Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 836 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar 2021–2022 in verband met COVID-19
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 27 mei 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder
het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen
zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid.
Inhoudsopgave
I
ALGEMEEN
1
1.
Inleiding
2
2.
Tijdelijke afwijkende regeling voor inschrijving en toelating
2
2.1
Aanleiding en doel
3
2.2
Groepen studenten waarop het voorstel betrekking heeft
3
3.
Halvering volledig wettelijk collegegeld, lesgeld en cursusgeld en correctie hoogte
collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet
4
3.1
Halvering volledig wettelijk collegegeld
5
4.
Extra reisvoorziening
6
5.
Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)
6
5.1
Gendergelijkheid
6
6.
Advies (en consultatie)
6
I ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de wet Wijziging
van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet studiefinanciering
2000 betreffende tijdelijke voorziening voor het studiejaar 2021–2022 in verband met
COVID-19 en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel betreffende
de Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de
Wet studiefinanciering 2000 betreffende tijdelijke voorzieningen voor het studiejaar
2021–2022 in verband met COVID-19. Deze leden waarderen de maatregelen die de regering
voor studenten en het vervolgonderwijs treft. Zij wensen de regering enkele vragen
te stellen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden steunen de maatregelen die genomen worden en onderschrijven
het belang om deze maatregelen met spoed te treffen. Tevens hebben deze leden nog
enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie danken de regering voor het snelle handelen op dit wetsvoorstel.
Zij hebben nog een paar zorgen en bezwaren die zij uiteenzetten.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wetswijziging.
Zij hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
1. Inleiding
De leden van de CDA-fractie vragen wat momenteel de prognoses zijn voor hoeveel studievertraging
studenten in het mbo1, hbo2 en wo3 eind van dit collegejaar hebben opgelopen. Zijn instellingen voornemens om meer opleidingen
in februari te laten starten vanwege de te verwachte aanzienlijke studievertraging
(oplopend tot zo’n zes maanden)?
De leden vragen voorts wat de reden is dat het instellingscollegegeld wel verlaagd
wordt en het collegegeld van niet-bekostigde instellingen niet, terwijl in beide gevallen
de overheid geen rol heeft als het aankomt op de bekostiging. Hoeveel studenten vallen
onder het instellingscollegegeld en hoeveel studenten volgen een niet-bekostigde ad4, bachelor of masteropleiding?
Tevens vragen de leden welke groepen studenten geen profijt hebben van de extra reisvoorziening.
De leden vragen ook in hoeverre er flankerend onderzoek plaatsvindt om te bezien of
de tijdelijke maatregelen die nu genomen worden, bijvoorbeeld rondom de toelating
en de harde/zachte knip tussen de bachelor en master, structureel van toegevoegde
waarde kunnen zijn voor ons stelsel.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de memorie van toelichting de last
benoemt die studenten ondervinden van de coronacrisis. Vanuit een diepgevoelde verantwoordelijkheid
is door het kabinet het Nationaal Programma Onderwijs opgezet, met onder andere als
doel om studenten te helpen hun gaven en talenten tot bloei te brengen, ondanks de
coronacrisis en de gevolgen daarvan voor het onderwijs.
2. Tijdelijke afwijkende regeling voor inschrijving en toelating
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering een tijdelijke afwijking van
de regels voor inschrijving en toelating mogelijk maakt om de doorstroming van studenten
zoveel mogelijk te bevorderen. Zij vragen de regering of bekend is hoeveel studenten
het afgelopen studiejaar door de zogenoemde «zachte knip» zonder studievertraging
konden doorstuderen. Tevens vragen de voorgenoemde leden of de regering onderzoek
doet naar wat we van de tijdelijke zachte knip over de harde knip als inrichtingsprincipe
kunnen leren. Zij bevelen aan de ervaring en resultaten van deze groep studenten goed
te volgen ten aanzien van het effect op doorstromen en studies.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering bevordert dat het wetsvoorstel
er niet toe leidt dat door de extra rechten juist meer studievertraging optreedt.
Het feit dat studenten aanspraak maken op inschrijving op grond van dit wetsvoorstel
vanwege corona betekent niet altijd dat het ook verstandig is tot inschrijving bij
de vervolgopleiding over te gaan. Hoe kan voorkomen worden dat studenten doorstromen
over wie op voorhand grote twijfels bestaan over het daadwerkelijk kunnen inlopen
van de achterstanden, zo vragen zij.
2.1 Aanleiding en doel
De leden van de VVD-fractie lezen dat de huidige situatie vergelijkbaar is met de
situatie 2020–2021. Deze groep studenten heeft de gelegenheid gekregen om gedurende
het studiejaar 2020–2021 het onderwijs van de vervolgopleiding al te volgen, terwijl
tegelijkertijd alsnog de vooropleiding diende te worden afgerond. Wat is de ervaring
met de studiedruk voor deze groep studenten, aangezien ze voor langere tijd twee opleidingen
tegelijk moesten combineren? Wat waren de ervaringen van de instellingen, die te maken
kregen met een groep studenten die formeel nog niet gekwalificeerd waren om aan de
desbetreffende opleiding te starten? Staan de instellingen positief tegenover het
besluit om dit ook voor het studiejaar 2021–2022 mogelijk te maken?
De leden lezen dat enkele duizenden studenten in het studiejaar 2020–2021 gebruik
hebben gemaakt van de voornoemde mogelijkheid. Wat is «enkele duizenden studenten»?
Tegelijkertijd lezen de leden dat de grootste groep studenten hierin studenten waren
die doorstroomden van de bacheloropleiding naar de masteropleiding. Hoeveel van deze
studenten hebben uiteindelijk een bacheloropleiding gehaald binnen de gestelde termijn?
Daarnaast lezen de leden dat ongeveer 30 procent van de studenten die doorstroomde
van mbo naar hbo niet binnen de gestelde termijn een diploma haalde, hoeveel studenten
hebben dus vroegtijdig moeten stoppen met hun hbo-opleiding? Wat zijn deze studenten
uiteindelijk gaan doen?
Daarnaast lezen de leden dat de regering van mening is dat de groep extra uitval «beperkt»
is gebleven. Op welke manier wordt deze groep uitvallers ondersteund, zodat zij alsnog
het onderwijs kunnen volgen dat ze nodig hebben of een baan weten te vinden, zo vragen
zij.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering hoe het criterium van vertraging wegens
corona moet worden geïnterpreteerd. Deze leden lezen als voorbeeld dat bepaalde praktijkonderdelen
niet konden worden gevolgd, maar zij constateren dat ook op indirecte wijze vertraging
kan ontstaan, bijvoorbeeld doordat studenten thuis extra zorgtaken hebben moeten uitvoeren
in verband met corona. Beoogt de regering een ruime uitleg en zo ja, hoe wordt gewaarborgd
dat studenten bij verschillende instellingen een vergelijkbare aanspraak kunnen maken,
zo vragen zij.
2.2 Groepen studenten waarop het voorstel betrekking heeft
De leden van de VVD-fractie lezen dat met dit wetsvoorstel ook voor het studiejaar
2021–2022 de mogelijkheid gecreëerd wordt voor instellingen om studenten die ten gevolge
van COVID-19 nog niet aan alle vooropleidings- of toelatingseisen hebben kunnen voldoen,
in te schrijven. Is dit een toelatingsverplichting voor instellingen of behouden zij
het recht om studenten te weigeren, indien ze nog niet aan alle vooropleidings- of
toelatingseisen voldoen, zo vragen de leden.
De leden lezen dat internationale studenten toelaatbaar zijn tot het hbo of wo zonder
diploma indien zij ook in eigen land zonder diploma toegelaten zouden worden tot het
hoger onderwijs. Over welke landen hebben we het dan precies? Wat betekent dit voor
Nederlandse studenten die in het buitenland willen studeren, komen zij ook in aanmerking
tot toelating of hanteren deze landen wel de eis van een diploma? Is het juridisch
mogelijk om de eis tot diploma wel te behouden voor internationale studenten (EER5-studenten of niet-EER studenten, of één van de twee groepen), aangezien de impact
voor hen een stuk groter is wanneer blijkt dat zij binnen de gestelde termijnen niet
alsnog beschikken over een vooropleidingsdiploma, zo vragen de leden.
De leden lezen dat er sprake is van een hardheidsclausule als het gaat om studenten
die niet binnen de gestelde termijn alsnog aan de eisen voldoen. Kan de regering een
aantal voorbeelden geven wanneer een individuele student buiten zijn of haar schuld
niet alsnog aan de gestelde termijn kan voldoen, zo vragen de leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in het wetsvoorstel niets over studenten
die in studiejaar 2020/2021 een studie beginnen en succesvol afronden. Deze leden
vragen naar de reden van het ontbreken van deze groep. Zij merken op dat in de memorie
van toelichting beschreven wordt dat het goed is dat studenten compensatie kunnen
genieten omdat zij weinig tot geen fysiek onderwijs hebben genoten, het lastig was
om een stage te vinden en studenten het financieel zwaar hebben door het verlies van
hun bijbaan. De leden vragen de regering of op basis van deze redenen er ook gezocht
moet worden naar een compensatieregeling voor de eenjarige studenten. De leden horen
graag wat de redenen zijn om deze groep wel of niet te compenseren en of er met de
voorliggende wetswijziging een mogelijkheid is om een regeling voor deze groep te
bewerkstelligen. Tevens vragen deze leden of de regering het wenselijk vindt om deze
groep studenten tegemoet te komen.
De leden van de SGP-fractie vragen een nadere toelichting op de opmerking dat internationale
studenten toegang hebben tot de bacheloropleiding indien zij in eigen land ook zonder
diploma toegelaten zouden worden. Betekent dit dat deze studenten toegang krijgen
indien in hun land ook een coulanceregeling geldt? Hoe kan in een dergelijke situatie
dan bepaald worden of zij op basis van die regeling in eigen land toegelaten zouden
zijn, aangezien zij zich niet bij een instelling in eigen land melden, zo vragen de
genoemde leden.
3. Halvering volledig wettelijk collegegeld, lesgeld en cursusgeld en correctie hoogte
collegegeldkrediet en levenlanglerenkrediet
De leden van de D66-fractie waarderen de halvering van het wettelijk collegegeld,
lesgeld en cursusgeld. Zij vragen de strekking van een passage uit de memorie van
toelichting te verduidelijken. Het betreft de passage «Hoewel het aan de instellingen
is om voor studiejaar 2021–2022 de hoogte van het instellingscollegegeld vast te stellen,
gaat de regering er daarbij van uit dat instellingen de volledige compensatie voor
gederfde instellingscollegegeldinkomsten doorberekenen in de vaststelling van de collegegeldtarieven.
Hierover worden gesprekken gevoerd met de VH en de VSNU» onder paragraaf 3.2., ad
3. Wordt van de instellingen verwacht dat zij het instellingscollegegeldtarief van
niet-EER studenten ook verlagen, zo vragen zij.
De leden van de PvdA-fractie zijn opgelucht dat studenten gedeeltelijk gecompenseerd
zullen worden voor het ontbreken van fysieke les gedurende de coronacrisis en mogelijke
studievertraging. Echter, zij willen de regering nogmaals vragen waarom het voor lief
wordt genomen dat de groep reeds afgestudeerde bachelorstudenten die (nog) niet doorstudeert
met deze regeling buiten de boot valt. Ziet de regering in dat deze studenten een
volwaardige studie hebben afgerond, dezelfde nadelen hebben ondervonden van het digitale
onderwijs en het daarmee niet eerlijk is dat zij als enige geen compensatie ontvangen?
Kan de regering tevens ingaan op de compensatie voor afstudeerders, namelijk 535 euro,
terwijl ook zij wel degelijk de gehele coronaperiode last hebben ondervonden van het
vervangend onderwijs en wellicht ook vertraging hebben opgelopen, maar toch slechts
bijna de helft van het bedrag aan compensatie krijgen als de studenten die komend
jaar hun collegegeld gehalveerd zien? Kan de regering toelichten waarom deze groep
anders wordt behandeld dan zij die nog doorstuderen, zo vragen zij.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering alle studenten die vertraging
hebben opgelopen, wil compenseren door halvering van het collegegeld. In dat licht
vinden zij het niet meteen voor de hand liggend om studenten te compenseren door halvering
van het collegegeld voor het komende studiejaar, terwijl de kans aanmerkelijk is dat
dat collegejaar weer voor een belangrijk deel zonder coronabeperkingen gevolgd kan
worden. Deze leden vragen waarom het niet veel eenvoudiger en logischer is om voor
alle studenten die in het afgelopen collegejaar ingeschreven stonden het voorgestelde
bedrag door DUO6 in mindering te laten brengen op de studieschuld dan wel, indien zij geen schuld
hebben, het bedrag uit te laten keren. Op deze wijze wordt daadwerkelijk gecompenseerd
voor vertraging en worden de instellingen niet belast met het aanpassen van het collegegeld.
3.1 Halvering volledig wettelijk collegegeld
De leden van de VVD-fractie lezen dat het volledig wettelijk collegegeld voor eerstejaarsstudenten
twee keer wordt gehalveerd. Hoe verhoudt zich deze halvering met eerdere uitspraken
van de Minister, tijdens het notaoverleg «Nationaal Programma Onderwijs: steunprogramma
voor herstel en perspectief» van 25 februari 2021, waarin hij zei: «We hebben nu de
eerstejaars in het hoger onderwijs uitgezonderd, omdat ik goede hoop heb dat we volgend
jaar gewoon weer een nagenoeg vol studiejaar kunnen hebben, met veel minder beperkingen
dan nu. Dan zou de rationale achter die redenering dus ook wegvallen. Eerstejaarsstudenten
vallen nu dus niet onder die maatregelen»7? Waarom is de regering teruggekomen op deze uitspraak? Als de oorzaak is dat de systemen
van DUO dit onderscheid niet zouden kunnen maken, ziet de regering hier dan urgentie
in om aan de slag te gaan met deze systemen? Zo ja, op welke manier? Niet zozeer om
eerstejaars nu uit te zonderen van deze halvering, maar wel dat beleidskeuzes niet
afhankelijk horen te zijn over wat het systeem wel of niet aan kan, zo merken de leden
op.
4. Extra reisvoorziening
De leden van de VVD-fractie lezen dat als gevolg van de uitbraak van COVID-19 studenten
sinds maart 2020 weinig gebruik hebben kunnen maken van hun reisvoorziening. Op welke
manier heeft het Ministerie van OCW8 hier contact over met de NS en een lagere prijs uit onderhandeld, zo vragen de leden.
De leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen over de extra reisvoorziening
naar aanleiding van signalen dat sommige studenten niet de beloofde twaalf extra maanden
krijgen maar slechts negen. Kan de regering toelichten waarom studenten wiens reisproduct
eerder dit collegejaar was verlopen en daarom hun studentenreisproduct hebben stopgezet
nu minder maanden compensatie krijgen omdat deze maanden niet met terugwerkende kracht
worden toegevoegd? Deelt de regering met deze leden de mening dat het straffen van
studenten die naar behoren hun studentenreisproduct hebben stopgezet nu minder compensatie
ontvangen dan studenten die hun studentenreisproduct wel hebben laten doorlopen, zeker
wanneer zelfs de OV9-boete komt te vervallen voor het onrechtmatig laten doorlopen? Is de regering bereid
hier nogmaals naar te kijken om oneerlijke situaties te repareren, zo vragen de genoemde
leden.
5. Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)
5.1 Gendergelijkheid
De leden van de VVD-fractie vragen wat de toevoeging is van de paragraaf inzake gendergelijkheid
in dit wetsvoorstel. Wordt er op basis van andere kenmerken wel onderscheid gemaakt?
Zo ja, op welke manier, zo vragen zij.
6. Advies (en consultatie)
De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de opmerkingen bij de consultatie
van de VSNU10 een aantal vragen.
De leden vragen hoe een student moet bewijzen dat er een verband is tussen de studievertraging
en COVID-19. Is het niet wenselijker als uitgangspunt te nemen dat studievertraging
is veroorzaakt door COVID-19?
Voorts vragen de leden wat de reactie van de regering is op de volgende opmerking
van de VSNU. Op pagina 7 staat: «Voor internationale bachelorstudenten die willen
instromen in een masteropleiding, geldt dat instellingen op grond van de WHW al de
mogelijkheid hebben deze studenten toe te laten indien zij in het bezit zijn van kennis,
inzicht en vaardigheden op het niveau van een graad bachelor». Probleem is echter
dat een internationale bachelorstudent zonder bachelordiploma door studievertraging
gerelateerd aan COVID-19 juist nog niet beschikt over de kennis, inzicht en vaardigheden
op het niveau van de graad bachelor. Wij voorzien hier problemen met de accountantscontrole
op de inschrijfbekostiging.
Tevens vragen de leden wat de reactie van de regering is op de volgende opmerking
van de VSNU. Memorie van toelichting: Algemeen: zachte knip vanuit buitenland wenselijk,
maar hoe is dit te controleren («Wat betreft de zachte instroom in onze bachelors;
die instroom was afgelopen jaar laag. Maar ons valt op dat voor EU studenten naar
onze bachelors geregeld wordt dat als ze in het thuisland op deze zachte wijze toegelaten
zouden zijn, wij het ook moeten doen. ik neem aan dat de bewijslast bij de aankomende
student ligt, maar kan de Nuffic hier ondersteunen? Hoe komt een student aan een verklaring
van een universiteit in eigen land zonder daar ingeschreven te staan? Voor de masters
lees ik geen van dergelijke bepalingen en ga ik er dus vanuit dat we de regeling kunnen
toepassen zoals we hebben gedaan voor buitenlandse studenten naar de master: nee vanwege
het grote afbraakrisico.»)
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.