Brief regering : Landenbeleid Russische Federatie
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2747 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2021
Met deze brief informeer ik u over een wijziging in het landenbeleid voor de Russische
Federatie. Op 12 april 2021 heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken het algemeen
ambtsbericht Russische Federatie gepubliceerd1. Het ambtsbericht beschrijft de situatie in de Russische Federatie voor de periode
van december 2018 tot en met maart 2021.
De informatie in het ambtsbericht is voor mij aanleiding om het beleid te verduidelijken.
De risicogroep van «politieke activisten en andere personen die significant kritiek
leveren op het regeringsbeleid», zoals in het huidige beleid op basis van de vorige
ambtsberichten is vastgesteld, zal ik preciseren met «mensenrechtenactivisten» en
«vreemdelingen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significant kritiek
leveren op de autoriteiten». Daarnaast, gelet op de beperkte/afwezige bescherming
door de Russische autoriteiten, zal in het landgebonden asielbeleid worden opgenomen
dat van vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt dat zij hebben te vrezen voor huiselijk
geweld niet wordt verlangd dat zij de bescherming van de autoriteiten of internationale
organisaties inroepen.
Tijdens de verslagperiode werden in Rusland personen en groepen met een afwijkende
mening ten opzichte van de regering gemarginaliseerd en in hun vrijheden beperkt.
De vrijheden van politieke activisten en journalisten die significant kritiek leveren
op de autoriteiten worden steeds meer ingeperkt. In meerdere gevallen zijn politieke
activisten gearresteerd en vervolgd als direct gevolg van hun werk. Het meest prominente
voorbeeld hiervan is de vergiftiging van Aleksej Navalny en de daaropvolgende arrestatie
en detentie. De overheid beperkte daarnaast de mogelijkheden voor oppositiepartijen
om zich te organiseren, kandidaten voor een openbaar ambt te registreren, toegang
te krijgen tot media en politieke campagnes te voeren. De persvrijheid werd in toenemende
mate ingeperkt en individuele journalisten ervaren in toenemende mate druk vanuit
de autoriteiten. Journalisten kregen naast inperking van hun journalistieke vrijheid
door de overheid in de verslagperiode ook te maken met vervolging.
Uit het ambtsbericht blijkt verder dat de trend naar sterke inkrimping van de ruimte
voor vrije meningsuiting en geëngageerdheid van mensenrechtenactivisten van onafhankelijke
ngo’s zich in de verslagperiode bleef doorzetten. Mensenrechtenactivisten kregen in
toenemende mate te maken met repressie. In meerdere gevallen zijn activisten bedreigd,
vervolgd en zelfs vermoord als direct gevolg van hun werk. Straffeloosheid voor geweld
tegen mensenrechtenverdedigers bleef in Rusland overheersen.
De situatie van politieke activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief
zijn in de journalistiek en die daarbij significant kritiek leveren op de autoriteiten
geeft derhalve aanleiding tot zorgen. Gelet hierop is het aangewezen hen aan te merken
als risicogroep. Zij kunnen met geringe individuele indicaties hun vrees voor vervolging
aannemelijk maken. Daarbij moet worden opgemerkt dat mensenrechtenactivisten en journalisten
onder het huidige beleid al onder de risicogroep «politieke activisten en andere personen»
vielen. Hiermee kan de vermelding van «andere personen (die significant kritiek leveren)»
uit het huidige beleid komen te vervallen, omdat met deze wijzigingen de vreemdelingen
die onder de risicogroep kunnen vallen concreter wordt afgebakend. Daarnaast blijkt
dat het passender is bij de informatie in het ambtsbericht wanneer binnen de beschrijving
van de risicogroep »significant kritiek leveren op het regeringsbeleid» vervangen
wordt door «significant kritiek leveren op de autoriteiten». Dit omdat «de autoriteiten»
een breder begrip is dat de gehele gevestigde orde in de Russische Federatie omvat,
waaronder bijvoorbeeld ook het gerechtelijk apparaat.
De risicogroep wordt dus geformuleerd als: politieke activisten, mensenrechtenactivisten
en personen die actief zijn in de journalistiek en die daarbij significant kritiek
leveren op de autoriteiten.
Verder blijkt uit het ambtsbericht dat de situatie van huiselijk geweld problematisch
is; het is een wijdverspreid en groot probleem in de Russische Federatie. Vermoedelijk
vallen er honderden doden per jaar ten gevolge van huiselijk geweld. Uit het AAB blijkt
dat één op de vijf vrouwen met huiselijk geweld te maken krijgt; slechts in drie procent
van de zaken komt het tot een rechtszaak. Gelet op de beperkte/afwezige bescherming
door de Russische autoriteiten voor vrouwen die slachtoffer zijn geworden van huiselijk
geweld, dan wel hiervoor vrezen, wordt voor vrouwen die een gegronde vrees voor huiselijk
geweld aannemelijk hebben gemaakt, aangenomen dat het niet mogelijk is om bescherming
van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen.
Uit het huidige landgebonden beleid volgt dat in Tsjetsjenië sprake is van systematische
vervolging van LHBT’s. LHBT’s in de rest van de Russische Federatie worden aangemerkt
als risicogroep. Voorts wordt thans aangenomen dat het voor LHBT’s in de gehele Russische
Federatie die een gegronde vrees voor vervolging hebben, niet mogelijk is de bescherming
van de autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen en wordt het vestigingsalternatief
heel terughoudend en slechts onder bepaalde voorwaarden tegengeworpen. Aan LHBT’s
die afkomstig zijn uit Tsjetsjenië wordt in beginsel geen beschermingsalternatief
tegengeworpen. Het nieuwe ambtsbericht geeft geen aanleiding om het bestaande beleid
aan te passen.
Wat adequate opvang voor minderjarigen betreft biedt het huidige ambtsbericht geen
nieuwe informatie ten opzichte van het vorige ambtsbericht. Het is evenwel van belang
dat de aanwezigheid van opvang in een land niet categorisch wordt uitgesloten. Dit
geeft de gelegenheid om onderzoek in individuele zaken te verrichten. Om deze reden
heb ik besloten om ten aanzien van adequate opvang in het beleid toe te voegen dat
in een voorkomend geval – na onderzoek – kan worden vastgesteld dat adequate opvang
beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Indieners
-
Indiener
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid