Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het verslag van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over het toezicht 2019-2020 (Kamerstuk 35570-VIII-217)
2021D20935 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
                  de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister
                  van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:
               
• d.d. 11 mei 2021 inzake Verslag van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over
                        het toezicht 2019–2020 (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 217);
                     
• d.d. 23 maart 2021 inzake Afschrift brief aan VOiA1 over de evaluatie van de Erfgoedwet (Kamerstuk 32 820, nr. 413);
• d.d. 12 maart 2021 inzake Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen
                        Tweede Wereldoorlog (Kamerstuk 25 839, nr. 48);
                     
• d.d. 11 maart 2021 inzake Beleidsreactie rapport Inspectie Overheidsinformatie en
                        Erfgoed Een lappendeken. Zicht op toezicht door provincies (Kamerstuk 32 820, nr. 411);
                     
• d.d. 12 februari 2021 inzake Tussenadvies Commissie Collectie Nederland (Kamerstuk
                        32 820, nr. 409);
                     
• d.d. 11 februari 2021 inzake Rapportage Verdrag van Faro: Erfgoed van en met iedereen
                        (Kamerstuk 32 820, nr. 410);
                     
• d.d. 10 februari 2021 inzake Planning evaluatie erfgoedwet archeologie (Kamerstuk
                        32 820, nr. 406);
                     
• d.d. 18 januari 2021 inzake Toezending Werkprogramma 2021–2022 van de Inspectie Overheidsinformatie
                        en Erfgoed (Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 157).
                     
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud
blz.
                         
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de BIJ1-fractie
10
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
14
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
               
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verschillende
                  agendapunten geagendeerd onder het schriftelijk overleg inzake erfgoed en hebben hierover
                  nog enkele vragen.
               
Verslag Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed over het toezicht 2019–2020
Archivering MH-17 informatie
De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de
                  implementatie van de aanbevelingen uit het rapport «de Archivering van de MH17-informatie».
               
Erfgoed onder water
De leden van de VVD-fractie lezen dat niet alle vondsten in de Noordzee worden gemeld
                  en dat het niet melden van een archeologische vondst een strafbaar feit is. De Inspectie
                  Overheidsinformatie en Erfgoed (hierna: de Inspectie) zet zich in voor een betere
                  handhaafbaarheid van de regels. Op welke manier wordt hier ook publieksvoorlichting
                  ingezet, specifiek in de gebieden waar deze vondsten worden gedaan, als extra maatregel
                  om ervoor te zorgen dat deze vondsten voortaan wel gemeld worden, zo vragen de leden.
               
Onderzoeken
De leden van de VVD-fractie vragen of de resultaten van dit onderzoek ook naar de
                  Kamer worden gestuurd. En op welke manier houdt de Inspectie toezicht op het aanbod
                  van cultuurgoederen via social media, zo vragen de leden.
               
Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van de restitutie van cultuurgoederen
                     uit de Tweede Wereldoorlog. De leden onderschrijven dan ook de constatering van de
                     Raad voor Cultuur dat roofkunst een belangrijk symbool is geworden voor wat Joodse
                     burgers tijdens de oorlog is afgenomen: niet alleen hun bezit, maar ook hun rechten
                     als burger, hun waardigheid als mens en, in verreweg de meeste gevallen, hun leven
                     en dat nu deze kunst een van de laatste tastbare kansen op rechtsherstel voor de oorspronkelijke
                     eigenaren of hun erfgenamen betekent.
                  
In de beleidsreactie van de Minister lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister
                     verder wil gaan dan de aanbeveling van de commissie-Kohnstamm en dat een beroep doen
                     op de goede trouw door de Staat niet in lijn is met het streven naar herstel van onrecht.
                     Daarom zal de Staat in geen enkel geval een beroep doen op goede trouw bij de verwerving.
                     Tegelijkertijd lezen de leden dat decentrale overheden wel de mogelijkheid hebben
                     om beroep te doen op verwerving te goeder trouw. De leden lezen dat decentrale overheden
                     zich «sterk gehouden voelen aan de morele opdracht om roofkunst te restitueren», maar
                     de mogelijkheid bestaat dat dit in de praktijk te vrijblijvend is. Heeft de Minister
                     signalen dat er decentrale overheden zijn die toch beroepen op «te goeder trouw»?
                     Zo ja, welke zijn dit? Zo niet, waarop baseert zij dit? En ziet de Minister mogelijkheden
                     om bindende afspraken te maken met decentrale overheden, zodat zij zich niet beroepen
                     op «te goeder trouw»?
                  
Daarnaast lezen de leden dat het nieuwe beoordelingskader van toepassing is op verzoeken
                     die na wijziging van het instellingsbesluit worden ingediend. Gezien de morele opdracht
                     die ligt besloten in het restitutiebeleid en die door de commissie-Kohnstamm wordt
                     onderstreept, hecht de Minister eraan dat het beoordelingskader ook van toepassing
                     is op al in behandeling zijnde verzoeken tot restitutie van cultuurgoederen in bezit
                     van de Staat, op voorwaarde dat de verzoeker dit wenst. Voor toepassing ervan op een
                     bindend-adviesprocedure is instemming van zowel verzoeker als huidige bezitter noodzakelijk.
                     Indien de Staat de huidige bezitter is, zal deze dan altijd instemmen met een bindend-adviesprocedure?
                     En wat als dit een decentrale overheid betreft, zal hier dan ook altijd sprake zijn
                     van een instemming met een bindend-adviesprocedure, mits de aanvrager hiermee instemt?
                  
Daarnaast lezen de leden dat de commissie-Kohnstamm erop wijst dat verzoeken zo snel
                     als mogelijk moeten worden behandeld. De leden delen dit en vragen wat nu de gemiddelde
                     wachttijd is totdat een verzoek wordt behandeld. En wat verstaat de Minister precies
                     onder «zo snel als mogelijk», betekent dit dan dagen, weken of maanden wachttijd voor
                     een indiener? En ziet de Minister mogelijkheden om dit te versnellen, zo vragen de
                     leden.
                  
Daarnaast constateren de leden dat de Minister in haar beleidsreactie niet ingegaan
                     is op de vraag op welke manier de Minister het voorstel van de Raad voor Cultuur gaat
                     financieren, wat ze wel heeft toegezegd in antwoorden op schriftelijke vragen van
                     de leden El Yassini en Yesilgoz-Zegerius over «Ministerie OCW heeft geen geld voor
                     herkomstonderzoek naziroofkunst» op 19 januari 20212. Dus op welke manier gaat de Minister dit onderzoek financieren? Aangezien hierover
                     eerder tegenstrijdige berichten kwamen vanuit het Ministerie Onderwijs, Cultuur en
                     Wetenschap3, zo merken de leden op.
                  
Beleidsreactie rapport Inspectie overheidsinformatie en Erfgoed een lappendeken aan
                     toezicht door provincies
De leden van de VVD-fractie vragen wanneer provincies en gemeenten in samenwerking
                  met het IPO4, de VNG5 en de Ministeries van BZK en OCW een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed
                  zal uitwerken. Wat is hiervoor de gestelde deadline? En hoe waarborgen we een goed
                  toezicht op en overzicht van alle verschillende initiatieven met verschillende werkwijzen
                  op lokaal niveau in gemeente en provincie, zo vragen de leden.
               
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
                  op de agenda van het schriftelijk overleg inzake erfgoed. Deze leden hebben hierover
                  nog enkele opmerkingen en vragen.
               
Verslag over het toezicht 2019–2020
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag over
                  het toezicht 2019–2020. Deze leden achten het van groot belang dat de Inspectie adequaat
                  toezicht houdt op het beheer van zowel papieren als digitale overheidsinformatie.
                  In het schriftelijk overleg van 26 mei 20206 hebben deze leden de Minister gevraagd naar de naleving van de Archiefwet BES en
                  of de Caribische archieven volledig gedigitaliseerd en digitaal toegankelijk zijn.
                  De Minister gaf aan dat de digitalisering van de Caribische archieven zich nog in
                  de beginfase bevond en het opstellen van een concreet uitvoeringsplan vertraagd was
                  door de coronacrisis. Kan de Minister vertellen welke voortgang er inmiddels is gemaakt
                  met het digitaliseren van de Caribische archieven? Zijn bewaarplaatsen van het archief
                  van de eilanden inmiddels duidelijk in beeld, zo vragen de leden.
               
De leden van de D66-fractie zijn positief te spreken over de samenwerking in EU-verband
                  voor de bestrijding van illegale handel in cultuurgoederen uit derde landen. Deze
                  leden lezen dat er in 2019 is gestart met een onderzoek naar welke en hoeveel voorwerpen
                  te koop worden aangeboden via social media en dit in 2020 is uitgebreid met het aanbod
                  via internet. Kan de Minister toelichten waarom er voor is gekozen om het onderzoek
                  te starten met de verkoop social media en daarna pas uit te breiden naar het aanbod
                  via het internet? Daarnaast merken deze leden op dat het aantal uitgegeven vergunningen
                  voor de handel in archeologische voorwerpen significant is toegenomen in 2020 ten
                  opzichte van 2019. Kan de Minister vertellen of dit op toeval berust of dat hier een
                  verklaring voor is, zo vragen de leden.
               
Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
                  Minister over het beoordelingskader van het restitutiebeleid van cultuurgoederen uit
                  de Tweede Wereldoorlog. Deze leden zijn het met de Minister eens dat het streven naar
                  rechtsherstel in het restitutiebeleid centraal hoort te staan. Deze leden staan daarom
                  ook achter de keus om het afwegen van het belang van het werk voor de verzoeker, het
                  belang van het werk voor de bezitter en het belang van het openbaar kunstbezit niet
                  langer te laten meetellen voor het maken van een beslissing omdat dit daaraan afbreuk
                  zou doen. Ook vinden deze leden het vanzelfsprekend dat de Staat in geen enkel geval
                  beroep zal doen op goede trouw bij de verwerving. Kan de Minister echter uitleggen
                  waarom deze laatste uitgangspositie niet geldt voor decentrale overheden, zo vragen
                  de leden.
               
Een lappendeken: zicht op toezicht door provincies
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het rapport over
                  zicht op toezicht door provincies. Deze leden achten het van groot belang dat toezicht
                  van provincies op erfgoed goed verloopt. Deze leden lezen in het rapport dat het vaak
                  onduidelijk is voor burgers waar zij een klacht kunnen indienen over de erfgoedzorg
                  door gemeenten. Hoe wordt er voor gezorgd dat dit proces verduidelijkt wordt en/of
                  burgers beter worden geïnformeerd over deze mogelijkheid? Deze leden vinden het bedenkelijk
                  om te lezen dat overkoepelend toezicht op de werking van het erfgoedstelsel ontbreekt
                  en achten het daarom ook verstandig dat er wordt nagedacht over professionalisering.
                  Op welke termijn verwacht de Minister dat deze professionalisering vorm gaat krijgen?
                  Hoe heeft het gebrek aan overkoepelend toezicht effect gehad op de verschillen in
                  onderhoud van erfgoed tussen de gemeenten en provincies? Daarnaast hebben deze leden
                  vernomen dat er een tekort is aan budget voor de restauratie van rijksmonumenten.
                  Deze leden achten het van groot belang dat het behoud van monumenten wordt gewaarborgd,
                  niet alleen door middel van hoogst noodzakelijke restauraties maar ook door te investeren
                  in bijvoorbeeld verduurzaming. Hoe kijkt de Minister naar dit tekort in budget, herkent
                  zij dit en zo ja, gaat zij zich ervoor inzetten om de achterstand in benodigd budget
                  in te halen, zo vragen de leden.
               
Tussenadvies Commissie Collectie Nederland
Tot slot hebben de leden van de D66-fractie met interesse kennisgenomen van het tussenadvies
                  van de Commissie Collectie Nederland met betrekking tot de huidige Erfgoedwet. Deze
                  leden zijn te spreken over de voorgestelde nieuwe wijze van beschermen en de aanbevelingen
                  onder andere op het gebied van systematiek, financiën en de reikwijdte van bescherming.
                  Kan de Minister vertellen wat haar eerste duiding is bij het advies dat de bescherming
                  van roerend cultureel erfgoed anders moet worden ingericht? Deze leden zijn het met
                  de commissie eens dat de bescherming van cultureel erfgoed ook in Caribisch Nederland
                  moet gelden indien daar vanuit Caribisch Nederland behoefte aan is. Kan de Minister
                  vertellen in hoeverre er al toezicht is op de bescherming van cultureel erfgoed in
                  Caribisch Nederland, zo vragen de leden.
               
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Verslag
                  over het toezicht 2019–2020 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed7. Deze leden lezen in het woord vooraf, dat de inspecteurs als gevolg van de coronamaatregelen
                  genoodzaakt waren om te werken vanuit huis. Deze leden vragen welke gevolgen dit thuiswerken
                  heeft gehad voor de uitvoering van de werkzaamheden. Welke belemmeringen heeft de
                  Inspectie ervaren en welke verbeteringen zijn wellicht ook mogelijk gebleken, zo vragen
                  de leden.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
                  de Minister over wijziging van het beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen
                  Tweede Wereldoorlog8. Deze leden onderschrijven dat het restitutiebeleid gericht is op herstel van het
                  onrecht dat slachtoffers van het naziregime is aangedaan. Met de Minister hechten
                  deze leden er ten zeerste aan dat het restitutiebeleid ook wordt ervaren als een bijdrage
                  aan het rechtsherstel en dat verzoekers zich gehoord voelen. Deze leden vragen wanneer
                  de Minister de Kamer informeert op welke wijze voortvarend uitvoering kan worden gegeven
                  aan de aanbevelingen over het aanvullend herkomstonderzoek en de actieve communicatie.
                  In dit verband valt het deze leden op, dat de vraag is gerezen of de toegang tot archieven
                  ten behoeve van het herkomstonderzoek voor medewerkers van de Restitutiecommissie
                  en het Expertisecentrum optimaal is. Deze leden ontvangen op dit punt graag een toelichting.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de beleidsreactie
                     van de Minister op het rapport van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed «Een
                     lappendeken. Zicht op toezicht door provincies»9. De Inspectie constateert dat het toezicht op erfgoed door provincies summier is
                     ingericht. Twee provincies geven -anders dan het signaleren van burgerklachten – geen
                     invulling aan het toezicht op erfgoed. Deelt de Minister de conclusie van de Inspectie,
                     dat het toezicht het gevaar loopt tot een papieren tijger te verworden en dat de verzamelde
                     gegevens weinig zicht bieden op de praktijk? De Inspectie constateert dat het toezicht
                     een lappendeken is, dat provincies niet samenwerken en dat IBT10-gegevens over erfgoed niet worden uitgewisseld tussen provincies. Hoe beoordeelt
                     de Minister in dit verband de reactie van provincies dat zij hun toezichtwerkzaamheden
                     niet hebben ingericht met het oog op het kunnen aggregeren van informatie naar een
                     landelijk beeld en dat er destijds ook geen afspraken zijn gemaakt over het verstrekken
                     van toezichtinformatie aan het ministerie?
                  
Deelt de Minister de conclusie van de Inspectie, dat er door de summiere invulling,
                     de verkokerde werkstijl, het ontbreken van uniforme indicatoren en de beperkte informatie
                     bij het ministerie geen inzicht bestaat in bepaalde trends en/of risico’s op het gebied
                     van erfgoed op gemeentelijk niveau? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen zet
                     de Minister om ervoor te zorgen dat er een overkoepelend zicht komt op de werking
                     van het erfgoedstelsel?
                  
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het gemeenschappelijk toezichtkader voor
                     erfgoed, dat door provincies en gemeenten in samenwerking met het IPO, de VNG en de
                     Ministeries van BZK en OCW wordt uitgewerkt? Op welke termijn is het bedoelde toezichtkader
                     gereed?
                  
Zowel provincies als gemeenten wijzen erop dat IBT slechts een van de manieren is
                     om te bevorderen dat in de praktijk het juiste gebeurt. Ook kennisnetwerken, handreikingen
                     en ondersteuning van gemeenten via steunpunten voor erfgoed spelen een belangrijke
                     rol, net als de vele dagelijkse contacten die er tussen medewerkers van de verschillende
                     bestuurslagen bestaan. In dit verband vragen de leden naar de ervaringen met de bescherming
                     van de dertig wederopbouwgebieden, die van nationaal belang worden geacht voor de
                     periode 1940–1965. Deze leden vragen ook naar de stand van zaken met betrekking tot
                     de bescherming van erfgoed van na 1965.
                  
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Tussenadvies
                  Commissie Collectie Nederland11. Met de commissie-Buma zijn de leden van mening, dat de bescherming van roerend cultureel
                  erfgoed anders moet worden ingericht. Deze leden onderschrijven de uitbreiding van
                  de taakopvatting van de commissie, nu zij niet alleen ingaat op de bescherming van
                  roerend cultureel erfgoed in particulier bezit, maar ook van roerend cultureel erfgoed
                  in publiek bezit. Terecht vraagt de commissie ook aandacht voor ensembles, gebouwen
                  met cultuurgoederen die één geheel vormen, vaak gesamtkunstwerken, die als zodanig
                  beter beschermd moeten worden. Deze leden vragen de Minister of zij goed hebben begrepen,
                  dat zij met de aanbiedingsbrief de aanbevelingen uit het tussenadvies heeft overgenomen.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Werkprogramma
                  2021–2022 van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed12. Deze leden zijn van mening dat een rijksbreed project noodzakelijk is om de informatiehuishouding
                  van de overheid te verbeteren en de transparantie te vergroten. Deze leden vragen
                  wat de stand van zaken is met betrekking tot de inventarisatie van knelpunten, die
                  werd aangekondigd in de kabinetsreactie op het ongevraagde advies van de Raad van
                  State13. Deze leden constateren dat de Inspectie in de programmaperiode 2021–2022 aansluit
                  op deze ontwikkelingen met thematische onderzoeken. In dit verband vragen deze leden
                  of de Inspectie voldoende capaciteit en bevoegdheden heeft om toe te zien op de informatiehuishouding
                  van de overheid, mede in het licht van de bevindingen van de Parlementaire ondervragingscommissie
                  Kinderopvangtoeslag.
               
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken. Zij hebben
                  daarover nog enkele vragen.
               
Verslag over het toezicht 2019–2020 | Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed
De leden van de SP-fractie lezen in het verslag dat «waar metaaldetectie -onder strikte
                  voorwaarden- met de Erfgoedwet in 2016 is gelegaliseerd, is magneetvissen in dezelfde
                  tijd juist verboden». Tegelijkertijd constateren de leden dat magneetvissen in populariteit
                  groeit. Volgens de leden is het lang niet altijd duidelijk dat dit wettelijke verbod
                  bestaat. De leden vragen zich af wat dit verbod precies behelst gezien lokaal ook
                  voor aanvullende verboden wordt gekozen. De leden maken zich zorgen over het verdwijnen
                  van erfgoed en zijn geïnteresseerd in de mogelijkheden om dit te voorkomen en opgevist
                  erfgoed alsnog te registreren.
               
De leden van de SP-fractie zijn geschrokken dat er nog steeds illegaal vondsten worden
                  gedaan in de Noordzee en de constatering van de Erfgoedinspectie dat toezicht wordt
                  bemoeilijkt doordat procedures niet eenduidig zijn. De leden zien dat deze situatie
                  kan worden verbeterd met de implementatie van het UNESCO-verdrag 200 voor de bescherming
                  van cultureel erfgoed onder water.
               
Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog
De leden van de SP-fractie steunen het nieuwe beoordelingskader voor cultuurgoederen
                  in bezit van de Staat. Tegelijkertijd hebben zij hier nog enkele vragen over. De leden
                  vinden rechtsherstel zeer belangrijk. De rijksoverheid doet daarom geen beroep op
                  verwerving te goeder trouw. De leden zouden graag zien dat alle overheden daar vanaf
                  zien. De leden vinden het goed dat afgewezen verzoeken opnieuw kunnen worden beoordeeld,
                  maar begrijpen nog niet waarom hierbij instemming van de eigenaar noodzakelijk is.
                  Voorts zijn de leden geïnteresseerd in hoe wordt omgegaan met goederen die nu als
                  erfgoed tellen maar dat niet waren ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.
               
Beleidsreactie rapport Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed Een lappendeken. Zicht
                     op toezicht door provincies
De leden van de SP-fractie vinden het rapport van de Inspectie schokkend. De Inspectie
                  concludeert dat het toezicht op erfgoed door provincies summier is ingericht. Twee
                  provincies geven – anders dan het signaleren van burgerklachten – geen invulling aan
                  het toezicht op erfgoed. De andere provincies doen dit beperkt. Het toezicht is een
                  lappendeken. Provincies werken niet samen.
               
De leden van de SP-fractie concluderen dat dit niet het eerste rapport is met een
                  hard oordeel. Ook in 2015 en 2017 werden harde conclusies getrokken, in 2018 werd
                  met een gezamenlijke «agenda» beterschap beloofd, maar dit is niet voldoende van de
                  grond gekomen. De Minister van OCW is stelselverantwoordelijk. De leden hekelen het
                  daarom dat de Minister met een zeer summiere reactie komt op het inspectierapport.
                  De leden horen graag het inhoudelijk oordeel, alsmede een visie op hoe het toezicht
                  kan worden verbeterd.
               
De leden van de SP-fractie lezen dat binnenkort een werkgroep zal starten met het
                  opstellen van een gemeenschappelijk toezichtkader voor erfgoed. De leden vinden dit
                  erg laat. Voorts zijn de leden geïnteresseerd in welke rol de Minister hierbij speelt
                  als stelselverantwoordelijke. Ook interesseert het de leden wanneer het kader gereed
                  zal zijn en hoe zich dat verhoudt tot de evaluatie van de Erfgoedwet.
               
Tussenadvies Commissie Collectie Nederland
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het tussenadvies van de Commissie
                  Collectie Nederland. Hoewel de leden hier graag bij een later debat over de evaluatie
                  van de erfgoederen op terug zouden willen komen, hebben ze ook nu enkele vragen. Het
                  heeft de leden bevreemd dat de Minister de commissie specifiek om een tussenadvies
                  heeft gevraagd maar vervolgens geen reactie geeft op de aanbevelingen. De leden zouden
                  alsnog graag de visie van de Minister horen. Zo zijn de leden geïnteresseerd in de
                  reactie op de aanbeveling dat een stevig financieel fundament gecreëerd moet worden
                  voor een actief, betrokken beschermingsbeleid door de overheid, onder meer door het
                  Nationaal Aankoopfonds en zijn doelstellingen en daaraan gekoppeld budgetten wettelijk
                  te verankeren. Het verontrust de leden te lezen dat het geen vanzelfsprekendheid is
                  dat roerend cultureel erfgoed in publiek bezit wettelijk afdoende beschermd is. Tevens
                  verontrust het de leden te lezen dat roerend cultureel erfgoed in en uit Caribisch
                  Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius) niet onder de huidige bescherming valt.
                  De leden horen graag of ook Caribisch Nederland betrokken wordt.
               
Rapportage Verdrag van Faro: Erfgoed van en met iedereen
De leden van de SP-fractie merken op dat het Verdrag van Faro als uitgangspunt heeft
                  dat ieder mens het recht heeft om betrokken te zijn bij erfgoed en daar een eigen
                  betekenis aan te geven. De leden zijn verheugd te lezen dat de Minister het van belang
                  vindt dat de uitgangspunten van het Verdrag van Faro meer bekendheid en uitwerking
                  krijgen, zoals het ondersteunen van burgerinitiatieven, het inzetten van de sociale
                  waarde van erfgoed en als een overbrugging van de kloof tussen gemeenschappen, erfgoedorganisaties
                  en overheden. En dat er belangrijke concrete stappen gezet worden die toewerken naar
                  een effectieve invoering van het verdrag in de nabije toekomst. Tegelijkertijd constateren
                  de leden dat Nederland achterloopt. Het verdrag is inmiddels ruim vijftien jaar oud.
                  Vijfentwintig landen in Europa hebben het verdrag al ondertekend of zelfs geratificeerd
                  en geïmplementeerd. De Minister schrijft dat Nederland nog niet klaar is voor ondertekening
                  en ratificatie.
               
De leden van de SP-fractie merken op dat in april 2020 de Minister constateerde «Publieksparticipatie
                  in de archeologie nog in de kinderschoenen staat». Volgens de leden kan het tekenen,
                  ratificeren en implementeren van het Verdrag van Faro bijdragen aan het bereiken van
                  een groter en een meer divers publiek. De leden horen ook graag of en hoe de Minister
                  de motie van het lid Beckerman c.s.14 uitvoert. Het dictum van deze motie luidt: «verzoekt de regering, recht te doen aan
                  het Verdrag van Malta en samen met archeologen en vrijwilligers te onderzoeken hoe
                  en met voorstellen te komen om een breder publiek te betrekken bij de archeologie
                  en voorts te onderzoeken of de oprichting van een publieksfonds daarbij wenselijk
                  is».
               
De leden van de SP-fractie begrijpen dat een demissionair kabinet het Verdrag van
                  Faro niet kan implementeren maar vragen aandacht voor het feit dat wetgeving die nu
                  of in de nabije toekomst wordt ingevoerd latere ratificatie en implementatie van het
                  verdrag wel kan bemoeilijken. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de Omgevingswet.
               
Planning evaluatie Erfgoedwet archeologie
De leden van de SP-fractie constateren dat er enige vertraging is opgetreden bij de
                  evaluatie van de Erfgoedwet. De leden horen graag of en hoe het kabinet de motie van
                  het lid Beckerman c.s.15 uitvoert. Deze motie verzocht het kabinet onder andere de Erfgoedwet met de sector
                  en betrokkenen breed te evalueren. Toch bereiken deze leden berichten dat groepen
                  uit het werkveld zich minder betrokken voelen. De leden horen graag of en hoe iedereen
                  die dit wil bij kan dragen aan de evaluatie.
               
Overig
De leden van de SP-fractie maken zich grote zorgen over de sloop van historische interieurs.
                  Zo zijn er in de Groningse Schilderswijk herenhuizen die van buiten tot beschermd
                  stadsgezicht zijn verklaard, maar van binnen niet. Omdat aan appartementen en studio’s
                  meer valt te verdienen dan aan studentenkamers worden aan de lopende band historische
                  interieurs gesloopt. De leden zijn van mening dat de originele elementen, zoals handgemaakt
                  houtsnijwerk, marmeren schouwen, sierlijsten, paneeldeuren, inbouwkasten, rijk versierde
                  stucplafonds, ornamenten en glas-in-lood ramen, een beschermde status moeten (kunnen)
                  krijgen.
               
De leden van de SP-fractie stelden hier in december 2020 schriftelijke vragen over
                  die vorige week zijn beantwoord16. De leden constateren dat het kabinet erg lang de tijd heeft genomen voor de beantwoording
                  maar geen enkele concrete stap wil van zetten om historische interieurs beter te beschermen.
               
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat het verminken van historische panden
                  nu beloond wordt doordat de verhuurders hogere huren ontvangen waaraan het kabinet
                  meebetaalt via de huurtoeslag. Voor de verhuur van onzelfstandige studentenkamers
                  met historische elementen is geen huurtoeslag mogelijk. De leden willen het kabinet
                  daarom opnieuw verzoeken om de sloop van deze interieurs niet te belonen en stappen
                  te zetten om te zorgen dat ze beter beschermd kunnen worden, bijvoorbeeld door procedures
                  te vereenvoudigen, zodat historische interieurs een monumentenstatus kunnen krijgen.
               
Inbreng van de leden van de BIJ1-fractie
Wijziging beoordelingskader restitutiebeleid cultuurgoederen Tweede Wereldoorlog
De leden van de BIJ1-fractie zijn verheugd te lezen dat de Minister in het restitutiebeleid
                  een nieuw en rechtvaardiger beoordelingskader voorstelt. De strijd voor rechtsherstel
                  is een strijd waarvan de leden zien dat deze door vele gemeenschappen wordt gevoerd
                  en waarin wij onszelf solidair beschouwen met een ieder die ervoor strijdt. De leden
                  zien echter nog altijd enkele obstakels op de weg naar rechtsherstel voor de Joodse
                  gemeenschap als het diefstal van Joodse cultuurgoederen door het naziregime betreft.
               
Het nieuwe beoordelingskader
De leden van de BIJ1-fractie vragen in hoeverre, volgens de Minister, het oordeel
                  van de commissie over restitutie onredelijk zal worden tegengewerkt als bijvoorbeeld
                  musea – wier collecties aan de restitutiecommissie zullen worden voorgelegd, zoals
                  stedelijke musea – het principe van de goede trouw zullen inroepen, eer op basis van
                  het nieuwe beoordelingskader aannemelijk wordt dat de commissie tot restitutie zal
                  besluiten.
               
De leden zijn van mening dat het principe van goede trouw niet zou moeten uitmaken
                  in zaken van rechtsherstel en willen de Minister vragen nog eens te reflecteren op
                  de mogelijkheid van bezitters om zich hierop te beroepen. Wat de leden betreft, dient
                  er hierin enige herbezinning plaats te vinden op het vraagstuk of enerzijds rechtsherstel
                  of anderzijds individueel eigendomsrecht in deze gevallen prevaleert.
               
Vastlegging en toepassing van het beoordelingskader
De leden van de BIJ1-fractie vragen of er in de wet een mogelijkheid is om verjaring
                  buiten toepassing te verklaren als het gaat om misdaden tegen de menselijkheid. Dit
                  met oog op het feit dat particuliere eigenaren van geroofde cultuurgoederen, ondanks
                  het feit dat de cultuurgoederen in hun bezit voldoen aan de criteria voor restitutie,
                  door middel van het argument van verjaring rechtsherstel kunnen tegenwerken bij de
                  rechter.
               
De leden van de BIJ1-fractie kijken ook graag in bredere zin naar restitutiebeleid,
                  los van het terechte restitutiebeleid voor geroofde cultuurgoederen van Joden tijdens
                  of na de oorlog, en vragen of de Minister tevens voornemens is restitutiebeleid op
                  te zetten voor geroofde cultuurgoederen uit voormalige koloniën en uit de andere landen
                  en openbare lichamen binnen het Koninkrijk.
               
Rapportage Verdrag van Faro: Erfgoed van en met iedereen
De leden van de BIJ1-fractie zijn positief gestemd over een toekomstige ratificatie
                  van het Verdrag van Faro. De leden zijn ook verheugd te lezen dat de Minister van
                  Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de verbindende kracht en de niet te onderschatten
                  waarde van erfgoed onderschrijft, juist in een tijd waarin verschillende Nederlandse
                  gemeenschappen zich in toenemende mate kritisch uitlaten over de beperkte visie op
                  erfgoed van de regering. Uit een aanhoudend eenduidig nationaal historisch narratief
                  blijkt immers nog altijd onduidelijkheid over wiens erfgoed de regering spreekt en
                  wat exact tot erfgoed wordt gerekend.
               
De leden van de BIJ1-fractie stemmen in met de constatering dat samenwerking tussen
                  alle actoren cruciaal is, met name de burgerinitiatieven. In dit licht vragen de leden
                  in hoeverre de Minister in overweging heeft genomen dat veel organisaties die voortkomen
                  uit burgerinitiatieven en burgerinitiatieven zelf (zoals The Black Archives, Dekolonisatie
                  Netwerk voormalig Nederlands-Indië, het kunstcollectief Helden van Nooit en De Grauwe
                  Eeuw) aandacht vragen en eisen voor het dekoloniseren van erfgoed? Welke stappen onderneemt
                  het kabinet om dat te bewerkstelligen? Of zijn dit niet het soort burgerinitiatieven
                  dat de Minister voor ogen heeft, en mocht dit zo zijn, waarom is dit het geval, zo
                  vragen de leden.
               
De leden van de BIJ1-fractie zijn bovendien enorm teleurgesteld in het gebrek van
                  erkenning namens het kabinet betreffende het feit dat de aanwezigheid van verschillende
                  soorten erfgoed – zoals de publieke standbeelden van koloniale terreurmisdadigers
                  of straatnamen vernoemd naar koloniale terreurmisdadigers – in de publieke ruimte
                  juist een uitsluitende werking hebben, en daarmee in strijd zijn met de doelstellingen
                  van het Verdrag van Faro.
               
De leden van de BIJ1-fractie vragen derhalve of de Minister kan toezeggen dat uitingsvormen
                  van Nederlands erfgoed waarin koloniale terreurmisdadigers worden verheerlijkt uit
                  de publieke ruimtes worden verwijderd, en een plek krijgen in een Nationaal Slavernij
                  Museum. De leden constateren namelijk dat een dergelijk museum de volledige en historisch
                  juiste context kan bieden wanneer het cultuurgoederen en erfgoedstukken betreft die
                  afkomstig zijn uit en verband houden met het koloniale verleden van Nederland.
               
Verdrag van Faro
De leden van de BIJ1-fractie onderschrijven eveneens dat het een ieders recht is om
                  betrokken te zijn bij erfgoed en daar een eigen betekenis aan te geven. Overwegende
                  dat heden ten dage musea de meest toegankelijke manier vormen voor burgers om betrokken
                  te zijn bij erfgoed, vragen de leden graag nogmaals aandacht voor de gedwongen samenkomst
                  dat het Nationaal Museum voor Wereld Cultuur is. Sinds de bezuinigingsronde van het
                  kabinet Rutte I bestaat het Nationaal Museum voor Wereld Cultuur uit het Tropenmuseum,
                  het Afrika Museum, het Volkenkunde Museum en het Wereldmuseum.
               
De leden van de BIJ1-fractie vragen of de Minister het eens is dat die gedwongen samenkomst
                  een structureel financieel tekort signaleert als het gaat om de bescherming van erfgoedwaardering
                  van niet-Westerse culturen in Nederland. Zo ja, hoe gaat het Minister dit tekort wegwerken?
                  Zo nee, wat is volgens haar een acceptabel structureel financieringsbedrag voor een
                  erfgoedinstelling, zo vragen de leden.
               
De leden van de BIJ1-fractie waarderen het principe dat erfgoed van en voor iedereen
                  is en dat het kan bijdragen aan een inclusieve maatschappij. De leden vragen in dat
                  opzicht of de demissionair Minister zich zal inzetten om de komst van een Nationaal
                  (Slavernij) Museum sterker te faciliteren, zodat Nederland een plek krijgt waar de
                  volledige en historisch juiste context geboden kan worden wanneer het cultuurgoederen
                  en erfgoedstukken betreft die afkomstig zijn uit en verband houden met het koloniale
                  verleden van Nederland.
               
Ook hopen de leden van de BIJ1-fractie dat de Minister zal toezeggen dat zij zich,
                  in de geest van Faro, zal inspannen voor het opzetten van dependances van een dergelijk
                  (Slavernij) Museum in Caribisch Nederland, zodat iedere burger binnen het Koninkrijk
                  hun recht kan genieten om te betrokken te zijn bij erfgoed. Kan de Minister eveneens
                  toezeggen dat dit geen controversieel onderwerp is en men nu al met de regeringen
                  en eilandsraden geld opzij zet voor deze Koninkrijksbrede samenwerkingen, zo vragen
                  de leden.
               
De leden van de BIJ1-fractie zijn nog altijd verontwaardigd over het feit dat, na
                  de bezuiniging op het Nationaal Instituut voor Nederlands slavernijverleden en erfenis,
                  de financiering van de herdenking van de afschaffing van de slavernij werd gedeponeerd
                  bij het Mondriaan Fonds die het elk jaar weer moeten goedkeuren.
               
De leden van de BIJ1-fractie vragen of de Minister het eens is met het feit dat dat
                  een schofferende paternalistische houding is richting de partij die de herdenking
                  en viering elk jaar organiseert. Zo ja, wat gaat de Minister doen om dit onrecht te
                  herstellen? Zo nee, hoe verklaart de Minister dat andere nationale herdenkingen niet
                  onderhevig zijn aan zulke financieringsregimes, zo vragen de leden.
               
De leden van de BIJ1-fractie geloven eveneens in de meerwaarde van erfgoed voor een
                  inclusieve maatschappij, maar vinden het daarbij belangrijk om te benadrukken dat
                  de voorwaarde voor actief burgerschap en inclusiviteit een expliciete erkenning en
                  excuus vereisen voor het Nederlandse koloniale verleden. In dat licht vragen de leden
                  hoe de Minister exact van plan is om Nederlands erfgoed als middel in te zetten om
                  te bouwen aan een inclusieve maatschappij? En kan de Minister daarin ook specifiek
                  ingaan op het onderhouden, voeden en faciliteren van erfgoed(participatie) in de onafhankelijke
                  landen en de openbare lichamen binnen het Koninkrijk, zo vragen de leden.
               
Programma Faro
De leden van de BIJ1-fractie zijn verheugd om te lezen dat het verdrag een katalysator
                  en steun in de rug kan zijn voor een eigentijdse erfgoedzorg en participatiebeleid,
                  waarin nieuwe groepen worden betrokken bij erfgoed en erfgoedgemeenschappen een belangrijke
                  rol vervullen.
               
De leden van de BIJ1-fractie zijn vooral benieuwd naar de groepen en erfgoedgemeenschappen
                  die de Minister voorziet te betrekken, en op welke manieren zij van plan is om deze
                  groepen te betrekken. Kan de Minister bijvoorbeeld toezeggen dat gemeenschappen met
                  wortels in voormalige koloniën van Nederland aan tafel worden uitgenodigd en medezeggenschap
                  krijgen in de (inrichting van) besluitvormingsprocessen en agenda bepalingen, zo vragen
                  de leden.
               
De leden van de BIJ1-fractie vinden het teleurstellend dat er niet expliciet aandacht
                  wordt geschonken aan de burgerparticipatie en erfgoedonderzoek buiten Europees Nederland.
                  De leden hopen dat de Minister kan verhelderen of zij het eens is met het feit dat
                  alle instellingen die met erfgoedonderzoek bezig zijn in het Nederlands Koninkrijk
                  toegang moeten hebben tot beschikbare fondsen voor de voortzetting van hun werk.
               
Voorts vragen de leden van de BIJ1-fractie of de Minister op de hoogte is van de situaties
                  van The St. Maarten Archaeological Center en het National Archeological Anthropological
                  Memory Management op Curaçao. En is de Minister op de hoogte van de impact van het
                  handelen van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op
                  hun voortbestaan? Kan de Minister garanderen dat het stopzetten van de liquiditeitssteun
                  en het opzetten van de COHO17 het waarborgen van erfgoed op de eilanden niet in de weg zal staan, zo vragen de
                  leden.
               
Samenhangend nemen de leden van de BIJ1-fractie waar dat er een herwaardering nodig
                  is van de ruimte die verhalen uit, afkomstig van of anderszins verband houden met
                  Caribisch Nederland verdienen. Tevens hopen de leden dat de Minister kan toezeggen
                  dat die herwaardering in samenspraak met maatschappelijke organisaties binnen het
                  gehele Koninkrijk plaats zal vinden.
               
De leden lezen dat de Minister in haar brief noemt dat eigentijdse erfgoedzorg en
                  participatiebeleid met betrekking tot nieuwe groepen en erfgoedgemeenschappen in de
                  praktijk nog maar in opbouw is en zowel stimulans als ondersteuning behoeft op nationaal,
                  regionaal en lokaal niveau. De leden vragen wat het kabinet van plan is te doen om
                  dergelijke ondersteuning vanuit het Rijk te bieden, met wie zij dat mede bepalen en
                  voor wie die ondersteuning specifiek bedoeld is.
               
Aansluiting bij beleid
De leden van de BIJ1-fractie lezen dat de Minister schrijft dat de uitgangspunten
                  van het verdrag nauw aansluiten bij het door haar gevoerde beleid onder het motto:
                  Cultuur van en voor iedereen. Zij haalt daarbij programma’s aan die als doel hebben
                  om gelijke kansen voor actieve cultuurdeelname voor verschillende groepen zoveel mogelijk
                  te bevorderen; om erfgoed te verweven met cultuuronderwijs; om erfgoed als middel
                  in te zetten voor dialoog en meerstemmigheid zoals bij «beladen» erfgoed; en om, in
                  samenwerking met gemeenschappen, het immaterieel erfgoed van tradities, gewoonten
                  en sociale praktijken levend te houden.
               
De leden van de BIJ1-fractie vragen echter of de Minister bewust is van het feit dat
                  dergelijke doelstellingen alsook «het ondersteunen van burgerinitiatieven, het inzetten
                  van de sociale waarde van erfgoed (...) als een overbrugging van de kloof tussen gemeenschappen,
                  erfgoedorganisaties en overheden» als voorwaarde kennen dat zowel de materiële als
                  het immateriële uitingsvormen van het Nederlandse koloniale verleden worden opgenomen
                  in de representatie, tentoonstelling en uiting van Nederlands erfgoed, zo vragen de
                  leden.
               
De leden van de BIJ1-fractie constateren in die zin ook dat het gedachtegoed van vrijheidsstrijders
                  ten tijde van het Nederlandse koloniale verleden weinig tot niet tot Nederlands erfgoed
                  wordt gerekend, en vragen of de Minister het eens is met het feit dat hier verandering
                  in moet komen.
               
Aansluitend vinden de leden van de BIJ1-fractie het zorgelijk dat er een gebrek is
                  aan structurele aandacht en structurele financiering van onderzoek naar dit onderbelichte
                  deel van de Nederlandse geschiedenis. De leden vragen daarom in hoeverre de Minister
                  ervoor zorgt dat dergelijke structurele aandacht en structurele financiering van onderzoek
                  wel gecreëerd worden.
               
Uitvoeringsagenda
De leden van de BIJ1-fractie zijn het grondig eens met de Minister wanneer zij stelt
                  dat een optimale invoering van het Verdrag van Faro meer activiteiten behoeft dan
                  momenteel deel zijn van het beleid.
               
Op basis van de gegeven uitvoeringsagenda vragen de leden van de BIJ1-fractie of de
                  Minister kan toezeggen dat gemeenschappen en erfgoedinstellingen de benodigde ondersteuning
                  en begeleiding krijgen bij het aanvragen van subsidie van het Fonds voor Cultuurparticipatie.
               
Ook vragen de leden van de BIJ1-fractie wat voor trainingen en opleidingen (erfgoed)professionals
                  toekomen in hun veranderende rol als verbinder tussen gemeenschappen, erfgoedinstellingen
                  en overheden, zodat zij beter erfgoedparticipatie kunnen faciliteren.
               
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
               
          Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
