Brief regering : Landenbeleid Sudan
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 2748
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 juni 2021
Op 4 maart 2021 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht
uitgebracht over de situatie in Sudan (bijlage 1)1. Het ambtsbericht beslaat de periode van september 2019 tot en met januari 2021 en
beschrijft de situatie in Sudan. Het ambtsbericht is voor mij aanleiding om het huidige
beleid ten aanzien van Sudan te wijzigen.
Algemeen
Op 17 augustus 2019 werd een constitutioneel akkoord gesloten tussen de militairen
en de Forces of Freedom and Change (FFC, een coalitie van vakbonden, oppositiepartijen en gewapende oppositie) waarin
de machtsverdeling werd vastgelegd voor een transitieperiode van drie jaar en drie
maanden nadat president Omar al-Bashir werd afgezet in april 2019. Gedurende deze
transitieperiode treedt een soevereine raad op als staatshoofd. Deze raad bestaat
uit vijf militairen en zes leden van de FFC en gedurende de eerste 21 maanden van
de transitieperiode, tot mei 2021, is een militair voorzitter van de Soevereine Raad.
In de achttien resterende maanden wordt een lid van de FFC voorzitter van de Soevereine
Raad.
Op 29 augustus 2020 bereikte de transitieregering een vredesakkoord met een aantal
grote gewapende oppositiegroepen. Het vredesakkoord werd door waarnemers verwelkomd
als een eerste stap in het opbouwen van vrede in Sudan en voorziet in meer autonomie
voor Zuid-Kordofan en Blue Nile (de Twee Gebieden) en Darfur. Desondanks bleven er
gedurende de verslagperiode geweldsincidenten plaatsvinden in zowel de Twee Gebieden
als Darfur. Deze incidenten waren met name het gevolg van een toename van intercommunaal
geweld, conflicten tussen veehouders en landbouwers, criminaliteit en banditisme.
Mensenrechtenverdedigers
Gedurende de verslagperiode is er meer ruimte gekomen voor mensenrechtenverdedigers
om zich te uiten en zich te verenigen. De transitieregering heeft bepaalde wetgeving
opgeheven, waaronder de Public Order Law, waardoor er meer vrijheid ontstond, met name voor vrouwen. Voorts is de General Intelligence Services niet langer bevoegd om personen op te pakken en gevangen te zetten in tegenstelling
tot diens voorganger de National Intelligence Security Service.
Er hebben weliswaar enkele incidenten met betrekking tot mensenrechtenverdedigers
plaatsgevonden gedurende de huidige verslagperiode maar dit waren er minder dan gedurende
de vorige verslagperiode, toen sprake was van tientallen incidenten. Ook is gedurende
de verslagperiode niet gebleken dat mensenrechtenverdedigers in Darfur expliciet het
doelwit zijn van de veiligheidstroepen of de militaire inlichtingendienst. Ten slotte
zijn er in 2020 geen incidenten met betrekking tot mensenrechtenverdedigers gerapporteerd
in de Twee Gebieden.
Om vorengaande reden heb ik besloten om «vreemdelingen die actief zijn geweest op
het gebied van mensenrechten» niet langer aan te merken als risicogroep. Hoewel deze
risicogroep komt te vervallen, wordt op basis van het individuele asielrelaas uiteraard
zorgvuldig beoordeeld of een Sudanese asielzoeker in aanmerking komt voor internationale
bescherming in Nederland.
Vermeende aanhangers van gewapende oppositiepartijen
Met het aantreden van de transitieregering is de politieke realiteit in Sudan veranderd.
Verschillende partijen die eerst tot de oppositie behoorden en zelfs streden tegen
de regering van voormalig president Al-Bashir zitten nu zelf in de transitieregering
of hebben een vredesakkoord gesloten met de transitieregering. In deze verslagperiode waren er, in tegenstelling
tot de vorige verslagperiode, weinig berichten van politieke activisten of leden van
oppositiepartijen die gedetineerd werden door de transitieregering. Ook blijken er
geen gevallen bekend van personen die zijn gearresteerd of strafrechtelijk zijn vervolgd
bij terugkeer, nadat zij zich in het buitenland kritisch hebben geuit tegen de transitieregering. Voorts is er meer ruimte ontstaan voor vreedzame demonstraties. Waar in
2018 in 39% van de demonstraties sprake was van een interventie, waarvan 10% met excessief
geweld, was er in 2020 nog maar bij 10% van de demonstraties sprake van een interventie,
waarvan 2% met excessief geweld.
Om de actuele politieke situatie in Sudan beter te reflecteren heb ik daarom besloten
om «vreemdelingen die (vermeend) aanhanger zijn van een (gewapende) oppositiegroep»
niet langer als risicogroep aan te merken. Deze groep zal ook niet langer aangemerkt
worden als kwetsbare minderheidsgroep of als groep waarvoor wordt aangenomen dat zij
geen bescherming kunnen verkrijgen van de autoriteiten en/of internationale organisaties.
Ook hier geldt dat hoewel deze risicogroep komt te vervallen er op basis van het individuele
asielrelaas zorgvuldig wordt beoordeeld of een Sudanese asielzoeker in aanmerking
komt voor internationale bescherming in Nederland.
In het huidige beleid geldt dat vreemdelingen die behoren tot niet-Arabische bevolkingsgroepen
afkomstig uit het Nuba-gebergte of Darfur en die daar voorafgaande aan hun komst naar
Nederland hun normale woonplaats hadden in ieder geval worden aangemerkt als «(vermeend)
aanhanger van een (gewapende) oppositiegroep». Uit het ambtsbericht blijkt dat de
situatie voor niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Zuid-Kordofan (waar het Nuba-gebergte
onder valt) en Darfur onverminderd zorgelijk is gebleven en dat zij, in Zuid-Kordofan
en Darfur, nog altijd te vrezen hebben voor vervolging van de zijde van verschillende
actoren. Er is geen blijk dat deze vrees is gekoppeld aan het zijn van een (vermeende)
aanhanger van een (gewapende) oppositiegroep, maar wel aan hun niet-Arabische etniciteit.
Er is om vorengaande redenen voldoende aanleiding om hen onder een andere groepsdefinitie
als risicogroep te behouden in het beleid. Om deze redenen heb ik besloten om «vreemdelingen
die behoren tot niet-Arabische bevolkingsgroepen afkomstig uit Zuid-Kordofan of Darfur
en die daar voorafgaande aan hun vertrek uit Sudan hun normale woon- en verblijfplaats
hadden» op te nemen als risicogroep in het beleid. Ook zal ik voor leden van deze
groep die een gegronde vrees voor vervolging aannemelijk hebben gemaakt in het beleid
aannemen dat zij geen bescherming kunnen verkrijgen van de autoriteiten en/of internationale
organisaties.
LHBTI
Homoseksuele gerichtheid is niet strafbaar in Sudan maar bepaalde (seksuele) handelingen
die strafbaar zijn gesteld bieden wel de mogelijkheid om LHBTI strafrechtelijk te
vervolgen. Er hebben gedurende de verslagperiode juridische versoepelingen plaatsgevonden
ten aanzien van de strafmaat voor sodomie, echter er is in de Sudanese maatschappij
nog altijd sprake van discriminatie, stigmatisering en het risico op mishandeling
van LHBTI. Gelet op de mogelijkheid die er bestaat om strafrechtelijk vervolgd te
worden voor bepaalde (seksuele) handelingen is het niet waarschijnlijk dat LHBTI de
bescherming van de autoriteiten kunnen inroepen.
Om deze reden heb ik besloten om voor LHBTI, die een gegronde vrees voor vervolging
aannemelijk hebben gemaakt, aan te nemen dat zij geen bescherming kunnen verkrijgen
van de autoriteiten en/of internationale organisaties.
Terugkeer
Naar aanleiding van recente berichtgeving is er hernieuwde aandacht ontstaan voor
terugkeer naar Sudan. Hierover heeft uw Kamer eerder vragen gesteld.2 Het huidige ambtsbericht meldt dat er in de huidige verslagperiode niet of nauwelijks
incidenten zijn gesignaleerd met betrekking tot terugkeer. Ook komen er uit het ambtsbericht
geen andere signalen voort waaruit blijkt dat alle Sudanezen die terugkeren naar Sudan
enkel om deze reden in de bijzondere aandacht van de Sudanese autoriteiten staan.
Het huidige ambtsbericht geeft daarom geen aanleiding om (gedwongen) terugkeer stop
te zetten.
Beleid andere lidstaten
Navraag bij EASO lidstaten leert dat van de twintig lidstaten die hebben gereageerd
er vanuit acht lidstaten vrijwillige terugkeer plaatsvindt naar Sudan. Vijf van deze
lidstaten, waaronder ons omringende landen, zijn ook tot gedwongen terugkeer overgegaan
in de afgelopen twee jaar. Desgevraagd hebben deze lidstaten te kennen gegeven dat
zij geen signalen hebben ontvangen van onregelmatigheden of andere incidenten bij
het uitvoeren van gedwongen terugkeer.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol
Indieners
-
Indiener
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid