdienen. Mede omdat wij een stelsel hebben (de zorgverzekeringswet) waarbij mondzorg
onder de 18 jaar beschikbaar is, het wordt immers door de rijksoverheid vergoed. Maar
zo moet zij constateren, blijkbaar is die mondzorg niet voor alle kinderen goed bereikbaar.
Het CDA wil in het geval van mondzorg de bereikbaarheid zowel in de krimpregio’s,
en voor kinderen verbeteren. Wij kunnen pleiten voor een solidair zorgsysteem maar
dan moeten wij geen kansen en mogelijkheden die het huidige systeem biedt onbenut
laten.
2. DE HUIDIGE STAND VAN ZAKEN: HOE IS HET NU GEREGELD IN DE ZVW VOOR KINDEREN
Elke Nederlander is verplicht minimaal een basiszorgverzekering te hebben. Dit geldt
ook voor kinderen. Ouders hoeven voor kinderen onder 18 jaar geen aparte zorgverzekering
af te sluiten. Kinderen tot 18 jaar kunnen namelijk met de ouders worden meeverzekerd.
Dit gebeurt echter niet automatisch. Ouders dienen binnen 4 maanden na de geboorte
hun kind in te schrijven bij hun eigen zorgverzekeraar.
Voor kinderen onder de 18 jaar hoeft geen premie worden betaald. Kinderen onder 18
jaar hebben daarom ook geen recht op zorgtoeslag. Als ouders een aanvullende verzekering
hebben afgesloten dan kan het kind(eren) ook voor deze aanvullende zorg meeverzekerd
worden. Bij veel zorgverzekeraars kunnen kinderen gratis worden meeverzekerd in het
aanvullende zorgpakket van hun ouders.
Voor kinderen tot 18 jaar hoeft geen premie en daarom ook geen eigen risico betaald
te worden. In sommige gevallen kan het kind via een aanvullende verzekering wel een
vergoeding voor de eigen bijdrage ontvangen.
Om dit allemaal te bekostigen ontvangen de zorgverzekeraars financiële middelen. De
overheid betaalt een rijksbijdrage voor jongeren tot 18 jaar. Die jongeren hoeven
– zie eerder- geen premies, bijdragen en belastingen te betalen.
In 2019 en 2020 was die rijksbijdrage 2,7 mld. euro. Dit is het totaalbedrag voor
alle zorgkosten in de zorgverzekeringswet voor kinderen/jongeren onder de 18 jaar.
In 2019 bedroegen de totale uitgaven aan de gezondheidszorg 81 mld. (CBS; dit is exclusief uitgaven aan Jeugdzorg en WMO). De uitgaven aan mondzorg in tandheelkundige
praktijken bedroegen in dat jaar 3.3 mld. (CBS). Dit komt neer op 4,07% van de totale zorguitgaven.
2.1 TANDARTS- EN ORTHODONTIE-KOSTEN VOOR 18 MINNERS
Is het kind jonger dan 18 jaar, dan is hij of zij via de basisverzekering verzekerd
voor eventuele tandartskosten. Bij volwassenen zit tandartszorg in het aanvullende
pakket en zijn er beperkingen aan de vergoeding. Maar voor kinderen tot 18 jaar worden
de volgende behandelingen «gedekt» door de basisverzekering:
• Periodiek preventief onderzoek
• Incidentele consulten
• Verdoving
• Vullingen
• Behandeling van het parodontium
• Verzegeling van kauwvlakken
• Verwijderen van tandsteen
• Fluoridebehandeling (vanaf 6 jaar)
• Behandeling aan kaakgewricht
• Plaatjes en frameprothesen
• Röntgenonderzoek (behalve door de orthodontist)
• Kronen, bruggen en implantaten (alleen wanneer de fronttanden niet zijn aangelegd
of wegens een ongeval zijn verloren)
• Chirurgische tandheelkundige hulp (m.u.v. implantaten).
3. HUIDIGE PROBLEMEN IN DE MONDZORG: VOORKOMEN IS BETER DAN GENEZEN
Op 4 oktober 2019 heeft de initiatiefneemster samen met collega Raemakers (D»66) een
gewijzigde motie ingediend die op 8 oktober is aangenomen1. In de motie werd de regering verzocht via een samenstel van aanvullende activiteiten
en communicatie aandacht te genereren voor het belang van goede mondzorg voor kinderen
en het feit dat tandartsbezoek (en bezoek aan de mondhygiënist) voor kinderen tot
18 jaar gratis is. Veel ouders bleken hier namelijk niet van op de hoogte. Een aanleiding
tot deze motie is onder andere de brief van de ANT aan de Minister over dit onderwerp.
In de brief verzocht de ANT de Minister om aan verzekeraars op te dragen ouders en
verzorgers van kinderen die de tandarts niet bezoeken rechtstreeks aan te schrijven.
Op 21 mei 2021 stond in de Telegraaf een opinieartikel van gepensioneerd tandarts James Huddleston Slater sr. Met als
titel: Meer tandartsen opleiden is duur en ongezond. Hij geeft aan dat het kwaad in feite al is geschied als je naar de tandarts moet.
Want veel klachten worden veroorzaak door cariës, oftewel: gaatjes. Gaatjes ontstaan
door tandplak. Tandplak ontstaat door bepaalde voedingsmiddelen zoals suikers en door
onvoldoende onderhoud zoals tandenpoetsen en flossen. Gaatjes boren en vullen is niet
fijn voor de patiënt, brengt kosten met zich mee en geeft een grotere kans op gebitsproblemen
bij ouder worden. Voorkomen is dus het beste.
Figuur 1: zie bijlage2.
Daarnaast is het de belangrijkste oorzaak voor een slechte mondgezondheid op latere
leeftijd. Zo zijn er vaak tandvleesproblemen als diabetes moeilijk onder controle
komt.
De onherstelbare schade in het melkgebit heeft tot gevolg hoge en levenslang doorlopende
kosten (bron: Delta Dental, 2004, Jevdjevic, 2019). Bovendien leidt het tot vroegtijdig
verlies van het blijvend gebit (Isaksson, 2013).
In het algemeen is bekend dat gezonde tanden en kiezen belangrijk zijn voor de gezondheid.
En eetgewoontes en gedrag zijn zeer bepalend voor gezondheid van de mond.
Zo worden diabetes, hart- en vaatziekten en enkele zwangerschap complicaties gerelateerd
aan gebits- c.q. tandvleesproblemen. Maar meer inzicht is wenselijk om de precieze
aard van de relaties te verduidelijken, zo stelt KNMT. Het eerste voorstel die de
initiatiefneemster doet is dat er meer onderzoek moet komen waardoor de kennis en
bewustwording groter wordt over het belang van goede mondzorg en de lange termijn
gevolgen hiervan.
VOORSTEL 1.
De kennis en bewustwording over het belang van goede mondzorg moet beter door meer
onderzoek te laten doen naar de gevolgen van slechte gebitsverzorging voor de algehele
gezondheid.
3.1 KINDEREN GAAN NIET NAAR DE TANDARTS; HET LANDELIJKE EN REGIONALE BEELD
Het aantal kinderen dat niet naar de tandarts gaat is hoog. Dat blijkt uit verschillende
metingen en onderzoeken (Generation R, KNMT). Dit ondanks het feit dat tandartszorg
voor kinderen tot 18 jaar verzekerd is en er dus geen financiële drempel voor ouders
is voor mondzorg voor hun kinderen. Landelijk blijkt dat ongeveer 250.000 kinderen
niet naar de tandarts gaan. Maar er zijn grote regionale verschillen zoals blijkt
uit onderstaande figuur.
Figuur 2: zie bijlage3.
De regering heeft als doel gesteld: een rookvrije generatie in 2040. Volgens het CDA
moeten we voor de volgende generatie net zo hard werken aan een gaatjesvrije generatie
in 2040. Hiervoor is het nodig dat alle kinderen tot 18 jaar regelmatig de tandarts
bezoeken.
In reactie op de motie D66 en CDA stuurt Minister Bruins in februari 20204 een brief naar de Tweede Kamer. Uit vele gesprekken met het veld blijkt dat er verschillende
redenen zijn waarom ouders niet met hun kinderen naar de tandarts gaan. We noemen;
Het grootste deel van de kinderen dat niet naar de tandarts gaan betreft kinderen
onder de vier jaar. Het blijkt dat sommige ouders niet weten dat geadviseerd wordt
al vanaf de leeftijd van twee jaar naar de tandarts te gaan (of al bij het doorbreken
van het eerste tandje).
In het drukke gezinsleven denken mensen er niet altijd tijdig aan om naar de mondzorgverlener
te gaan, waardoor een bezoek wordt uitgesteld. Als deze ouders dan ook de weg naar
de mondzorgverlener niet makkelijk weten te vinden, bijvoorbeeld omdat zij laaggeletterd
zijn, is het risico groot dat de kinderen uiteindelijk niet naar de tandarts gaan.
Sommige ouders weten niet dat zij niet voor de mondzorg voor kinderen hoeven te betalen,
uitgezonderd bepaalde prestaties zoals beugels en kronen.
Sommige ouders hebben zelf een goed gebit door maatregelen uit het verleden, zodat
zij de link naar de leefstijl voor hun kinderen niet leggen.
Het kan ouders afschrikken als de tandarts bij het bezoek van het kind aan de ouder
vragen wanneer deze zelf weer eens langs komt voor controle.
Tot slot geven de partijen aan dat er mogelijk onvoldoende capaciteit is in de mondzorg
om ook alle kinderen die nu niet naar de tandarts gaan te behandelen.
De toegenomen inzet van de beroepsgroepen op het bereiken van kinderen die nu geen
of te weinig mondzorg afnemen is door het Capaciteitsorgaan meegenomen in haar raming
voor het benodigde aantal opleidingsplaatsen in de mondzorg.
Naar aanleiding van de motie van D66/CDA heeft het ministerie ouders van jonge kinderen
(doelgroep van 25–40 jarigen) actief geïnformeerd dat zij niet voor mondzorg voor
hun kinderen hoeven te betalen en dat dit ook niet ten koste gaat van het eigen risico.
Het onderwerp is als één van de vier hoofdonderwerpen meegenomen in de jaarlijkse
campagne over zorgverzekeringen van VWS.
Ook zorgverzekeraars ondernemen activiteiten om ouders actief te informeren zie brief
van 25 oktober 2019 (Kamerstuk 29 689, nr. 1031). Hierin is ook opgenomen dat de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) begin september
heeft aangegeven aan de Zorgverzekeraars dat de privacyregelgeving niet in de weg
staat om activiteiten specifiek te richten op ouders van kinderen die niet naar de
mondzorgverlener gaan. De zorgverzekeraars mogen van de Autoriteit Persoonsgegevens
ouders informeren over het feit dat er van hun kinderen geen tandartsdeclaraties zijn
ontvangen. Zorgverzekeraars mogen hier de tandarts niet over informeren.
Enkele goede praktijkvoorbeelden
Zorgverzekeraar CZ, de gemeente, lokale tandartsen en de KNMT slaan de handen ineen
om meer kinderen op controle bij de tandarts te krijgen in Heerlen. Ouders van kinderen
in deze stad die niet naar de tandarts zijn geweest, krijgen een brief van de zorgverzekeraar.
Daarin roept de zorgverzekeraar ouders op hun kind alsnog de tandarts te laten bezoeken.
Het gaat om een groep van 2.400 kinderen.
In de brief, die DSW vorig jaar in Schiedam verstuurde, zette DSW het belang van een
goed gebit uiteen en benadrukte dat mondzorg voor jeugd tot 18 jaar geen kosten voor
de verzekerde met zich meebrengt. Na een half jaar hebben 127 van de 296 aangeschreven
jeugdigen de tandarts bezocht. Voorafgaand aan het experiment had DSW medewerking
gevraagd aan regionale tandartsen. Vijftien zegden toe nieuwe patiënten in hun praktijk
te willen opnemen. Uiteindelijk zijn 51 kinderen naar dezelfde tandarts gegaan als
die van de ouders. De overigens meldden zich bij een andere tandarts of gingen naar
een gespecialiseerde jeugdtandarts. Verder bleken 20 ouders geen aanvullende verzekering
te hebben; 5 van hen hebben per 1 januari 2019 alsnog AV afgesloten. De resultaten
zijn voor de zorgverzekeraar dermate bemoedigend dat het experiment in 2020 werd uitgebreid
met Vlaardingen en Maassluis.
In haar antwoorden d.d. 21 juni 20215 op vragen van indiener geeft de Minister aan dat ze een structurele monitor opzet
(opgesteld door RIVM) om de mondgezondheid landelijk te monitoren. Dat waardeert indienster
want goede mondzorg is van belang.
Echter, Minister stelt ook dat er geen signalen zijn dat kinderen niet bij tandartspraktijken
terecht kunnen als ouders ze willen inschrijven. Ze geeft aan dat 87% nog nieuwe patiënten
aanneemt maar stelt gelijktijdig dat de helft wel eisen stelt aan de nieuwe patiënt.
Dat laatste is wat betreft indiener een indicatie dat het juist niet zo makkelijk
is een tandarts te vinden voor nieuwe patiënten. Daarom is het des te belangrijker
dat kinderen actief worden uitgenodigd.
VOORSTEL 2.
De regering gaat in overleg met zorgverzekeraars waarbij zij structurele en concrete
afspraken gaan maken om ouders van kinderen onder de 18 jaar actief te informeren.
Zoals dat zorgverzekeraars ouders – die voor hun kinderen geen gebruiken maken van
de gratis mondzorg – twee keer per jaar per brief uitnodigen. Daarnaast benadrukken
zij bij de toezending van de polis dat mondzorg tot 18 jaar in het basispakket zit.
Kinderen zelf ontvangen bij 4 jaar een informatiepakket en bij 12 jaar een persoonlijke
uitnodiging.
3.2 ACHTERSTAND MONDZORG ONDER KINDEREN EN MET NAME BIJ LAGE SES EN BEPAALDE ETNICITEIT
Op dit moment constateren we dat 250.000 kinderen van 3,4 miljoen kinderen niet naar
de tandarts gaan en dat die achterstand nog groter is onder kinderen met een lage
SES en van een bepaalde sociaaleconomische achtergrond.
Uit onderzoek van TNO (2017) en van het Erasmus MC (van der Tas, 2017) blijkt dat
de mondzorg onder kinderen met een lage SES en van bepaalde etniciteit slechter is
dan onder kinderen van autochtone afkomst. Een sprekend voorbeeld hiervan is Rotterdam.
Figuur 3 laat zien dat in de roodgekleurde wijken van Rotterdam kinderen wonen met
veel cariës terwijl in de noordelijke wijken er cariës wordt gevonden in een mate
die vergelijkbaar is met de Nederlandse situatie.
Figuur 3: zie bijlage6.
De Minister stelt dat het de voorkeur heeft dat ouders zelf met hun kinderen naar
de tandarts gaan. Zodat ook de ouders bij het consult geïnformeerd worden over de
gezondheid van het gebit en hoe de dagelijkse zorg kan worden verbeterd. Er zijn echter
wijken in Nederland waar veel kinderen niet naar de mondzorgverlener gaan. In deze
wijken kan de mondzorg worden bevorderd via instellingen voor Jeugdtandverzorging.
De initiatiefneemster is ervan overtuigd dat dit alleen niet voldoende is om dit probleem
op te lossen.
VOORSTEL 3.
Gemeenten gaan in gesprek met de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s). Bij het consultatiebureau
dient het bewustzijn van ouders van jonge kinderen voor goede mondzorg vergroot te
worden en bewust onder de aandacht te worden gebracht. Zoals folders over mondzorg
in begrijpelijke taal aan ouders meegeven. Maar de gemeente kan ook bij de aangifte
van een geboorte in het gemeentehuis een folder meegeven over mondzorg. Verder kunnen
gemeenten hier in hun lokale beleid aandacht voor hebben en goede mondzorg promoten
bijvoorbeeld kinderdagverblijven/lagere scholen de mogelijkheid bieden een deel van de ouderavond te laten
vullen door de tandarts of mondhygiënist.
Maar ook tussen volwassenen is er groot verschil in mondzorg tussen regio’s. Uit de
onderzoeksgegevens van het CBS over 2014 tot en met 2016 blijkt dat ook bij volwassenen
er verschil is in aandacht voor mondzorg tussen regio’s. De regio Rotterdam en omgeving
scoort zorgelijk laag ten opzichte van andere regio’s.
Figuur 4: zie bijlage7.
4. LANDELIJK TEKORT AAN TANDARTSEN EN REGIONALE VERSCHILLEN
Op termijn zouden we door de inzet op preventie minder tandartsen nodig moeten hebben
die achterstallig onderhoud van het gebit moeten verhelpen. Maar op dit moment is
er een tekort en dat tekort aan tandartsen gaat de komende jaren alleen maar toenemen.
4.1 ENKELE CIJFERS
Er zijn bijna 9.700 werkzame tandartsen en ruim 3.500 werkzame mondhygiënisten in
Nederland. Het aantal uren en fte is bij beide groepen gestegen, wat kan duiden op
toekomstige krapte. De mondhygiënisten werken gemiddeld 0,77 fte, de tandartsen 0,87
fte.
De leeftijdsopbouw van beide beroepen verschilt. Bij de tandartsen zijn de ouderen
in de meerderheid, waardoor de uitstroom in de nabije toekomst hoger is. De mondhygiënisten
zijn een jongere beroepsgroep, waardoor de vervangingsvraag verder in de toekomst
ligt.
Opvallend is dat het starten van een eigen praktijk voor jonge professionals minder
aantrekkelijk lijkt geworden. De afgelopen jaren zijn er steeds meer tandartsen uit
het buitenland ingestroomd op de Nederlandse arbeidsmarkt. Sinds 2017 vertoont deze
instroom echter een vrij scherpe daling8.
Tandheelkunde heeft al jaren een numerus fixus en dat betekent loting voor toelating.
Alle faculteiten Tandheelkunde kennen daarnaast «decentrale toelating». Hiermee kunnen
kandidaten anders dan middels de loting via DUO toegelaten worden. De regeling is
bedoeld voor gegadigden die aantoonbaar blijk hebben gegeven een zware opleiding aan
te kunnen en die speciaal gemotiveerd zijn voor de tandheelkunde. Jaarlijks zijn er
in totaal 259 studieplaatsen: 144 in Amsterdam, 48 in Groningen en 67 in Nijmegen.
Elke universiteit heeft zijn eigen beleid en procedure voor de toelating.
Bovendien zijn er grote regionale verschillen in het aantal tandartsen per 10.000
inwoners.
Uit de figuur – hieronder – blijkt dat er landelijk een tekort bestaat aan tandheelkundige
zorgverleners (tandartsen en mondhygiënisten),
zie figuur 5, bron: www.volksgezondheidenzorg.info / KNMT.
Figuur 5: zie bijlage9.
4.2 HET ADVIES VAN HET CAPACITEITSORGAAN EN REACTIE VAN DE REGERING
Met de in december 2019 beschikbaar gekomen Kernprognose bevolking 2019–2060 heeft het Capaciteitsorgaan in april 2020 haar advies voor instroom opleiding tandarts en mondhygiënisten naar
boven bijgesteld. Het advies van het Capaciteitsorgaan voor verruiming van tandartsopleiding ligt er al jaren maar met dit advies van 100
extra plaatsen per jaar is dit nog nooit zo duidelijk geweest.
De globale extra kosten voor deze verruiming van de opleiding tandheelkunde met extra
100 plaatsen per jaar worden geschat op € 28 mln. per jaar10. In antwoorden op schriftelijke vragen11 over het tekort aan tandartsen stelt de Minister dat het gaat om een totaal bedrag
van € 26,3 mln.
In de brief van december 2020 stelt Minister van Ark dat voor tandheelkunde (in het
bijgestelde advies van het Capaciteitsorgaan van 3 april 2020) een verhoging van de
instroom in de opleiding Tandheelkunde wordt geadviseerd (Kamerstuk 29 282, nr. 427). Een verhoging met 100 plaatsen (van 259 naar 359 plaatsen) omdat er in de komende
jaren relatief veel oudere tandartsen het vak zullen verlaten. Hierdoor zullen op
wat langere termijn meer tandartsen nodig zijn omdat men gemiddeld minder dan fulltime
werkt.
In de OCW-begroting 2020 werd echter de verwachting uitgesproken dat het Capaciteitsorgaan
een daling van de capaciteit van de initiële opleiding Geneeskunde zou adviseren.
Echter, de instroom in de opleiding Geneeskunde wordt niet verlaagd en hierdoor komt
geen budget vrij om een verhoging van de instroom met 100 plaatsen in de opleiding
Tandheelkunde door te kunnen voeren. De komende periode wordt bezien of, en zo ja
op welke wijze, in de toekomst beter gevolg kan worden gegeven aan het advies van
het Capaciteitsorgaan. Vervolgens vindt de Minister het aan een volgend kabinet om
keuzes te maken over de uitbreiding van het aantal opleidingsplaatsen tandheelkunde
en de structurele financiering hiervan. In antwoord op de schriftelijke vragen van
de initiatiefneemster stelt de Minister toch op korte termijn met het kabinet beziet
wat op korte termijn de mogelijkheden zijn om het aantal opleidingsplaatsen uit te
breiden.
In antwoord d.d. 21 juni 2021 op vragen van indienster geeft de Minister aan dat benodigde
26, 30 miljoen voor de uitbreiding van 100 opleidingsplaatsen (zoals door het Capaciteitsorgaan
geadviseerd) niet beschikbaar is op de OCW-begroting.
Het kabinet beziet wat op korte termijn de mogelijkheden zijn om het aantal opleidingsplaatsen
uit te breiden.
De initiatiefnemer waardeert dat de Minister ernaar gaat kijken maar roept op dit
voortvarend op te pakken en geen tijd verloren te laten gaan. Een opleiding tot tandarts
duurt 6 jaar. Zij is van mening dat het advies van het Capaciteitsorgaan serieuzer
moet worden genomen en er direct enkele tientallen plaatsen gerealiseerd moeten worden
waarbij spreiding van tandartsen over regio’s met onderbezetting een voorwaarde is.
VOORSTEL 4.
Verruim op korte termijn het aantal opleidingsplaatsen tandheelkunde en kijk daarbij
in het bijzonder om de regionale «witte vlekken» op te lossen.
4.3 REGIONALE SPREIDING VAN TANDARTSEN IS NODIG
Uit andere gegevens blijkt dat een opgeleide tandarts veelal aan de slag gaat in de
regio waar deze is opgeleid.
Figuur 6: zie bijlage12.
Tandartsen blijven «hangen» in de steden Groningen, Amsterdam en Nijmegen: steden
waar de tandartsen zijn opgeleid. Deze bevindingen, in samenhang met de multiculturele
samenstelling van de bevolking en aanwezigheid van zwakkere groepen in sociaal en
economisch opzicht, veroorzaken een significante achterstand in mondzorg in onder
andere de regio Zuidwest Nederland met grote steden als Tilburg, Breda en in Rotterdam.
Daarom moet het aantrekkelijker worden voor tandartsen om zich juist te vestigen in
de krimpgebieden. Hier lopen al enkele initiatieven voor. De initiatiefneemster heeft
in december 2020 ook een lans gebroken voor de huisartsenspreiding, er moeten meer
(beginnende) huisartsen naar regio’s die nu onderbezet zijn of snel raken. De Minister
voor Medische Zorg, de provincies en zorgverzekeraars moeten beter en meer gaan samenwerken
om het tekort aan artsen in deze regio’s op te lossen. Voor beginnende artsen moet
het aantrekkelijker worden in deze regio’s te gaan wonen en werken en dit geldt ook
voor tandartsen. Het is belangrijk dat regio’s leefbaar blijven en naast basisonderwijs
betekent dit ook dat de bereikbaarheid van eerstelijnszorg zoals de huisarts en de
tandarts goed wordt geregeld.
In haar antwoord d.d. 21 juni 2021 op vragen van indienster geeft de Minister aan
dat regionale verschillen in het bezoek haar niet bekend zijn en dat het Capaciteitsorgaan
in een volgende raming in 2022 ook de regionale spreiding van tandartsen en van tandartsbezoek
in kaart brengt. Maar dat zou betekenen dat op z’n vroegst in 2023 de discussie daarover
op gang komt. Dat is voor indienster te laat want grote regionale verschillen zijn
nu al zichtbaar en worden steeds meer zichtbaar.
VOORSTEL 5.
Het aantrekkelijker maken voor tandartsen om zich in een zwakke regio te vestigen
zoals Zeeland, Zuid Holland Zuid, West Brabant, Limburg, Friesland en Overijssel.
5. BESLISPUNTEN
De indiener verzoekt de Kamer in te stemmen met de volgende beslispunten:
1. Meer onderzoek naar belang van goede mondzorg waardoor de kennis en bewustwording
groter wordt.
2. Structurele afspraken met zorgverzekeraars over voorlichting aan kinderen en ouders
over gratis mondzorg tot kinderen 18 jaar zijn.
3. Specifieke aandacht voor mondzorg bij kinderen door gemeenten bij kinderdagverblijven,
scholen en CJG’s.
4. Het aantal opleidingsplaatsen voor tandheelkunde verruimen.
5. Aantrekkelijk maken voor tandartsen om zich in een zwakke mondzorgregio’s te gaan
vestigen.
6. FINANCIËLE CONSEQUENTIES
De budgettaire effecten van de voorstellen in deze initiatiefnota kunnen verschillen.
In veel gevallen zijn de budgettaire effecten afwezig of zeer beperkt. Door de rijksbijdrage
voor de 18-minners in het zorgverzekeringsfonds zijn de financiële consequenties zeer
gering. We hebben het immers over bestaand financieel beleid waarvoor meer aandacht
moet komen.
Dit onderzoek kan in het normale budget worden opgevangen.
Voor de 100 extra opleidingsplaatsen is tussen de 26 & 28 mln. nodig. Er dient echter
op korte termijn gestart te worden met enkele tientallen extra opleidingsplaatsen
zodat het huidige aantal van 259 snel wordt uitgebreid. Dit kan meegenomen worden
in de volgende OCW-begroting omdat er volgens de indiener haast is in ieder geval
te starten met extra opleidingsplaatsen en leerplekken met name in de regio’s die
zich als zwak kenmerken.
Van den Berg
BRONNEN
− van der Tas JT, Kragt L, Elfrink MEC, Bertens LCM, Jaddoe VWV, Moll HA, Ongkosuwito
EM, Wolvius EB. Social inequalities and dental caries in six-year-old children from
the Netherlands. J Dent. 2017 Jul;62:18–24.
−
https://www.staatvandemondzorg.nl/app/uploads/2019/06/Gezonde-mond-gezo…
− Kragt L, van der Tas JT, Moll HA, Elfrink ME, Jaddoe VW, Wolvius EB, Ongkosuwito EM.
Early Caries Predicts Low Oral Health-Related Quality of Life at a Later Age. Caries
Res. 2016;50(5):471–479.
− Isaksson H, Alm A, Koch G, Birkhed D, Wendt LK. Caries prevalence in Swedish 20-year-olds
in relation to their previous caries experience. Caries Res. 2013;47(3):234–42.
− Jevdjevic M, Trescher AL, Rovers M, Listl S. The caries-related cost and effects of
a tax on sugar-sweetened beverages. Public Health. 2019 Apr;169:125–132.
−
https://www.cdhp.org/resources/298-lifetime-costs-of-a-cavity-by-delta-…
−
https://capaciteitsorgaan.nl/app/uploads/2021/02/3a.-Bijstelling-advies…
Indieners
-
Indiener
J.A.M.J. van den Berg, Tweede Kamerlid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.